| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Nederlands in Duitsland in de vorige eeuw
In 1983 promoveerde te Bonn Georg Cornelissen, wiens proefschrift nu verschenen is onder de titel Das Niederländische im preussischen Gelderland und seine Ablösung durch das Deutsche. Untersuchungen zur niederrheinischen Sprachgeschichte der Jahre 1770 bis 1870. De titel en de ondertitel geven heel precies weer wat in dit boek behandeld wordt, waarbij het voor de nietingewijde misschien nuttig is te weten dat het Pruisische Gelderland niets met de Nederlandse provincie Gelderland te maken heeft: het is een vrij groot gebied ten Zuidwesten van de Rijn, grofweg bepaald door plaatsen als Kevelaer, Geldern en Wachtendonk in Duitsland en Kessel, Venray en Afferden in Nederland.
Na uitvoerige inleidende hoofdstukken gaat Cornelissen uitgebreid in op de externe taalgeschiedenis van het betrokken gebied. Jammer genoeg is de tijd nog niet rijp voor een antwoord op de vragen die het contact van beide talen, Nederlands en Duits, met zich meebracht: de gevolgen van diglossie en bilinguïsme, een omstandigheid die de schrijver betreurt. Taalkundige analyses van een aantal teksten vormen het besluit van dit lijvige werk van 350 bladzijden.
Het boek is verschenen als deel 119 van het Rheinisches Archiv bij Ludwig Röhrscheid Verlag te Bonn; de prijs is DM 98.-
M.C.v.d. T.
| |
Afscheid van A. Sassen
Tenminste vier taalkundige hoogleraren, allen bekend als medewerkers aan de Ntg, hebben met ingang van het academisch jaar 1986/87 hun respectieve universiteiten met emeritaat verlaten: Schultink, Nuijtens, Sassen en Paardekooper. Van hen heeft alleen Sassen een formeel afscheidscollege gegeven, gevolgd door de gebruikelijke toespraken en de overhandiging van geschenken. Het afscheidscollege, dat onder de titel Tempora mutantur in druk verschenen is, handelde over een aantal problemen van de werkwoordsklassificatie met als vertrekpunt de vormen mutantur en mutamur, die passief van vorm zijn, maar actieve betekenis hebben. Sassen gebruikt daarbij bovendien nog een nieuwe term: bivalent; een werkwoord als veranderen levert daarvan een goed voorbeeld: de tijden veranderen (zelf) maar je kunt ook iets of iemand veranderen. Via velerlei reflecties wordt dan de centrale probleemstelling bereikt: ‘De allesomvattende vraag waar het steeds om draait is en blijft: of en in hoeverre (aan taaluitingen ontleende) betekenispostulaten [...] zich in grammaticale vorm- en structuurver-schijnselen laten kennen, anders gezegd: hoe en waar categorieën van menselijke kennis omtrent een taal of dé taal én categorieën waarin onze kennis van de wereld vervat is elkaar raken, overlappen en... samenvallen’ (blz. 8).
Hoewel deze rede nu als publikatie voorhanden is, is niet duidelijk of er ook een handelseditie bestaat of eventueel nog komt. Anders is dat met de eerbewijzen die aan het slot van de academische plechtigheid aan de scheidende hoogleraar werden overhandigd: niet minder dan drie feestbundels. De eerste heeft als
| |
| |
titel Syntaxis en lexicon en bevat veertien artikelen, t.w.: J.G. Kooij, ‘Namen van talen en eigenschappen van NP's’; Jack Hoeksema, ‘Formele resultaten in de taalkunde: enkele kanttekeningen’; Frans Hinskens en Pieter Muysken, ‘Formele en functionele benaderingen van dialectale variatie; de flexie van het adjectief in het dialect van Ubach over Worms’; Ineke Schuurmann, ‘Een POP-conditie in de LFG?’; W. van Langendonck, ‘Preposities, postpostities en circumposities in het Nederlands’; Frida Balk-Smit Duysentkunst, ‘De macht der syntaxis: een onderzoek naar de relatie tussen syntaxis en lexicale betekenis’; Co Vet, ‘Causatieve constructies in het Nederlands’; André van Hoik, ‘Van lexicon naar syntaxis in de tekstwetenschap’; Werner Abraham, ‘Passivisering in het Duits: lexicale of syntactische beregeling?’; T. Pollmann, ‘Vergelijkingen met onbekenden: metaforen en analogieën’; Sies de Haan, ‘Woordbetekenis als syntactische factor’; Willy Vandeweghe, ‘De zogenaamde possessieve datief en configuratieherschikking’; Saskia Daalder, ‘Element en structuur: Nederlands “toch” en “doch” ’; Frans Zwarts, ‘Polariteit: de reikwijdte van een lexicale eigenschap’. Syntaxis en lexicon is een uitgave van Foris te Dordrecht.
De tweede bundel is een extra dikke aflevering van het tijdschrift Glot (jaargang 9, nr. 1 en 2); de titel is Lexicon en syntaxis (het omgekeerde dus van de vorige titel; een aardig grapje maar bibliografisch wel een bron van verwarring) en hij bevat twaalf artikelen over morfologische onderwerpen. En de derde bundel is een bijzondere aflevering van het Groningse tijdschrift Tabu, met als titel Proeven van taalwetenschap. Er staan 39 artikelen in (waaronder ook kleine) en de bundel bevat een portret van Sassen en een lijst van zijn publikaties. We geven hier geen overzicht van de twee laatstgenoemde bundels; ze komen aan de orde in de rubriek ‘Uit de tijdschriften’. De Glot-aflevering is te bestellen bij Foris, de Tabu-bundel is te krijgen door overmaking van f22.50 naar giro 4493256 t.n.v. Tabu/Nederlands Instituut RU Groningen. Tabu-abonnees kunnen de bundel voor f12,50 verkrijgen.
Het is opmerkelijk dat in deze drie bundels de geëmeriteerde steeds als Albert Sassen gepresenteerd wordt; het afscheidscollege daarentegen werd - geheel in stijl - gegeven door Dr. A. Sassen. Tempora mutantur...
M.C.v.d T.
| |
Beknopte Beknopte: mini-syntaksis van het ABN
Onder bovenstaande titel is zojuist een boekje van Paardekooper verschenen dat bestemd is voor mo-A-kursisten en dat bovendien de sterk verouderde Inleiding tot de ABN-syntaksis vervangt. Na een inleidend hoofdstuk bespreekt het achtereenvolgens het ww-patroon, het zn-patroon, het bwbn-patroon, het vwen het vzaz-patroon, nevenschikking en samentrekking, splitsingen, het abstrak te patroon en - als aanhangsel - de woordsoorten. Tot besluit volgt een register. De omvang is 144 blz.
Bestellingen:
in Nederland door f26,- over te maken op de (Nederlandse) giro 110 46 06 t.n.v.P.C. Paardekooper, Kortrijk; of op rek. 23.05.14.006 (NKB-bank) van P.C. Paardekooper; in België door Bfr. 540 over te maken op rekening 001
| |
| |
1280552-34 t.n.v.P.C. Paardekooper, Kortrijk. (Bij allebei de prijzen is f5.- inbegrepen voor porto en verpakking.)
De genoemde prijzen gelden tot 1 maart 1987. Daarna worden ze verhoogd tot resp. f32.- en Bfr. 640.
Bestellingen via de boekhandel verhogen de prijzen onnodig met minstens 25%.
P.C. Paardekooper
| |
Boeken over woorden
M. Lauteslager, T. Schaap, D. Schievels: Schriftelijke Woordassociatienormen voor 549 Nederlandse Zelfstandige Naamwoorden, Swets & Zeitlinger, Lis-se, 1986 (iv + 196 pp., f37,80).
J. Posthumus: A Description o f a Corpus of Anglicisms, Anglistisch Instituut, Groningen, 1986 (ix + 186 pp., f21,-)
Dit zijn twee vergelijkbare boeken, zeker qua opzet, wat minder qua graad van uitwerking. Lauteslager e.a. bevat 28 pp. tekst en 168 pp. tabellen. In de tekst lezen we waar de tabellen over gaan: een woordassociatietest in in het kader van een (veel) groter door ZWO tussen 1978 en 1981 gefinancierd project dat tot doel had ‘normen vast te stellen voor een aantal woordparameters, die in het kader van “verbal learning” en de kognitieve psychologie van belang zijn gebleken, t.w.: woordassociatie, woordbetekenis, voorspelbaarheid, verwervingsleeftijd en gebruiksfrekwentie van woorden’. In het kader van het project is men in staat geweest gegevens te verzamelen, maar niet ze te verwerken. Bij het woordassociatie-onderzoek, waarover hier gerapporteerd wordt, kon men zich vier variabelen indenken: opleidingsnivo, leeftijd, geslacht en moedertaal. Leeftijd werd konstant gehouden, geslacht bleek geen rol te spelen en niet-Nederlandstaligen werden buiten de steekproef gehouden. De invloed van ‘opleidingsnivo’ zou dus te testen moeten zijn, ‘maar een dergelijke analyse is nog niet uitgevoerd en kan pas in een volgend rapport aan de orde komen’. De proefpersonen waren 300 leerlingen van Amsterdamse scholen voor V.O., 100 per opleidingsnivo. Het stimulusmateriaal bestond uit 549 zelf-geselecteerde ‘alledaagse’ woorden, in verschillende betekenis-categorieën: beroepen, dieren, groenten, kledingstukken, enz. 7 Amsterdamse scholieren zeggen bij aardappel ‘van gogh’, 25 zeggen bij krab ‘kreeft’, 19 bij kreeft ‘krab’, 4 bij giraf ‘olifant’, 55 bij supporter ‘ajax’ (2 ‘az’), 2 bij vlieger ‘vlieger’, 32 bij vak ‘Nederlands’ (de hoogste score!), 61 bij vriend ‘vriendin’ (2 ‘klaas’), 86 bij vriendin
‘vriend’ (2 ‘monique’), 96 bij dochter ‘zoon’ (19 ‘moeder’), 117 bij zoon ‘dochter’ (geen moeder's). Het boek eindigt met de mededeling dat 8 proefpersonen van een lager opleidingsnivo een uniek antwoord gaven op het testwoord zwart.
Posthumus bespreekt anglicismen in het Nederlands verzameld uit 4 afleveringen van Elseviers Weekblad uit 1974, in totaal 829 gevallen variërend van bekend (baby, flat, jazz, lift) tot onbekend, althans niet voorkomend in de gangbare woordenboeken (compiler, miscasting, petrodollar). Het boek bestaat uit twee delen: een tamelijk uitgebreide inleiding (1-54), waarin de auteur de manier
| |
| |
bespreekt waarop Engelse leenwoorden in het Nederlands worden aangepast qua spelling, uitspraak en morfologie, en het corpus (55-186) met alfabetisch gerangschikte leenwoorden en per item een bespreking van het Engelse model en de eigenschappen van het aangepaste Nederlandse woord. De auteur is zich bewust van de beperkingen van zijn corpus, maar verontschuldigt zich op twee manieren: in de eerste plaats is de studie van leenwoorden in het Nederlands uitermate stiefmoederlijk bedeeld (in tegenstelling tot die in de buurlanden) en zijn enigszins systematisch opgezette bijdragen, hoe beperkt ook, welkom; en in de tweede plaats gaat het hier om een onderdeel van een veel groter opgezet internationaal project (‘The English Element in European Languages’, geleid vanuit Zagreb) waarin de hier gekozen aanpak op meerdere talen wordt toegepast. De inleiding leest goed, al heeft de auteur niet altijd twee moeilijkheden van zich af weten te schudden: de schaarste in het corpus van feiten van een bepaald type (interessante aanpassingen vinden eerder plaats door mensen die geen of weinig Engels spreken, de auteur realizeert zich dat geloof ik niet altijd even goed), en het feit dat voortdurend opmerkingen worden gemaakt over de uitspraak van geschreven materiaal. In het corpus zijn met name interessant maar relatief onderbedeeld qua aandacht de leenwoorden met een specifiek Nederlandse betekenis, zoals box vs. speaker (-cabinet), filter vs. (filter)-tip, slip vs. briefs, strip vs. cartoon, pocketbook vs. paperback, etc. Bij de opmerkingen van de auteur hierover ontbreken zo te zien nog pick up (vs. turntable) en songfestival (vs. song-contest). In een groter vakgebied waarin ook de studie van spreekfouten, taalspelletjes, etc. thuishoren verdient (nog) systematisch(er) werk van dit type zeker een plaats.
W.Z.
| |
Lezingenbundels
Het Utrechtse Dwarsverband Renaissancestudies organiseert jaarlijks een colloquium. De lezingen die op deze dag gehouden worden, verschijnen naderhand in een bundel, die besteld kan worden.
Uit voorgaande jaren is nog een aantal van deze bundels voorradig:
URS I, 1982: Artistieke talen in de Renaissance. |
J. Becker (Utrecht): ‘Die verborghen schoon leeringhen’, de titelprent van Van Manders ‘Wtlegghingh’ uitgelegd. |
P.M. Daly (Montreal): ‘Emblematic language and iconographic effects in some plays by Shakespeare.’ |
W.I.M. Elders (Utrecht): ‘Guillaume Dufay as musical orator’. |
W. Vermeer (Utrecht): ‘Pastorale poëzie van Huygens.’ |
URS II, 1983: Het beeld van de kunstenaar in de Renaissance. |
W.I.M. Elders (Utrecht): ‘Het beeld van de Nederlandse musicus in de Renaissance.’ |
E. de Jongh (Utrecht): ‘Over ambachtsman en kunstenaar: de status van de schilder in de 16e en 17e eeuw.’ |
J. Riesz (Bayreuth): ‘Der Arkadische Schäfer als Prototype des modernen Künstlers.’ |
URS III, 1984: Stad en Land in de Renaissance. |
| |
| |
A. Gelderblom (Utrecht): ‘Woeste Noormannen en geile Spaniaards.’ Iets over de topiek van het stededicht in de Renaissance. |
J. Dixon Hunt (East Anglia): ‘City, Villa & Country in Renaissance Italy and England.’ |
E. de Jong (Amsterdam): ‘Buitenleven in de Nederlandse 17e eeuw.’ |
E.R.M. Taverne (Groningen): ‘Het getekende kaartbeeld als teken van stedelijke propaganda.’ Invloed v.d. landmeetkundige en kartografische praktijken in Italië op enkele Ned. stadsplattegronden uit het begin van de 17e eeuw. De bundels I en II kosten elk f7,50, bundel III kost f 17,50; steeds inclusief verzendkosten. |
Bestellingen kunnen worden gedaan door overmaking van het verschuldigde bedrag op girorekening 3089153 t.n.v.B.F. Scholz, Renaissancestudies, Utrecht, onder vermelding van: U.R.S. I, II of III.
B.F. Scholz
| |
Vier eeuwen universiteitsbibliotheek Utrecht
Ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van de Utrechtse universiteit is een glansrijk begin gemaakt met een nieuwe geschiedenis van de universiteitsbibliotheek die overigens, als stedelijke bibliotheek, nog een halve eeuw ouder is dan de haar nu beherende universiteit. Drie auteurs, D. Grosheide, A.D.A. Monna en P.N.G. Pesch zijn verantwoordelijk voor deel I van Vier eeuwen Universiteitsbibliotheek Utrecht, uitgegeven bij een samenwerkingsverband van de Bibliotheek en HES Uitgevers, Utrecht 1986. Het boek telt 304 blz., is rijk geïllustreerd en kost als paperback f39,50 en als gebonden uitgave f59,50. Wie het boek leest krijgt een gedegen en toch ook leesbaar overzicht van het reilen en zeilen van de instelling in de periode 1581 tot 1878. De collectievorming staat vanzelfsprekend centraal maar ook wordt er aandacht besteed aan de opzet en doelstelling van de catalogussen, de inrichting van de gebouwen en de organisatie van het beheer. Winst en verlies wat het boekenbezit betreft, wisselen elkaar af al heeft de winst, gelukkig, verreweg de overhand gehad. Om de meest uiteenlopende redenen kreeg de bibliotheek boeken toevertrouwd. Zo schonk Voetius in 1639 een Italiaanse verzamelbundel waarin een lofzang op de sodomie voorkwam van een bisschop, met de merkwaardige motivering dat de katholieken in de toekomst het bestaan van dit werkje niet zouden kunnen ontkennen wanneer het veilig in de Utrechtse bibliotheek lag opgeslagen. Helaas, juist naar deze tekst waren er teveel nieuwsgierigen voor wie een te royaal uitleningsbeleid werd gevoerd: een edelman die deel uitmaakte van de Franse bezettingsmacht in 1673 kreeg het boekje een paar dagen mee en bracht het niet terug.
In de inleiding wordt de hoop uitgesproken dat de verschijning van het tweede deel van dit boek dat verzorgd zou worden door de huidige bibliothecaris J. van Heyst, niet te veel vertraging zal ondervinden door diens recente benoeming tot bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek. Die wens kan ik alleen maar onderstrepen. De prachtige Utrechtse bibliotheek heeft dan de geschiedenis die ze verdient.
M.A.S.-v.d. D.
| |
| |
| |
Bulkboek over de achttiende eeuw
Het moest voor de auteur van het derde bulkboek moeilijk zijn een nieuwe formule te vinden om zijn werk een aantrekkelijke structuur te geven na de schoolvakken van de Middeleeuwen en de levenstijdperken van de Renaissance. Bert Paasman is daar heel goed in geslaagd door zijn uitgangspunt te kiezen bij de prachtige Nederlandse encyclopedie, het Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek van N. Chomel en J.A. de Chalmot dat in zestien delen aan het eind van de achttiende eeuw verschenen is. In dat boek staat, zoals men uit de korte titel al kan opmaken, bijna ‘alles’ en zo geeft dit Bulkboek in 25 hoofdstukjes die van Almanak via o.a. Fabel, Physiognomie, Tolerantie en Vrijheid naar Ziekte lopen een, kleurig en veelzijdig beeld van de eeuw der verlichting. Een inleidend hoofdstuk behandelt het verschijnsel encyclopedie en vertelt het een en ander over Chomel-Chalmot. Net als de andere is ook dit bulkboek rijk geïllustreerd en bevat het uitvoerige literatuuropgaven.
In magazinevorm kost dit bulkboek, Bert Paasman, Het boek der verlichting; de 18e eeuw van A tot Z, f5,-. Er komt ook een gebonden editie in de handel, op beter papier en die zal f29,50 kosten.
M.A.S.-v.d. D.
| |
Lodewijk van Deyssel over J.A. Alberdingk Thijm
De biografie die Lodewijk van Deyssel in 1893 onder de initialen A.J. van zijn vader J.A. Alberdingk Thijn publiceerde, wordt over het algemeen tot zijn meest leesbare boeken gerekend. Na ruim negentig jaar bezorgde Harry G.M. Prick er een herspelde, geannoteerde en geïllustreerde herdruk van. (De wereld van mijn vader, Thomas Rap, Amsterdam - Brussel, 1986. 364 pp., f45,-). Het lijkt me niet gewaagd te veronderstellen dat leven en werk van de katholieke letterkundige Alberdingk Thijm niet tot de parate kennis van de doorsnee neerlandicus behoren, of het moest zijn dat hij zich het satirieke portret herinnert van de ‘officiële schoonheidspastoor’ Godevaert Haman in Willem Paaps roman Vincent Haman (1898). Alhoewel Alberdingk Thijm niet alléén model heeft gestaan voor dit toonbeeld van ijver, ernst en deftigheid, zal de lezer van Van Deyssels biografie moeilijk aan de indruk ontkomen dat het waarheidsgehalte in Paaps typering aanzienlijk is. Geheel anders is de teneur van Knuvelders waarderende schets uit zijn Beknopt handboek waarin de opmerkelijke mededeling voorkomt dat Alberdingk Thijm in veel opzichten beginselen heeft verkondigd ‘die ten grondslag liggen aan de veel latere stroming van de zogenaamde nieuwe zakelijkheid’. Wie verwacht dat Prick deze en ander opinies in zijn voorwoord bespreekt en toetst aan de biografie, komt bedrogen uit, omdat noch Alberdingk Thijm noch de inhoud van Van Deyssels levensbeschrijving aandacht krijgen. Wel belicht Prick gedetailleerd de ontstaansgeschiedenis, en wordt aan de hand van citaten, uit brieven van vooral familie en vrienden, een indruk gegeven van de receptie, waarbij opvalt dat behaive Van Eeden geen enkele vooraanstaande schrijver op de biografie reageerde. Uitvoerig daarentegen is de respons van de toneelcriticus en journalist J.H. Rössing in De Amsterdamme. In zijn beoordeling, die als bijlage is opgenomen,
releveert Rössing terecht wat voor alles opvalt: de onvoorwaardelijke liefde en eerbied voor de vader van de
| |
| |
zoon, die enerzijds kan schrijven ‘Thijm had niet één gebrek, niet één grote of kleine ondeugd, niet één verkeerde gewoonte’, en anderzijds het hagiografische door voldoende distantie aanvaardbaar maakt. Instemming verdient overigens ook Rössings kritiek op de aan wijdlopigheid laborerende beschrijvingen en de niet al te evenwichtige compositie van dit ‘deftig-mooi’ geschreven boek. De herdruk wordt gecompleteerd met nog twee bijlagen en een personenregister. Die bijlagen betreffen Van Deyssels beschrijving van zijn vaders bibliotheek (ruim 60.000 banden) en zijn in 1920 verschenen opstel over het door zijn vader opgerichte tijdschrift De Dietsche Warande.
Terzijde, nu inmiddels zo veer relatief onbekend werk van Van Deyssel opnieuw het licht heeft gezien, zou het wenselijk zijn de fotografische herdruk van zijn bekendste boek Een liefde, die al enige tijd niet meer verkrijgbaar is, weer uit te geven.
Hans Anten
| |
Auteurscorrecties
Met enige nadruk moet de redactie de medewerkers aan ons tijdschrift wijzen op de regel in de ‘Aanwijzingen voor de kopij’ dat ‘wijziging van tekst, anders dan verbetering van zetfouten, de auteurs door de uitgever in rekening kan worden gebracht’.
Vanaf heden zal een dergelijke doorberekening in de regel inderdaad plaats vinden en men dient erop bedacht te zijn dat deze kosten verrassend en onaangenaam hoog kunnen uitvallen.
M.A.S.-v.d.D.
|
|