De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80
(1987)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 460]
| |||||||||||
Uitbreiding redactieDr. W.J. van den Akker, hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde aan het Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde van de R.U. Utrecht, is per 1 juni 1987 tot de redactie toegetreden. | |||||||||||
Variatie en norm in de standaardtaalOp 12 en 19 september 1981 werden er in Amsterdam twee studiedagen georganiseerd over het onderwerp ‘variatie en norm in de standaardtaal’. Het plan daarvoor was ontstaan in de Werkgroep Dialekt en Standaardtaal van de Werkgemeenschap Dialektologie binnen de Stichting Taalwetenschap. De lezingen die op beide dagen werden gehouden hadden natuurlijk veel eerder in druk moeten verschijnen, maar door moeilijkheden met de aanvankelijk gekozen uitgever liet de publikatie aanzienlijk langer pp zich wachten dan de bedoeling was. Het P.J. Meertens-Instituut bracht tenslotte uitkomst: de bundel is nu verschenen in de reeks publikaties van dit instituut. De inhoud van het boek is van een rijke schakering. Na de introducerende woorden van de redacteur, J. de Rooij, volgen eerst de opstellen over een aantal niet-Nederlandse standaardtalen: C.H.M. Gussenhoven, ‘Norm en variatie in het Standaard Engels’; B.P.F. Al, ‘Franse taalnormen’; F. Beermans, ‘Variatie en norm in het Duitse taalgebied’; A. Feitsma, ‘Geschiedenis en karakter van de friese norm’; J. Gvozdanovic, ‘Variatie en norm in het Servokroatisch’; H. Steinhauer, ‘Standaard Indonesisch: norm en ontwikkeling’. Daarna volgen de bijdragen over de Nederlandse situatie: G.A.T. Koefoed, ‘Verzorgd Nederlands, Verzorgd Surinaams-Nederlands óf zorgvuldige taal? Een beschouwing over taalnormen naar aanleiding van de gestigmatiseerdheid van geschreven Surinaams-Nederlands’; J.W. de Vries, ‘De standaardtaal in Nederland’; R. Willemyns, ‘Norm en variatie in Vlaanderen’; G. Geerts, ‘Variatie en norm in de standaarduitspraak: vragen ter inleiding van een diskussievergadering’; H. Heestermans, ‘Variatie en norm in de standaardwoordenschat: enige punten ter inleiding van een discussievergadering’. | |||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||
Deze opsomming geeft een beeld van de gevarieerde samenstelling van de bundel, maar een aankondiging in deze rubriek doet nu eenmaal noodgedwongen te kort aan inhoudelijke kwaliteiten. En die zijn er vele: zowel de opstellen over de niet-Nederlandse standaardtalen als die over de Nederlandse situatie zijn informatief en belangwekkend. Zeker wat betreft de standaardtaal in Nederland en Vlaanderen is met dit boek een belangrijke bijdrage geleverd tot de discussie over dit onderwerp. Variatie en norm in de standaardtaal is verschenen bij het P.J. Meertens-Instituut, Postbus 19888, 1000 GW Amsterdam. Het is daar te bestellen en men krijgt het dan voor f 29,- franco thuisgestuurd.
M.C.v.d.T. | |||||||||||
Netherlandic Studies 1984In juni 1984 werd aan de Georgetown University in Washington, DC de tweede Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies gehouden. Het jaarboek met een overzicht van deze tweejaarlijkse conferentie, onder redactie van William H. Fletcher, is nu in fraai gebonden editie van de pers gekomen. Het bevat de volgende ‘papers’, verdeeld over vier afdelingen: In de afdeling History and Civilization of the Low Countries: Bryce Lyon, ‘Henri Pirenne and Johan Huizinga in Search of Historical Truth: Two Different Approaches’; William Z. Shetter, ‘Nederlandkunde for the Eighties: Some Reflections’; Wyger R.E. Velema, ‘In Praise of the Stadholder: Elie Luzac and the Modernization of Orangism’. In de sectie Language of the Low Countries: Daniel Brink, ‘Lambert ten Kate: A Precursor of Generative Phonology’; William H. Fletcher, ‘Semantic Factors in Dutch Gender Choice’; Beatrice Lamiroy, ‘The Relevance of Romance Languages for Dutch Infinitival Constructions’; Henriette F. Schatz, ‘Plat Amsterdams: Stigmatized Urban Dialect or Informal Standard of the Lower Class?’. In de sectie Literature of the Low Countries: Marcel Janssens, ‘The Faulkner Connection: Multiple I Narratives in Dutch Literature’; Margriet Bruyn Lacy, ‘Irony and Burlesque in Elsschot's Kaas’; Paul R. Sellin, ‘Lieuwe van Aitzema and the Dutch Translation of Milton on Divorce’. In de sectie History of the Art of the Low Countries: Amy Golahny, ‘The Adulteress by Rembrandt and by Van den Eeckhout; Variations on an Italian Magdalene’; Kahren Jones Hellerstedt, ‘Introducing the Art of Hessel Gerritsz’; Carol Janson, ‘In liefde getrouw: A Haarlem Chamber of Rhetoric Requests Aid from William of Orange’; David G. Wilkins, ‘Illustrating The Mirror of Spanish Tyranny’. Het boek is verschenen bij de University Press of America, ISBN-nummer 0-8191-6073-3. De omvang is 156 blz., de prijs gebonden $ 18.75.
M.C.v.d.T. | |||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||
Psycholinguïstiek in de praktijkOnder redactie van J. de Jong is een bundel verschenen die onder de titel Psycholinguïstiek in de praktijk de neerslag geeft van het symposium ‘Werken aan taal’ dat in februari 1986 door het Werkverband Amsterdamse Psycholinguïsten georganiseerd werd. De verschillende bijdragen werden als hoofdstukken gepresenteerd, waardoor de bundel het karakter van een doorlopend geheel heeft gekregen. Het boek bevat de volgende inhoud: Hoofdstuk 1, Historische ontwikkeling van de psycholinguïstiek, door Bernard Tervoort; Hoofdstuk 2, Psycholinguïstiek in de praktijk, door Margreet van Ierland; Hoofdstuk 3, Lezen met hindernissen: een psycholinguïstische benadering, door Maaike 1e Grand en Akke de Blauw; Hoofdstuk 4, Materiaalontwikkeling voor het tweede-taalonderwijs, door Ans Drubbel, Cilia Admiraal en Akke de Blauw, resp. Marian Hoefnagel-Höhle en Helene Bakker-Renes; Hoofdstuk 5, Opvoeding van en onderwijs aan dove kinderen: toepassing van psycholinguïstische inzichten, door Harrie Knoors en Trude Schermer; Hoofdstuk 6, Taaltesten, door Jan de Jong en Quirine Veen; Hoofdstuk 7, Spontane-taalanalyse, door Leen van den Dungen, Jeannette Verbeek, Gerard Bol en Folkert Kuiken; Hoofdstuk 8, Afasie en linguïstiek, door Zsoka Bonta, Mieke van de Sandt-Koenderman en Evy Visch-Brink. Een nawoord van de redacteur en een opgave van personalia van de medewerkers besluiten het boek. Psycholinguïstiek in de praktijk bevat 122 blz., is uitgegeven bij Acco/ Academische Uitgeverij Amersfoort bv, en kost f 24,90.
M.C.v.d.T. | |||||||||||
Nieuw overzicht van gespreksanalytisch onderzoek in NederlandIn december 1985 hield de werkgroep Taal en Sociale Interactie uit de werkgemeenschap Sociolinguïstiek een conferentie met als hoofdthema: ‘De relevantie van het conversatieanalystisch onderzoek’. Daarmee werd de wetenschappelijke én de maatschappelijke relevantie bedoeld. De conferentie bood met zijn meer dan twintig bijdragen een bonte mengeling aan voordrachten en meningen, die nu eens het ergste deden vrezen, dan weer een garantie leken voor een snelle ontwikkeling in gezonde pluriformiteit, Hoe dank ook, dit voorjaar verscheen de conferentiebundel Gespreksanalyse. Uitgangspunten en methoden in gespreksanalytisch onderzoek, onder redactie van Anneke Scholtens en Dick Springorum. De bundel biedt in ieder geval meer houvast. De bijdragen hebben in de meeste gevallen aan inhoud gewonnen. Bovendien zijn ze door de redacteuren van een heldere inleiding voorzien. Het eerste deel is vooral theoretisch van aard en biedt de uitgangspunten en motieven van onderzoekers als Berenst, Ensink, Ten Have, Schasfoort, Springorum, Scholtens en Franck. Zij doen dat min of meer los van hun empirisch gespreksanalytisch onderzoek. Het tweede deel is meer empirisch van aard en biedt studies van Huls/Van de Mond, Komter, Bal, Sauer, Meeuwesen/Schaap, Gorter, Mazeland, Van | |||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||
de Pol en Weijdema. In samenhang hiermee komen ook hun uitgangspunten en motieven voor gespreksanalytisch onderzoek aan de orde. In de uitgangspunten en motieven is iedere onderzoeker volgens de redacteuren gedwongen tot vijf keuzen:
Aan de hand van dit overzicht doen ze dan een poging om alle bijdragen te karakteriseren. De wetenschappelijke relevantie van de bundel lijkt in ruime mate behartigd. De bestaande onduidelijkheid over uitgangspunten en doelstellingen is minstens op een heldere manier gepresenteerd en dat op zich is al een verdienste. Hiermee is in ieder geval een noodzakelijke voorwaarde vervuld om het streven naar de gewenste homogeniteit succesvol te doen zijn. De maatschappelijke relevantie komt het meest naar voren in de empirische studies. De gekozen gespreksgenres (interetnische communicatie in Turkse gezinnen, sollicitatiegesprekken, zittingen van de politierechter, artspatiëntgesprekken, baliegesprekken tussen ambtenaar en cliënt, en beeldschermcommunicatie) zullen in vele gevallen ook door een of meer van de betreffende gespreksdeelnemers als problematisch worden ervaren, zodat elke bijdrage aan de oplossing van problemen bij de gespreksvoering een welkome zal zijn. De meeste studies echter zijn op dit punt nog vrij bescheiden. De auteurs mikken meer op de beschrijving van de gesprekken en, in sommige gevallen, op de daarin voorkomende problemen, dan op een mogelijke oplossing van de problemen. Het laatste is wellicht ook nog te veel gevraagd van deze nog erg jonge tak van taalwetenschap, die blijkens de grote variatie aan bijdragen ook in Nederland stevig wortel heeft geschoten. Probleemoplossend onderzoek is verder niet gebaat bij een benadering vanuit één discipline, maar dient voor elke mogelijke inbreng open te staan. In die zin lijkt de conversatieanalyse ook op de goede weg. Immers de bijdragen komen niet alleen uit de taalwetenschap, maar ook uit de gedragswetenschappelijke disciplines.
De bundel is particulier uitgegeven en valt te bestellen door f 33, (f 27,50 + f 4,50 porto) over te maken op postgiro 1418349 t.n.v. Th. Springorum, Overasselt, o.v.v. ‘Gespreksanalyse’.
Universiteit Twente, Jan van der Staak | |||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||
Vivien de Monbranc; chanson de geste du XIIIe siècle
| |||||||||||
Truwanten herdruktIn 1976 verscheen als deel 5 in de reeks ‘Ruygh-bewerp’ (uitgegeven door het Instituut De Vooys te Utrecht): Truwanten; een toneeltekst uit Handschrift-Van Hulthem, uitgegeven en toegelicht door een werkgroep van Brusselse en Utrechtse neerlandici. Het betrof een ‘teksteditie-in-de-maak’, waarbij eenvoudig en helder werd uiteengezet hoe dat ‘maken’ in zijn werk gaat, opdat ‘de beginner-in-het-vak zich een indruk zou kunnen vormen van de praktijk van het filologische handwerk.’ Dit boekje voorzag | |||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||
duidelijk in een behoefte. Ook buiten Brussel en Utrecht was de vraag ernaar groot. Al in 1978 zag een tweede, herziene druk het licht, nu bij Wolters-Noordhoff, als deel 6 van de reeks ‘De Nieuwe Taalgids Cahiers’. De kopij voor een derde druk werd in 1984 ingeleverd, maar nadat het boekje al was gezet, zag de uitgever alsnog van een herdruk af. Onlangs is die derde uitgave er dan toch gekomen. Ze verscheen bij Hes, in en iets ruimer jasje dan haar oudere zusje: het formaat is wat royaler, de marges zijn breder. Zoals wordt opgemerkt in het ‘Woord vooraf’, houdt de nieuwe editie het midden tussen een ongewijzigde herdruk en een geheel herziene editie. Wegens tijdgebrek was het de editeurs in 1984 niet mogelijk, op korte termijn een volledig herziene editie te bezorgen. Daarom werden aanvullingen en correcties alleen dan in de tekst opgenomen, wanneer dit geen tekstverloop ten gevolge had. Aanvullingen die bij integratie in de tekst van de tweede uitgave verloop zouden hebben veroorzaakt, werden ondergebracht in een zes bladzijden tellende appendix. ‘Fraai is het niet,’ merken de editeurs zelf op over het resultaat van deze uit nood gekozen herzieningsmethode, en daarin moet ik hun gelijk geven. Door in de tekst te verwijzen naar de appendix (en uiteraard v.v.) hebben ze getracht het praktische bezwaar dat aan een dergelijke appendix kleeft, te ondervangen. Daarin zijn ze m.i. niet volledig geslaagd: op enkele plaatsen in de tekst mis ik een verwijzing naar de appendix. Op p. 47 is een ‘Zie p. 000 hierna’ blijven staan. Wie echter bereid is deze aan tijdnood te wijten schoonheidsfoutjes voor lief te nemen, zal de nieuwe Truwanten met plezier en waardering lezen en gebruiken: de nieuwe uitgave is met zorg bijgewerkt (tot 1984) en waar nodig gecorrigeerd; de kritische opmerkingen en aanvullingen die ze n.a.v. de vorige drukken ontvingen, hebben de editeurs zorgvuldig bestudeerd en veel ervan hebben ze in de nieuwe editie opgenomen; de aanvullingen (inclusief die welke in de appendix staan) zijn in het register verwerkt. Dat er geen tekstverloop is opgetreden t.o.v. de vorige druk en dat de paginanummers vanaf hfdst. I tot aan de appendix gelijk zijn gebleven, is m.n. voor de praktijk van het onderwijs heel plezierig - hetgeen niet wegneemt dat ik hoop dat de editeurs t.z.t., bij het bezorgen van een vierde uitgave, tijd zullen vinden de waardevolle informatie die nu in de appendix is ondergebracht, in de tekst te integreren. Truwanten; een toneeltekst uit het handschrift-Van Hulthem. Uitgeg. en toegelicht door een werkgroep van Brusselse en Utrechtse neerlandici. 3e, herz. uitg. Utrecht, Hes Uitgevers, 1987. Prijs: f 19,75.
Irene Spijker | |||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||
Het woord aan de lezerOnder redactie van W. van den Berg en J. Stouten zijn zeven literatuurhistorische verkenningen gebundeld. Het woord aan de lezer is bestemd voor zowel jongerejaars studenten aan universiteiten en hogere beroepsopleidingen als alle andere lezers die geïnteresseerd zijn in de vraag hoe oudere teksten geconsumeerd werden. De bundel wordt ingeleid door de twee redacteuren. Zaten de middeleeuwen al met een boekje in een hoekje? H. Pleij geeft een antwoord in zijn bijdrage over literatuur en lezen in de middeleeuwen. In het artikel van F.P. van Oostrom e.a. staat één Middelnederlandse tekst centraal: Dirc van Delfts Tafel van den kersten ghelove. De auteurs betogen onder meer dat de Tafel als handschrift eerst door aristocraten en in een volgende fase door nonnen en begijnen gelezen werd. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw vonden ‘nieuwe’ liedboeken gretig aftrek. Het zijn kostbaar uitgevoerde bundeltjes, vooral in Amsterdam gedrukt en bestemd voor verliefde en op nieuwigheden beluste jongeren met rijke ouders. Waarom dit genre liedboeken een periodieke bloei heeft gekend, is de vraag die E.K. Grootes tracht te beantwoorden. Daartoe worden het welvaartspeil en de smaak van het geïntendeerde publiek nader onderzocht. Economische en demografische gegevens laten zien dat in de bloeiperiode het potentieel van koopkrachtige en huwbare Amsterdamse jongeren een piek vertoont. Blijkens de inhoud van de liedboeken werd deze elite van ‘vrijers’ en ‘vrijsters’ geboeid door teksten die in alle eer en deugd collectief gelezen en gezongen konden worden, een (opgelegde?) behoefte waaraan de veel vrijmoediger ‘oude’ liedboekjes niet tegemoet kwamen. In de volgende bijdrage beschrijft M. Spies een verschijnsel dat in de neerlandistiek nog nauwelijks opgemerkt is: de overgang van zang- naar leescultuur in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Zoals de ouden zongen, lazen de jongen - maar liedjes waren eerst ‘gewoon’ liedjes en nog geen gedichten. Met dat onderscheid zal de literatuurhistoricus van nu af aan meer rekening moeten gaan houden. Het artikel van M.A. Schenkeveld-van der Dussen handelt over het in Nederland nog weinig onderzochte genre briefgedicht. De familiaire brief staat centraal. Aangetoond wordt dat in dit soort briefgedichten veelal een zekere spanning bestaat tussen werkelijkheid (brief) en literatuur (gedicht). Over de schouder van reële vrienden, die in ongedwongen stijl in allerlei particuliere details gekend worden, lezen literaire vrienden mee, en met het oog op juist die ‘tweede lezer’ bevat de brief ook dichterlijk geformuleerde zaken van algemeen belang. Ongedwongen-persoonlijke en dichterlijk-algemene aspecten zijn soms zeer fraai verweven, zoals in een reisbrief van Six van Chandelier. Maar deze auteur was dan ook een groot bewonderaar en kenner van het werk van Horatius, die met zijn twee boeken dichtbrieven de toon voor het genre gezet heeft. De bijdrage van P.J. Buijnsters brengt de lezer van nu in aanraking met lezers van de Hollandsche Spectator (1731-1735). Hun ingezonden brieven waren nooit eerder onderwerp van een studie. Hierin is nu gelukkig verandering gekomen. Buijnsters laat zien hoe de correspondentie in materiële zin | |||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||
verliep, wat de brieven leren over het aantal en de kwaliteit van de correspondenten en in welke relatie Justus van Effen, de spectator-schrijver, tot zijn lezerspubliek stond. In de laatste bijdrage komt de leescultuur van de vroege negentiende eeuw in beeld. J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt beschikken over de complete reeks van klantenboeken van de Middelburgse boekhandel Van Benthem, die in 1801 werd geopend. Dit prachtige materiaal maakt het mogelijk empirisch lezersonderzoek te verrichten, hetgeen voor een zo vroege periode uniek genoemd kan worden. De mogelijkheden en beperkingen van dit onderzoek worden aan de hand van een klantenboek uit 1808 gedemonstreerd. Het woord aan de lezer. Zeven literatuurhistorische verkenningen onder redactie van W. van den Berg en J. Stouten. Wolters-Noordhoff, Groningen 1987. 173 blz. (met register). Prijs f 38,50.
Marijke Meijer Drees | |||||||||||
Vondeltentoonstelling in KeulenIn het Keulse Stadtmuseum, Zeughausstrasse 1-3 (tel. 221-2212352) wordt Vondels 400ste geboortedag herdacht met een tentoonstelling van manuscripten en beeldmateriaal. Men kan er nog tot 1 november terecht. Openingstijden: dinsdag tot en met zondag van 10 tot 17.00 uur, donderdag van 10 tot 20.00 uur.
Marijke Meijer Drees | |||||||||||
Jaarboek 1986 Vakgroep Taalkunde VUVerschenen: G.E. Booij, A.C.M. Goeman en P.Th. van Reenen (eds.), Jaarboek 1986, Corpusgebaseerde Woordanalyse Vakgroep Taalkunde, Vrije Universiteit, Amsterdam 1987. 182 p. In 20 artikelen wordt inzicht gegeven in specifiek onderzoek binnen een van de voorwaardelijk gefinancierde onderzoeksprogramma's van de Faculteit der Letteren. Tevens bevat het een lijst van deelnemers aan het programma en hun publikaties in 1986. Exemplaren van dit Jaarboek zijn, zolang de voorraad strekt, verkrijgbaar op het secretariaat van de Vakgroep Taalkunde, Vrije Universiteit, kamer 10A-14/16, P.B. 7161, 1007 MC Amsterdam. Tel.: 020-548.3086/548.3089.
P.Th. van Reenen | |||||||||||
Gysbreght van Aemstel-colloquiumTer gelegenheid van de 400ste geboortedag van Joost van den Vondel en ‘350 jaar Gysbreght van Aemstel’ zal op 20 november 1987 in de | |||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||
Universiteit van Amsterdam een klein colloquium plaatsvinden, gewijd aan de Gysbreght van Aemstel. Plaats: Agnietenkapel, Oude Zijds Voorburgwal 231, Amsterdam; tijd : 13.30-18.00 uur. Als sprekers zullen optreden: dr. B. Albach (over de latere opvoeringen van de Gysbreght), drs. D.G. Carasso (over de historische achtergronden), prof. dr. K. Porteman (over de receptie van het stuk in België) en mevr. dr. M.B. Smits-Veldt (over de literairhistorische plaats van het stuk). Liederen van Vondel zullen ten gehore gebracht worden door Kees de Bruijn en René Genis. Het colloquium zal worden besloten met een receptie, aangeboden door de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Amsterdam. Aanmeldingen bij mevr. dr. M. Spies (vakgroep Historische Letterkunde, afd. Renaissance), Instituut voor Neerlandistiek van de U.v.A., Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam, tel. 020-5254608.
Mieke B. Smits-Veldt | |||||||||||
Huygens in Noorder LichtIn het kader van het Huygens-jaar werd onder auspiciën van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen op 22 mei jl. een symposium georganiseerd. Opzet ervan was een voor de hand liggende multidisciplinaire benadering van leven en werk van deze veelzijdige figuur, vooral, maar niet alleen door wetenschapsbeoefenaars werkzaam aan de RUG. Aan het woord kwamen een Neolatinist, een historicus, een taalbeheerser, een modern-taalkundige en een literairhistoricus uit eigen huis, en uit den lande twee Huygensspecialisten op filologisch-biografisch en musicologisch terrein. Als blijvend monumentje voor de grote Huygens zijn de gehouden voordrachten gebundeld in Huygens in Noorder Licht, onder redaktie van N.F. Streekstra en P.E.L. Verkuyl. Deze publikatie van een 135-tal bladzijden krijgt men toegestuurd na storting van f 15,- op Postgiro 4474139 ten name van LEKR-Ned. Inst. Groningen, onder vermelding van Huygens-bundel. De titels van de artikelen luiden: Constantijn Huygens als Neolatijns dichter (Akkerman), Huygens als dialoogschrijver (Bax), Muzikale facetten bij Huygens (Grijp), Constantijn Huygens als kunstadviseur (Nieuwenhuisvan Berkum), Huygens als Donne-vertaler (Streekstra), Huygens tussen specialisme en integratie (Strengholt), Sterren-konst en dichtkonst bij Huygens (Verkuyl).
P.E.L. Verkuyl |
|