De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80
(1987)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||
0 InleidingHet samengesteld perfectum bestaat uit een vorm van de hulpwerkwoorden zijn of hebben in combinatie met een voltooid deelwoord. De vraag welke factoren in het moderne Nederlands de keuze voor zijn (= Z) of hebben (= H) bepalen is in de literatuur vaak besproken, bijv. in Kern (1912), Koster (1978), Kerstens (1983), Koops (1983), Hoekstra (1984), maar - aldus Hoekstra (1985: 54) - nog niet bevredigend beantwoord. Verantwoordelijk voor deze situatie zijn problemen van methodologische aard en een aantal materiaal- en gebruiksfactoren, zoals:
Het meest volledige beeld van de distributie van Z en H wordt gegeven in de ANS (1984: 517 e.v.); de daar gepresenteerde categorisering der werkwoorden luidt in het kort als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||
In dit overzicht kan men de oorspronkelijke distributie zoals gegeven in Paul (1920:137 e.v.) en Bosker (1961:56 e.v.) nog goed herkennen:
De in de ANS toegepaste categorisering, die gebruik maakt van syntactische, morfologische, semantische en lexicale kenmerken, laat weliswaar zien dat de factoren die de keuze voor Z of H bepalen zeer talrijk zijn geworden (en bovendien nog niet allemaal onderkend, zoals bij gaan ‘klinken’), maar roept tevens de vraag op of het huidige gebruik van Z en H niet op één algemeen plan kan worden beschreven. In dit artikel wordt getoond dat het gebruik van Z en H meer verbreid is dan men op grond van de ANS zou verwachten en wordt getracht een verklaring voor het gebruik van Z en H te vinden in de specifieke betekenisbijdrage die elk van deze hulpwerkwoorden levert aan zinnen met een samengesteld perfectum. | |||||||||||||||||||||||||||
1 De betekenis van Z en HOp grond van bovengenoemde categorie v uit de ANS (intransitiva, geen verandering van toestand) kan worden gesteld dat H aangeeft dat de referent van het subject wordt geprojecteerd als niet-veranderend in de verwoorde situatie. Dit is ook duidelijk bij de categorieën IV (transitiva) en VI (transitieve causativa):
De in (1) en (2) aangeduide objecten ondergaan wel verandering: het vlees gaat | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||
van een geheel over in plakken, de kinderen van onrustig in kalm. Bij andere (- niet causatieve -) transitiva hoeft er geen sprake te zijn van enige verandering in het object:
Bij categorie VII (werkwoorden van beweging) duidt H op het feit dat het subject ergens mee bezig is. Het gebruik van Z daarentegen duidt aan dat er verandering optreedt in of aan de referent van het subject. Bij werkwoorden van beweging is deze verandering ruimtelijk, bij categorie I (intransitiva) is deze ruimtelijk, fysiek, etc, bij IX.b (verliezen) verandert het bezit van het subject, bij IX.c (vergeten ‘verzuimd hebben’) is er sprake van een verandering ten opzichte van het voornemen van het subject of een opdracht aan het subject, bij IX.c (vergeten ‘zich niet meer herinneren’) is er een verandering ten opzichte van wat vroeger wel in het geheugen van het subject aanwezig was. De oppositie Z vs. H komt dus neer op VERANDERING IN SUBJECT (precieser: in de referent van het subject) vs. GEEN VERANDERING IN SUBJECT. VERANDERING IN OBJECT en BEZIG ZIJN vormen dan twee van de vele interpretaties van de betekenis van H. In de volgende paragrafen worden vele voorbeelden (onder meer uit de ANS) besproken waarbij de oppositie + / - VERANDERING IN SUBJECT nader bezien wordt, en tevens een groot aantal interpretaties van deze betekenisseri. | |||||||||||||||||||||||||||
2 Werkwoorden van bewegingHoewel de in de ANS (:521) opgesomde werkwoorden van beweging een verandering in het subject inhouden, kunnen ze toch gecombineerd worden met H. Het resultaat is dat van een subject dat geprojecteerd wordt als BEZIG ZIJND met een beweging (in tegenstelling tot Z dat juist oriënteert op wat bereikt is of voortvloeit uit de beweging, het RESULTAAT). Bijv.:
ANS (:521-2) stelt dat de plaatsverandering bij gebruik van Z expliciet vermeld wordt door middel van een richtingsbepaling (zinnen 5a en b), of geïmpliceerd wordt door de betekenis van het werkwoord, zoals bij ‘dalen’ (zin 6). Echter onder deze condities kan ook H voorkomen, bijv. bij lopen:
In (7) wordt lopen gecontrasteerd met andere wijzen van bewegen (gefietst, gevaren, etc.). Hier is sprake van het anders BENOEMEN van een reeds benoemde of begrepen beweging, dan wel van het mentaal opponeren van lopen en een andere mogelijke of verwachte beweging: de handeling wordt benoemd als zijn | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||
de een X-handeling en geen andere. Hoewel de plaatsverandering in (7) evident is, geeft het gebruik van H toch een consistent geheel omdat - bij de interpretatie BENOEMEN - de aandacht niet gericht is op deze plaatsverandering, maar op de aard van de handeling die tot die plaatsverandering leidt. Zin (8) spreekt over een gedurende het gehele leven van het subject herhaalde handeling. Bij het refereren aan elk van deze handelingen afzonderlijk zou zin (5b) goed gebruikt kunnen worden, maar het gebruik van H maakt dat er in (8) een beeld gegeven wordt van een onveranderlijke reeks veranderingshandelingen. Het subject wordt dus, op een hoger plan dan dat van de concrete handeling, voorgesteld als onveranderlijk. Dit gebruik van de betekenis van H duid ik aan met SAMENVATTEND. Een werkwoord met impliciete richtingsaanduiding als dalen laat ook H toe:
Naast de interpretatie SAMENVATTEND, die voor (9d) voor de hand ligt, staat een interpretatie UITVOEREND voor (9a, b en c). (9a) kan bijvoorbeeld worden gebruikt in een rapportage over een testprogramma om aan te geven dat het vliegtuig een of meer daalhandelingen heeft verricht, waarbij het dan irrelevant is of/dat het daarna weer hoger is gaan vliegen. De zinnen (9b en c) zijn in de interpretatie UITVOEREND adequaat ten aanzien van het gedrag van een piloot in opleiding die moet leren hoe hij moet dalen; evenzeer zijn zij adequaat ten aanzien van een passagier van een vliegtuig, hoewel (9b en c) dan eerder als MEEMAKEND dan als UITVOEREND geïnterpreteerd zullen worden. De interpretatie HANDELING X UITVOEREND/MEEMAKEND kan ook worden gegeven aan de zinnen (10, 11a, 12a en 13a).
In (11a) is sprake van een geregelde lijndienst op New York; de interpretaties SAMENVATTEND en UITVOEREND kunnen tegelijkertijd van toepassing zijn. Zin (1 lb) kan niet gelden als de Z-variant van (11a) aangezien hij geïnterpreteerd wordt als ‘ik ben boven op NY/tegen NY aan gevlogen’. De betekenis van Z is niet compatibel met de betekenis ‘een geregelde lijndienst hebben op’.
Bij gebruik van H wordt de aandacht gevestigd op de situatie van het lopen door de modder: dat is wat de schoenen vies heeft gemaakt. Z oriënteert op de periode/situatie na het lopen door de modder, de periode dus waarin de schoenen vies zijn (als gevolg van het door de modder lopen). Daarbij geeft Z ook een element van ‘per ongeluk’, ‘niet volgens de bedoeling’; VERANDERING IN SUBJECT | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||
komt dan neer op een verandering ten opzichte van wat wenselijk, normaal, de bedoeling, etc. zou zijn; deze interpretatie wordt aangeduid met ANTI. ANTI is ook een interpretatie van Z in (12b) tegenover H:
In (13a) kan juist H gebruikt worden in het geval dat rechtsafslaan de bedoeling was, bijv. bij het nabespreken van een autopuzzeltocht:
(13b) vraagt naar de verandering van rijrichting; de interpretatie van (13a) is UITVOEREND CONFORM INSTRUCTIE. Het werkwoord van beweging achtervolgen, dat als uitzondering binnen categorie IX.d enkel met H gecombineerd zou kunnen worden, komt ook met Z voor:
De verandering in het subject die door Z wordt aangegeven komt hier tot uitdrukking in het beginnen van de handeling: eerst achtervolgde het subject niet, daarna wel. Ik geef deze interpretatie aan met HANDELING X BEGINNEND. Als laatste werkwoord van beweging bespreek ik keren. Dit heeft, net als dalen, een geïmpliceerde richtingsbepaling, en is zowel met Z als met H te combineren (in allerlei interpretaties):
Echter in (15c) is H niet goed te gebruiken in plaats van Z:
De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat naar huis het einde van het traject markeert, en het keren (de richtingsverandering van het subject) aan het begin van het traject plaatsvindt. Het traject is niet gevuld met ‘keren’, maar met een andere, niet nader aangeduide beweging. Daar gekeerd alleen refereert aan een korte fase van de totale beweging, is een keuze voor H weinig gemotiveerd. | |||||||||||||||||||||||||||
3 Werkwoorden van pseudo-bewegingWerkwoorden van beweging worden soms gecombineerd met subjecten die in het geheel niet zelf bewegen, bijv. lopen in (16):
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wegens gebrek aan verandering binnen het subject is in dit soort gevallen alleen H te gebruiken. gaan kan met Z en H in allerlei interpretaties gecombineerd worden, ook als de beweging wat minder substantieel is, zoals in:
Bij gebruik van Z kan worden gedoeld op het begin (of ook het ophouden) van het gerucht. In de betekenis ‘klinken’ (categorie IX.a) kan gaan ook met Z en H gecombineerd worden; in de ANS wordt echter geen verschil aangegeven:
Bij navraag is mij gebleken dat (18b) voor slechts weinig sprekers acceptabel is. H leidt hier tot de interpretatie ‘het klinken van de bel is er nog niet geweest’ (d.w.z. er wordt ontkend dat de HANDELING X HET GEVAL IS). Als de bel hier (bijv. als schoolbel) een signaalfunctie heeft, zal (18b) om pragmatische redenen niet gauw voorkomen; immers, het klinken van het signaal is op zichzelf van minder belang dan de overgang niet-klinken wei-klinken of het gevolg dat ermee beoogd wordt. Een en ander wordt door nog niet versterkt. Acceptabeler is H bij gaan in (18d):
In een situatie waarin telefoontoestellen worden uitgeprobeerd, of bepaalde telefoonlijnen, is het al dan niet klinken van de bel wel relevant, namelijk als bevestiging van de verwachting dat het toestel/de lijn in orde is. | |||||||||||||||||||||||||||
4 Intransitiva zonder veranderingVolgens categorie V worden intransitiva zonder verandering met H gecombineerd, zie (19a) vs. (19b); bij aanwezigheid van een richtingsbepaling zijn H en Z beide mogelijk, zie (19c en d):
Het gebruik van Z in (19d) is in lijn met de betekenis VERANDERING IN SUBJECT: metaforisch gesproken is het subject al slapend aan de andere kant van het lawaai gekomen. Ook een element van onverwachtheid (ANTI) kan in de interpretatie meespelen. Het werkwoord optreden wordt gebruikt in de zin van ‘op het toneel staan’ en ‘zich handelend laten gelden’; in (20a en b) is de eerste betekenis gebruikt: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||
Zin (20b), met Z, is acceptabel in minstens twee gebruikssituaties:
In (20c en d) is optreden in zijn tweede betekenis gebruikt:
Zin (20c) is voor sprekers minder acceptabel dan (20d). Dit kan worden verklaard doordat optreden meer gebruikt wordt om gedragsverandering van iemand aan te geven dan diens wijze van optreden; optreden wordt dus meestal gezien als een werkwoord van categorie I (met Z). Daarbij komt dat de handeling waarmee iemand zich laat gelden in het geval van optreden meestal van vrij korte duur is, waardoor het idee van verandering meer op de voorgrond kan treden dan de actie zelf. Een voorkeur voor Z is derhalve begrijpelijk; het gebruik van H levert echter niet echt een inconsistent geheel op. | |||||||||||||||||||||||||||
5 Transitiva met Z-H oppositieZ-H oppositie bij transitiva komt bij relatief weinig werkwoorden voor; deze staan in de ANS (zie categorieën IX.b-e) opgesomd. In het geval van verliezen (IX.b) en volgen/-volgen (IX.d) wordt wel een verklaring gegeven, bij vergeten ‘verzuimd hebben’, ‘er niet aan gedacht hebben’ en bij opvolgen ‘komen na iemand’ niet. Een aantal van deze gevallen wordt hieronder besproken; het transitieve achtervolgen is naar aanleiding van (14a, b) behandeld. De betekenis van vergeten ‘verzuimd hebben’Ga naar voetnoot1 maakt dat het in de praktijk lood om oud ijzer is of men de verandering wil zien in het subject (dat iets niet heeft gedaan wat het eigenlijk zou moeten doen) of het object (dat er had moeten zijn, maar er niet is). Het gebruik van Z of H, corresponderend met respectievelijk de eerste en de tweede visie, leidt in het taalgebruik dan ook niet tot een essentieel andere voorstelling van zaken bij de hoorderGa naar voetnoot2. Voor vergeten ‘zich niet meer herinneren’ stelt de ANS (:522) dat enkel combinatie met Z mogelijk is; gezien de verandering in het geheugen van het subject ligt dit ook voor de hand. Niettemin kan H hier ook optreden, bijv. in de interpretatie SAMENVATTEND: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||
Voor de oppositie Z-H bij volgen ‘achter iemand aan gaan’ zoals in
zie paragraaf 2. In de figuurlijke betekenissen ‘luisteren naar’ en ‘nadoen’ komt volgen volgens de ANS (:522-3) alleen met H voor. Echter:
Zin (23a) is passend wanneer de spreker wil meedelen dat hij de ontwikkeling van iemands denkbeelden achteraf is gaan bestuderen en daardoor zijn kennis van zaken heeft vergroot; met andere woorden, de kennis van het subject is veranderd. Een vervolg op deze zin zou kunnen zijn:... en ben tot de conclusie gekomen dat deze in de jaren vijftig een grote ommeslag vertoont. Zin (23b) is beter dan (23a) te gebruiken wanneer men wil refereren aan een situatie waarin het subject iemands ontwikkeling steeds op de voet heeft gevolgd, geobserveerd, geregistreerd, etc., een situatie dus waarin het volgen ongeveer gelijktijdig met de opeenvolgende ontwikkelingsfasen is geweest. Zin (24a) - met Z - geeft aan dat de jury zich een oordeel had gevormd, en dat de Minister daarin is meegegaan: eerst had de Minister geen oordeel, of een eigen, ander oordeel, maar na het oordeel van de jury heeft hij een ‘veranderd’ oordeel; altijd geeft aan dat deze situatie zich telkens weer heeft voorgedaan. Zin (24b) - met H - duidt erop dat de Minister het altijd eens was met de jury: daarin was hij onveranderlijk. (24a) lijkt iets formeler, ambtelijker te klinken dan (24b), wellicht omdat de zin wat afstandelijker is: in (24a) gaat het om het resultaat van de opstelling van de Minister en niet om een beschrijving daarvan. Een dergelijk ‘afstandelijk’ karakter heeft ook
Door middel van (25) werd een conclusie van de interviewer bevestigd; bij gebruik van H zou (25) meer een samenvatting door premier Lubbers zijn van wat de interviewer allemaal aan overwegingen van premier Lubbers had genoemd. Het gebruik van Z en H bij opvolgen ‘komen na iemand’ is in overeenstemming met het gebruik van Z en H elders:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||
In (26a) benadrukt Z de situatieverandering: de ene persoon is in de plaats van de andere getreden; (26b) richt de aandacht meer op de handeling van het opvolgen: de spreker is niet georiënteerd op wat er met Beatrix is veranderd, maar wat zij gedaan heeft met haar moeder; of de spreker denkt aan het hele verloop van de handeling (evt. met alle plechtigheden etc. daaraan verbonden). Een andere mogelijkheid is dat Beatrix volgens de lijn van opvolging inderdaad haar moeder heeft opgevolgd. Het antwoord in (26c) - met Z - is dan ook wat minder direct dan dat in (26d): Z geeft aan dat er iets met ‘haar dochter’ is gebeurd terwijl de voorafgaande vraag juist naar Juliana vroeg; daar H verandering in het object toelaat, geeft (26d) wat directer antwoordGa naar voetnoot3. In een biografische schets van koningin Beatrix, waarin alle belangrijke veranderingen in haar leven worden vermeld, is (26e) eerder te verwachten met Z dan met HGa naar voetnoot4. | |||||||||||||||||||||||||||
6 CausativaBij intransitief gebruik worden causativa volgens categorie VI gecombineerd met Z.H. is echter in een aantal gevallen, zeker bij intransitief gebruikte causatieve fase-werkwoorden, heel acceptabel:
Zin (27) kan worden geïnterpreteerd als HANDELING X ( = stoppen) UITVOEREND; in zin (28) wordt gestopt in combinatie met even langer geïnterpreteerd als ‘stilstaan’ en wordt de hoorder niet georiënteerd op veranderingen in het subject, maar juist op diens (gehoopte, verwachte...) stilstaan. Het optreden van een negatie ‘vergemakkelijkt’ het gebruik van H, omdat niet het plaatsvinden van de handeling kan ontkennen, en niet speciaal alleen het intreden of het resultaat van de handeling. Zin (29) kan de vraag zijn van een passagier in een rijdende touring-car die wat heeft geslapen en zich afvraagt of de bus al een of meer van zijn geplande stops heeft gemaakt. Met Z kan (27) de interpretatie ‘van rijdend overgaan in stilstaand’ krijgen, (28) ‘na stoppen doorgereden in plaats van stil blijven staan’ en (29) ‘staat de bus nu stil?’ of ‘is het rijden al beëindigd?’; wanneer een passagier meer geïnteresseerd is in de ritonderbreking dan | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||
in het rijden, dan drukt hij zich met (29) directer uit dan wanneer hij Z zou gebruiken. In andere gevallen is het gebruik van Z meer gemotiveerd:
In beide gevallen is het de spreker te doen om de verandering in het gedrag van het subjectGa naar voetnoot5. Het werkwoord beginnen kan volgens de ANS als uitzondering op categorie IV alleen met Z gecombineerd worden; echter, zie (32) en (33):
In (32) is sprake van een vroeger bestendige situatie (vgl. zin 16a). In (33) wordt gesteld dat het concert de aanzet gaf tot opening van het muziekseizoen (vgl.... heeft het muziekseizoen '84-'85 geopend) en beginnen wordt dan als een causativum gebruikt. Daarentegen is Z meer op zijn plaats in (34) omdat daar sprake is van veranderingen in het leven van het subject:
Het transitief gebruik van het werkwoord blijkt bij beschouwing van (33) en (34) minder van belang te zijn dan de visie die de spreker wil geven op het gebeuren en de localisering van enige verandering daarin. | |||||||||||||||||||||||||||
7 BlijkenNaast het voor blijken (categorie II) normale Z komt ook H voor:
Bij gebruik van H zijn er verschillende interpretaties mogelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||
8 Constructief bepaalde Z-H oppositieCategorie VIII vermeldt het optreden van zowel Z als H in een constructie met een infinitief van een modaal werkwoord en de infinitivus van een ander werk- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||
woord. De modale werkwoorden hebben bij zelfstandig gebruik H, maar indien de afhankelijke infinitivus met Z gecombineerd kan of moet worden, dan kan Z ook fungeren als hulpwerkwoord van tijd bij het modale werkwoord:
De keuze voor Z of H gaat hier hand in hand met de keuze voor een bepaalde syntactische constructie. Zo wordt in (36) de betekenis van H aan die van kunnen gekoppeld, en die van Z aan gebeuren, hetgeen resulteert in respectievelijk ‘de mogelijkheid ( = kunnen) heeft tot m'n verbazing bestaan, en gedurende die periode is “dat” gebeurd’ en ‘dat is gebeurd; het verbaast me dat dat mogelijk is geweest’. Deze verschillende syntactische constructies verklaren de opmerking in de ANS (:520) dat als in dergelijke zinnen een bepaling voorkomt die alleen maar op de eerste (modale) infinitief kan worden betrokken, Z uitgesloten is:
Immers, (38b) zou betekenen ‘ik ben ontkomen; ik heb dat nauwelijks geprobeerd te doen’; deze betekenis is weinig consistent. In irrealis-constructies kan in een aantal gevallen Z-H oppositie optreden bij werkwoorden die buiten deze constructie alleen met één der beide hulpwerkwoorden kunnen worden gecombineerd, bijv. zijn, komen, gebeuren en blijven (alle met Z):
De keuze voor Z of H correspondeert in de irrealis-zinnen steeds met het volgende onderscheid: Z: de handeling is er niet geweest, zonder dat deze destijds potentieel wel had moeten kunnen plaatsvinden; H: de handeling is er niet geweest, maar had wel plaats kunnen vinden (de handeling is niet doorgegaan, is verijdeld, etc., of het subject heeft nagelaten, vergeten, besloten, etc. de handeling niet te verrichten). Het gebruik van H in plaats van Z resulteert dus in de mededeling dat de spreker wenst dat er destijds niets ‘tussen gekomen’ zou zijn. Zin (39a) zou dan ook adequaat zijn uit de mond van iemand uit onze tijd die de Tachtigjarige Oorlog mee had willen maken; d.m.v. (39b) zou hij aangeven dat dat nog zou hebben gekund ook. Zin (40b) kan suggereren dat de spreker als ongeboren baby zelf kon kiezen wanneer hij ter wereld zou komen, doch nu spijt heeft van zijn keuze; | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||
ook kan het de spreker spijten dat hij niet eerder (maar dan dus te vroeg) geboren is. Wanneer hij wil bedoelen dat hij liever 10 jaar eerder geboren had willen zijn, zal hij de voorkeur aan (40a) geven. Zin (41b) drukt uit dat er nu eenmaal op elk tijdstip dingen gebeuren, zodat, als op een bepaald moment gebeurtenis X niet plaatsvindt, er wel een andere gebeurtenis had ‘klaargelegen’ om te gebeuren; zin (41a) stelt dat het waarschijnlijker is dat in plaats van een bepaalde gebeurtenis een andere, niet nader geïdentificeerde gebeurtenis zou hebben plaatsgevonden. Met (42b) geeft de spreker aan dat hij betreurt dat hij destijds besloten heeft weg te gaan in plaats van te blijven, ofwel dat hij betreurt dat hij destijds zijn blijven niet heeft gecontinueerd; (42a) drukt uit dat de spreker wenst destijds wat anders (namelijk blijven) gedaan te hebben. Het gebruik van Z geeft dus aan dat de spreker wenst dat gebeuren X had plaatsgevonden IN PLAATS VAN een ander gebeuren of in plaats van niets; H geeft aan dat de spreker CONTINUERING van een gebeuren, of realisering van een gepland, verwacht, etc. gebeuren wenst. De in deze paragraaf genoemde H-zinnen zijn bepaald niet voor alle sprekers even acceptabel; indien H vlak bij het voltooid deelwoord staat daalt de aanvaardbaarheid sterk:
Bij werkwoorden die buiten de irrealis-constructie wel een Z-H oppositie kennen daalt de aanvaardbaarheid niet bij plaatsing van H in de onmiddellijke omgeving van het voltooid deelwoord:
De verklaring voor (43b) moet dan ook gezocht worden in het feit dat de directe confrontatie van H en geweest te pregnant tegen de norm ingaat om formeel geaccepteerd te kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||
9 BesluitDe oorspronkelijke, tamelijk eenvoudig beregelde distributie van Z en H (zie paragraaf 0) is in het moderne gebruik vervangen door een distributie die - blijkens de ANS - bepaald wordt door een grote, tamelijk diverse verzameling factoren. In het bovenstaande is echter getoond dat een flink aantal ‘Z-werkwoorden’ toch met H gecombineerd kan worden (en ‘H-werkwoorden’ met Z). Dit lijkt het beregelen van de distributie in eerste instantie te compliceren. Wanneer men echter aanneemt dat Z en H een eigen, specifieke bijdrage leveren aan de betekenis van de zin waarin ze worden gebruikt, volgt de acceptabiliteit van de combinatie Z/H + voltooid deelwoord uit de combineerbaarheid van de betekenis van Z/H met de betekenis van de stam van het voltooid deelwoord en de pragmatische acceptabiliteit van de combinatie met betrekking tot de aard van het gebeuren waaraan gerefereerd wordt en/of de wijze waarop een spreker daarover wenst te spreken. De voor Z en H vastgestelde betekenissen, respectievelijk VERANDERING 0 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||
IN SUBJECT en GEEN VERANDERING IN SUBJECT, krijgen in het gebruik allerlei interpretaties. Zo zijn voor Z genoemd: RESULTAAT, ANTI, BEGINNEND, NIEUWE GEDACHTE, IN PLAATS VAN; en voor H: VERANDERING IN OBJECT, SUBJECT IS BEZIG, BENOEMEND, SAMENVATTEND, UITVOEREND, MEEMAKEND, CONFORM (INSTRUCTIE), HET GEVAL ZIJN, CONTINUERING. Deze reeksen interpretaties (interpretatietypen) zijn uiteraard voor uitbreiding vatbaar en bestaan elk voor zich niet uit scherp van elkaar onderscheiden termen. Door de bank genomen staan in de ANS de meest voorkomende combinaties met of Z, of H, of beide. De ‘vaste’ combinatie wordt in een aantal gevallen pas ‘doorbroken’ als er iets bijzonders aan de hand is, zoals bijvoorbeeld het abstraheren van de concrete handelingen (bij de interpretatie SAMENVATTEND), maar ook het mede optreden in de zin van andere relevante betekenissen, zoals van de negatie en de irrealisGa naar voetnoot6. H. treedt vaker op bij traditionele Z-werkwoorden dan Z bij traditionele H-werkwoorden. Zeker hoogfrequente Z-werkwoorden laten zich niet gemakkelijk met H combineren, zelfs al zou er semantisch geen bezwaar hoeven zijn. Wil een spreker toch een H-betekenis aan zijn zin meegeven, dan kiest hij vaak voor een ander, meer of minder synoniem werkwoord dat beter met H gecombineerd kan worden. Bijv. gespeeld in plaats van geweest als de interpretatie SAMENVATTEND bedoeld wordt:
De oorspronkelijke distributie is (nog?) niet helemaal vervangen door een nieuwe distributie, gebaseerd op de combineerbaarheid van de betekenis van Z en H; maar waar een oppositie Z-H aanwezig is of gebruikt wordt, kan deze worden verklaard door de oppositie van de met Z en H correlerende betekenissen. | |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|