| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
De Rijmbijbel van Michiel van der Borch
Tot de schatten van het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum aan de Haagse Prinsessegracht, ons nationale Museum van het Boek, behoort een kostbaar handschrift van de Rijmbijbel. Maerlants tekst is verlucht met 72 miniaturen, waarvan er 51 betrekking hebben op het Oude en 20 op het Nieuwe Testament; een schildering van een belegerde stad, pagina-groot, opent de Wrake van Jerusalem. Behalve deze miniaturen zijn er een elftal gehistorieerde en 160 in blauw, rood en goud uitgevoerde initialen. In de marges van 13 bladzijden trekken speelse figuurtjes de aandacht: haasjes, brakken, valken en kleinere vogels, afgewisseld met fantastische monsters en gedrochten. De maker van al dit moois is bekend; onder de miniatuur op F.125V leest men de woorden Doe men scref int iaer ons heren Mo CCCo XXXIIo verlichte mi Michiel van der borch. Bit uoer hem dat ghod sijns ontfarmen moete. Daarmee vormen deze illustraties het vroegste schilderwerk uit de (Noordelijke?) Nederlanden dat door de kunstenaar met naam en toenaam is gesigneerd.
Het is een uitnemende gedachte geweest, het museum meer bekendheid te geven door jaarlijks een kleine monografie te wijden aan een of meer bijzondere stukken uit de collectie. Hoofdconservator R.E.O. Ekkart opent deze reeks Monografieën van het Museum van het Boek met een 80 pagina's tellend werkje over De Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, Een in 1332 voltooid handschrift uit het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum. Alle illustraties die in het handschrift voorkomen, zijn hier in kleur of zwart-wit gereproduceerd. De begeleidende tekst is summier maar verhelderend, al moet gezegd worden dat de informatie over de geschiedenis van het handschrift (die zich van 1552 af laat traceren) vollediger en meer up to date is dan die over Maerlant en zijn werk. Dat wij sinds 1983 in deel II-3 van het Corpus-Gysseling over een nieuwe editie van de Rijmbijbel beschikken, is Ekkart blijkbaar ontgaan; hij vermeldt slechts de editie-David uit 1858-1859. Het bekijken van de voortreffelijke reprodukties prikkelt de nieuwsgierigheid: zou een heraldicus geen raad weten met de wapens en vlaggen die in sommise miniaturen voorkomen? En zijn de realistisch geschilderde vogeltjes niet in verband te brengen met die in de oudste handschriften van Maerlants Naturen bloeme? Het boekje is uitgegeven door de Staatsuitgeverij in samenwerking met het museum. De prijs is even aantrekkelijk als de uitvoering: f 19.50.
W.P.G.
| |
De herkomst van het Leidse Naturen bloeme-handschrift
In aansluiting op de hierboven opgenomen aankondiging moge hier een in de verte vergelijkbare publikatie worden gesignaleerd. Ditmaal gaat het om het Leidse handschrift van Maerlants Der naturen bloeme (BPL 14A), dat even fraai verlucht is als de Haagse Rijmbijbel. In een recente aflevering van het tijd- | |
| |
schrift Historische Kring IJsselstein (nr. 33/34, juli-september 1985, p. 261-80) weet J. Heniger aannemelijk te maken dat dit handschrift in de jaren 1350-1365 is vervaardigd in opdracht van Jan van IJsselstein, kanunnik van St. Marie te Utrecht. De candidatuur van deze thesaurier van het kapittel (aan wie ook de zorg voor de beroemde, thans in het Catharijneconvent bewaarde eenhoornhoorns van St. Marie was toevertrouwd), is al door Verwijs geopperd, maar wordt nu met nieuwe archivalische en heraldische gegevens onderbouwd. In dezelfde aflevering wijdt P.F.J. Obbema een beschouwing aan de codex waarin hij onder meer de codicologische en kunsthistorische consequenties van de nieuwe datering overweegt. Het betrokken dubbelnummer van Historische Kring IJsselstein is verkrijgbaar à f7.50 + f5,- verzendkosten bij E. de Vries, Utrechtseweg 105, IJsselstein.
W.P.G.
| |
Middeleeuwers over vrouwen, deel 2
Op p. 277 van de vorige jaargang is het eerste deel van een bundel studies onder de titel Middeleeuwers over vrouwen aangekondigd, waarbij een vervolgdeel in het vooruitzicht werd gesteld. Dit laatste is inmiddels ook verschenen, als vierde deel van de reeks Utrechtse bijdragen tot de mediëvistiek: Middeleeuwers over vrouwen, deel 2, onder redactie van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop (Utrecht, HES Uitgevers, 1985; 208 pp.; prijs f29.50). De artikelen in deze tweede bundel zijn voor een deel algemener van opzet dan die in de eerste: zij belichten het middeleeuwse beeldvormingsproces omtrent de vrouw vanuit verschillende gezichtshoeken en disciplines. De onderliggende culturen komen ter sprake in de bijdragen van de classicus J.N. Bremmer, de keltologe Doris Edel en de Oudgermaniste Paula Vermeyden over de vrouw in respectievelijk de Griekse, de Keltische en de Oudgermaanse cultuur. De theoloog G. Quispel behandelt de visie op de vrouw in het christendom; de rechtshistorici J.A.C.J. van de Wouw en J.E. Spruit beschouwen haar uit het perspectief van het kanonieke en het Romeinse recht. De politieke geschiedenis bepaalt de gezichtshoek van F.W.N. Hugenholtz in zijn bijdrage over de historische bronnen, de historia medica levert overvloedig materiaal voor een studie over ‘De vrouw in de medische literatuur’ door Ria Jansen-Sieben. De medio-latinist A.P. Orbán behandelt ‘Het middeleeuwse antifeminisme’ en de kunsthistoricus J. Chr. Klamt trekt boeiende conclusies over het onderwerp ‘Middeleeuwse kunstenaars over vrouwen’. Een coherente visie op ‘de vrouw in de Middeleeuwen’ leveren deze twee bundels studies niet op. Wèl laten zij zien hoe gecompliceerd de middeleeuwse werkelijkheid is geweest, en hoe ver de gebruikelijke generaliseringen over dit onderwerp bezijden de waarheid zijn.
W.P.G.
| |
Een tussenbalans voor W.P. Gerritsen
De mededeling dat de Mediëvistiek in Utrecht bloeit, bevat geen nieuws, ook niet wanneer daaraan wordt toegevoegd dat die bloei in hoge mate te danken
| |
| |
is aan de hoogleraar Middelnederlandse letterkunde aldaar, W.P. Gerritsen. Dit stukje krijgt pas enige nieuwswaarde met de onthulling dat Gerritsen in augustus van dit jaar zijn vijftigste verjaardag heeft gevierd, een feit dat ook aan de meeste medewerkers van het Instituut De Vooys onopgemerkt voorbij is gegaan. De viering van die verjaardag mag dan de openbaarheid niet gehaald hebben, van een van de aangeboden cadeaus mag iedereen meegenieten. Op initiatief van een groep zich enigszins kabbalistisch presenterende oud-leerlingen is een bundel tot stand gebracht onder de titel Tussentijds, geschreven door gepromoveerde vakgenoten onder de Utrechtse mediëvisten alsmede door hen die met Gerritsen als ‘Doktorvater’ gepromoveerd zijn. Het boek bevat 21 opstellen en het zou dunkt me de lezers van de Ntg weinig leesplezier verschaffen wanneer ik die allemaal ging opsommen. In deze aankondiging moet ik volstaan met de mededeling dat de studies een boeiend beeld geven van een veelzijdig beoefende discipline. De inspirerende kracht van de adressaat is vaak duidelijk aan de stukken af te lezen. Zo heeft diens speurtocht naar de viervoetige locusta, indertijd voor W.A.P. Smit geschreven, hier zijn vervolg gekregen in beschouwingen over de locusta maris en de salamander, en heeft zijn opzienbarende studie over de geschiedschrijving van de Middelnederlandse letterkunde hier een tegenvoorstel uitgelokt. Andere studies sluiten aan bij de mede door Gerritsen verzorgde editie van het Antwerps liedboek, zijn belangstelling voor de artes-literatuur en vooral natuurlijk zijn betrokkenheid bij de Arthur-epiek. Het nieuwste van het nieuwste is in het boek aanwezig in enkele studies die de mogelijkheden van de computer beschouwen. En voor wie zich voor biografica interesseert tenslotte nog een laatste aanbeveling, in de vorm van een vraag: hoe vaak zal het voorkomen dat een echtgenote een bijdrage tot een huldebundel levert?
Tussentijds. Bundel studies aangeboden aan W.P. Gerritsen ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag. Onder redactie van A.M.J. van Buuren, H. van Dijk, O.S.H. Lie, F.P. van Oostrom. HES Uitgevers, Utrecht 1985. 374 blz. Prijs: f45,-.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Een bulkboek Renaissance
Na het succes van Vensters naar vroeger, het eerder in dit tijdschrift (Ntg 78, 1985. p. 86-87) aangekondigde Bulkboek Middeleeuwen dat een ongekende oplage van 70.000 exemplaren heeft gehad, kon een vervolg niet uitblijven. Dat is geworden Des mensen op- en nedergang; literatuur en leven in de Noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw, samengesteld door dr. Marijke Spies.
De opzet is een vondst: als leidraad voor het boek fungeert de indeling van het mensenleven zoals die aanschouwelijk werd verbeeld door een zogeheten Trap des ouderdoms. Van trede tot trede kan men volgen hoe de mens van wieg tot graf gaat, eerst omhoog en dan weer naar beneden. Op deze manier kon een rijke hoeveelheid materiaal over de relatie literatuur en leven soepel worden verwerkt. Achtereenvolgens worden behandeld: geboorte en kindertijd, met een excursus over kinderspelen; onderwijs, met een excursus over de rolpatronen van man en vrouw; liefde en huwelijk, met een excursus over Jan Hen; handel en welvaart, met een uitstapje over de oorlogsvoering ter zee; oorlog met als tegen- | |
| |
hanger het streven naar vrede; staatsbestuur, met als excursus de politieke moord op Oldenbarneveld en de gebroeders De Witt; en tenslotte religie en dood. Een uitgebreide Verantwoording besluit het geheel: ze omvat de opgave van bronnen en secundaire literatuur en een ‘Lijst van Nederlandse literaire auteurs’.
Vanzelfsprekend is ook dit Bulkboek rijk geïllustreerd. De opgenomen teksten zijn alle herspeld en van de allernodigste woordverklaringen voorzien: wie niet bang is door te lezen, kan er op die manier wel uitkomen. Mevrouw Spies heeft er duidelijk, en met succes, naar gestreefd niet alleen de bekende namen aan bod te laten komen maar ook ruimte te geven aan onbekende teksten, die soms heel verrassend zijn. Zo moge Valcoochs beschrijving van Hollandse dijkwerkers (p. 37) geen grote kunst geven, onthullend is zo'n gedicht wel.
Wie de 70 compres gedrukte en inhoudrijke bladzijden van het Bulkboek thuis wil ontvangen, moet f6,50 (incl. verzendkosten) overmaken op giro 34.21.385 t.n.v. BDU te Barneveld onder vermelding van ‘Renaissance’.
M.A.S.-v.d.D.
| |
De zeventiende eeuw
In januari 1985 is de Werkgroep zeventiende eeuw opgericht en in de loop van het jaar hebben zich meer dan 300 leden aangemeld zodat vastgesteld kan worden dat het initiatief is aangeslagen. De leden zullen zeker met genoegen van het eerste nummer van het tijdschrift van de werkgroep hebben kennisgenomen, De zeventiende eeuw; cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief, onder redactie van P. Bockstaele (gesch. nat. wet.; K.U. Leuven), J. Briels (kunstgesch.; R.U. Utrecht), K. Porteman (Ndl.Itk.; K.U. Leuven), Mw. M. Spies (Ndl. Itk. G.U. Amsterdam) en Mw. E. van der Wall (kerkgesch.; R.U. Leiden). De redactie vertegenwoordigt aldus België en Nederland en is duidelijk interdisciplinair samengesteld. Het abonnement is inbegrepen in het lidmaatschap van de Werkgroep, dat f35,- kost, voor studenten f15,-. Men kan zich aanmelden bij drs. E.M.P. van Gemert, adj.-secretaris van de werkgroep, Instituut De Vooys, Postbus 80.091, 3508 TB Utrecht.
Dit eerste nummer telt 68 pagina's en bevat vier artikelen. E.K. Grootes, Zeventiende-eeuwse literatuur als bron van historische kennis; J.G.C.A. Briels, Brabantse blaaskaak en Hollandse botmuil; Chr. L. Heesakkers, Rhetorische marginalia in de metrische Annales van Janus Dousa Pater (1599) en J. van den Berg, De Engelse puritein Francis Rous (1579-1659) en de vertaling van enkele van zijn geschriften in het Nederlands.
Het is de bedoeling dat volgende nummers gedeeltelijk een meer thematisch karakter zullen vertonen, en voorts zijn vaste rubrieken gepland als boekbesprekingen en interdisciplinair nieuws. Als redactie-secretaris treedt op dr. M. Spies, Van Breestraat 44, 1071 ZR Amsterdam. De uitgever is Sub rosa die voor een goed verzorgd uiterlijk van het blad heeft gezorgd.
M.A.S.-v.d.D.
| |
| |
| |
Prostitutie in de literatuur van de zeventiende eeuw
Bij uitgeverij De Walburg Pers te Zutphen is in de rubriek historische letterkunde het boek van J.H. Böse ‘Had de mensch met één vrou niet connen leven...’ Prostitutie in de literatuur van de zeventiende eeuw, verschenen.
Böse benadrukt in de inleiding dat hij vooral gebruik heeft gemaakt van kluchten, blijspelen en liederen waarin de prostitutie ter sprake komt of waarin prostituées zelf het woord voeren. Terecht wordt er voorzichtig omgesprongen met de gebruikte bronnen wanneer de vraag gesteld wordt in hoeverre deze teksten een waarheidsgetrouwe weergave zijn van de 17de eeuwse werkelijkheid. Overdrijving in de voorstelling van zaken, selectie en herhaling van conventionele thema's en motieven vertekenen immers de realiteit. De schrijver merkt hierover op: ‘In dit boek ben ik uitgegaan van een grotere mate van waarschijnlijkheid, dat het gaat om een gewoonte, wanneer men hetzelfde verschijnsel bij verschillende schrijvers aantreft’ (p. 9).
Uitgangspunt zijn de literaire teksten, en dat zijn er behoorlijk wat. De enorme hoeveelheid bronnen die Böse in zijn studie bij elkaar heeft gebracht, is het resultaat van bijna veertig jaar verzamelen. Uit deze bronnen heeft hij talrijke, verrassende citaten overzichtelijk ondergebracht in een acht-tal hoofdstukken. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1 De oorzaken van de prostitutie (het omvangrijkste hoofdstuk), 2 De vervolging en de vervolgers van de prostitutie, 3 Veroordeling van de prostitutie in de literatuur van de 17de eeuw, 4 Syfilis in de 17de eeuw, 5 De haarden van ontucht, 6 Moeilijke omstandigheden waaronder de prostituées leefden, 7 Bijzonderheden over de publieke vrouw, en tenslotte 8 Omvang van de prostitutie in de 17de eeuw. Een omvangrijke bibliografie en een uitgebreid register sluiten het boek af.
Böse heeft zich niet bepaald preuts opgesteld, waardoor de treffende en kleurrijke citaten telkens weer verrassen. Dit geldt jammer genoeg niet voor de zwartwit illustraties die voor een groot deel slecht zijn gereproduceerd. Verder zou voor een breed publiek enige annotatie en toelichting bij de citaten zeker niet overbodig zijn geweest.
Dit neemt niet weg dat deze literaire én cultuurhistorische studie waardevolle gegevens presenteert en daardoor een goede aanzet verleent tot verdergaande bestudering van de teksten en het onderwerp.
Het boek dat met medewerking van P.M.M. Kroone tot stand is gekomen, telt 176 bladzijden en kost f39,50.
Hans Luijten
| |
Sötemann over poëtica en poëzie
Bij het afscheid van A.L. Sötemann als hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht heeft de redactie van De nieuwe taalgids vanzelfsprekend de gelegenheid aangegrepen om haar gewaardeerde mederedacteur te eren en haar lezerspubliek een dienst te bewijzen. Wolters-Noordhoff wilde graag meewerken en het resultaat is een Nieuwe Taalgids Cahier van een bijzonder uiterlijk, ontworpen door de typograaf Gerrit Noordzij. Besprekingen van het werk van collega-redacteuren worden in ons blad niet ge- | |
| |
geven en dat ontneemt me helaas de gelegenheid om de eveneens bijzondere inhoud van het boek breedvoerig te presenteren.
Het bevat een ruime keuze uit Sötemanns wetenschappelijke artikelen, verdeeld in twee rubrieken, te weten poëtica en poëzie. Trouwe lezers van De nieuwe taalgids zullen oude bekenden aantreffen, befaamd geworden artikelen als ‘M. Nijhoffs “De moeder de vrouw”; een analyse in twee etappes’ (Ntg. W.A.P. Smitnummer 1968, p. 134-145) of ‘Gerrit Kouwenaar en de poëzie’ (Ntg 68, 1975, p. 345-360). Maar er staan ook artikelen in de bundel die minder bekend zullen zijn omdat ze in minder gemakkelijk bereikbare publicaties zijn opgenomen, zoals ‘Poetics and periods in literary history; a first draft’ in de huldebundel voor Leonard Forster uit 1982.
De samenstelling en redactie van de bundel was in handen van twee leerlingen van Sötemann, W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Zij hebben tevens voor een korte ‘Inleiding’ gezorgd waarin ze het werk van hun leermeester bondig karakteriseren. Uit die inleiding neem ik nog een kort fragment over: ‘De verzameling laat zich alleen al hierdoor rechtvaardigen dat een ieder nu de beschikking heeft over deze, verspreid gepubliceerde, studies. Tegelijk biedt dit boek een inzicht in de gang van een onderzoek. Met name in de artikelen over poëtica ziet men de auteur aan het werk: hij zoekt, vindt, herneemt eerder geformuleerde inzichten, breidt andere uit en zoekt verder. Voorts treft men in deze stukken belangwekkende voorstellen aan voor een literair-historische benadering en beschrijving van de moderne literatuur. Uit alle opstellen tenslotte spreekt een enthousiasme en liefde voor wat de “grote” dichters van de laatste honderd jaar tot stand hebben gebracht.’
A.L. Sötemann, Over poetica en poëzie. Een bundel beschouwingen samengesteld en ingeleid door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn is een uitgave van Wolters-Noorhoff te Groningen, in de reeks Nieuwe Taalgids Cahiers. Het boek telt 260 blz. en kost f45,-.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Traditie en vernieuwing
Bij het afscheid van Prof. Dr. A.L. Sötemann als hoogleraar in de Nieuwere Nederlandse letterkunde te Utrecht is hem een bundel studies aangeboden onder de titel Traditie en vernieuwing. Tot medewerking aan dit huldeboek zijn alle binnen de leeropdracht van de scheidende hoogleraar werkende leden van de wetenschappelijke staf uitgenodigd, en daarnaast de schrijvers van de onder Sötemanns leiding voltooide of nog te voltooien proefschriften. Het resultaat van hun samenwerking laat iets zien van de stimulerende invloed die van Sötemanns leermeesterschap is uitgegaan. Doordat alle medewerkers zich hebben georiënteerd op het thema ‘traditie en vernieuwing’ voert dit boek de lezer mee op een tocht door de Nederlandse letterkunde sinds de Renaissance, gezien als een landschap waarvan de contouren door telkens wisselende litteraire conventies zijn bepaald. Vooral door deze thematische eenheid zou dit boek een uitvoerige bespreking verdienen; de redactionele mores van de Ntg laten in dit geval echter slechts een beknopte aankondiging toe. Ik moet mij daarom beperken tot een
| |
| |
opsomming van auteurs en titels met hier en daar een korte toelichting.
Eerst komen drie Renaissance-dichters ter sprake. In ‘De dichter van de “Sonnetten van de Schoonheyt”?’ bepleit J.W. Steenbeek de candidatuur van Cornelis Ianszoon Schooneman voor het auteurschap van de cyclus. W. Vermeer wijdt een beschouwing aan ‘Roemer Visschers Tuyters’, en M.A. Schenkeveld-Van der Dussen analyseert ‘Focquenbrochs recalcitrante poetica’. Daarna de achttiende eeuw, hier vertegenwoordigd door Hiëronymus van Alphen en Willem Emmery de Perponcher. Aan hun in 1780 gevoerde discussie over de vraag in hoeverre kunst gebaseerd dient te zijn op navolging van de natuur is de bijdrage van J.J. Kloek gewijd: ‘Expressie versus imitatie - natuur tegenover natuur’. De negentiende eeuw brengt belangrijke verschuivingen in het patroon van de litteraire conventies. Iets hiervan wordt merkbaar in David Jacob van Lenneps beroemde ‘Verhandeling’ van 1827, waaraan J. van der Wiel een studie wijdt onder de titel ‘Een “misgeboorte” of een literaire uitdaging?’ In ‘Leiden in last of de achtergronden van een voorrede’ geeft W. van den Berg een analyse van Thorbeckes reactie op Geels bundel Onderzoek en phantasie (1838): het blijkt dat Thorbecke zowel Geel als diens bête noire Beets op subtiele wijze heeft weten te apaiseren. M. Mathijsen bestudeert de poetica van De Schoolmeester tegen de achtergrond van de humoristische dichtkunst van zijn tijd.
De vernieuwing van Tachtig wordt belicht in het artikel van W. Smulders over het impressionisme bij Van Deyssel en Arij Prins; een reactie op Tachtig krijgt aandacht in de bijdrage van J. de Gier over Gossaert en diens nu vergeten epigoon Frank Gericke. Onder de titel ‘Stemmen uit de redactie’ bieden W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn een documentaire over het redactiebeleid van De gids tussen 1916 en 1926. De bijdrage van H.T.M. van Vliet over ‘Marsman en De gids’ sluit hierop aan en vormt tevens een schakel naar het artikel van A. Kets-Vree over ‘De opvattingen van H. Marsman over suggestieve psychologie en de uitwerking daarvan in De dood van Angèle Degroux’. De in 1930 door Constant van Wessem samengestelde bundel Twintig Noord- en Zuid-Nederlandsche verhalen en de daardoor uitgelokte reacties van o.a. Nijhoff en Du Perron biedt het uitgangspunt van H. Antens studie over de vernieuwing van het proza in de jaren dertig.
Tenslotte de tijd na de Tweede Wereldoorlog. In een beschouwing over ‘Proza voor en na de oorlog’ komt T. Anbeek tot relativerende conclusies over zowel continuïteit als verandering. Daarna komt de poëzie aan bod. L.H. Mosheuvel analyseert de structuur van Vestdijks sonnettencyclus ‘De Schuttersmaaltijd’; R.L.K. Fokkema geeft een interpretatie van het gedicht ‘Zeiltocht’ van Achterberg; C.W. van de Watering polemiseert met Harry Scholten naar aanleiding van diens ‘politieke’ interpretatie van een gedicht van Lucebert; W.G. Glaudemans behandelt de poëtica en de poëzie van Gerrit Komrij.
Het zal Sötemann goed doen dat ook zijn interesses voor de verhaaltheorie en voor de typografie in deze bundel gehonoreerd worden, de eerste door het artikel van H. Stamperius ‘Over functionele witte plekken bij verschillende vertelsituaties’ en de tweede in de bijdrage van A.J. Gelderblom over het door Gerard Unger in de jaren 1979-1984 ontworpen lettertype Hollander: ‘gros-oeil goût hollandois’.
Traditie en vernieuwing, Opstellen aangeboden aan A.L. Sötemann, onder
| |
| |
redactie van W.J. van den Akker, G.J. Dorleijn, J.J. Kloek en L.H. Mosheuvel, is uitgegeven door L.J. Veen b.v. te Utrecht en Antwerpen. De bundel, typografisch verzorgd door Stephan Saaltink, telt 314 bladzijden en kost f34,50.
W.P.G.
| |
Visies op spelling
Onder redactie van E. Assink en G. Verhoeven is een bundel opstellen over spelling verschenen, die de titel Visies op spelling draagt. In zes afdelingen vinden we de volgende bijdragen: 1 Spelling en cultuur: F. Balk-Smit Duyzentkunst, ‘De rol van het schrift in onze samenleving of: Dan telefoneren we toch even?’; T. Pollmann, ‘Houdingen tegenover spellingverschijnselen’; H. Mulisch, ‘Spelling en literatuur’; 2 Spelling en taalkunde: G.E. Booij, ‘Spelling als weergave van taal’; C. Hamans, ‘Spelling en toeval’; 3 Spelling en psychologie: P. Reitsma, ‘De verwerving van orthografische kennis’; V. van Heuven, ‘Invloed van de spelling op het lezen’; G. Verhoeven, ‘Het gebruik van orthografische kennis bij het schrijven’; 4 Spelling en onderwijs; R. van Rijnsoever, ‘Spontane spellingen’; M.J.C. Mommers, ‘Spellingonderwijs in de onderklassen van de basisschool volgens de structuurmethode’; H.J. Kooreman, ‘Spellingonderwijs in de onderklassen van de basisschool volgens een regelgerichte methode’; E.M.H. Assink, ‘Spellingonderwijs in de hogere klassen van de basisschool en daarna’; 5 Spelling en maatschappij: J.P. van Oudenhoven, ‘Spelvaardigheid en de ongelijke kansen van arbeiderskinderen; A. Hagen, De relatie tussen spelvaardigheid en dialect’; 6 Spellinghervorming?: G. Geerts, ‘Van tournooi naar toernooi in tien bedrijven. Een beknopt overzicht van Nederlandse, Duitse, Engelse en Franse spellinghervormingen’; G. Verhoeven, ‘Spellinghervorming? Overzicht en evaluatie van de argumenten voor en tegen een spellinghervorming’. Daarna volgen nog een lijst van auteurs met biografische gegevens en een lijst van gebruikte fonetische tekens, een bibliografie en een zaakregister.
De hier gegeven opsomming van titels kan niet meer dan een globale indruk van dit rijk geschakeerde boek geven. Het opmerkelijke van deze bundel is de zakelijke toon en de nuchtere benadering van het onderwerp, zonder emotionaliteit. De enige uitzondering daarop vormt de bijdrage van Mulisch, de nietvakman temidden van linguïsten en onderwijskundigen. Zijn stukje is niet meer dan een folkloristisch intermezzo, dat eigenlijk wat detoneert in het geheel. Voor het overige is deze selectie van opstellen het lezen meer dan waard. Zonder enig onderdeel tekort te willen doen, menen we dat vooral de zesde afdeling interessant is en zeer instructief voor verklaarde voorstanders van spellinghervorming: zowel het historisch overzicht van Geerts moet dezulken tot nadenken stemmen, als ook het artikel van Verhoeven, die becijfert dat bij spellingvereenvoudiging volgens de wensen van de v.w.s. toch nog meer dan 50% van de fouten op de basisschool zal blijven bestaan. Het is verleidelijk uit deze bundel te gaan citeren, maar het is voor iedere taalkundige en onderwijskundige te prefereren zelf van deze objectieve visies op spelling kennis te nemen.
| |
| |
De uitgever van Visies op spelling is Wolters-Noordhoff; de prijs van het boek is f37,50.
M.C.v.d.T.
| |
Reading Dutch
De neerlandistiek extra muros heeft er een leermiddel bij: een bloemlezing van Nederlandstalige verhalen en enkele gedichten, onder de titel Reading Dutch. Fifteen annotated stories from the Low Countries. De samenstellers van de bundel zijn William Z. Shetter, van Indiana University, en R. Byron Bird, van de University of Wisconsin-Madison. Het boek, 176 bladzijden tellend, bevat ‘highly readable stories’ van - achtereenvolgens - Carmiggelt, M. van Loggem, K. van Kooten, Renate Rubinstein, Marga Minco, Gijsen, Krol, Maria Dermoût, A. Venema, Hannes Meinkema, Jules de Palm, Roger van de Velde, Maarten 't Hart, Bordewijk en Lampo, en ‘a handful of poems’ van Vroman, Soudijn, Marsman, Vasalis en Willy Spillebeen.
Elke tekst wordt kort ingeleid met informatie over de auteur (met foto), de annotatie is overvloedig en de ‘vocabulary’ aan het eind van het boek beslaat daarenboven nog eens 48 bladzijden.
Reading Dutch is een uitgave van Martinus Nijhoff in Leiden; de prijs is f32,50.
M.C.v.d.T.
| |
Formal Parameters in Generative Grammar
Utrechtse linguïsten, verenigd in een onderzoeksprogramma dat onder de naam ‘Formal Parameters in Generative Grammar’ binnen het kader van de zgn. Voorwaardelijke Financiering aangemeld is, hebben acte de présence gegeven in een soort jaarboek met korte verslagen van lopende onderzoeksprojecten. Door de editeurs van dit jaarboek, dat de titel draagt die boven deze aankondiging staat, worden de wortels van deze publikatie teruggevoerd op de Utrecht Working Papers in Linguistics (UWPL), die van 1979 tot 1982 gratis verspreid werden onder vakgenoten. Daarna verscheen in 1984 de artikelenbundel Van periferie naar kern en nu komt als opvolger daarvan dit Yearbook 1985. Het bevat binnen een bestek van 153 bladzijden de volgende, zeer korte, bijdragen.
L. Appelo/A. Schenk, ‘Linguistic Problems in the Machine Translation Project Rosetta’; A. Baxter, ‘Competing Factors in Morphophonological Change’; E. Berendsen, ‘Prosodic Structure and Cliticization’; Y. Bordelois, ‘On Parasitic Gaps as Quasi-Anaphors: Extensions of Restructuring’; D. Brouwer, ‘Gender-Related Phonetic-Phonological Variaton in Amsterdam Vernacular’; P. Coopmans, ‘The Dutch Causative “Laten” as a -Bound Morpheme’; A. Dirksen, ‘On the Diagnosis of Grammatical Errors’; F. Drijkoningen, ‘On the Adjectival Variant of Inflection’; F. van Gestel, ‘The Attributive PRO-Problem’; T. van Haaften, ‘Binding and Complex NPs’; G. de Haan, On the
| |
| |
Tombe, ‘Compositionality’; A. Leenders, ‘Glossematics, a chapter in 20th Century Linguistics’; J. le Loux-Schuringa, ‘Development of the Dutch Sentence Grammar in the 19th Century’; D. Lightfoot, ‘Predication and Empty Categories’; J. Odijk, ‘Noninitial Wh-Elements and A'binding in Russian’; R. van Oirsouw, ‘Coordinations: The Linear Approach’; L. Oversteegen, ‘Temporal Phenomena in Language in the Tangent Plane of Logic and Linguistics’; T. Pollmann, ‘On Metaphors and Analogies’; J. Schroten, ‘A Note on Ergativity in Spanish’; H. Schultink, ‘On Stacking up Affixes, Mainly in Dutch Words’; A. Sturm, ‘Primary Syntactic Structures in Dutch’; F. Stuurman, ‘X-Bar Theory: Towards Minimalization’; M. Trommelen, ‘Pluralization of Words in -ie and the Rhythmical Factor’; H. Verkuyl, ‘Nondurative Closure of Events’; F. Weerman, ‘A Note on the Position of the Finite Verb in Adverbial Clauses’; W. Zonneveld, ‘Story of Her’; W. Zwanenburg, ‘Annual Research Report 1984 and Planning 1985’.
Aan het slot komt nog een bibliografie, een lijst van aan het onderzoeksprogramma deelnemende taalkundigen (waaronder ook vele ZWO-medewerkers) en een lijst van publikaties in 1984. Het boek biedt een mooie staalkaart van lopend onderzoek - vooral naar buiten toe - en het zal indruk maken op Colleges van Bestuur en financierende instanties in het algemeen. Voor de vakgenoot zijn de bijdragen te kort; ze geven alleen een indicatie van wat er gaande is. Voor een volgend jaarboek kan men zich een andere opzet wensen: enkele substantiële artikelen waar men wat aan te lezen heeft, en de resterende informatie over lopend onderzoek summier samengevat.
De editeurs van dit Yearbook zijn Ger J. de Haan en Wim Zonneveld. Een uitgever is niet vermeld (alleen als drukker ICG Printing, Dordrecht) en een prijs ook niet.
M.C.v.d.T.
| |
Neerlandistiek in de Verenigde Staten
Dat er in Amerika het een en ander aan de beoefening van de Neerlandistiek wordt gedaan, was al lang bekend, maar desondanks stemt het tot vreugde dat de Neerlandici aldaar zich nu ook als groep hebben gemanifesteerd op de eerste Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies, gehouden aan de University of Maryland in juni 1982. Het heeft even geduurd, maar nu zijn de ‘Papers’ van die conferentie gebundeld en uitgegeven door William H. Fletcher van de United States Naval Academy (daarmee zijn ze ons vooruit!), als nr. 1 van de reeks Papers in Netherlandic Studies, uitgegeven bij de University Press of America, Lanham-New York-London 1985. Prijs: $14,25, geb. $25,75.
De bundel is in enkele afdelingen onderverdeeld: Literature of The Low Countries (waarin o.a. studies over het Antwerps Liedboek, Hooft, Marcellus Emants, Couperus, Cola Debrot en de rol van de Nederlandse literatuur in België); History and structure of the Dutch language (waarin artikelen over het ontstaan van een geschreven standaardtaal in de 16e en 17e eeuw; de geschiedenis van de Nederlandse woordvolgorde; kwantitatieve benaderingen van het linguïstisch systeem en enkele stukken die met het onderwijs van het Nederlands
| |
| |
te maken hebben; History of the Low Countries; Topics in Netherlandic Civilization; Netherlanders in North America (waarin o.a. een stuk over de taal van Amerikanen van Nederlandse origine). Gedichten van Leo Vroman en een kort verhaal van Janwillem van de Wetering sluiten de bundel af.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Buijnsters over het verzamelen van boeken
Voor wie geen vreemdeling is in het Jeruzalem van het oude boek, is een simpele titelbeschrijving waarschijnlijk voldoende: P.J. Buijnsters, Het verzamelen van boeken, Een handleiding (Utrecht, HES Uitgevers, 1985; 192 p.; prijs f25,-). De Nijmeegse hoogleraar in de Nederlandse letterkunde van de achttiende eeuw kent de Nederlandse boekproduktie uit vroeger eeuwen als weinigen, hij is bovendien een hartstochtelijk verzamelaar. Als een kenner van dit formaat bereid is, zijn ervaringen te boek te stellen, en dat niet doet in de vorm van een reeks jaloersmakende jagersverhalen over fabuleuze aanwinsten, maar zich bepaalt tot een overzicht van in aanmerking komende verzamelobjecten, vol nuttige informatie en praktische wenken, dan kan hij er zeker van zijn dat hij daarmee zeer vele boekenliefhebbers aan zich zal verplichten. Buijnsters begint zijn boek met een hoofdstuk ‘Spelregels’, waarin hij een aantal elementaire begrippen toelicht: veilinghuis en antiquariaat, oud en zeldzaam, het dogma van de eerste druk, conditie, compleetheid, collatie. Daarop volgt een reeks korte hoofdstukken over Incunabelen en postincunabelen (1455-1540), Nederlandse literatuur (16e-19e eeuw), Emblemata en fabelboeken, Vertalingen van klassieken, Volksboeken en ander populair proza, Liedboeken, Kinderboeken, Reisverhalen en atlassen, Topografie en geschiedenis, Sport en spel, Natuurlijke historie en tuinboeken, Kostuumboeken, Handschriften, en Moderne eerste drukken en ‘Press Books’. Op een plezierig informele manier slaagt Buijnsters erin, zijn liefde voor boeken op de lezer van zijn handleiding over te dragen. Zonder de grenzen van wat voor de modale verzamelaar bereikbaar is uit het oog te verliezen, ervaart de lezer watertandend wat er binnen die grenzen nog aan moois en interessants bijeen te brengen is. Een bibliografie, een lijst van illustraties en een namenregister completeren dit boek, dat ongetwijfeld als een vademecum voor de
Nederlandse boekenliefhebber en -verzamelaar zal gaan fungeren.
W.P.G.
|
|