De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79
(1986)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe Walewein sinen inde nam
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
feit dat een reusachtig werk als de Oudfranse Proza-LancelotGa naar voetnoot4 maar liefst drie maal (en misschien zelfs vijf maal) in het Middelnederlands vertaald is.Ga naar voetnoot5 Helaas is van geen van deze vertalingen een complete autograaf bewaard gebleven, zodat het onzeker is wat ze oorspronkelijk nog meer (of minder) bevat zullen hebben. Zo bezitten we thans nog maar twee bladen (De Rotterdamse fragmenten) van een 14e-eeuws handschrift met een (mogelijk jong afschrift van een) prozavertaling van de Lancelot propre;Ga naar voetnoot6 en in de loop der jaren zijn er 33 fragmenten teruggevonden van een handschrift met een 13-eeuwse Vlaamse bewerking in verzen (Lantsloot vander Haghedochte) naar een ander Oudfrans Lancelot-handschrift. We weten echter niet of deze twee handschriften behalve een vertaling van het kopstuk van de Oudfranse trilogie ook ooit een Middelnederlandse versie van de Queste of de Mort Artu bevat hebben. Een versvertaling van deze laatste twee delen en, daaraan voorafgaand, een flink stuk van de Lancelot propre is wel overgeleverd in de codex 129 A 10 van de Koninklijke Bibliotheek in 's-Gravenhage, beter bekend als de Lancelot-compilatie.Ga naar voetnoot8 Het probleem is echter dat we in dit geval te maken hebben met méér dan een incomplete Middelnederlandse versie van de Vulgaat-cyclus: het handschrift 129 A 10 is het overgebleven tweede deel van een 14e-eeuwse Brabants gekleurde bewerking van een vermoedelijk 13e-eeuwse Vlaamse vertaling van de trilogie Lancelot-Queste-Mort,Ga naar voetnoot9 die (in de loop der jaren?) aangevuld is met zeven (deels omgewerkte)Ga naar voetnoot7 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
kleinere Arturromans die zijn ingevoegd tussen de afzonderlijke delen van de basistrilogie.Ga naar voetnoot10 Het zal niemand verbazen dat in dit verzamelwerk, waarin de Middelnederlandse Arturtraditie lijkt te culmineren, een rol van betekenis was weggelegd voor de exclusief Nederlandse held Walewein. Als compilatie vertegenwoordigt 129 A 10 het (relatieve) sluitstuk van een traditie.Ga naar voetnoot11 Het is echter nog lang niet duidelijk in hoeverre de afzonderlijke romans, in compilatieversie óf als ouder zelfstandig werk, aansloten bij een reeds gevormde traditie, en in hoeverre zij mogelijk zelf, als zelfstandig werk, traditievormend gewerkt hebben. Voor een aantal van de ingevoegde romans heeft de Arturistiek een deel van het netwerk van relaties bloot weten te leggen;Ga naar voetnoot12 maar op welke plaats de oorspronkelijke driedelige vertaling Lancelot-Queste-Mort in de traditie staat is niet duidelijk.Ga naar voetnoot13 En toch is deze driedelige kern van dit hand- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
schrift behalve de basis waarop de compilator zijn werk begon, zelf ook een onderdeel van deze 14e-eeuwse compilatie. Dat wil zeggen dat deze driedelige kern in 129 A 10 evengoed afschrift als bewerking (of zelfs omwerking) kan zijn van de oorspronkelijke basisvertaling. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Interpolaties in Arturs doetZo bevat Arturs doet - de gangbare aanduiding voor het vierde en laatste boek van de Lancelot-compilatieGa naar voetnoot14 - thans naast de versvertaling van de Mort ArtuGa naar voetnoot15 een tweetal extra's van eigen bodem. Arturs doet wordt van de er in de compilatie aan voorafgaande Roman van TorecGa naar voetnoot16 gescheiden door een bijna 300 verzen tellende uiteenzetting over bidden, die Jonckbloet in zijn editie de kop ‘Prologhe’ meegaf;Ga naar voetnoot17 en midden in Arturs doetGa naar voetnoot18 vindt men, in plaats van de te verwachten vertaling van de slag met de Romeinen volgens de Mort Artu,Ga naar voetnoot19 een vijftal min of meer aangepaste capita uit Maerlants Spiegel Historiael,Ga naar voetnoot20 die behalve een andere lezing van deze slag met de Romeinen ook een verslag geven van de gebeurtenissen die aan deze slag voorafgingen, én van de oorlog met de Romeinen die op deze slag volgde. Aan deze substitutie uit de Spiegel Historiael heeft Gerritsen in 1970 een artikel gewijd, ‘L'épisode de la guerre contre les Romains dans La Mort Artu néer- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
landaise’,Ga naar voetnoot21 waarin hij na een grondige analyse van de contemporaine bronnen stelt dat de compilator op een historisch zo belangrijk punt als een conflict tussen Artur en de Romeinen, omwille van de geloofwaardigheid, de voorkeur heeft gegeven aan het op Latijnse kronieken gebaseerde geschiedverhaal van MaerlantGa naar voetnoot22 boven een vertaling van de op een aantal punten hiervan afwijkende lezing volgens de Oudfranse proza-roman. De voornaamste reden voor de compilator is volgens Gerritsen geweest dat in de Mort Artu Artur zelf de (niet nader genoemde) Romeinse keizer doodt, terwijl in de Spiegel Historiael de Romeinse veldheer Lucius, die het opperbevel voert namens de afwezige keizer Leo, sneuvelt door toedoen van Walewein. Een tweede reden voor de compilator zou geweest zijn dat de Mort Artu, vergeleken bij de enige geloofwaardige lezing van Maerlant, een per definitie onjuist verslag van het verloop van de gebeurtenissen geeft, omdat hierin een aantal belangrijke episoden ontbreekt.Ga naar voetnoot23 Aan het slot van dit artikel stelt Gerritsen, onder alle voorbehoud, dat het nu twijfelachtiger wordt of Lodewijc van Velthem (wiens naam op het laatste blad van 129 A 10 staatGa naar voetnoot24), die in een hypothetische rol als compilator verantwoordelijk zou zijn voor de substitutie van ‘Conincs Arturs wijch optie Romeine’, wel gelijkgesteld mag worden met de Lodewijc van Velthem, die als bewerker van de Suite Vulgate du Merlin vóór of in 1326 een verkorte maar ongewijzigde vertaling presen- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
teert van dit conflict met de Romeinen. Een vertaling, die op essentiële punten strijdig is met de in de Lancelot-compilatie gesubstitueerde versie van dit conflict.Ga naar voetnoot25 De substitutie van ‘Conincs Arturs wijch optie Romeine’ komt in 1980 nogmaals uitvoerig aan de orde in Hoe Artur sinen inde nam, een studie door een werkgroep van Groninger neerlandici onder leiding van wijlen Kees de Graaf. In dit werk, waarin religieuze, maatschappelijke en literair-historische aspecten van Arturs doet belicht worden, is een hoofdstuk ingeruimd voor (de Groninger interpretatie van) Gerritsens argumentatie, hun commentaar daarop, én hun eigen verklaring voor deze substitutie. Het accent ligt hierbij niet op de mogelijke identificatie van de compilator, maar op de motieven die hij gehad zou kunnen hebben voor deze omwerking.Ga naar voetnoot26 Het commentaar van de werkgroep Groningen snijdt niet zoveel hout als de scherpe toonzetting zou doen vermoeden. De kritiek op Gerritsen is voor een groot deel gebaseerd op een onzorgvuldige (Nederlandse) weergave van diens (Franse) argumentatie.Ga naar voetnoot27 Hun eigen zienswijze, dat de Romeinen-episode gesubstitueerd is om het moralistische, religieuze aspect van Arturs doet te accentueren, steunt meer op hun interpretatie van de voorgevoegde uiteenzetting over bidden als programmatische proloog dan op concrete gegevens uit de tekst van de roman.Ga naar voetnoot28 Kon de argumentatie van Gerritsen mij op een aantal punten niet helemaal overtuigen, de visie van de Groningers riep meer vraagtekens op. Temeer daar zij in hun commentaar op Gerritsen een kwestie aangeroerd hebben (‘waarom juist déze substitutie?’), waarvoor - o.a. met het door hen in een voetnoot geparkeerde materiaalGa naar voetnoot29 - mijns inziens een plausibelere verklaring te construeren viel. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
ConsequentiesWat mij - als 20e-eeuwse lezer - bleef obsederen, is dat de compilator toch wel een bijzonder zwaarwichtige reden gehad moet hebben om een hoofdstuk uit een psychologisch zo subtiel vervlochten drama als Arturs doet te vervangen door een aantal capita uit een kroniek - ook al was die van Jacob van Maerlant. Door deze substitutie kwam immers een aantal zorgvuldig opgebouwde spanningslijnen in de roman onder zware druk te staan,Ga naar voetnoot30 waardoor het verhaal van de ondergang van het Artur-imperium aanzienlijk aan geloofwaardigheid moest inboeten. De compilator heeft deze consequenties blijkbaar ook overzien en heeft de schade aan de roman proberen te beperken. Enerzijds door de uit de Spiegel Historiael overgenomen capita aan te passen aan het verhaal volgens de trilogie, maar anderzijds ook door de bestaande vertaling van de Mort Artu zo om te werken dat zij weer min of meer aansloot bij deze substitutie.Ga naar voetnoot31 Dat hij bij deze operatie veel dieper in de tekst van de roman heeft ingesneden dan in de gesubstitueerde verzen, is mijns inziens een indicatie voor het grote belang dat de compilator aan de lezing van Maerlant hechtte. Als we het spoor dat dit verstelwerk in Arturs doet heeft nagelaten doortrekken, wordt het duidelijk welke de voornaamste beweegreden voor de compilator geweest moet zijn om gedeelten van de Spiegel Historiael op te nemen in deze vertaling. (Welke motieven daarbij een rol gespeeld kunnen hebben hoop ik - o.a. aan de hand van wijzigingen in de gesubstitueerde tekst - in de toekomst uiteen te kunnen zetten.) | ||||||||||||||||||||||||||||||
Sporen in de contekstIn alle edities van de Mort Artu wordt vertaald hoe Gauvain, nadat de problemen rondom de driehoek Lancelot-Guenièvre-Artur voorlopig opgelost lijken door een (gedwongen) repatriëring van Lancelot c.s. naar Gaunes, al snel van zijn oom gedaan weet te krijgen, dat hij met een leger het Kanaal over zal steken om alsnog wraak te nemen op Lancelot voor de dood van Gauvains broers Gaheriet, Guerres en Agravain. De persoonlijke vete, die ten grondslag ligt aan deze oorlog - Gauvain lijkt naast het verlies van zijn broers óók zijn gekwetste eigenliefde te willen compenseren - wordt na een langdurig beleg voor Gaunes uitgevochten in een gerechtelijk duel tussen Gauvain en Lancelot. In dit tweegevecht verdedigt Lancelot zich met succes tegen de beschuldigingen van Gauvain tot de tijdslimiet verstreken is, waarna Artur, zoals overeengekomen, het beleg opheft en met de in levensgevaar verkerende Gauvain afreist naar Meaux, met de bedoeling zo spoedig mogelijk naar Logres terug te keren. Terwijl Artur hier | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
wacht op het herstel van Gauvain, komt het bericht dat de Romeinen in dit (continentale) deel van zijn rijk zijn binnengevallen. In de slag die hierop volgt vecht Gauvain, ondanks het feit dat hij nog niet helemaal genezen was, zo dapper dat het Romeinse leger verslagen wordt. Maar door de zwaardslagen van de Romeinen gaat de hoofdwond die hij overgehouden had uit het gevecht met Lancelot weer open. Als Artur hierna met zijn stervende neef huiswaarts keert om Mordred te bestrijden, overlijdt Gauvain nadat ze weer op Britse bodem geland zijn. Op zijn sterfbed verzoekt hij Artur hem naast zijn broer Gaheriet te begraven met als grafschrift: ‘Ci gist Gaheriet et Gauvains que Landelos ocist [par lor outrage]’.Ga naar voetnoot32 De Romeinen worden niet vermeld. Zij hadden slechts een instrumentele functie, hetgeen blijkt uit de verklaring die Gauvain geeft aan zijn verbijsterde oom: ‘“Conment, biaus niés, estes vos dont venus a mort par Lancelot? - Sire, oïl, par la plaie qu'il me fist el chief, et si en fusse ge touz gueriz, mes li Romain la me renouvelerent en la bataille”’.Ga naar voetnoot33 Dit is geen opzienbarend nieuws voor de lezer van de Mort Artu. Nadat Gauvain met een diepe hoofdwond uit het duel met Lancelot te voorschijn kwam, heeft de verteller er bij herhaling op gewezen dat deze wond Gauvain uiteindelijk fataal zou blijken te worden. De huidige lezer van Arturs doet daarentegen zal met verbazing kennis nemen van het grafschrift op de tombe van Walewein en Gaheriet, dat ook Lanceloet noemt als degene die hen ‘om hare overmoet groet [...] brachte beide ter doet’.Ga naar voetnoot34 Maar de dood van Walewein zal al eerder de nodige vraagtekens opgeroepen hebben. Immers, na vs. 10431 wordt, conform het Oudfrans, beschreven hoe Artur afscheid neemt van de stoet die het stoffelijk overschot van Walewein van Doevre naar Karmeloet zal begeleiden. Maar de laatste informatie die de lezer van Arturs doet hiervóór over Walewein heeft gehad is dat hij zich gezond en wel aan boord bevond van het schip dat hem naar Logres terug zou brengen (vs. 10269-10294). Dit raadsel lijkt simpel op te lossen. Vóór vs. 10431 missen we een flinke hoeveelheid verzen, doordat in de codex hier thans 1 blad (of 1 diploma) ontbreekt - zie infra p. 251. In dit hiaat zal de dood van Walewein waarschijnlijk beschreven zijn, en zal de rol die Lanceloet daarbij gespeeld heeft ook wel op de een of andere wijze verklaard zijn. En daarmee lijkt de kous af.Ga naar voetnoot35 Deze invulling van het hiaat zou bevredigend zijn als Walewein in Arturs doet, zoals Gauvain in de Mort Artu, ook een dodelijke hoofdwond had overgehouden aan de confrontatie met de Romeinen. Maar de compilator heeft door de substitutie van hoofdstuk XIX, ‘Conincs Arturs wijch optie Romeine’, de levensloop van Walewein niet alleen aanzienlijk verlengd, maar ook gewijzigd. In Arturs doet komt Walewein zonder vermeldenswaardige kleerscheuren te voorschijn uit de slag met de Romeinen en de daarop volgende wel-twintig-jaar-durende oorlog met de Romeinen. In hoofdstuk XX, ‘Hoe die coninc Artur trect te sinen landewaerd’, heeft de compilator dienovereenkomstig alle verwij- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
zingen naar Waleweins uiterst kritieke gezondheidstoestand geschrapt of omgewerkt. De vreemde passages die hierdoor soms zijn ontstaan lijken mijn veronderstelling te wettigen dat de compilator deze ingrepen verricht heeft op een al bestaande Middelnederlandse vertaling. Zo is er bijvoorbeeld een onjuiste constructie ontstaan doordat een oorspronkelijk nevengeschikte zin (‘[Ende] sanderdages....’), na omissie van een aantal verzen, ondergeschikt werd aangesloten:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
het einde van dit tweegevecht is ook de eindstand, de uitslag, gewijzigd. In de Mort Artu verzoekt Lancelot Gauvain het duel te staken omdat de voorgeschreven tijd verstreken is, maar het is duidelijk dat Lancelot niet alleen de jure maar ook de facto gewonnen heeft en dat hij edelmoedig afziet van een voor Gauvain vernederend ‘schaakmat’. In Arturs doet wordt een ‘remise’ gepresenteerd: Lanceloet verzoekt Walewein de strijd te staken omdat de termijn verstreken is waarin hij zich tegen de aanklacht moest verdedigen. Lanceloet heeft het (gerechtelijk) duel de jure gewonnen, maar het gevecht zelf eindigt de facto onbeslist:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de lezer van de Mort Artu is het duidelijk dat Gauvains einde in zicht is als hij optrekt tegen de Romeinen, terwijl de lezer van Arturs doet niet beter weet dan dat hij weer helemaal de oude is, en dat hem ook nog geen snel naderend levenseinde boven het hoofd hangt. Deze wijziging is te verklaren als een noodzakelijke voorwaarde om Walewein op een later tijdstip op een andere wijze aan zijn einde te laten komen; een wijziging die grondig voorbereid is, getuige de ook in deze zin bijgestelde profetie die Walewein te horen krijgt nadat hij geland is en optrekt naar Gannes.
Er is in ‘Die camp tusschen Waleweine ende Lancelote’ echter veel dieper ingegrepen in de tekst dan verhaaltechnisch nodig was om Walewein voor een al te spoedig einde te behoeden. De rol van Walewein lijkt - voorzover het verhaal dat toeliet - aangepast aan de genre-traditie die op Middelnederlands terrein slechts een positieve Walewein toeliet. Welk aandeel in deze restauratie we op rekening van de compilator, de vertaler, of mogelijk zelfs van een Franse kopiist/redacteur moeten bijschijven, kan ik thans niet uitmaken.Ga naar voetnoot36
Wie uiteindelijk Waleweins lot zullen voltrekken wordt in Arturs doet aan het slot van hoofdstuk XX, ‘Hoe die coninc Artur trect te sinen landewaerd’, al enigszins zichtbaar. In de Mort Artu geeft Artur aan boord van het schip dat hem naar Logres zal brengen uiting aan zijn droefheid over de naderende dood van Gauvain. In Arturs doet wordt dit verdriet toegeschreven aan Walewein, die bedroefd is over de trouweloosheid van zijn broer Mordret.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Een drietal opmerkingen naar aanleiding van bovenstaande passage. a) Uit de entrelacementsformule (vs. 10295-10296) kan men afleiden dat dit hoofdstuk in de vertaling oorspronkelijk afsloot met Artur en niet met Walewein. b) In Arturs doet kan de lezer - als we vs. 10291-10292 een vooruitwijzende functie toekennen - niet alleen een dramatische confrontatie tussen vader en zoon, maar ook een botsing tussen twee broers verwachten. c) De gesubstitueerde verzen 10289-10292 zijn mogelijk geïnspireerd op het verslag van de landingsslag voor de Britse kust in de Spiegel Historiael: ‘Waluweyn was met alre cract / Jegen den broeder metten oem, / [...] / Oint so was hij hem getrouwe / Dorentore in al sijn leven;’.Ga naar voetnoot37 Als de compilator even later de ‘opstelling’ van de tegenpartij bekend maakt, blijkt hoe goed hij thuis was in de Spiegel Historiael, waarin Maerlant de Vrisen al eerder als tegenstanders van Artur opgevoerd had.Ga naar voetnoot38 Met de introductie van deze vijand bereidt de compilator een nieuw dramatisch hoogtepunt voor in zijn omwerking.
Dat het in Arturs doet daadwerkelijk Mordret en de Vrisen zijn die de dood van Walewein op hun geweten hebben, kan men afleiden uit een paar kleine wijzigingen in hoofdstuk XXV. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
(Artur heeft afscheid genomen van de begrafenisstoet van Gauvain / Walewein.)
In Arturs doet is het vertrek van Artur uit Doevre blijkbaar een reactie op een eerdere confrontatie met Mordret. Hierop wijst niet alleen het ‘wilde.. noch volgen’ (vs. 10615), maar ook zijn gewijzigde gemoedstoestand (‘verbolgen’, vs. 10615) en het vervroegde vertrek (vs. 10614-10617). Deze strijd met Mordret, waarin Walewein blijkbaar dodelijk getroffen werd, moet dus beschreven zijn in het hiaat vóór vs. 10431. Immers ná dit hiaat wordt Walewein begraven en daarvoor was hij nog kerngezond. Met de interpolatie van deze strijd heeft de compilator beoogd de ‘geromantiseerde’ ondergangsgeschiedenis van het Artur-imperium in zijn compilatie op een essentieel punt overeen te laten stemmen met de Spiegel Historiael, waarin Jacob van Maerlant vertelt dat Artur bij de landing op de Britse kust slag moest leveren met Mordret en de Sassen.Ga naar voetnoot39 Daarbij sneuvelt Waluweyn, die aan Arturs zijde dapper meestreed om zijn broer Mordret te verjagen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Structurele aanwijzingen voor interpolatieDat de compilator in het hiaat voor vs. 10431 een dergelijke landingsslag aan de Britse kust beschreven heeft, wordt aannemelijker als we de structurering van Arturs doet bekijken. Door het hiaat missen we namelijk drie complete hoofdstukken, terwijl in bijna alle edities van de Mort Artu het overeenkomstige tekstgedeelte over twee hoofdstukken verdeeld is.Ga naar voetnoot40 Het laatste vers vóór het hiaat | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
‘Nu swigewi van deser sake’ (vs. 10427) is het begin van een entrelacementsformule waarmee hoofdstuk XXI afgesloten werd. In de Mort Artu hebben we op deze plaats een zelfde entrelacement: ‘Sie lesse ore li contes a parler d'eus et retorne a la reïne Guenievre, la fame le roi Artu.’Ga naar voetnoot41 Hierna volgt een nieuw hoofdstuk: Guenievre, op de hoogte van Arturs komst, neemt haar intrek in een nonnenklooster, maar men durft haar niet in de orde op te nemen zolang Artur nog leeft. Nu volgt weer een entrelacement. In grote lijnen zal dit ook de inhoud van het verloren hoofdstuk [XXII] in de compilatie geweest zijn. Deze veronderstelling wordt gesteund door een latere passage: ‘Alse der coninginne dit werd cont, / Dat Artur doet was tier stont, / [...] / Si dede haer vlech [ten sniden, - FvdD] / Ende werd nonne [tien tiden. - FvdD]’ (vs. 12361-12368).Ga naar voetnoot42 Het volgende hoofdstuk in de Mort Artu behelst de aankomst van Artur in Douvre, de verklaring van Gauvain op zijn sterfbed, en zijn wensen ten aanzien van begrafenis en grafschrift. Daarna wordt beschreven welke droefheid het bericht van zijn dood teweeg brengt en hoe Artur de stoet die zijn stoffelijk overschot naar Camelot zal brengen een eindweegs begeleidt. Deze begrafenisstoet van Walewein staat echter ook weer in Arturs doet beschreven - zij het dat we nu, ná het hiaat, midden in hoofdstuk [XXIV] beland blijken te zijn. Er ontbreekt dus een invulling voor hoofdstuk [XXIII]. Als de compilator in het hiaat een extra landingsslag geïnterpoleerd heeft, zal hij deze zo goed als zeker ook d.m.v. een entrelacement met de omliggende contekst verknoopt hebben, temeer daar een perspectiefwisseling inhoudelijk voor de hand ligt.Ga naar voetnoot43 Na een entrelacement aan het slot van [XXII] (we laten de koningin in het klooster) werd waarschijnlijk overgestapt op [XXIII], het verhaal van de slag bij Dover tussen Artur en Mordret. De aanval van Mordret wordt afgeslagen, en hij trekt zich terug met zijn troepen. De compilator maakt wederom een entrelacement en stapt over op [XXXIV], op Artur en de in de slag dodelijk gewonde Walewein, waarna de draad van de Mort Artu met een enkele aanpassing (de Vrisen in plaats van de Romeinen als voltrekkers van Waleweins lot) weer op kan nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Codicologische aanwijzingenDat de compilator voor de invulling van dit hypothetische hoofdstuk [XXXIII] zo goed als zeker het verhaal van deze landingsslag uit de Spiegel Historael heeft bewerkt valt af te leiden uit de opbouw van de codex 's-Gravenhage, K.B., 129 A 10. In de beschrijving die Draak en Hellinga van deze codex geven wordt het hiaat begroot: ‘vòòr 231 moet tekst verloren zijn van tenminste 1 blad en ten hoogste van 1 diploma.’Ga naar voetnoot44 Dit betekent dat we, uitgaande van een | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
gemiddelde van 180 versregels per zijde in Arturs doet, óf ongeveer 360 óf ongeveer 720 versregels missen. Enig telwerk leert dat het tekstgedeelte na het hiaat in Arturs doet (vs. 10431-13054), groot 2623 verzen, overeenkomt met ongeveer 1060 regels tekst in de ed. Frappier '36 (p. 196-238). Dit komt neer op 2,47 verzen per regel. De tekst in de ed. Frapper '36 die overeenkomt met ons hiaat telt 138 regels (p. 353, r. 5 - p. 357, r. 18), die bij vertaling dan 340 Middelnederlandse verzen op zouden leveren. Dezelfde som voor de ed. Sommer levert een verhouding van 2,43 verzen per regel, en een vertaling van ongeveer 320 verzen. Uit deze berekening kunnen we afleiden dat een normale vertaling van de Mort Artu in ieder geval te weinig verzen op zou leveren. We komen 20 à 40 verzen te kort om 1 blad, of 380 à 400 om 1 diploma op normale wijze te vullen. In het eerste geval - er ontbreekt slechts één blad - zou dit theoretisch tekort aan verzenGa naar voetnoot45 praktisch geheel aangezuiverd kunnen worden met een aangepaste versie van ‘Dat grote orloghe tusschen Arture ende Morderette’ uit de Spiegel Historael (IIIe Partie, Boek VI, Cap. XXIX). Dit caput telt bij Maerlant 76 verzen, waarvan de compilator de eerste 45 à 50 zo goed als zeker achterwege gelaten zal hebben: in deze verzen herhaalt Maerlant hoe Mordret zijn oom bedriegt en hoe Artur, na de slag met de Romeinen gewonnen te hebben, een oorlog voert met de Romeinen met de bedoeling Rome op keizer LeoGa naar voetnoot46 te veroveren, maar vanwege Mordret's verraad terug moet keren. De rest van dit caput bevat nieuwe informatie: het relaas van de landingsslag voor de Britse kust. Een dertigtal verzen die - met enige aanpassingen - dit éne ontbrekende blad mooi zouden kunnen completeren: 47[regelnummer]
Selve es hi over gevaren
Up Bertaengen met sinen scaren,
Artuur, die edel lantshere.
50[regelnummer]
Ten upgange vachtmen sere,
Daer si tlant van Bertaengen sochten;
Want Mordreit ende de sine brochten
Menegen werachtegen man.
Tyleke die wijch began
55[regelnummer]
Entie stont tote indie nacht.
Waluweyn was met alre cracht
Jegen den broeder metten oem,
Alse die wel sach ende nam goem,
Dat die broeder was in tonrecht.
60[regelnummer]
Bidi staerf hi int gevecht
Metten oem, dies hadde rouwe.
Oint so was hi hem getrouwe
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Dorentore in al sijn leven;
Dies en wildijs niet begeven,
65[regelnummer]
Hine toghet in sijns levens ende.
Mordreit viel indie schende;
Want die oem wan met gewelde
Dien upganc daer vanden velde,
Al waest grootlike tsire scaden;
70[regelnummer]
Want swaerlike haddene verraden
Mordreit sijn neve metten Sassen,
Die hem an waren gewassen.
Waluwein bleef doot aldus,
Die in Latijn heet Walganus,
75[regelnummer]
Ende menech edel man tier stede,
Kerstijn ende heidijn mede.
(Spiegel Historiael, IIIe Partie, Boek VI, Cap. XXIX, vs. 47-76) Dat het tekstverlies in de codex van de Lancelot-compilatie eerder 1 blad dan 1 diploma groot is kan zijdeling ondersteund worden met een plausibele verklaring voor het verlies van slechts één (beschreven) blad. (Voor het nu volgende baseer ik mij op gegevens ontleend aan de beschrijving van de codex 129 A 10 door Draak en Hellinga.Ga naar voetnoot47) Het laatste katern van Arturs doet, katen XXVI (zie schema), is ‘tegenwoordig een regelmatig quatern’. Als XXVI oorspronkelijk een quinio was - in deze codex zijn bij voorkeur quinio's gebruikt - dan zou het wegraken van één blad [230 bis] (let wel: ik tel verder volgens de huidige verwarde binding van het handschrift), dat eens tesamen met [239] het buitenste diploma van de dan regelmatige quinio XXVI vormde, niet toevallig zijn. Immers, de tekst van de Lancelot-compilatie gaat niet verder dan 238Rb. De kans dat [239], geheel blanko, ooit dankbaar elders in gebruik genomen is lijkt mij niet gering,Ga naar voetnoot48 en vanaf dat moment is de kans op verlies van [230 bis] ook groter schematische reconstructie van katern XXVI van 's-Gravenhage, K.B., 129 A 10
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
geworden. En daarmee is een lacune van 720 verzen in Arturs doet ook codicologogisch minder voor de hand liggend dan een hiaat van 320 verzen, waarvan een gedeelte zou bestaan uit een (aangepaste) interpolatie uit de Spiegel Historiael.
De Lancelot-compilatie bevat nóg een raadsel dat nu op een elegante wijze op te lossen is. In grote delen van het handschrift is een corrector aan het werk geweest. Gerritsen heeft de verbeteringen van deze corrector geanalyseerd in de verhelderende publicatie ‘Corrections and Indications for Oral Delivery in the Middle Dutch Lancelot Manuscript The Hague K.B. 129 A 10’. De corrector voorzag de tekst van leesaanwijzingen ten behoeve van de voordracht, hij herstelde schrijffouten, vulde weggevallen tekst aan, en veranderde hier en daar wat om het verhaal begrijpelijker te maken. Daarnaast probeerde hij de tekst te zuiveren van verouderde en specifiek Vlaamse woorden en uitdrukkingen. In het midden van de 14e eeuw heeft hij bijna de hele Mnl. trilogie Lancelot-Queste-Mort op deze wijze behandeld.Ga naar voetnoot49 Opmerkelijk is dat de corrector de ingevoegde romans (met uitzondering van Perceval) en de tweede helft van Arturs doet onaangeroerd heeft gelaten.Ga naar voetnoot50 Om het ontbreken van verbeteringen in de ingevoegde romans te kunnen verklaren opperde Draak de hypothese dat de corrector dezelfde persoon was als de compilator en dat hij deze door hem zelf al eerder bewerkte (en ingevoegde) romans door en door kende en dus niet meer hoefde te moderniseren of te structureren.Ga naar voetnoot51 Los van de kwestie of adaptator, compilator en corrector een en dezelfde persoon zijn, kan deze verklaring van DraakGa naar voetnoot52 (met enige variatie) nu ook uitkomst bieden voor het raadsel waarom de corrector halfweg Arturs doet, aan het einde van 230V gestopt is. Hierna begint met vs. 7553 het voorlaatste katern XXIV,Ga naar voetnoot53 waarin de compilator ‘Conincs Arturs wijch optie Romeine’ gesubstitueerd heeft. En op de eerste blad-zijde van dit katern (211R) staat in vs. 7700-7701 (zie p. 247 infra) de eerste verandering die de compilator in Arturs doet heeft aangebracht om het verhaal van de roman geloofwaardig te kunnen vervlechten met | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
de door de interpolaties uit de Spiegel Historiael gewijzigde fabel van de laatste twee katernen. Samenvattend: de corrector (die werkte in het midden van de 14e eeuw) heeft zich van ingrepen/toevoegingen onthouden, omdat de tekst van de laatste twee katernen van deze (13e-eeuwse Vlaamse) vertaling van de Mort Artu al recent (begin 14e eeuw) door de (Brabantse) compilator bewerkt was, en dus niet meer gecorrigeerd, gestructureerd, gemoderniseerd en in dialectisch opzicht aangepast behoefde te worden.Ga naar voetnoot54 | ||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitDe hierboven aangevoerde contextuele, structurele en codicologische argumenten hebben tesamen naar mijn mening voldoende bewijskracht om te kunnen concluderen dat de compilator de tweede helft van Arturs doet zó omgewerkt heeft dat deze ‘geromantiseerde’ versie van de ondergangsgeschiedenis van het Artur-imperium op een aantal essentiële punten weer overeenstemde met de ‘officiële’ geschiedschrijving van Jacob van Maerlant. De belangrijkste beweegreden voor deze (laatste) compilator van de Lancelotcompilatie is ongetwijfeld geweest dat de geloofwaardigheid van zijn werk in het geding was. Voor een publiek dat de Spiegel Historiael kende, was de geloofwaardigheid van een werk als de Lancelot-compilatie toch al niet zo groot, omdat Maerlant de Artur-episoden in zijn wereldgeschiedenis doorspekt heeft met waarschuwingen tegen de onbetrouwbaarheid van Arturomans.Ga naar voetnoot55 Zonder de interpolaties en omwerkingen van de compilator was Arturs doet voor een publiek dat de Spiegel Historael kende echter ook feitelijk niet meer geloofwaardig; mijns inziens in de eerste plaats omdat de hierin verhaalde levensloop van Walewein op essentiële punten afweek van de ‘geautoriseerde biografie’ van Walewein in de Spiegel Historiael. Daarnaast zal voor een compilator zeker meegespeeld hebben dat het relaas van Arturs continentale expeditie niet compleet was, vergeleken bij het verslag dat de Jacob van Maerlant gaf van deze gebeurtenissen. De compilator die gewerkt heeft aan Arturs doet moet het besef gehad hebben dat - ik citeer Gerritsen met een kleine variant: Il pouvait bien présenter au public néerlandais une traduction de La Mort Artu. Il pouvait bien raconter des aventures dont les savants historiens ne faisaient pas mention. Mais là où il s'agissait d'événements d'importance mondiale, des faits historiques dûment attestés dans les chroniques, il était indispensable que son roman s'accordât avec l'Historie. Et l'Histoire, c'était pour lui, ainsi que pour son public, le Spiegel Historiael de Maerlant.Ga naar voetnoot56
Heesch, voorjaar 1985 Venhofstraat 7, 5484 SZ |
|