Waarom is de ANS eigenlijk geen sinaasappel?
Wim Zonneveld
Ik sluit mij van ganser harte aan bij de heersende opinie over de ANS: het is goed dat de ANS er is, het is een monumentaal werk, waarin heel veel over de grammatica van het Nederlands bijeen is gebracht, en het voorziet in een behoefte. Het is verschenen na grote inspanning van de verantwoordelijke redactie en met name, daaraan hoeft niet getwijfeld te worden, Jaap de Rooij (exoriare aliquis, de woorden waardoor Matthias de Vries zich opgeroepen voelde aan het WNT te beginnen, mag wat mij betreft ook op hem van toepassing worden verklaard).
In mijn stukje ‘De ANS moet gebruikt kunnen worden’ in Ntg 80:1 heb ik ondanks deze overtuiging gemeend kritisch te moeten zijn over een gedeelte van dit monument: ongeveer 100 bladzijden morfologie aan het begin van het boek. Deze opmerkingen waren niet uitsluitend gebaseerd op mijn persoonlijke mening over de ANS, maar voor een groot deel op ervaringen opgedaan in een werkcollege van een semester, waaraan 40 niet speciaal taalkundig gespecialiseerde studenten Nederlands, als interessante groep potentiële gebruikers van de ANS, hadden deelgenomen. Het was niet de bedoeling in dat college de ANS te testen op zijn wetenschappelijke waarde, op zijn taalkundige adequaatheid, of op zijn volledigheid, maar, zoals de titel (overigens het begin van een langer citaat uit de ANS zelf) al zei: op zijn bruikbaarheid. Uit dat college kwam naar voren dat genoemde 100 bladzijden soms slecht en vaak slordig geschreven waren, zondigden tegen elementaire regels van presentatie en organisatie, en een onbetrouwbaar beeld gaven van de relevante taalfeiten. Kortom: de ANS bleek slecht bruikbaar. Ik geef graag toe dat het hier gaat om een subjectief begrip, en ik geef ook graag toe dat ik, en misschien niet ik alleen, bij voorbaat overschat heb wat van een eerste druk (want daar gaat het tenslotte om) van een werk als de ANS überhaupt verwacht mag worden. Aan de andere kant probeert De Rooij in zijn repliek mijns inziens ten onrechte en op een onvruchtbare manier de manco's te bagatelliseren die niet alleen door mij, en niet alleen in Ntg, maar van verschillende kanten in de ANS geobserveerd worden.
Het is jammer dat De Rooij kritiek ziet als antipathie tegen de onderneming, en nog steeds niet duidelijk kan maken wat nu precies de doelstellingen zijn van de ANS en hoe die zich verhouden tot descriptieve en theoretische kaders van vroeger en nu: zijn tekst daarover treft me weer als een bron van verwarring. Het is jammer dat hij in zijn stukje ingaat op een aantal van mijn voorbeelden zonder die te zien als illustraties van algemenere tekortkomingen. Het is jammer dat als hij ingaat op mogelijke verschillen in de beoordeling van taalfeiten, hij niet vermeldt dat de redactie van de ANS dit of dat oordeel heeft, maar automatisch teruggrijpt naar het groene boekje; maar men behoort nu juist geïnteresseerd (te zijn? -js-)in hoe het Nederlands in elkaar zit, en dat is niet altijd hetzelfde als het groene