De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79
(1986)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||
De plaats van Monaco in het oeuvre van M. EmantsRuud A.J. Kraayeveld1Wanneer Marcellus Emants in 1878 als prozaïst debuteertGa naar voetnoot1 met de novellenbundel Monaco, reageert de kritiek nauwelijks. Toch wijkt het boek radicaal af van het gebruikelijke, idealistische prozaGa naar voetnoot2 van die dagen. In thematisch opzicht, in het verhaalverloop en in de keuze van de ten tonele gevoerde hoofdpersonen sluit het nauw aan bij de in Frankrijk vigerende stroming van het naturalisme. Opvallend ouderwets echter doet de verteltechniek aan. Pas het epische gedicht Lilith (1879)Ga naar voetnoot3 en de bundel Een drietal novellen (1879) doen de kritici beseffen dat de ‘Franse mode’ in Nederland voet aan de grond tracht te krijgen. Ook in de literatuurgeschiedenis beschouwt men eerst de publicatie van Een drietal novellen als het moment waarop het naturalisme serieus begint op te komen, waarna in 1888 de definitieve doorbraak plaats vindt.Ga naar voetnoot4 Op deze plaats ga ik nader in op de thematiek en de vertelstructuur van Monaco; ik vergelijk deze met de basiskenmerken van naturalisme en idealisme, en met de beide kernthema's die Anbeek uit Emants' romans heeft afgeleid.Ga naar voetnoot5 Uit mijn analyse moge niet alleen blijken dat Emants reeds in zijn debuut motieven en thema's gebruikt die karakteristiek zijn voor het naturalisme, maar ook dat hij de kern van wat hij wil verwoorden, zijn kijk op het leven, al uitgesproken heeft in 1878; een boodschap en levensfilosofie die later nauwelijks verandering ondergaan. Tussen de verhalen in Monaco (1878) en in Mensen (1920) schreef Emants een grote verscheidenheid aan werken, maar er ligt steeds dezelfde pessimistische levensopvatting met de daaruit voortvloeiende thematiek aan ten grondslag. Daarin komt geen verandering meer. Naast de niet geheel terechte, grote aandacht in de literatuurgeschiedenis voor Een drietal novellen ten koste van de - literair-historisch gezien - even opmerkelijke novellen in Monaco, verdient het beeld dat Anbeek gegeven heeft in Over de romanschrijver Emants enige bijstelling. Anbeek wijst erop dat Emants' eerste roman Jong Holland (1881) nog een aantal idealistische trekjes bevat.Ga naar voetnoot6 Deze constatering zou de indruk kunnen wekken dat in Emants' schrijverschap een geleidelijke ontwikkeling plaats vindt van idealisme naar naturalisme. Wat de thematiek en de grondgedachte betreft, valt dat te betwijfelen,Ga naar voetnoot7 gezien de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||
hierna volgende analyse van Monaco. De romanschrijver Emants komt misschien pas met Juffrouw Lina (1888) en Een nagelaten bekentenis (1894) tot het naturalisme, wie de prozaschrijver in beeld neemt, ziet de naturalistische eigenaardigheden veel eerder opduiken. | ||||||||||||||||||||||
2MonacoGa naar voetnoot8 bevat drie novellen, voorafgegaan door een titelloze inleidingGa naar voetnoot9 (p. 5-10). In de eerste novelle, ‘Parrigolos’ (p. 13-70), maakt de lezer kennis met een jongeman die voor zijn zwakke gezondheid het zachte klimaat van de Côte d'Azur opzoekt. Al snel na zijn aankomst raakt hij in de ban van de speelbank en binnen korte tijd raakt hij zo van het spel bezeten dat hij in een soort roes komt. Dan telt nog slechts één ding: winnen aan de roulettetafel. Uiteindelijk gaat hij ten onder wanneer hij tegenslag op tegenslag krijgt te verduren. De tweede novelle, ‘Mastazza’ (p. 73-151), verhaalt de liefdesgeschiedenis tussen Luigi Mastazza en Laura, een berekenende, koele vrouw die slechts één doel heeft in het leven: rijk worden. Om een weddenschap met zijn vrienden zoekt Mastazza contact met Laura. Geheel in tegenspraak met zijn oorspronkelijke plan, wordt hij verliefd op haar en zij op hem, al duurt dit laatste slechts kort. Hoewel Laura na enige tijd duidelijk maakt dat ze door Mastazza's aanwezigheid geïrriteerd raakt, kan of wil hij hun relatie niet beëindigen. De liefde heeft hem in een roestoestand gebracht, vergelijkbaar met Parrigolos' speelroes. Omdat geld Laura's enige interesse heeft, probeert Mastazza zijn weinige franken aan de speeltafel te vermeerderen, maar dit mislukt jammerlijk. Als Laura vervolgens met een ander de liefde bedrijft, schiet Mastazza haar in een vlaag van waanzin dood. Daarna pleegt hij zelfmoord. De derde novelle, ‘Osinsky’ (p. 155-189), bevat het levensverhaal van de Pool Osinsky. Deze figuur treedt in de andere novellen als personage op. In de vorm van een brief aan een oude vriendin geeft hij een verslag van zijn wedervaren in het buitenland. Het is één aaneenschakeling van ellende en tegenslagen. Het dieptepunt werd bereikt toen het gokspel aan de speeltafels van het Casino in Monte-Carlo hem in zijn macht kreeg. Anders dan Parrigolos overleeft hij aanvankelijk de aanslag op zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid, maar al zijn illusies heeft hij verloren. Lange tijd houdt hij daarna nog verblijf in Monaco. Hij behoort tot de vaste groep gasten en cultiveert een berustende, afstandelijke en teruggetrokken levenshouding. Zijn leven heeft geen doel, het is zonder zin en inhoud. Af en toe geeft hij nieuwelingen raad, maar zijn hulp blijkt telkens tevergeefs. De overmacht van de speelbank en het noodlot is te groot. Tenslotte trekt hij de uiterste consequentie uit zijn levensopvatting en deelt aan het slot van de brief mee dat hij zelfmoord zal plegen. | ||||||||||||||||||||||
3De inleiding is in meer dan één opzicht curieus. Op de wijze van een verslag uit een reisgids geeft een alwetende vertelinstantie een informatief overzicht over | ||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||
het ontstaan van de stad Monte-Carlo (d.m.v. een sage), de aantrekkingskracht van het casino en het dagelijks leven in het vorstendom.Ga naar voetnoot10 Wanneer de speelbank en de gokkers ter sprake komen, verandert het karakter van de tekst drastisch: van informatief naar beschouwend-essayistisch. De verteller legt uit hoe het komt dat mensen onder de allesoverheersende invloed van het gokspel kunnen raken en zet daartoe een levensvisie uiteen die weinig opwekkend klinkt. Door zijn aard wil de mens in principe heersen, zowel over de dingen, als over zijn medemens: ‘Leven is heersen, overweldigen... Niets ademt of het bestaat ten koste van anderen.’ (p. 7). Om het samenleven met de ander draaglijk te houden, wekt men vaak de schijn van het tegendeel. Niettemin ligt achter elke façade van vriendelijke woorden en behulpzaam gedrag de onvermijdelijke, altijd aanwezige heerszucht verborgen: ‘Uit de weg ruimen of gebruiken, in die twee woorden ligt een samenleving opgesloten die wij met zulke heerlijke theorieën te vergeefs pogen verder te leiden op de weg naar het geluk...’ (p. 7, curs. RK). Het bereiken van geluk zal een illusie blijken te zijn; de mens hoopt er wel steeds op, maar hij weet tegelijkertijd - tenzij hij zichzelf bedriegt, en dat komt veel voor - dat het leven een schijnvertoning is, waarmee hij noodgedwongen genoegen neemt: Ware het niet dat de natuur die twee kille woorden onder een bedrieglijke bloemensluier der edelste gevoelens en tederste neigingen wist te verbergen, iedere mensenziel zou zich als een geketende slaaf door het leven voelen heengejaagd, en niemand zou meer troost vinden bij het geloof in een schijn waaraan hij zich nu zo krachtig vastklampt met de ijdele hoop op een volle bevrediging (p. 7, curs. RK) Wie zich met deze geringe troost tevreden stelt kan op zijn levenspad misschien op enkele ‘schaarse zonnestralen’ hopen, ‘wier gloed nu en dan koesterend op het rechte pad nederdalen’ (p. 8, curs. RK). Wie daarentegen op de zijwegen van het leven belandt, moet zelfs dat missen en hem wacht ‘zonder enige troost of bevrediging’ (p. 8) slechts het lot van ‘de pijnlijke, eenzame dood’. Hij zal nooit ontkomen aan de ‘gapende afgrond’ die zich voor zijn voeten uitstrekt. De mens die toegeeft aan zijn heerszuchtige aard, begeeft zich op zo'n zijpad. De verteller noemt tenslotte drie concrete voorbeelden van de heerszucht: speelhartstocht, liefde en eerzucht (p. 8). Elk van de novellen biedt de lezer een nadere uitwerking van deze voorbeelden: Parrigolos gaat ten onder aan de speelhartstocht, Mastazza aan de liefde en Osinsky aan de eerzucht. In de hier ontvouwde heerszuchttheorie kan men de signaalwoorden uit het latere werk van Emants vrijwel alle een plaats geven. Om het leven voor de mens draaglijk te maken, zoekt hij zijn toevlucht tot bedrog, rollenspel, schijn, begoocheling en hoop. Langzamerhand ontdekt hij dat zijn idealen onbereikbaar zijn en doorziet hij zijn illusies. Hij bemerkt dat elke hoop op geluk ijdel is, en constateert dat hij zichzelf bedrogen heeft. Aan het eind van elk levensproces staat tenslotte een ontgoocheld mens, dat in doffe berusting zijn (nood)lot aanvaardt of zelfs daarmee geen genoegen neemt en er een eind aan maakt (Osinsky). Soms brengt de roes van de liefde (Mastazza), het spel (Parrigolos) of dronkenschap tijdelijke hoop op verbetering, maar uiteindelijk blijkt ook dat een | ||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||
hersenschim geweest te zijn. Wanneer de roes op een lichte vorm van krankzinnigheid uitloopt, ontkomt de ongelukkige zelden aan een noodlottig einde (Parrigolos, Mastazza). Anbeek heeft n.a.v. Emants' romans twee kernthema's geformuleerd, nl. ‘de samenleving als oplichterij’ en ‘de liefde als zelfbedrog’.Ga naar voetnoot11 Beide thema's treffen we hier nadrukkelijk aan en bovendien worden ze op deze plaats in de vorm van een samenhangende ‘theorie’ over de heerszuchtige aard van de mens met elkaar verbonden. Heerszucht brengt noodzakelijkerwijs bedrog met zich mee, want daarmee voorkomt men het zicht van de ander op de eigen zwakte en de werkelijke drijfveren van het individu, zowel in het maatschappelijk verkeer als in de liefde. Achter elk menselijk handelen steekt immers volgens deze opvatting de gedachte: ik ben de meester, gij zult mij dienen. Het is waarschijnlijk deze kijk op mens en samenleving dit tot leidraad kan dienen voor al het proza van Emants. Literair gezien kan men Monaco misschien tot de minder geslaagde werken van Emants rekenen, voor een goed inzicht in zijn schrijverschap lijkt de bundel mij onmisbaar. | ||||||||||||||||||||||
4.In Monaco wordt de lezer, behalve in ‘Osinsky’ dat in de ik-vorm staat, geconfronteerd met een ouderwetse verteller, of juister, een vertelinstantie omdat hij niet optreedt in de gebeurtenissen als personage.Ga naar voetnoot12 Deze auctoriale instantie is alwetend, kent de gedachten en gevoelens van alle personages en doorziet hen soms beter dan zij zichzelf doorzien. Hij informeert ons over hun voorgeschiedenis, weet de afloop en wijst de lezers op het cruciale belang van bepaalde voorvallen. Daarmee bereidt hij de lezer voor op de ontknoping. Waar bepaalde handelingen van de personen niet direct duidelijk zijn, geeft de vertelinstantie uitleg en interpretatie. Expliciete en impliciete lezersbeïnvloeding valt dus veelvuldig aan te wijzen.Ga naar voetnoot13 Ook doorspekt hij het verhaal met expliciete uitlatingen die een kijk op het leven verraden overeenkomstig de heerszuchttheorie uit de inleiding: In elke ontwakende liefde... komt een ogenblik voor waarin beiden gevoelen dat er een strijd tussen hen ontbrandt. 't Is de strijd om het bezit, de strijd om het gebruik. Onder alle edele gevoelens... ligt op de bodem de heerszucht verborgen, welke verdwijnt wanneer zij haar doel bereikt heeft en, als zij niet met de waardering der vriendschap gepaard gaat, een ledig achterlaat dat erger dan de grootste onverschilligheid beide partijen door een peilloze afgrond van elkaar verwijdert (p. 99, ‘Mastazza’) Het gedrag van de verteller wijkt maar weinig af van de vertelwijze zoals die ge- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||
bruikelijk is in de oudere idealistische literatuur.Ga naar voetnoot14 Daardoor maakt de presentatie van het verhaal een enigszins verouderde indruk. De enige activiteit waar minder gebruik van gemaakt wordt, is het uitspreken van een expliciet moreel oordeel over de personages. En zelfs dit lukt maar amper. Met name in de persoonsbeschrijvingen van Lucie en vooral Laura nadert de vertelinstantie het morele oordeel heel dicht.Ga naar voetnoot15 Hij streeft wel naar objectiviteit, maar of het ook altijd bereikt wordt, is de vraag. Het valt nl. niet mee achteraf te beoordelen waar voor de naturalisten precies de grenzen van de objectiviteit lagen.Ga naar voetnoot16 In het werk van Emants is dit extra problematisch omdat hij het met volstrekte onpartijdigheid altijd moeilijk heeft gehad. Binnen zijn poëtica bestaat een zekere spanning tussen het willen geven van een eigen visie op het leven en een zekere mate van afstand nemen.Ga naar voetnoot17 Coenen noemde de kern van het naturalisme: ‘Het essentiële was, dat het leven zelf, de dingen zelf stem zouden krijgen, door den artist heen, dat zij zich zouden zeggen... Met algeheele verloochening van eigen voorkeur moest de kunstenaar... het leven zelf laten hardop leven, dan zou er vanzelf een drama ontstaan.’Ga naar voetnoot18 Bij Emants staat dit programmapunt op gespannen voet met zijn behoefte een kijk op het leven uit te dragen. | ||||||||||||||||||||||
5De schrijver breekt wel met het idealistische kenmerk een duidelijke scheiding aan te brengen in edele en onedele personages. Deugdzame karakters zoekt men tevergeefs in Monaco. Lucie en Laura zijn koele, geraffineerde types die met hun gedrag altijd minder fraaie bijbedoelingen hebben. Zij verleiden hun mannelijke tegenspelers tot daden met gevaarlijke consequenties. Beiden vertonen duidelijk ‘femme-fatale’-aspectenGa naar voetnoot19 en ondergraven de mannelijke vastberadenheid.Ga naar voetnoot20 Is het beeld van de vrouw tamelijk eenzijdig, de mannen bezitten meer gecompliceerde trekken. Zij zijn noch geheel slecht, noch geheel goed van karakter. Door de situaties waarin zij verzeild raken, verliezen zij de controle over zichzelf. Zij laten zich niet meer leiden door rationele en nuchtere overwegingen, maar volgen de grillige paden van hun losgeslagen driften. De oorzaken liggen zowel in hun ontvankelijke persoonlijkheid als in de werking van het noodlot. Ze komen dan in een zodanige psychische zenuwcrisis dat ze eraan te gronde gaan. Mastazza krijgt een aanval van waanzin, Parrigolos sterft aan de speelkoorts die zijn zwakke lichaam verteert. Osinsky vormt een uitzondering: hij komt op nuchtere wijze redenerend tot de conclusie dat zijn leven zonder inhoud is. De aangekondigde zelfmoord is dan een logische, maar wel uiterst drastische | ||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||
consequentie. De vrouwen Lucie en Laura bespoedigen in zekere zin de ondergang van Parrigolos en Mastazza. Waar van de mannen nog gezegd kan worden dat zij het slachtoffer zijn van hun dwalingen, omstandigheden of aanleg, vertonen de vrouwelijke karakters meer fundamentele kwaadaardigheid. Achter hun vriendelijke gezicht schuilt een bijzonder berekenende en hebzuchtige levensinstelling. Met de bespreking van de personages zijn we langzamerhand op inhoudelijk en thematisch niveau beland en daar blijkt het volstrekt afwijzen van de idealistische traditie. Die romans worden bevolkt door edele mensen en boeven. Deze zwart-wit-tekening wijst het naturalisme af.Ga naar voetnoot21 De personen in Monaco, met name de mannen, behoren eerder tot de (voor het naturalisme zo typerende) categorie van de ‘zwakke held’ die door de omstandigheden (Mastazza) of zijn aanleg (Parrigolos) op ellendige wijze aan zijn einde komt. In de laatste fase van hun leven raakt hun gedrag aan de grenzen van het pathologische, een geliefd gebied voor de naturalist. Naast de innerlijke oorzaken die de vrije wil ondergeschikt maakt aan de wetten van gevoel, zenuwen en bloed benadrukt de vertelinstantie de werking van het noodlot. De nuchtere Osinsky voelt dit zelf aan: ‘Ik heb geen besluit genomen. 't Is mij opgedrongen als een beschikking van het noodlot.’ (p. 183). Lijnrecht tegenover het idealisme staat ook het verhaalverloop met het dramatische slot. Waar in de oude traditie het goede beloond en het kwade gestraft werd - excpliciet ondersteund door een opbeurend slot -, confronteert de schrijver ons hier drie maal met de geschiedenis van een desillusie. Hoe sterker een ideaal nagestreeft wordt, hoe harder de nuchtere werkelijkheid de hoofdpersonen elke illusie ontneemt. Aan het slot van ‘Parrigolos’ brengt Osinsky deze ontnuchtering nadrukkelijk naar voren: Daar ligt hij. Vol idealen trad hij het leven binnen. Onbegrensd genot en hoogste roem dorst zijn hart begeren. Toch bracht hij 't niet verder dan tot een armzalig speler en heeft hij zich tevreden gesteld met de liefkozingen ener veile deerne. Zo zijn er meer. (p. 70) Een ingewikkeld intrige, rijk aan opzienbarende gebeurtenissen, favoriet bij het idealisme, treft men evenmin aan. In plaats daarvan ligt de nadruk op het psychologische proces dat de personen doormaken in hun langzaam afglijden naar de afgrond. Daarmee verdwijnt de gebruikelijke zwart-wit-tekening en ontstaat er meer ruimte voor karakterbeschrijving. De lezer krijgt een ruimere blik op de zieleroerselen van de personen dan voorheen, vooral wat hun diepste, niet altijd even aantrekkelijke gevoelens betreft. Dit levert een ontluisterend beeld op van de ware menselijke drijfveren. De gewoonte van naturalistische schrijvers zoveel mogelijk het leven zelf, zonder enige terughoudendheid ten aanzien van welk aspect dan ook, weer te geven, herkent men hierin. De schrijver toont ons op indringende wijze hoe Mastazza en Parrigolos zich op het laatst nog slechts laten leiden door primitieve, passionele neigingen en instinctieve gevoelens. Idealisme heeft hier radicaal plaats gemaakt voor de nieuwe literatuuropvatting van het naturalisme. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||
Het jaar van verschijnen in aanmerking genomen, valt het op dat de kenmerken en eigenaardigheden van het naturalisme al in zo ruime mate aanwijsbaar zijn. Naturalistische romans en verhalen van andere Nederlandse auteurs laten nog wel even op zich wachten: de eerste verhalenbundels verschijnen rond 1885, de romans pas rond 1888. De inhoudelijke vernieuwing gaat bij Emants evenwel nog gepaard met een vertelwijze die dicht bij de idealistische traditie staat. | ||||||||||||||||||||||
6Ondertussen moeten we niet uit het oog verliezen dat naast de onmiskenbaar Franse invloeden in de bundel een ‘eigen’ thematiek vervat ligt, kenmerkend voor Emants' latere schrijverschap.Ga naar voetnoot22 In de inleiding hebben we kennis genomen van de heerszuchttheorie, gebaseerd op een welomschreven levensbeschouwing en een daaruit voortvloeiende kijk op het maatschappelijk verkeer. In ‘Mastazza’ krijgen de thema's ‘liefde als zelfbedrog’ en ‘de maatschappij berust op bedrog en huichelarij’ hun meest pregnante (en literair meest geslaagde) uitwerking. De geschiedenis doorloopt een drietal fasen waarin de verhouding tussen waarheid en bedrog, tussen werkelijkheid en schijn telkens wisselt. In eerste instantie gaat het bedrog uit van Mastazza. Hij speelt een spel met Laura's gunsten als inzet. Hij beheerst de situatie, is meester over zijn gevoelens en oefent macht over haar uit. Tijdens het tweede bedrijf raken ze beiden in een roesachtige toestand van verliefdheid. Laura vergeet haar interesse voor geldzaken, Mastazza het doel van zijn weddenschap. De liefdesroes veroorzaakt zelfbedrog, bij beiden. Laura laat toe dat Mastazza haar leven bepaalt. Op het moment echter dat de liefde voorbij is en Laura zich hervindt, wordt Mastazza van bedrieger bedrogene. Hij houdt werkelijk van haar, maar zij bedriegt hem. Nu beheerst Laura de situatie; zij heerst over Mastazza die bovendien zichzelf bedriegt met de ijdele hoop op een verandering ten goede. Via Laura's enige interesse, geld, probeert hij haar te heroveren. Het lot is hem echter ongunstig gezind. Als hij verliest aan de speelbank, verliest hij tevens alle werkelijkheidszin. De vertelinstantie zet de lezer expliciet op het spoor van de thematiek door een uitvoerig commentaar op p. 99: Mastazza en Laura speelden met vuur... Het was de caricatuur van het levensdrama waarvan zij samen het eerste bedrijf hadden voltooid, waarvan zij het tweede bezig waren en waarvan het derde hen met onverbiddelijke noodlottigheid naar het slot zou voortslepen. De liefde is een vorm van heerszucht, meende de verteller in de inleiding. Mastazza en Laura betreden dit pad en komen op ellendige wijze aan hun einde. Parrigolos betreedt het andere zijpad, dat der speelhartstocht. Zijn zwakke | ||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||
gestel en zijn gebrek aan geestelijke kracht maken hem een makkelijk slachtoffer: Zijn zwakke zenuwen misten de veerkracht zijn kloeke besluiten ten uitvoer te brengen. Hem ontbrak die gestadige zelfbeheersing zonder welke een mens de speelbal van omstandigheden en opwellingen is... (p. 60) Door uitspraken van zijn helper en raadgever Osinsky komt hij weliswaar tot het inzicht dat het streven naar idealen en geluk vruchteloos is, maar hij is er niet tegen op gewassen: Geen doel meer in het leven. Bestaan omdat men de moed tot heengaan mist... Een existentie zonder hoop, zonder begeerte, zonder banden heeft iets ijzingwekkends voor de jongeling, die nog in idealen leeft en nog meent dat hij elke dag een doel te verwezenlijken heeft. Opeens werd het hem duidelijk dat hij zich zelve bedrogen had... (p. 58-59) In dit haast klassiek-naturalistische verhaal valt het belangrijke signaalwoord uit Emants' thematiek, ‘zelfbedrog’ op. Niet alleen de liefde maakt blind (Mastazza), ook de idealist bedriegt zichzelf. Parrigolos mist tot het laatste toe het werkelijke doorzicht op zijn medemens: vlak voor hij zijn laatste adem uitblaast, spreekt hij enthousiast over de cocotte Lucie met wie hij een nieuw bestaan op zal bouwen... De novelle ‘Osinsky’ illustreert het derde voorbeeld van de heerszucht: de eerzucht. Vol ambitie en idealen verliet Osinsky Polen, maar uit de brief waarin hij verslag doet van zijn wederwaardigheden, blijkt dat hij in zijn leven telkens met tegenslagen geconfronteerd werd. Hij lijkt in berusting, als een ontgoocheld idealist, zijn levenseinde af te wachten, althans dat verwacht de lezer gezien Osinsky's optreden in de beide andere verhalen. Aan het slot deelt hij echter mee dat hij zo overtuigd is geraakt van de doel- en zinloosheid van het bestaan dat hij daardoor zelfs de ingeschapen ‘kinderachtige gehechtheid aan het leven’ (p. 188) overwint. Hij zal zelfmoord plegen. Door de ik-vorm van de novelle krijgt de lezer een levensfilosofie aangeboden waarvan geen afstand wordt genomen. Daardoor ontstaat bij de lezer de indruk dat de abstracte auteur deze visie onderschrijft. Deze suggestie krijgt steun door het optreden van de figuur Osinsky in de eerste twee novellen. Hij wordt daar als een sympathiek personage afgeschilderd dat verdwaalde lieden van de ondergang wil redden. Alleen met hem zou de lezer zich in die novellen kunnen identificeren. De overeenstemming tussen de uitspraken van Osinsky en de vertelinstantie vergroten deze neiging. Pas in dit laatste verhaal krijgt de lezer door hoe miserabel het bestaan in de ogen van de auteur is. Door de langzaam opgebouwde sympathie voor Osinsky staat de lezer plotseling voor de feiten: de mensen die de zijpaden bewandelden kwamen op verschrikkelijke wijze aan hun eind; maar... de sympathieke raadgever die ze op het rechte pad wilde helpen valt een even afschuwelijk lot ten deel. Beide wegen leiden kennelijk naar de ondergang. De auteur hanteert hier een knappe sturingstechniek om de lezer van zijn visie op het leven te overtuigen. | ||||||||||||||||||||||
7In het bovenstaande heb ik geprobeerd aan te tonen dat de kernthema's die | ||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||
Anbeek heeft aangewezen in Emants' romans in dit debuut duidelijk aanwijsbaar zijn. Daarnaast lijkt me de invloed van het naturalisme, voor zover het inhoudelijke zaken betreft, evident. Ik zou aan Anbeeks thema's een derde kernthema toe willen voegen: het leven is zin- en doelloos.Ga naar voetnoot23 Deze door Osinsky uitgesproken kijk op het leven zal zich in het latere werk meermalen doen gelden. De drie kernthema's vloeien logisch voort uit de heerszuchttheorie die in de inleiding van Monaco uiteengezet wordt. Deze theorie over de mens en, daarmee samenhangend, het maatschappelijk verkeer, vormt uiteindelijk de basistheorie van al het latere proza. Reeds in zijn debuut heeft Emants zijn programma geformuleerd en hij zal er niet meer van afwijken.
maart 1985 Hortensiastraat 23, Zwijndrecht | ||||||||||||||||||||||
Bibliografie:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||
|
|