| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Koning Artur in de Nederlanden
Aan een goede bloemlezing uit de Middelnederlandse Arturlitteratuur, geschikt voor een eerste kennismaking met het genre en bovendien te gebruiken als een inleiding tot het recente onderzoek, bestond al geruime tijd behoefte. Tot nu toe had Maartije Draaks alleraardigste boekje Arthur en zijn Tafelronde, in 1951 bij Van Goor verschenen en in 1979 opnieuw uitgegeven door Nijhoff, het rijk alleen. Mede geïnspireerd door het werk van de doyenne van de Nederlandse Arturisten, maar geleid door zijn eigen visies en voorkeuren, heeft J.D. Janssens onlangs een in de verte vergelijkbaar boekje het licht doen zien: Koning Artur in de Nederlanden, Middelnederlandse Artur- en Graalromans (Utrecht, H&S, 1985; 196 blz. waarvan 8 blz. illustraties; prijs f 25,-). Na een algemene inleiding over het genre in zijn internationale context en de overlevering van de Middelnederlandse Arturromans stelt Janssens de vijf romans waaruit hij fragmenten heeft gekozen aan de lezer voor: ‘De queeste van het vliegende schaakbord’ (Walewein), ‘Een ridder anders dan anderen’ (Perchevael), ‘De queeste naar eer en liefde’ (Ferguut), ‘Twee tegengestelde visies op het avontuur’ (Walewein ende Keye) en ‘De queeste naar God’ (Queeste vanden Grale). Op elk van deze korte inleidingen volgt een beknopte selectieve bibliografie. Doordat de gekozen fragmenten een behoorlijke omvang hebben en door verbindende teksten in hun context worden geplaatst, kan de lezer zich een goede indruk vormen van de romanstructuur waaruit het betrokken tekstgedeelte is losgemaakt. De annotatie is gericht or beginners; wie meer wil weten, kan via de noten op p. 180-88 de weg vinden. Kortom: in didactisch opzicht blijft er weinig te wensen over. Nu een algemeen litterair tijdschrift onlangs een aflevering vrijwel geheel heeft gevuld met bijdragen over Koning Artur en
de Middeleeuwen (Bzzletin 124, mei 1985, prijs f 15,-) acht ik het zelfs niet onmogelijk dat Janssens' bloemlezing ook buiten de vakkringen lezers zal vinden.
W.P.G.
| |
Liefde en Fortuna in de late Middeleeuwen
Anders dan anders brengt het Jaarboek 1984 van de Koninklijke soevereine hoofdkamer van retorica ‘De Fonteine’ te Gent (deel XXXIV, tweede reeks nr. 26) ditmaal een reeks studies over één thema: ‘Liefde en Fortuna in de Nederlandse letteren van de late Middeleeuwen’. Het zijn de zes lezingen van een colloquium dat op 23 en 24 november 1983 op initiatief van Prof. Dr. A. van Elslander te Gent heeft plaatsgehad, die hier (soms in omgewerkte vorm) een goed onderkomen hebben gevonden. De Gentse historicus W. Prevenier behandelt, in samenwerking met zijn leerlingen Marc Boone en Thérèse de Hemptinne, het probleem van ‘Fictie en historische realiteit’ nader toegespitst op de vraag ‘Colijn van Rijssele's De Spiegel der Minnen, ook een spiegel van sociale spanningen in de Nederlanden der late middeleeuwen?’ Als tegenhanger van dit
| |
| |
betoog kan een tweede lezing over Colijns meesterwerk worden beschouwd, ‘De Spiegel der Minnen: sterren en strekking’, door de Utrechtse neerlandica J.E. van Gijsen, die de astrologische en theologische achtergronden van het stuk belicht. J. Reynaert behandelt het probleem van liefde en lot in ‘De liefdeslyriek in het Gruuthuse-handschrift’, terwijl A.M.J. van Buuren een vers van Dirc Potter tot uitgangspunt kiest: ‘Die Minne staet op avontuer’. Twee boeiende stukken hebben betrekking op de kunst van de rederijkers: een zeer principiële beschouwing van Herman Pleij over ‘De laatmiddeleeuwse rederijkersliteratuur als vroeg-humanistische overtuigingskunst’ en een studie van Dirk Coigneau over ‘Liefde en lichaamsbeleving op het rederijkerstoneel’. Het is duidelijk dat het Gentse colloquium bijzonder succesvol is geweest; de goede samenwerking tussen Noord en Zuid doet deugd.
Behalve de lezingen van het colloquium bevat Jaarboek 1984 ook een overzicht van de inhoud van de voorafgaande jaarboeken over de periode 1943-1983, door A. van Elslander. Het jaarboek (144 blz.) kan worden besteld door overmaking van 425 BF op girorekening 000-0301710-40 van ‘De Fonteine’ te Gent.
W.P.G.
| |
Een vriendenboek voor Jules van Oostrom
In december 1985 heeft drs. J.P. van Oostrom afscheid genomen als docent in de historische taalkunde aan het Instituut De Vooys in Utrecht. Bij die gelegenheid is hem als Liber amicorum een speciaal, extra-dik nummer van het instituutsblad Vooys aangeboden. Een en dertig collega's en (oud)leerlingen hebben daarin een zogeheten squib op het gebied van de Nederlandse taal- of letterkunde bijgedragen. De kleine opstellen behandelen de meest uiteenlopende onderwerpen, maar ze hebben gemeenschappelijk dat alle auteurs er kennelijk hun best op hebben gedaan leesbaar, ja plezant te schrijven - de lezer van De Nieuwe Taalgids moet dat maar van me geloven ook al zal ik de bijdragen niet opsommen. De auteurs vullen met elkaar 80 blz. en een klein aantal exemplaren van dit Vooys-nummer is nog te verkrijgen voor de bescheiden prijs van f 4,-. Wie dat bedrag overmaakt op girorekening 2595369 t.n.v. Instituut De Vooys, Postbus 80091, 3508 TB Utrecht, krijgt het boekje thuisgestuurd.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Sirenenzang van een classicus
In jaargang 76, 1983 is in De nieuwe taalgids een wat uit haar krachten gegroeide bladvulling verschenen van G.J. de Vries, de emeritus-hoogleraar in de Griekse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, onder de titel ‘Het geluk van de papaver’. In dat stukje wordt het een en ander opgemerkt over de eventuele bron van Gorters befaamde vergelijking, maar interessanter nog is de manier waarop De Vries nadenkt over de betekenis van het woord geluk zoals dat voorkomt in de betreffende passage: is het een geluksgevoel of is
| |
| |
het een toestand van geluk? Het stukje is in zekere zin typerend voor het boek waarin het thans is opgenomen, De zang der sirenen, een bundel over thema's uit de klassieke, vooral de Griekse literatuur. Alle stukken leggen getuigenis af van de grote belezenheid van de auteur, zowel in de klassieke als in de moderne literaturen, van zijn zorgvuldigheid bij het lezen en interpreteren van teksten, van zijn liefde voor literatuur en van zijn schrijfplezier. Dat alles kan niet anders dan leesplezier opleveren en vandaar dat ik het boekje graag in dit blad aankondig, al hebben eigenlijk alleen de laatste twee opstellen, over Gorter en over Allard Pierson en de klassieke Oudheid iets met de neerlandistiek te maken. Maar wie bijvoorbeeld het titelopstel doorleest, wordt aan het eind verrast met Jan Luyken, en Achterberg heeft een plaatsje gekregen in een stuk over ‘Het middagspook’. De meeste aandacht gaat uit naar Homerus, Plato en Longinus, maar ook bevat het boekje een essay over Pindarus - ik denk een van de zeer weinige die er over deze duistere auteur voor een breder publiek geschreven zijn. De meer thematisch geordende opstellen, bijvoorbeeld over ‘de wijde blik’ van de Grieken of ‘de bevrijdende lach’ halen hun materiaal uit tal van auteurs, waarbij ook de vroeg-christelijke niet over het hoofd zijn gezien.
G.J. de Vries, De zang der sirenen is een uitgave van Ambo/Atheneum-Polak en Van Gennep. Het telt 208 blz. en kost f 24,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Woord en muziek in samenspel
Het studium generale van de Haagse Leergangen was in 1985, het Europese jaar van de muziek, gewijd aan de relatie muziek en literatuur. Volgens een al jaren oude traditie zijn de gegeven colleges gebundeld en uitgegeven onder de titel Woord en muziek in samenspel. Het boek bevat zes bijdragen: A.M.W.J. Kurris, Woord en toon in het Gregoriaans; Marius Flothuis, Poëziegehoorzame dochter der muziek; Paul Verhuyck, Zingende zotten. De functie van de liedjes in de laat-Middeleeuwse sottises; Ad den Besten, Wilhelmus van Nassouwe, tekst en muziek; A.G.H. Bachrach, Muziek en lied bij Shakespeare; A.W.G. Kingma-Eijgendaal, Poëzie als muziek in laat 19e-eeuws Frankrijk. Nadere bijzonderheden over de auteurs zijn te vinden in de toegevoegde ‘Personalia’. De bundel is uitgegeven bij Dick Coutinho te Muiderberg, telt 112 blz. en kost f 19,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Voortgang VI
Onlangs verscheen aan de Vrije Universiteit de zesde aflevering van ‘Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek’.
Een overzicht van de inhoud:
Maaike-Hogenhout-Mulder: De legende van de drie gouden vrijdagen
Theo A.J.M. Janssen: De constructie hebben/zijn + (‘)voltooid deelwoord(’)
| |
| |
Margreet Onrust: Over werkwoordklassificaties
A.M. Duinhoven: De deelwoorden vroeger en nu
J.L.M. Hulsker: Een formele analyse van Petrus Montanus' Spreeckonst
G.R.W. Dibbets en E.D.J. Schils: Bredero aangetekend
L. Strengholt: Donne als model: Donne, Hooft en Huygens in Jan de Brunes Minne-praet
H. Duits: ‘Dat Hollandt hier uit leer aan wien het zy verplicht.’
Willem van Oranje als toneelheld in het tijdperk van de ‘ware vrijheid’
Elly van Logchem: Lucretia van Merken (1721-1789) en het dichtgenootschap ‘Laus Deo, Salus Populo’
Willem Breekveldt: Welmeenende lezers! Over een receptie-ongeluk in het werk van Wolff en Deken
M.v. Hattum: Bilderdijk - Da Costa - Suringar
J.C.v. Aart: Kleurnamen in Paul van Ostaijen's poëzie. III ‘Stad Stilleven’ als picturale compositie
De bundel is te bestellen door f 20,- (studenten f 12,50) over te maken op postgiro 4578980, t.n.v.W.F.G. Breekveldt, studierichting Nederl. V.U., De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam.
Bijdragen voor de zevende aflevering, die eind 1986 verschijnt, kunnen tot 15 september worden ingezonden aan bovengenoemd adres, dat ook aanwijzingen verstrekt voor het gereedmaken van de kopy. De maximale omvang van een artikel is gesteld op 40 p. A4.
W.F.G. Breekveldt
| |
Poolse belangstelling voor Nederlandse literatatuur
Dorota en Norbert Morciniec, Historia literatury niderlandzkiej, uitg. Zakład Narodowy im. Ossolińskich, Wrockław 1985, ISBN 83-04-01590-0, 428 pag., prijs 370 złoty.
In Polen is onlangs Historia literatury niderlandzkiej (Geschiedenis van de Nederlandse literatuur) verschenen, een werk van de hand van Dorota en Norbert Morciniec, die beiden aan de afdeling Neerlandistiek van de Universiteit van Wrocław verbonden zijn. Deze nieuwe literatuurgeschiedenis, die in een oplage van 20.000 exemplaren is gedrukt, treedt in het spoor van twee eerdere afzonderlijke publicaties over dit onderwerp. Reeds in 1932 was Literatura Holenderska verschenen, een vertaald werk van J. Prinsen J.Lzn. dat deel uitmaakte van een grote serie gewijd aan de wereldliteratuur. Het eerste resultaat van eigen arbeid was Szkice z literatury niderlandzkiej (Schetsen uit de Nederlandse literatuur, 1983), waaraan 5 Poolse neerlandisten hun bijdrage hadden geleverd. De geringe oplage (600 exemplaren) en het doelgerichte karakter ervan (het was vooral bestemd voor de studenten Neerlandistiek) stond een groter verspreidingsgebied in de weg. De opzet en de presentatie van Historia literatury niderlandzkiej geven aan dat dit boek voorlopig beschouwd kan worden als het standaardwerk over de Nederlandse literatuur in Polen.
Hoewel de auteurs in hun voorwoord schrijven dat hun werk een populairwetenschappelijke bewerking is, lijkt de gedegen aanpak borg te staan voor een
| |
| |
grote mate van volledigheid, in het bijzonder waar het de oudere literatuur betreft.
Het boek bestaat uit tien hoofdstukken; de hoofdstukken I t/m VII (middeleeuwen-1880) kwamen voor rekening van Norbert Morciniec, de hoofdstukken VIII-X (1880-heden) van Dorota Morciniec. Ter wille van het algemene beeld wordt elk hoofdstuk voorafgegaan door een korte schets van de sociaal-politieke achtergronden in de desbetreffende periode. De aangehouden periodisering is die welke ook in Nederland en België over het algemeen wordt gehanteerd, met dien verstande dat het oeuvre van een schrijver steeds als geheel wordt gepresenteerd. Van de belangrijker werken geven de auteurs een korte beschrijving van de inhoud.
De auteurs stellen dat de populair-wetenschappelijke aanpak de noodzaak met zich mee bracht om een bepaalde selectie in het materiaal aan te brengen, vandaar ‘het gevaar van een zekere willekeur in de keuze, in het bijzonder met betrekking tot de moderne literatuur.’ Een begrijpelijk standpunt. Niettemin doet zich het gemis voelen van enkele niet onbelangrijke literatoren, niet alleen uit de jongste tijd. Ik noem o.a. Carel Vosmaer, K.L. Ledeganck, P.A. de Génestet, A.M. de Jong, Theo Thijssen, Jan Engelman, Herman de Man (wiens Het wassende water al voor de oorlog een Poolse vertaling kende) en Willem de Mérode. Enkele namen uit de nieuwere periode die ook niet zouden misstaan zijn bijvoorbeeld Godfried Bomans, Simon Carmiggelt, H.W.J.M. Keuls, Cees Nooteboom, J.C. van Schagen, Hans Warren, Riekus Waskowsky, Karel van het Reve, Oek de Jong e.a. Ter vergelijking noem ik enkele namen van jongere auteurs die wel behandeld worden: Mensje van Keulen, Roel van Duyn, Wim Hazeu, Hannes Meinkema en Jotie T'Hooft.
Het werk van Dorota en Norbert Morciniec zal, mede door de grote interesse in Polen voor neerlandica in het algemeen, ongetwijfeld in korte tijd een lezerspubliek hebben gevonden. Het boek is verlucht met 49 foto's, en is aan het einde voorzien van een bibliografie van vakliteratuur, alsmede van een - onvolledige - bibliografie van vertalingen in het Pools. De namen uit deze bibliografieën zijn niet in het naamregister opgenomen. Voor een volledige bibliografie van Poolse vertalingen uit de Nederlandse literatuur wil ik verwijzen naar de bijdrage van Jerzy Koch en Norbert Morciniec in het tweede nummer van Neerlandica Wratislaviensia (1985).
Frans Jong
| |
Vormen van literatuurwetenschap
R.T. Segers ed., Vormen van literatuurwetenschap. Moderne richtingen en hun mogelijkheden voor tekstinterpretatie. Wolters-Noordhoff bv, Groningen 1985. ISBN 90 01 79641 9. Prijs f42,-.
Vormen van Literatuurwetenschap is een nuttig boek, en dat blijft het, ook al zou een lezer wensen dat een of ander hoofdstuk beter was geslaagd. Het boek wil toegang geven tot een bepaalde stof en nimmer is een minder volmaakt docent in staat geweest een leergierig student de toegang tot kennis te versperren. In dit geval gaat het om de literatuurwetenschap waarvan (slechts) tien richtin- | |
| |
gen aan de orde komen. Informatie stellend boven gratie som ik ze op: 1 Russisch formalisme, 2 Tsjechoslowaaks structuralisme, 3 New Criticism, 4 Literatuurpsychologie, 5 Literatuursociologie, 6 Literatuursemiotiek, 7 Narratologie, 8 Receptie-onderzoek, 9 Deconstructivisme, 10 Empirische literatuurwetenschap.
Elk hoofdstuk is geschreven door een vertegenwoordiger van de betreffende richting en is op dezelfde wijze geleed. Na een Inleiding volgen twee paragrafen, waarvan de eerste de belangrijkste principes van de behandelde richting uiteenzet, de tweede een demonstratie geeft van de mogelijkheden voor de praktijk van de tekstinterpretatie. Voor negen van de tien richtingen betekent dit, dat een analyse (en interpretatie) wordt gegeven van het verhaal ‘Het lek in de eeuwigheid’ van W.F. Hermans. Het verhaal is als bijlage toegevoegd. De eensgezindheid in de keuze van het object vindt een pendant in de vergelijkbaarheid der resultaten. Geen richting slaagt erin het verhaal aantoonbaar verkeerd te lezen. Niet het resultaat derhalve, de weg erheen verschilt. Curieus is, dat in een enkel geval weg en resultaat moeilijker leesbaar zijn dan het geïnterpreteerde verhaal. Het doet wat onpraktisch aan, alsof men Bocuse tijdens een kookdemonstratie de pannen ziet verplaatsen met een vorkheftruck. Het lijkt ook in tegenspraak met de in dit boek gemaakte opmerking dat de theorie van haar autisme is genezen en wil verderleven in dienstbaarheid aan de praktijk.
In hoofdstuk 11 schrijft J.J.A. Mooij een conclusie die dicht in de buurt komt van een recensie. Wie het boek liever eerst van een afstand bekijkt, doet er goed aan te beginnen met hoofdstuk 11. Zoals men verwachten kan is het helder en met gevoel voor verhoudingen geschreven.
Vormen van literatuurwetenschap richt zich tot letterenstudenten aan universiteiten en hbo-opleidingen, maar het is niet ondenkbaar, dat ook hun docenten met een enkel hoofdstuk hun voordeel kunnen doen. Opzet en (meestal) uitwerking van het ‘cursusboek’ verdienen een ruime belangstelling.
L.H. Mosheuvel
| |
Marcellus Emants
Marcellus Emants: Aantekeningen. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Nop Maas met medewerking van Pierre H. Dubois. Achter het boek. Nederlands letterkundig museum en documentatiecentrum, 's-Gravenhage 1985.
In de opvatting van Marcellus Emants diende de romanschrijver te werken naar de natuur. De werkelijkheid leverde de stof voor zijn romans en veel van wat hem bruikbaar leek als materiaal bewaarde hij in de vorm van aantekeningen en knipsels. Van wat een omvangrijke verzameling moet zijn geweest, resten slechts twee schriften en enkele losse papiertjes. Nop Maas heeft die uitgegeven in de reeks Achter het boek.
De uitgave is om meerdere redenen interessant. In de eerste plaats geven de aantekeningen inzicht in de manier waarop Emants te werk ging. Doordat sommige aantekeningen herkenbaar zijn verwerkt in o.a. Juffrouw Lina, Hij en Afgestorven verheldert deze uitgave de relatie tussen fictie en werkelijkheid. Daarnaast kan men zich rekenschap geven van de richting waarin de aandacht van Emants ging. Maas merkt op: ‘Het is zeker niet toevallig, dat zoveel van deze
| |
| |
aantekeningen in relatie staan met huwelijk en scheiding, dat er zoveel personen in voorkomen die “afwijkend” gedrag vertonen, dat er aandacht is voor de degeneratie van “jong Holland”, dat in het algemeen vaak fatsoenlijke en maatschappelijke mensen uit gegoede kringen getoond worden zonder de façade waarachter ze normaliter schuilgaan.’
Tenslotte vormen de aantekeningen vaak hoogst amusante lektuur. Een voorbeeld: ‘Een afscheidsbrief van een vrijer aan zijn meisje dat waschvrouw is. Mejuffrouw. Ik neem de pen op om u te laten weten alsdat het nu maar uit moet zijn tusschen ons en dat ik u verzoek mij mijn onderbroek terug te zenden.’ (Aantekening 258).
Dat normen verschuiven moge blijken uit de volgende aantekeningen (277) waarvan ons alleen de laatste nog als curieus voorkomt. ‘Fransche echtscheidingscomplicaties. Iemand vertelt mij eens gedineerd te hebben bij een getrouwd paar, dat ook genoodigd had den vorigen echtgenoot van mevrouw. Een gescheiden vrouw aan lager wal geraakt biedt zich als huishoudster aan bij haar vroegeren man, die hertrouwd is.’
Wie bekend is met Emants brieven aan Smit Kleine kan vaststellen, dat Emants als verzamelaar van curiosa heel wat amusanter is dan als briefschrijver.
L.H. Mosheuvel
| |
Neerlandica Wratislaviensia II
De neerlandici in Polen blijven aktief. Na de eerste bundel van de nieuwe periodieke publikatie Neerlandica Wratislaviensia, aangekondigd in Ntg 77 (1984), 267-8, is nu deel II verschenen. Aangezien aan te nemen valt dat niet veel lezers dit 482 bladzijden tellende deel onder ogen zullen krijgen, geven we hier een opsomming van de artikelen die in dit boek in verschillende rubrieken zijn ondergebracht:
A. Letterkunde: M. Janssens, ‘Contemporary Dutch Literature in a European Context’; N. Morciniec, ‘Zur Vorgeschichte des Kaufmanns von Mikolaj Rej - einer polnischen Version des Jedermannspieles’; K. Langvik-Johannessen, ‘Gijsbreght van Aemstel. Tragedie van hoogmoed’; M. de Smedt, ‘Onze eerste Vlaamse geschiedschrijvers van de Nederlandse literatuur: J.F. Willems (1793-1846) en F.A. Snellaert (1809-1872)’; F. Jong, De stille weg van Herman Gorter als muzikale realisatie; B. Kocowska, ‘Over de receptie van het werk van Tadeusz Rózewicz in Nederland’.
B. Taalkunde: M.C. van den Toorn, ‘Een notitie over extractie uit de VP’; A. Holvoet, ‘Opmerkingen over de modale verba in het Nederlands en het Pools’; Z. Klimaszewska, ‘Verbale uitdrukkingen in het Nederlands - Aspecten en perspectieven van het onderzoek’; S. , ‘De accentdistributie in het Nederlands en Pools’; S. Kiedroń, ‘Taalkundige opvattingen van Simon Stevin en hun weerspiegeling in de “Ausführliche Arbeit von der Teutschen Haubt-Sprache” van Justus Georg Schottel’.
C. Didactiek: J. Czochralski, ‘Enkele moeilijkheden bij het leren van het Nederlands door Polen (Nederlands als tweede Germaanse taal naast het Duits)’; R. Depestel, ‘A first attempt at systematical analysis of errors in Dutch made
| |
| |
by Polish students knowing German and learning Dutch’; J.A. Zieliński, ‘Woordaccentuering als didactisch probleem bij het leren van het Nederlands als tweede vreemde taal’.
Daarna volgen boekbesprekingen en wel van S. , Konfrontative Phonologie Polnisch-Niederländisch; P. de Kleijn en E. Nieuwborg, Basiswoordenboek Nederlands; B.C. Donaldson, Dutch Reference Grammar; L. Huyse, De gewapende vrede. Politiek in België tussen 1945 en 1980; L. Stembor en A. Wójcik, Mini-rozmówski niederlandzkie. De afdeling bibliografie tenslotte omvat twee bijdragen: E. Bialek en F. Jong, ‘Neerlandica in den Handschriftenbeständen der Universitätsbibliothek Wroclaw’; J. Koch en N. Morciniec, ‘Bibliografie van Poolse vertalingen uit de Nederlandse literatuur’.
Neerlandica Wratislaviensia is een uitgave van de Universiteit van Wroclaw; de prijs is 365 zloty, maar het is niet duidelijk hoe men dit boek in Nederland zou kunnen bestellen. (Tenslotte nog dit: bij de weergave van een aantal Poolse namen is het niet mogelijk in het zetsel van de Ntg steeds het juiste letterteken te realiseren; hiervoor onze excuses).
M.C.v.d.T.
| |
Van apekop tot zielepoot
Onder de titel Van apekop tot zielepoot. Hoe mensen elkaar typeren heeft Frank Jansen een heel leesbaar boekje gepubliceerd waarin hij samengestelde persoonsaanduidingen van het type grapjas, molenpaard, blauwkous, uilskuiken en nog zo'n 670 andere aan een onderzoek onderwerpt. De auteur begint met een nadere toelichting op de aard en de opzet van zijn onderzoek, dat hij onderbrengt bij de zgn. attitudinele sociolinguïstiek, waarbij men zoekt naar het antwoord op de vraag hoe taalgebruikers de varianten en variëteiten van hun taal ervaren. Na de inleiding volgt de bespreking van het materiaal: de persoonsaanduidingen ontleend aan lichaamsdelen, zoals dwarskop, domoor, snotneus; aan voornamen, zoals praalhans, slapjanus, zeurtrien; aan kleding, zoals bangebroek, zeurkous, zwartrok; aan dieren, zoals speurhond, kroegtijger, geldwolf; en aan voorwerpen, zoals knoeipot, vetlap, papzak. Een hoofdstuk met conclusies besluit het boek. Van die conclusies noemen we er enkele: synecdoche wint het van de metafoor - een taalkundige kwestie - en: de negatieve houding t.o.v. een afwijkend uiterlijk of een lichaamsgebrek is aan het afnemen - een sociologisch-psychologische aangelegenheid.
De moeilijkheid van dit soort onderzoek is uiteraard de materiaalverzameling: hoe krijgen we die zo volledig mogelijk. Jansen wijst zelf op dat probleem en het is begrijpelijk dat hij o.m. afhankelijk is geweest van de werkzaamheid van anderen, met name van groepen studenten. Een retrograde woordenboek levert heel wat op, maar ook het lezen in werk van bepaalde auteurs kan helpen. Ik maak me sterk dat het doorlezen van de opera omnia van Carmiggelt wel wat oplevert (zultkop miste ik bij Jansen en vieroog staat al in Honderd dwaasheden; daarvoor is geen Twents materiaal nodig). Reve noemde de Friezen polderapen en de anticlericale groeperingen van de nationaal-socialisten scholden de geestelijkheid voor kruismollen en preektijgers. Naast de tikhit miste ik de typ- | |
| |
geit en zo zal iedere lezer nog wel wat aanvullingen kunnen geven. Bepaald onjuist is Jansens vermoeden omtrent de herkomst van Joris Goedbloed (blz. 42): al lang vóór de Panda-verhalen was deze kwalificatie gangbaar zoals oudere woordenboeken ons leren.
Deze opmerkingen zijn niet als vitterij bedoeld; daarvoor is Jansens boek veel te gedegen. Er is een sociolinguïst aan het woord die weet waar hij het over heeft en die dat ook nog aantrekkelijk en goed toegankelijk weet te vertellen. Het leuke is dat we hier nu eens te maken hebben met taalkunde voor een groot publiek zonder misplaatst populair gedoe; het is geen kleine verdienste van de schrijver dat hij leesbaar en tegelijk goed verantwoord schrijft.
Van apekop tot zielepoot is geïllustreerd met tekeningen van Trille Bedarrides en uitgegeven door Nijgh en Van Ditmar in Den Haag; de prijs is f27,50.
M.C.v.d.T.
| |
Taalkunde-opgaven Nederlands M.O.-A
Bij Wolters-Noordhoff is verschenen Opgaven en antwoorden van de taalkunde-examens 1970-1985 M.O.-A Nederlands, samengesteld door Gemma Polders. Nieuw in de opzet is de vermelding van de antwoorden en de ontleedtekens volgens de methode Paardekooper. De uitvoering van het bundeltje is eenvoudig gehouden. Prijs f24,-.
M.C.v.d.T.
| |
Nieuwe leergang taalbeheersing
Speciaal ten dienste van HBO-studenten verschijnt een Leergang taalbeheersing voor het HBO, waarvan een Basisboek het begin vormt. De auteurs, R. Maks en A.M. de Koning, sluiten hiermee aan op het raamleerplan dat onder auspiciën van de HBO-raad in 1983 tot stand kwam. Na een inleiding over grammatica en taalbeschouwing besteden de schrijvers aandacht aan mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Het ligt in de bedoeling na dit basisboek korte thematische deeltjes als aanvulling uit te brengen. Het boek is gepubliceerd bij Wolters-Noordhoff en kost f39,-.
M.C.v.d.T.
| |
Aspecten van woordvorming
In de reeks Studia Germanica Gandensia is het derde nummer uitgekomen, dat tot titel draagt ‘Leksikaal-semantische aspekten van de Nederlandse woordvorming’. Als auteurs staan op het titelblad J. de Caluwe en J. Taeldeman. De eerstvermelde auteur publiceert hier een artikel ‘Het “Bestemd zijn voor” als relationeel element in substantivische samenstellingen’, Taeldeman schrijft over
| |
| |
‘Afleidingen van het type GE + ww.stam in het Nederlands: semantiek en produktiviteit’ en gezamenlijk tekenen de twee auteurs voor ‘Deverbatieve adjektieven die een “neiging” uitdrukken’. Dit bundeltje (van 91 bladzijden) is de neerslag van onderzoek dat aan het Seminarie voor Nederlandse Taalkunde van de Gentse Rijksuniversiteit wordt uitgevoerd, waarbij vooral ook aandacht wordt besteed aan de semantische en pragmatische aspecten van de Nederlandse woordvorming. De drie artikelen zijn interessant, inzichtelijk en heel toegankelijk geschreven. Het redactie-adres van de Studia Germanica Gandensia is het Seminarie voor Duitse Taalkunde, Rozier 44, B-9000 Gent.
M.C.v.d.T.
| |
De klankstructuur van het Gentse dialect
Bij de Rijksuniversiteit te Gent, in de serie Werken Uitgegeven door de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte als nummer 172, is verschenen De Klankstruktuur van het Gentse Dialekt van Johan Taeldeman (Gent, 1985, ± 260 blz.). Het boek is een in de The Sound Pattern of English-achtige fonologische traditie geschreven monografie van het dialekt van Gent, ‘zonder enige twijfel Vlaanderens mooiste’. Het wil echter expliciet geen bijdrage leveren aan de recente linguïstische theorie-vorming, noch aan de sociolinguïstiek of pragmatiek. ‘Voor alles heb ik in deze monografie stapsgewijze willen aantonen hoe de Gentse klankkomponent (wellicht) gestruktureerd is en (wellicht) funktioneert’.
Taeldeman doet dit in de eerste twee delen. Het eerste deel (pp. 38-141) behandelt op zeer overzichtelijke wijze alle klanken van het Gents en beargumenteert op grond van fonetische en distributionele eigenschappen welke klanken terugbrengbaar zijn tot een onderliggend ‘foneem’ en welke niet. Het tweede deel (pp. 142-180) omvat de vorm-variaties die de klanken kunnen vertonen in bepaalde konteksten, en de fonologische regels die dit verantwoorden. Deze twee delen behandelen het dialekt vanuit een synchrone optiek. Het boek bevat nog een derde deel (pp. 181-240) dat Gent en zijn taal plaatst in een historisch en geografisch perspektief.
Deze Gentse ‘case-study’ lijkt mij, ondermeer vanwege zijn schat aan taalfeiten, die bovendien ook nog eens op een uiterst leesbare en duidelijk gestruktureerde manier worden aangeboden, zowel voor de geïnteresseerde leek als de (al of niet wat meer dialektisch geschoolde) specialist een aanwinst. Dat Taeldeman dit geschreven heeft als ondermeer hommage aan zijn stad, toont!
Mieke Trommelen
| |
Transcriptie van Spraak
Bij Foris Publications te Dordrecht verscheen W. Vieregge, Transcriptie van Spraak, f 31,-, ISBN 9067651451. Dit boek is bedoeld om de vaardigheid in het transcriberen van spraak met behulp van het internationaal fonetisch alfabet
| |
| |
(IPA) aan te leren. Als zodanig is het vooral geschikt als studieboek voor studenten fonetiek, taalkunde, vreemde talen en logopedie. De auteur heeft het boek in twee delen opgesplitst. Eerst geeft hij theoretische achtergronden en overwegingen over transcriptie van spraak en vervolgens gaat hij in een praktisch gedeelte over tot het transcriberen zelf. Helaas wordt de relatie tussen theorie en praktijk niet erg duidelijk. In het praktische deel worden de lezer, na een korte behandeling van de IPA-symbolen, zeer veel oefeningen aangereikt. Die oefeningen zijn van velerlei aard, zoals reproductie-oefeningen, voorleesoefeningen, transcriptie-oefeningen en luisteroefeningen. Het spreekt haast vanzelf dat bij het praktische gedeelte een geluidsband hoort waarop een aantal demonstraties en oefeningen staat. Alhoewel het boek beslist niet makkelijk leest, zal het ongetwijfeld zijn weg vinden in de verschillende opleidingen.
Egon Berendsen
| |
Conferentie ‘Het schoolvak Nederlands’
Onder auspiciën van de Vereniging voor de Didactiek van het Nederlands, de Vereniging van Leraren in Levende Talen, de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands, afdelingen Nederland en België, en de Vereniging van Vlaamse Moedertaaldidactici, en met steun van de VALO-Moedertaal, wordt op 27 september 1986 in Amsterdam een conferentie gehouden over Het Schoolvak Nederlands in het Voortgezet Onderwijs. De conferentie staat in beginsel open voor bijdragen van uiteenlopende aard. De noemer is ‘aspecten van de didactiek en de inhoud van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs’. Het is duidelijk dat daarbij zowel aan theorie en onderzoek als aan de lespraktijk kan worden gedacht. De organisatie doet een oproep aan leraren Nederlands, onderzoekers, opleiders, mensen uit de verzorgingsstructuur, lezers van dit tijdschrift, om zich als deelnemer aan te melden bij het secretariaat.
Secretariaat Conferentie ‘Het Schoolvak Nederlands’:
p.a. VALO-Moedertaal, t.a.v. Mw. Resy Delnoy
Dr. Ariënsstraat 3
5351 GB Berghem.
Telefonische inlichtingen: Peter Nieuwenhuijsen, tel. 058-934272 (overdag) en 058-128092 ('s avonds).
R. Delnoy
|
|