| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Pierre Kemp, bevonden en gewogen; opstellen over zijn poëzie
Bij uitgeverij Dimensie, de stichting voor letterkundige en wetenschappelijke uitgaven te Leiden, verscheen een verzameling van zestien (en niet, zoals in de inleiding vreemd genoeg staat vermeld: vijftien) opstellen over de dichter Pierre Kemp, bijeengebracht door Pim de Vroomen. De literaire kritiek ten aanzien van deze dichter is, zo stelt De Vroomen in zijn inleiding, te verdelen in twee perioden: die van het interbellum en daarna. De in deze bloemlezing opgenomen bijdragen zijn alle genomen uit de tweede periode en van de hand van onder anderen Adriaan Morriën, Karel Meeuwesse (tweemaal), Karel Reijnders (driemaal), Harry G.M. Prick en Pim de Vroomen.
Na de artikelen volgen nog meer dan 90 pagina's, die het aanschaffen van dit boek alleen al aanbevelenswaard maken: Bijzondere aandacht is besteed aan de zakelijke gebruikswaarde van deze bundel. Dat betekent dat Harry M.G. Prick zijn bibliografie van geschriften van Pierre Kemp nog eens geheel bijwerkte naar de huidige stand van zaken, terwijl Pim de Vroomen een voorlopige lijst van geschriften over Pierre Kemp samenstelde die in deze vorm en omvang nog niet beschikbaar was. Eveneens met het oog op de gebruikswaarde is aan de opgenomen bijdragen een register van namen en titels toegevoegd, aldus De Vroomen in zijn ‘Ter inleiding’. Of er ooit nog een tweede verzameling zal komen met een selectie uit de kritieken uit de vooroorlogse periode, hangt, zo deelt de tekstbezorger mee, af van de reacties op de onderhavige uitgave.
De boekverzorging is goed, maar niet van dien aard dat er een rechtvaardiging in gevonden kan worden om de hele oplage van 750 exemplaren te nummeren; dat dient te zijn weggelegd voor echt mooie, bibliofiele uitgaven.
Pierre Kemp, bevonden en gewogen bevat ca. 300 pagina's, is uitgegeven bij Dimensie en is te bestellen bij Stichting Dimensie - Postbus 11227 - 2301 EE Leiden.
W.J.v.d.A.
| |
In dienst van de tekst: 17 interpretaties van poëzie
Het doel of het nevendoel van dit boek onder redactie van Camiel Hamans, Jan Luif en Ina Schermer staat niet vermeld op het frontispice, noch op de titelpagina, maar wordt uiteengezet in het voorwoord, dat in zijn beknoptheid tevens een goed inzicht verschaft in de aard van de verzameling hier bijeengebrachte poëzie-interpretaties: ‘Zeventien auteurs schrijven over een zelf gekozen gedicht. Sommigen beperken zich tot loutere interpretatie, anderen trekken uit die interpretatie conclusies: taalkundige, filologische, literaire of historische. Veel medewerkers aan deze bundel, maar niet alle, zijn neerlandicus. Onder de neerlandici zijn bovendien een groot aantal taalkundigen. Voor deze keuze bestond een goede reden, want wat deze auteurs gemeenschappelijk hebben, is een band met Wouter Voskuilen. Ze hebben hun bijdragen geschreven ter gelegenheid van zijn afscheid als medewerker taalkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam.’
| |
| |
Aangezien deze bundel voor modernisten belangrijk genoemd mag worden, volgt hier een overzicht van de inhoud: Achterberg: ‘Dryade’ (Frida Balk) / ‘Het daghet inden oosten’ (Ton Duinhoven) / Goethe: ‘Erlkönig’ (Els Elffers) Ischa Meijer: ‘Soms loop ik 's nachts...’ (Gerard Elshout) / Achterberg: ‘Zestien I-V’ (Camiel Hamans) / Jacob Hiegentlich: ‘Sonnet’ (Jaap Hoogteijling) / Wilfred Smit: ‘Afscheid’ (Frans van Houten) / Leo Vroman: ‘Schemering’ (Wim Klooster) / Wilfred Smit: ‘De sleutel’ (Jan Kuijper) / Feith: ‘Uren, dagen, maanden, jaren...’ (Arie Lambo) / Vasalis: ‘Herfst’ (Jan Luif) / Breytenbach: ‘Voorspraak’ (Truida Lijphart) Ida Gerhardt: ‘De profundis’ (Hans Maureau) / Judith Herzberg: ‘Kwarts glimmer veldspaat’ (Ina Schermer) / Kopland: ‘Als je mij dan eindelijk zou kennen’ (Henk Verkuyl) / Nijhoff: ‘Beelden’ (George Vis) / Anton Beuving: ‘Ketelbinkie’ (Willem Wilmink).
Dat Achterberg het onderwerp van twee artikelen is, hoeft niet te verwonderen; opmerkelijker is de aandacht in de vorm van twee bijdragen die er aan Wilfred Smit wordt gegeven: langzamerhand blijkt ook deze dichter de canon van de wetenschappelijke literatuurbeschouwing binnen te dringen en dat is meer dan terecht.
In dienst van de tekst verscheen bij uitgeverij Huis aan de Drie Grachten, is typografisch goed verzorgd en kost f29,50.
W.J.v.d.A.
| |
Wiel Kusters: Raad van alfabet
Onder de titel Raad van alfabet bundelt de dichter en criticus Wiel Kusters de 26 stukjes die hij eerder in de N.R.C. publiceerde. Bij iedere letter van het alfabet zocht Kusters een auteur, koos daarvan een gedicht en becommentarieerde dat vervolgens op de hem bekende wijze: lichtvoetig, essayistisch, vrij in het maken van associaties en het doen van suggesties (soms iets te vrijblijvend misschien), maar van voldoende kennis van zaken getuigend.
De keuze van de auteurs laat zich lezen als een persoonlijke voorkeur van de auteur en het is vermakelijk om hem te zien worstelen met sommige letters. Zo maakt hij bij de ‘I’ zelf een gedicht (‘Dit liedje heb ik geschreven, want zoek maar eens een dichter met een I’; Willem van Iependaal, Luc Indestege of Mark Insingel? Eerlijk toegegeven: ik heb in een encyclopedie gekeken.) en neemt hij bij de ‘X’ een anoniem gedicht op.
Het is een aardig boekje, dat de lezer evenwel niet in een keer moet uitlezen: iedere week een stukje, net zoals indertijd in de N.R.C., zal beter bevallen.
Raad van alfabet werd uitgegeven door Meulenhoff in de ‘Ceder Editie’; de prijs bedraagt f24,50.
W.J.v.d.A.
| |
Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de negentiende eeuw
- Wim Depoortere en Ada Deprez: De Vlaamsche school (1855-1901)
- Boudewijn de Leeuw en Ada Deprez: Dietsche warande (1888-1899)
De reeks ‘Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de negentiende eeuw’ breidt zich gestaag uit: onlangs verschenen het veertiende en vijftiende deel. Ada Deprez nam voor niet minder dan twaalf delen de gehele of gedeelde verantwoordelijkheid, ook voor de twee hier aangekondigde.
| |
| |
Deel veertien is gewijd aan het tijdschrift Dietsche warande uit de periode van 1888 tot 1899. Het blad was in 1955 te Amsterdam gesticht, en vormde een eenmansonderneming van Jozef Alberdingk Thijm. In 1886 wordt het hem te veel en kondigt hij aan dat de Dietsche warande ‘in krachtiger en jonger handen overgaat’, waarmee de ‘verhuizing’ van het tijdschrift van Nederland naar België is begonnen. In november 1887 verscheen een proefnummer, dat als januari-nummer van 1888 werd herdrukt en daarmee startte het blad zijn Belgisch bestaan.
Deel vijftien, uitgegeven in twee afzonderlijke banden, documenteert de geschiedenis van het - veel minder bekende - tijdschrift De Vlaamsche school dat van 1855 tot 1901 verscheen. De onbekendheid van het blad is, volgens de inleiders, niet terecht: ‘Een Vlaams tijdschrift dat haast een halve eeuw in leven bleef, was toen op zichzelf al uitzonderlijk, maar dat bovendien kosten noch moeite werden gespaard om een verzorgde, zelfs kunstzinnige uitgave te realiseren, dat maakt de zaak helemaal opmerkelijk. En toch zijn in de literatuurstudie de verwijzingen naar dit markante fenomeen met een lantaarn te zoeken. Het spreekt bijgevolg vanzelf dat deze summiere inleiding niet meer wil of kan zijn dan een eerste aanzet tot, naar wij hopen, verder onderzoek’, aldus de auteurs.
Beide uitgaven zijn opgezet volgens het stramien van de reeks: na een inleiding, volgt de bibliografie, die wordt besloten door een uitgebreid auteurs- en trefwoordenregister. (Helaas zijn de pagina's van het meest omvangrijke en belangrijke onderdeel ‘Bibliografie’ niet genummerd.)
De boeken zijn uitgegeven door en te bestellen bij het Cultureel documentatiecentrum van de Rijksuniversiteit te Gent en maken onderdeel uit van de serie ‘Bouwstoffen voor de geschiedenis van de Vlaamse literatuur in de negentiende eeuw’. Deel 14, over Dietsche warande, beslaat 231 pagina's en kost f31,-; deel 15, over De Vlaamsche school, beslaat 688 pagina's en kost f67,-.
Het adres van het Cultureel Documentatiecentrum is: Rozier 44, 9000 Gent.
W.J.v.d.A.
| |
Vondeliana in 1987
Even leek het erop dat er van een Vondelherdenking na 400 jaar weinig terecht zou komen, maar ziedaar, overal werden initiatieven genomen en zo is er een onverwacht rijke oogst aan feestelijkheden en ook publicaties geweest. Om die laatste gaat het hier.
Beginnen we bij heel fundamenteel voorwerk. Twee universiteitsbibliotheken hebben hun Vondelbezit dit jaar doen catalogiseren, de UB Nijmegen en de UB Amsterdam. De laatste bezit, zo wordt op p. xxv trots gemeld, de grootste Vondelcollectie ter wereld, 900 nummers die zo'n 3000 exemplaren omvatten. De catalogus is tot stand gebracht door A.C. Schuytvlot, terwijl prof. dr. Johan Gerritsen er een zeer leerzame inleiding bij geschreven heeft. De catalogus is in rubrieken ingedeeld (Verzamelde werken, hekeldichten, gelegenheidsgedichten etc.) en is met uitgebreide registers toegankelijk gemaakt. Toegevoegd is voorts een concordantie met de nummers Ungers Vondelbibliografie. Als methode om verschillende edities te onderscheiden, is de zogeheten fingerprint opgegeven. De catalogisant meldt daarbij: ‘Voorzover mij is bekend, is dit de eerste gedrukte bibliotheekcatalogus waarin de fingerprint staat afgedrukt’. Ik heb niet uitgezocht of de Amsterdamse catalogus eerder is verschenen dan de Nijmeegse, maar in elk geval kan vastgesteld
| |
| |
worden dat ook in het Nijmeegse boek de ‘vingerafdruk’ gegeven is. Robert Arpots tekende voor die catalogus, waarbij hij samen heeft gewerkt met Geert Dibbets, Wim Hüsken en Bert Salemans. Met 273 nummers is de Vondelcollectie uit Nijmegen maar een klein zusje van die van Amsterdam maar ook hier kan de onderzoeker, geholpen door registers en met de Ungernummers veel van zijn gading vinden.
Behalve de catalogus is er nog een tweede Nijmeegse Vondeluitgave, Vijf Nijmeegse hoogleraren en Vondel, geschreven door Geert Dibbets en Wim Hüsken. Hierin worden korte schetsen gegeven van de Vondelarbeid van de heren Van Ginneken (‘Zou het niet mogelijk zijn, onze katholieke atelier-meisjes o.a. door ze de dansreien van Vondel's tragedies te laten uitvoeren, voor God en de wereld te redden?’), Molkenboer, Brom, Michels, en Asselbergs.
Van Nijmegen naar Keulen. Daar werkt als onvermoeibaar promotor van de Nederlandse literatuur en cultuur professor dr. H.W.J. Vekeman. Hij organiseerde voor Vondel een kleine tentoonstelling en als blijvende herinnering daaraan kwam een boekje uit onder de titel Muss sehnend ich doch schaun nach Köln, der Vaterstadt, die mich geboren. Het bevat behalve een inleidend essay van Vekeman (waarin o.a. enkele Duitse vertalingen van gedichten van Vondel) de catalogus die verzorgd is door Barbara Hollenbenders-Schmitter. In de tweede plaats bracht Vekeman ook een opstellenbundel tot stand Jetzt kehr ich an den Rhein, geredigeerd door hemzelf en H. van Uffelen. Door zestien auteurs zijn studies bijgedragen die een breed veld van kunst-, literatuur- en cultuurgeschiedenis bestrijken.
In Den Haag was de min of meer officiële herdenking gekoppeld aan de opening van de grote Vondeltentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek. Een echte catalogus is van die expositie niet verschenen maar wel is een bijbehorend boekje uitgebracht, rijk-geïllustreerd met alweer een hele reeks opstellen, waaronder de toespraken die door A.W. Willemsen, Watze Tiesema, Kees Fens en Marijke Spies tijdens de feestelijke bijeenkomst gehouden zijn. Tijdens die bijeenkomst werd ook het Vondelnummer van het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde ten doop gehouden. Ook hierin is een keur van Vondelstudies bijeengebracht waarbij ik speciaal attendeer op het leerzame literatuuroverzicht ‘Vondel in veelvoud; het Vondel-onderzoek sinds de jaren vijftig’ door Marijke Spies.
Ten besluite volgen hier de titels van de aangekondigde werken.
A.C. Schuytvlot, Catalogus van werken van en over Vondel gedrukt voor 1801 en aanwezig in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Met een inleiding van prof. dr. Johan Gerritsen. De GraafPublishers, Nieuwkoop 1987. Prijs geb. f75,-, Vondel in Nijmegen. Catalogus van Vondel-drukken tot en met 1855, aanwezig in de Bibliotheek van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Samengesteld door Robert Arpots i.s.m. Geert Dibbets, Wim Hüsken en Bert Salemans. Prijs f6,- (excl. verzendkosten).
Geert Dibbets en Wim Hüsken, Vijf Nijmeegse hoogleraren en Vondel Prijs f2,50 (excl. verzendkosten). Beide Nijmeegse boekjes zijn verkrijgbaar bij Alfa Antiquarian Booksellers (L. Kerssemakers), Postbus 26, 5360 AA Grave. Tel.: 08860-73966. Muss sehnend ich doch schaun nach Köln, der Vaterstadt, die mich geboren. Joost van den Vondel Köln 1587-1679 Amsterdam. Zum 400 Geburtstag des Dichters. Kleine Schriften zur Kölner Stadsgeschichte 5 herausgegeben vom Institut für niederlandische Philologie der Universitat zu Köln 1987.
Jetzt kehr ich an den Rhein. Een opstellenbundel bij Vondels 400ste verjaardag.
| |
| |
Samengesteld door Herman Vekeman en Herbert van Uffelen. Verlag Frank Runge, Köln 1987.
Vondel! Het epos van een ambachtelijk dichterschap. Onder redactie van Marja Geesink en Anton Bossers. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage 1987.
Joost van den Vondel 1587-1987. Speciaal nummer van het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde. Apart in de handel verkrijgbaar. E.J. Brill, Leiden 1987.
M.A.S.v.d.D.
| |
Nieuwe Griffioenen
De Griffioenreeks van uitgeverij Querido breidt zich gestadig uit. Nog geen jaar geleden werd in dit tijdschrift al melding gemaakt van drie nieuwe Griffioenen, nu zijn er weer drie bijgekomen. Zo'n regelmatige uitbreiding is verheugend en prijzenswaardig. Aan begrijpelijk gepresenteerde en betaalbaar uitgegeven literair-historische teksten is een groot tekort.
Een van de nieuwe delen is gewijd aan kostelijke refreinen van de zestiende-eeuwse Antwerpse dichteres Anna Bijns. 't Is al vrouwenwerk luidt de titel van de bloemlezing, samengesteld en van een boeiend nawoord voorzien door Herman Pleij. Anna lijkt zo langzamerhand wel bevrijd te zijn uit de traditionele beeldvorming van de verzuurde maagd en fanatieke verdedigster van de moederkerk. Maar opnieuw dreigt ze eenzijdig geannexeerd te worden, nu door lezers die haar als een vroege voorvechtster van vrouwenbelangen willen zien. Hoogste tijd dus voor een literair-historische plaatsbepaling van haar werk en een voorzichtige bezinning op de feiten van Anna's persoonlijke leven. Op grond hiervan schetst Pleij het beeld van een virtuoze en gedreven vakvrouw, die een ruime plaats verdient in de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Dan is er de nieuwe, prettig leesbare vertaling uit het latijn van Mijn jeugd van Constantijn Huygens, die zijn eerste zestien levensjaren beschrijft. Maar gaat het hier wel om een autobiografie in de beperkte zin van een egodocument? In de toelichting betoogt C.L. Heesakkers dat we Mijn jeugd ook moeten lezen als een traktaat over de opvoeding van kinderen uit hogere kringen (hovelingetjes-in-spe), als een cultuurhistorische verhandeling over de eerste helft van de zeventiende eeuw en tenslotte nog als een hommage aan tijdgenoten die Huygens bewonderde.
De derde nieuwe Griffioen is een complete achttiende-eeuwse briefroman met prachtige natuurbeschrijvingen: Het Land, in brieven van Elisabeth Maria Post, toegelicht door Bert Paasman. Contemporiane lezers en lezeressen trokken met Het Land op zak de natuur in om de loop der seizoenen te volgen. Zij lazen het dus als een natuurdagboek, terwijl het een uitermate serieuze roman in brieven is. Waarom dit receptiegegeven toch niet zo wonderlijk is als het lijkt en zelfs recht doet aan de vormgeving en thematiek van Het Land, staat helder uiteengezet in de toelichting.
De prijs van de nieuwe Griffioenen bedraagt f11,- per stuk.
Marijke Meijer Drees
| |
| |
| |
Panorama van de 19e eeuw: een nieuw cultuur-historisch Bulkboek
‘In een panorama staat de bezoeker in het middelpunt van een cilindervormig schilderstuk, waardoor het overzicht volledig lijkt te zijn. Dergelijke panorama's waren de bioscopen uit de tijd van de Camera Obscura. Met behulp van literaire teksten en veel plaatjes wil dit boek de lezer midden in de negentiende eeuw neerzetten, zodat hij een andere kijk op die periode krijgt.’
Aan het woord is Peter van Zonneveld, kenner van de negentiende eeuw en samensteller van het rijk geïllustreerde Bulkboek Panorama van de 19e eeuw. De tijd van Romantiek en Biedermaier. In negentien thematische hoofdstukken slaagt hij er voortreffelijk in deze tijd (de negentiende eeuw tot De Tachtigers) te doen herleven.
De eerste tweehoofdstukken zijn inleidend. ‘Camera Obscura en Panorama’ handelt over de fascinatie van de negentiende-eeuwer voor optische verschijnselen: van de kijkdoos tot de rarekiek, van de camera obscura tot het panorama. In het tweede hoofdstuk, ‘Romantiek en Biedermeier’ schetst Van Zonneveld het mens- en wereldbeeld achter deze begrippen. Op deze voorproefjes volgt dan het èchte panorama. ‘Vorst en Vaderland’ is het eerste onderwerp dat men te zien krijgt en vervolgens - onder meer - ‘Kerk en Godsdienst’, ‘Gezin en Samenleving’ en ‘Seks en Moraal’. Natuurlijk zijn ook ‘Onderwijs en Opvoeding’ en ‘Universiteit en Wetenschap’ in beeld gebracht èn, als apart fenomeen, de negentiende-eeuwse student (in ‘Student en Burger’; de inhoudsopgave geeft abusievelijk ‘Student en Wetenschap’). Zijn ‘groote strijd des levens’ is door een schrijvende tijdgenoot aldus vastgelegd: ‘'t Is negen uur; ge moet naar 't College. - Buiten waait het naalden en scheermessen; de sneeuwvlokken stuiven uw ramen voorbij alsof ze dol zijn; op straat hebben alle mensen bessenatkleurige neuzen, aan de punt versierd met een schitterende diamant, en soppen tot over de enkels in de vochtige sneeuw. - Huh!!! In uw kamer staat de kachel gloeiend; de theeketel stoomt, een geurige damp stijgt op uit het warme brood, en naast de Courant ligt een dikke brief van uw meisje of van uw besten vriend. - Ah!!! Hoe zoet is het te zondigen!’
Peter van Zonneveld, Panorama van de 19e eeuw. De tijd van Biedermeier en Romantiek. Bulkboek, Amsterdam / Barneveld 1987. 73 blz. Prijs f5,- (Bulkboekuitgave), f29,50 (gebonden uitgave).
Marijke Meijer Drees
| |
Over literatuur
In 1981 verscheen van Jan van Luxemburg, Mieke Bal en Willem G. Weststeijn Inleiding in de literatuurwetenschap. Dat dit werk de weg naar het publiek heeft gevonden blijkt wel uit het feit dat binnenkort de vijfde druk zal uitkomen. Hetzelfde drietal heeft nu een tweede boek geschreven dat net als de Inleiding, maar dan vanuit een andere invalshoek, een introductie wil bieden ‘in de literatuurwetenschap en in de analyse van literaire teksten’. De titel: Over literatuur. In het voorwoord zetten de auteurs uiteen dat het geen vervolg is op de Inleiding, maar eerder andersom: de Inleiding is ‘in zekere zin vervolglectuur op dit boek’.
Over literatuur telt zes hoofdstukken. Het eerste behandelt het begrip ‘literatuur’, het tweede gaat in op de interpretatie en evaluatie van literaire werken, terwijl het derde hoofdstuk het blikveld verruimt naar het begrip ‘tekst’ en het taalgebruik dat
| |
| |
met diverse tekstsoorten samenhangt. Hoofdstuk vier en vijf behandelen de specifieke aspecten van (de analyse van) respectievelijk poëzie en proza. Het zesde hoofdstuk tenslotte omvat een overzicht van literaire stromingen en perioden, onderverdeeld in de ontwikkeling tot aan de romantiek, het realisme, het modernisme en het postmodernisme.
Over literatuur overlapt de Inleiding waar het de analyse van poëzie en verhalende teksten betreft. De ‘andersoortige poging om het beoogde publiek te bereiken’ (en dat zijn ‘eerstejaarsstudenten, nieuwsgierige lezers en wellicht ook oudere leerlingen van het voortgezet onderwijs’) is vooral gelegen in de overige hoofdstukken. De Inleiding ging met name in op stromingen en ontwikkelingen in de literatuurwetenschap; in Over literatuur wordt het accent gelegd op ontwikkelingen in de literatuur zelf en in het literatuurbegrip.
Bibliografie, verantwoording en bronvermelding zijn vrijwel achterwege gelaten. Aangezien de auteurs zich niet in de eerste plaats richten op vakgenoten achten zij Over literatuur niet de plaats voor ‘een intern-academisch vertoon van dankbaarheid en belezenheid’; en zij gaan er van uit dat ‘iedere literatuurwetenschapper [...] de bronnen gemakkelijk [zal] herkennen’. Het is een mijns inziens niet geheel sluitende argumentatie om de bronvermelding te beperken tot enkele algemene suggesties voor verdere lectuur. Tenslotte is iedere literatuurwetenschapper die alle bronnen gemakkelijk herkent dermate vergevorderd dat hij of zij een inleiding niet nodig heeft; daarentegen heeft het beoogde publiek die kennis juist nog niet, en is het enkel gebaat bij uitgebreide en nauwkeurige bronvermeldingen. Wie nu precies wil weten welke secundaire literatuur is gebruikt, wordt verwezen naar de Inleiding in de literatuurwetenschap van dezelfde auteurs, dat op deze manier inderdaad als onmisbare ‘vervolglectuur’ op Over literatuur nieuw leven is ingeblazen. Het is jammer dat op dit punt de bruikbaarheid van Over literatuur als zelfstandige publicatie blijkbaar moest wijken voor de commerciële kruisbestuiving.
Dat is een minpunt. Maar er zijn genoeg pluspunten te noteren. Zoveel mogelijk is getracht om te betogen in de diverse hoofdstukken op te hangen aan integraal afgedrukte literaire teksten, hetgeen concrete toetsing van de theoretische inhoud mogelijk maakt. Het taalgebruik is evenzeer prijzenswaardig: men vermijdt duistere vaktermen waar het kan, zonder te vervallen in een even duister simplisme. Het resultaat is een geslaagde combinatie van leesbaarheid en wetenschappelijkheid, waardoor het boek als inleiding van harte kan worden aanbevolen.
Over literatuur, geschreven door Jan van Luxemburg, Mieke Bal en Willem G. Weststeijn, is uitgegeven bij Coutinho (Muiderberg, 1987), telt inclusief personenen zakenregister 214 pagina's, en kost f24,50.
C.B.F. Singeling
| |
Liederen uit de Middeleeuwen en de Renaissance op langspeelplaat
De middelnederlandse poëzie, hetzij lyrisch of episch-lyrisch, geestelijk of wereldlijk, was vooral een liedkunst. Daarom konden die teksten zo gemakkelijk mondeling doorgegeven worden, vooral de volksliederen, die voortdurend - lichtjes gewijzigd, aangevuld of aangepast - opnieuw opdoken. Men denke bijvoorbeeld aan het lied van Heer Halewijn met zijn varianten en zijn nu eens twee-, dan weer drieregelige strofen. Minder opvallend misschien is de liedvorm bij de zogenaamde kunstlyriek: teksten afkomstig van wellicht één enkel welbekend dichter. Het mooiste voorbeeld
| |
| |
hiervan is het Egidiuslied waarvan de rondeelvorm (mét refrein) duidelijk wijst op de muzikale oorsprong. Maar wie kent de melodieën, en welke leraar kan het zich veroorloven deze liedvormen in de klas ten gehore te brengen?
Er is nu een plaatopname gemaakt met liedjes uit het Antwerps Liedboek en het Gruuthuse Manuscript, gezongen en gespeeld door Studio Laren onder leiding van Marijke Ferguson. Uit het Gruuthuse-Manuscript worden acht liedjes gebracht, waaronder de meest bekende: Egidius, Aloeette en Wi willen van den kerels zingen (Kerelslied), Uit het Antwerpse Liedboek horen we vijf teksten, onder meer In oostland wil ic varen, Het dagfhet inden oosten en Het viel eens hemels douwe.
De LP is uitgebracht door de Stichting Constanter. Deze stichting houdt zich bezig met het verspreiden van kunst en cultuur, in het bijzonder muziek en literatuur uit Nederlandstalige gebieden uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Er is ook een LP van Constanter met literatuur en muziek uit de Gouden Eeuw. Daarop staat werk van Hooft, Bredero, Vondel, Huygens, Starter en Valerius (o.m. Op de dood van Sterre, Ogen vol majesteit, Klare, wat heeft er uw hartje verlept? en de melodie van het Wilhelmus). De referentienummers van de platen zijn: Constanter CS 1 (Antwerps Liedboek en Gruuthuse-Manuscript), Constanter CS 2 (Bredero, Hooft, Vondel, Huygens...).
U kunt ze bestellen door storting van f30,- per LP (verzendkosten inbegrepen) op rekeningnummer 061-5010060-87 van Constanter, p.a. Jan Uyttendaele, Ringstraat 26, 9150 Dendermonde (België) onder vermelding van de gewenste LP.
Jan Uyttendaele
| |
Themanummer Dokumentaal
Op 17 juni van het afgelopen jaar werd in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een ‘Bibliografische landdag’ georganiseerd. Elf sprekers hielden die dag een lezing over afgesloten, lopende en wenselijke documentaire/bibliografische projecten.
De referaten zijn nu opgenomen in Dokumentaal. De redactie heeft van de derde aflevering van 1987 een themanummer gemaakt, onder de titel Bibliografische landdag.
Wie geen abonnee is kan het blad bestellen bij de administratie van Dokumentaal, Pieter de Hooghlaan 67, 1213 BS Hilversum. De aflevering kost f7,50 (130 Belg. fr). Dit bedrag kan gestort worden op giro 2612579 t.n.v. Dokumentaal te Hilversum (voor België op postrekening 000-0425695-59 t.n.v.W.A. Hendriks te Hilversum).
A.M.J. van Buuren
| |
Paardekooper z'n ABN-uitspraakgids herdrukt
In 1987 is de tweede druk verschenen van Paardekooper z'n ABN-uitspraakgids. Aan de eerste druk heeft Van Haeringen destijds een uitvoerige kritische bespreking gewijd (NTg 72.553-563). Het boek is vooral bestemd voor Vlaamse gebruikers en voor vreemdelingen die Nederlands leren. Het geeft van ongeveer 26.000 woorden uit de Woordenlijst de uitspraak, en in de herdruk is speciaal gelet op varianten in de zg. assimilatie. De inleidende paragrafen zijn hier en daar wat uitgebreid en didactisch beter aangepast. De prijs is 540 frank (ऒ22,50); de uitgever is Kluwer in Antwerpen.
P.C. Paardekooper
|
|