| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Dialect, standaardtaal en maatschappij
Op 20 en 21 oktober 1983 hadden aan de Rijksuniversiteit te Gent de Vierde Sociolinguïstendagen plaats, waar speciaal aandacht werd besteed aan de relatie tussen twee disciplines die zich met taalvariatie bezig houden: sociolinguïstiek en dialectologie. De bijdragen die toen ten gehore werden gebracht zijn op een paar uitzonderingen na nu door Johan Taeldeman en Hilde Dewulf gebundeld onder de titel Dialect, standaardtaal en maatschappij. We geven hier een overzicht van de inhoud: Jo Daan, ‘Dialectologie en sociolinguïstiek’; Klaus J. Mattheier, ‘Dialectologie van de dialectsprekers’; Chris Braecke, ‘Nederlandse syntaxis, sociolinguïstiek en dialectologie’; Johan Bultynck, ‘Sociodialectologische verkenning van een Gentse randgemeente: Mariakerke’; Jos Greten, ‘De status en het gebruik van endogene woorden in het AN’; Kas Deprez, ‘De rijksgrens als taalgrens: een lexikaal onderzoek in Baarle-Hertog’; Herman Giesbers en Sjaak Kroon, ‘Dialect en standaardtaal in Ottersum; de sociodialectologische ontwikkeling van een Nederlandse dorpsgemeenschap’; Reinhilde Haest, ‘Interferentie als klasseverschijnsel’; Camiel Hamans, ‘Achteruitgang van het dialect?’; Frans Hinskens, ‘Neutraliteitsstrategieën als faktor in de processen van “Dialect Levelling” en verschuivingen in de kodegebruik’; Cor Hoppenbrouwers, ‘Fonische ontwikkelingen in een Brabants regiolect’; Guy Janssens, ‘Het taalgedrag van Vlamingen en Nederlanders in Brussel’; Rob Rombouts, ‘Lokale persoonsbeschrijvingen in gesprekken in een Amsterdamse stadswijk’; Jan Sturm, ‘Dialectologie en sociolinguïstiek’; Renée van Bezooijen, ‘Een auditieve beschrijving van 32 Amsterdamse en 32 Nijmeegse sprekers m.b.t. zes stemkwaliteitskenmerken’;
Cor van Bree, ‘Onderzoek naar de invloed van de standaardtaal op het dialect. Enige methodische overwegingen’; Roeland van Hout, ‘Formele modellen in dialectologie en sociolinguïstiek’; Jacques van Schoor, ‘Dramaturgie tussen tussentaal en antitaal’.
De bundeling wordt voorafgegaan door een korte inleiding en de tekst van de begroetingstoespraak door Marc Galle, gemeenschapsminister van binnenlandse aangelegenheden. Het boek is uitgegeven door Acco, Leuven/Amersfoort.
M.C.v.d.T.
| |
Sociolinguistics in the Low Countries
Het blijft goed gaan met de sociolinguïstiek in de Nederlanden. Na het bovenstaande alweer een aankondiging van een bundel, deze keer met de voordrachten die gehouden werden op de Tweede Sociolinguïstiek-conferentie te Antwerpen op 9 en 10 mei 1980. Dit boek bevat, in twee afdelingen met resp. de titels ‘Language and Social Class’ en ‘Language Attitudes’, de volgende bijdragen, geëditeerd door K. Deprez: Roeland van Hout, ‘Sociolinguistics in the Netherlandic language area’; Jef van den Broeck, ‘Why do some people speak in a more complicated way than others?’; Ludo Beheydt, ‘The deficit hypothesis and the social stratification of mother talk’; Willy Smedts, ‘Social differences in the acquisition of Netherlandic word formation’; Pete van de Craen, ‘Social linguistics and the failure of theories’; Erica Huls, ‘Pragmatic and conversational aspects of speech in families from different social milieus’; Ton Vallen, Sjef Stijnen and Toon Hagen, ‘The difference hypothesis in the Kerkrade project: measurement of verbal abilities and intelligence’; Jan Sturm, ‘Deficit and difference: a false dichotomy in an educational perspective’; Frans Diederen, Han Hos, Henk Munstermann and Ger- | |
| |
rit Weistra, ‘Language attitudes of future teachers in The Netherlands’; Kas Deprez, ‘Why do Antwerpians consider Netherlandic varieties as “cultured”, “pleasant”, “beautiful”, “rich”?’; Uus Knops, ‘Language assimilation or ethnocentrism among Flemish people living in The Netherlands’; Pieter van der Plank, ‘Ethnicity in Friesland’; Pieter Muysken, ‘Attitudes and experiences of discrimination: the Netherlandic of Moroccan foreign workers’.
Dit boek is deel 5 in de reeks SSLS, de ‘Studies in the Sciences of Language Series’, uitgegeven door John Benjamins, Amsterdam/Philadelphia; de prijs bedraagt f110,-.
M.C.v.d.T.
| |
Atlas van de Europese talen
Bij het Spectrum is verschenen een Atlas van de Europese talen, geschiedenis en ontwikkeling, onder redactie van Victor Stevenson. Deze Stevenson is een journalist, van wie op de flaptekst als aanbevelende informatie wordt gemeld: ‘Hij heeft bijna alle landen bezocht waar Indo-Europese talen worden gesproken.’ Dezelfde flaptekst kondigt ons verder aan dat deze atlas laat zien ‘hoe het primitieve Latijn van de Romeinse legioenen zich heeft verspreid en zich heeft ontwikkeld tot een van de meest gracieuze talen van de wereld.’ Maar ook kan men in dit boek lezen ‘hoe de rauwe spreektaal van de Germaanse stammen evolueerde tot een reeks van nauw verwante talen, waarvan het Engels het meest sprekende voorbeeld is van een wereldtaal.’
Wie van deze informatie niet te zeer gedeprimeerd is geraakt en de atlas openslaat, treft een boek aan met veel plaatjes op mooi papier en over het algemeen niet onjuiste, maar wel oppervlakkige informatie over de talen van Europa, soms wat zonderling geformuleerd. De ilustraties zijn lang niet altijd functioneel: wat hebben we aan een foto van een woest-gebaarde man, van wie we te lezen krijgen dat hij uit Kirgizië stamt, 110 jaar oud is en een Turkse taal spreekt? De landkaartjes daarentegen zijn informatief en duidelijk, vooral die aan het slot van het boek. De lijst met aanvullende literatuur (op zichzelf up to date en van behoorlijk gehalte) plaatst ons echter weer voor raadsels: zal de lezer die dit werk uit serieuze lekebelangstelling aanschaft, gebaat zijn bij verwijzingen naar zulke moeilijk te verteren werken als bijv. het Oergermaansch handboek van R.C. Boer? En dat brengt ons tot de laatste vraag: voor wie is dit boek, vlot en populair geschreven en voor f49,90 mooi uitgegeven, eigenlijk bedoeld? Misschien voor mensen die ook plezier beleven aan een kaas- of wijnatlas?
M.C.v.d.T.
| |
Woordenboek van de Brabantse dialecten
Met aflevering 6 (Assen 1980) van deel I had het WBD (redactie A. Weijnen, met medewerking van velen) de afdeling veeteelt voltooid. In de kort geleden verschenen zevende aflevering wordt een begin gemaakt met de landbouwterminologie. Besproken wordt de bewerking van akkerland en weidegrond, gespreid over de paragrafen: bemesting, ploegen, spitten, eggen, slepen en rollen (of walsen). De tekst wordt verlevendigd en verduidelijkt door ongeveer 75 taalkaarten en een aantal tekeningen.
Het WBD is een uitgave van Van Gorcum in Assen (ISBN 90 232 2097 8). Aflevering 7 omvat 233 bladzijden en kost ingenaaid f112,50.
L. KOELMANS
| |
| |
| |
Sint Servaas en zijn relieken
Onder de talrijke kostbaarheden die in de schatkamer van de Sint-Servaaskerk in Maastricht worden bewaard, vormen de zogenaamde Servatiana een bijzondere groep. Het gaat hier om een aantal voorwerpen die in de loop der eeuwen met de heilige-zelf in verband zijn gebracht, zoals de zilveren sleutel die hij na zijn visioen te Rome uit de hemel ontvangen zou hebben, zijn kromstaf, zijn miskelken, zijn borstkruis, zijn pelgrimsstaf en zijn draagaltaar. Vroeger bezat de Sint-Servaas ook de drie hemelse doeken die op het lijk van de patroonheilige waren aangetroffen. Deze relieken zijn bijna zonder uitzondering niet oud genoeg om aan de historische Servatius (volgens de overlevering op 13 mei 384 te Maastricht overleden) toebehoord te kunnen hebben. Zij vormen echter de tastbare resten van een verering die vele eeuwen omspant en die van veel groter dan alleen locaal belang is geweest. Aan deze Servatiana heeft de Utrechtse kunsthistoricus A.M. Koldeweij zijn proefschrift gewijd, waarvan de rijkgeïllustreerde handelseditie onder de titel Der gude Sente Servas, De Servatiuslegende en de Servatiana: een onderzoek naar de beeldvorming rond een heilige in de Middeleeuwen bij Van Gorcum (Assen/Maastricht, 1985, Maaslandse monografieën, groot formaat, deel 5; prijs f125,-) is verschenen.
Aan de hand van een overvloedige kunsthistorische en literair-historische documentatie heeft Koldeweij elk van de relieken aan een diepgaand onderzoek onderworpen. Het resultaat is een fascinerende studie die licht werpt op de religieuze en politieke achtergronden van het beeldvormingsproces dat zich rondom de heilige heeft afgespeeld. Zo toont hij aan dat de beroemde sleutel van Sint Servaas kort na 800 moet zijn vervaardigd in de werkplaats waar ook de bronzen deuren en koorhekken van de paltskapel te Aken zijn gegoten. De oorspronkelijke symbolische betekenis was waarschijnlijk die van een Davidsleutel, passend waardigheidsteken voor Karel de Grote die zich als een nieuwe koning David beschouwde. Deze typologische conceptie stamt vermoedelijk van 's keizers raadgever en latere biograaf Einhard, die ook het abbatiaat van de toenmalige Servaaskerk vervulde. In de tweede helft van de elfde eeuw werd de sleutel met Sint Servaas in verband gebracht, en daarmee veranderde ook de symbolische functie. De sleutel werd het teken van de macht tot binden en ontbinden die Servaas van God had ontvangen, waardoor de Maastrichtse heilige als de evenknie van Petrus kon gelden. Tijdens de investituurstrijd hebben de Duitse keizers hun aanspraken tegenover de pausen herhaaldelijk met een beroep op Servaas' sleutelmacht kracht bijgezet.
Uit dit voorbeeld - één uit vele - moge blijken dat Koldeweij's boek inzichten biedt die ook voor het Veldeke-onderzoek van belang kunnen zijn. Veldeke's Servaaslegende is immers op instigatie van hetzelfde kapittel tot stand gekomen dat ook de verering van de Servaasrelieken krachtig heeft gepropageerd. Kerk-, kunst- en literatuurgeschiedenis kunnen elkaar op dit terrein goede diensten bewijzen. In dit verband wijs ik op een andere recente publikatie over Sint Servaas, waarin de interdisciplinaire aanpak op een lofwaardige manier in praktijk wordt gebracht. Als deel 1 van de serie Clavis, kunsthistorische monografieën, is bij de Walburg Pers te Zutphen een facsimile verschenen van het Franstalige Blokboek van Sint Servaas, voorzien van inleiding en commentaar (in het Nederlands en het Frans) door A.M. Koldeweij en P.N.G. Pesch. Een smaakvol geïllustreerd en zeer informatief boekje, dat naast Veldeke's Servaaslegende in de boekenkast hoort. De prijs is f49,50.
W.P.G.
| |
| |
| |
Literatuurgeschiedenis, modernisme en postmodernisme
Als deel 19 van de reeks Utrechtse Publikaties voor Algemene Literatuurswetenschap is onder de titel Literary history, modernism and postmodernism (Amsterdam, 1984, f25,-, gebonden f50,-) een drietal lezingen verschenen van Douwe W. Fokkema (de Harvard University Erasmus Lectures). De eerste twee stukken, ‘Literary history from an international point of view’ en ‘Modernist hypotheses: literary conventions in Gide, Larbaud, Thomas Mann, Ter Braak and Du Perron’, zijn te beschouwen als de presentatie voor een Amerikaans publiek van de hoofdlijnen uit het boek dat Fokkema samen met Elrud Ibsch vorig jaar het licht deed zien, Het modernisme in de Europese letterkunde (Amsterdam, 1984). Het derde onderdeel, ‘Postmodernist impossibilities’, behandelt ‘literary conventions in Borges, Barthelme, Robbe-Grillet, Hermans, and others’. Aangezien aan Het modernisme in dit tijdschrift al een bespreking is gewijd (78 (1985), nr. 1, p. 80-82), moet hier volstaan worden met deze korte aankondiging - al moge het geoorloofd zijn op te merken dat de door Fokkema aangedragen materie theoretisch, met betrekking tot de gehanteerde uitgangspunten en gevolgde benaderingswijze, en inhoudelijk mij, meer dan de recensent van het hoofdwerk, tot tegenspraak prikkelt. Zo lijkt me de afgrenzing van het ‘modernisme’ ten opzichte van het symbolisme lang niet waterdicht, hetgeen naar mijn idee te wijten is aan het feit dat er te weinig aandacht besteed is aan de genres waarin ‘modernisten’ en symbolisten zich uitten. Volgens mij is het aantrekkelijk te stellen dat wat Fokkema modernisme noemt, voor een deel althans, een complex van conventies en poeticale opvattingen vormt die al eerder bij dichters (in en over poëzie) kon worden aangetroffen. Men kan nog verder gaan: wat sommige modernisten, maar zeker ook postmodernisten (als het toegestaan is deze term hier
onbekommerd te gebruiken) in proza doen, doen de symbolisten in hun poëzie. In het proza gebeurt alles vijftig jaar later, zo lijkt het wel.
Wie zich enigszins in de literatuur over het symbolisme heeft verdiept zal het voorts bevreemden dat Paul Valéry, die na Mallarmé de kernpunten van de symbolistische poetica zo treffend heeft geformuleerd, nu een modernist = anti-symbolist wordt genoemd. Maar deze en dergelijke opmerkingen horen niet thuis in een aankondiging, zodat ik me er verder toe beperk te zeggen dat het uiteraard heel nuttig is dat de literatuur, inclusief de Nederlandse, vanuit een internationaal perspectief wordt beschouwd - al ware het zinnig geweest als de auteur daarbij ook in discussie was getreden met andere Utrechtse wetenschappers die in eenzelfde richting werken.
G.J. DORLEIJN
| |
Leopoldcahier 4: Enno Endt over Herman Gorter en J.H. Leopold
De actieve stichting J.H. Leopold heeft alweer haar vierde Leopoldcahier uitgegeven - nu geheel gevuld met een uitgewerkte lezing die Enno Endt vorig jaar op een Tilburgse Leopoldavond heeft gehouden, Herman Gorter en J.H. Leopold; ontmoetingen op gehoorsafstand (te bestellen door f8,50 over te maken op postgiro 4265576 t.n.v. Stichting J.H. Leopold, Postbus 3060, 5003 DB Tilburg, onder vermelding van ‘Leopoldcahier 4’). Endt behandelt het leven van de dichters vergelijkenderwijs, alsmede hun werk en ook hun lezers. Zo komen aan de orde het milieu waaruit de dichters afkomstig zijn, hun studie in de klassieke talen (die zo'n invloed hebben gehad op beider werk), hun juvenilia, die de geest ademen van de Duitse romantiek en vooral van Heine.
| |
| |
Het interessantst zijn natuurlijk de contactpunten van hun poëzie: Gorters invloed op en zijn ontleningen aan Leopold. Aan de al bekende Gorteriana in Leopolds verzen voegt Endt er een paar toe, waarbij hij deze behartigenswaardige opmerking maakt: ‘men kan bij Gorter en Leopold wel op het gelijke wijzen, maar niet zonder ook terstond het verschillende te zien en te moeten zeggen’ (p. 22). Het voor de tachtiger zo typerend gebruik van doen als ‘intensivum’ (en niet als causativum) treft Endt ook bij de negentiger aan - Leopoldkenner Van Halsema wees hem erop -, maar hoe anders, hoe echt Leopoldachtig wordt doen dan aangewend! Gorters ‘ik doe verlangen’ is fel, in primaire kleuren neergezet; Leopolds gebruik van doen is altijd omfloerst, mede door de inbedding in een nuancerende complexe syntaktische context. De voorbeelden die worden aangehaald zijn overigens overtuigend, hoewel men kan twijfelen aan de directe paralellen die er zouden bestaan tussen de kenteringssonnetten en ‘Mij is 't alsof de takken frissche blaren’. Is de overeenkomst in een enkel woord inderdaad voldoende om van verwantschap, laat staan ontlening, te spreken? Dan zijn er nog wel meer plaatsen te noemen. Wat vindt Endt van de volgende parallel: ‘in den stilstand van den tijd / lekt het sijpend oogenblik / tik, tik.’ (Leopold: Verzen. Ed. Van Eyck, p. 261) versus ‘Hoor, het leven vliedt, / de klok holt, tik, tik - / zingt het jammerlied / van het oogenblik.’ (Gorter: Verzen. Ed. Endt. Amst., 1977, p. 57, vgl. ook ibidem, p. 116 ‘Hoor de klok rikketikken, / hij telt de oogenblikken.’ en p. 120). Ontlening, verwantschap, toeval? Een verdergaand stilistisch/thematisch onderzoek zou, denk ik, belangwekkende resultaten kunnen opleveren en ook onze intuïties kunnen expliciteren omtrent de onmiskenbare overeenkomsten en duidelijke verschillen
tussen beide Nederlandse klassieken. Daarbij zal ook hun poetica betrokken kunnen worden - op dit punt gaat Endt jammer genoeg nauwelijks in - en daarin zal men toch vooral verschillen moeten constateren tussen het in aanleg ‘expressieve’ dichterschap van Gorter en het ‘symbolistische’ van Leopold.
Ontroerend is het laatste blijk van Gorters waardering voor Leopold. In een in 1926-1927 samengesteld schriftje waarin enkele gedichten worden overgeschreven die Gorter en anderen bijzonder dierbaar waren, staan vijf verzen van Leopold (drie ervan dateren uit zijn laatste jaren). Deze gedichten, die tot de hoogtepunten van Leopolds oeuvre behoren, bevinden zich (met verzen van Perk en Kloos) tussen Sappho, Dante, Shelley... en zo hoort het ook.
G.J. DORLEIJN
| |
Middeleeuwse boeken en teksten uit Oost-Nederland
In Ntg 75 (1982) is een tentoonstellingscatalogus Middeleeuwse boeken uit Zutphen aangekondigd, die onlangs door de samensteller, A.J. Geurts, met een lijst Addenda et corrigenda werd verrijkt. Deze aanvulling is opgenomen in een door dezelfde auteur uitgegeven bundel studies die aspecten van het boek in de late Middeleeuwen behandelen. Een grote hoeveelheid nuttig materiaal, uitstekend gedocumenteerd door middel van een uitvoerig notenapparaat, is hier bijeengebracht. Het spectrum reikt van de beschrijving van boekbanden uit de Librije te Zutphen (door W. van Dongen; met afbeeldingen van stempels) en de beschrijving van een tweetal zeer gecompliceerde handschriften (door A. Gruijs en P.J.A. Nissen, die het Liber aureus Zutphaniensis voor zijn rekening nam) tot een notitie over de - grotendeels verloren - bibliotheek
| |
| |
van het klooster Bethlehem bij Doetinchem en de uitgave van een Nederduits tekstfragment. Dit laatste, de enige handschriftelijke bron van een Nederduitse versie van de Rechtssumme van Berthold von Freiburg, is beschreven en uitgegeven door H.J. Leloux. Van zijn hand is ook een bijdrage over de vertaling van geestelijke teksten uit het Nederlands in het Nederduits en omgekeerd. De verspreiding van deze boeken vooral binnen de kloosters en gemeenschappen van de Moderne Devotie laat zien hoe sterk de culturele band tussen de Lage Landen, het Nederrijnse gebied en Westfalen in de vijftiende eeuw nog was. C.M. Stutvoet-Joanknecht tenslotte schetst de rol die het Liber Apum van Thomas van Cantimpré - in het Latijn voor mannen-, in het Middelnederlands (Het Bijenboek) voor vrouwengemeenschappen - binnen de communiteiten van de Moderne Devotie heeft gespeeld.
Het boek, 212 blz., met afbeeldingen, is verschenen als nr. 2-3 van de reeks Nijmeegse Codicologische Cahiers, uitgeverij Alfa te Nijmegen, en kost f45,-.
G. GERRITSEN-GEYWITZ
| |
Actes van het IXe congres van de Société Rencesvals
In 1982 vond het negende congres plaats van de Société Rencesvals. In een gering aantal dagen werd een groot aantal lezingen en discussies gehouden over het Franse chanson de geste en de daarmee verwante niet-Franstalige epiek. Onlangs zijn de Actes van het congres verschenen - twee banden die tezamen niet minder dan 1013 pagina's tellen. De relaties tussen het chanson de geste en de Middelnederlandse Karelepiek krijgen slechts aandacht in een bijdrage van H. van Dijk over ‘Les chansons de geste en moyen néerlandais’ en in een summiere bijdrage van I. Spijker over ‘Renout van Montalbaen’, ‘Gheraert van Viane’. Maar ook elders in de twee dikke banden is veel boeiends te vinden voor wie geïnteresseerd is in de Middelnederlandse Karelepiek: naast studies die gewijd zijn aan teksten waarvan Middelnederlandse pendanten (fragmentarisch) bewaard zijn gebleven, zoals de Aiol, verdienen bijvoorbeeld de studies van W. Calin en W.W. Kibler (relaties tussen chanson de geste en roman) en I. Nolting-Hauff (psychopathologische benadering van verschillen tussen chanson de geste en historische werkelijkheid) zeer zeker aandacht.
De Actes zijn in 1984 bij Mucchi editore te Modena verschenen onder de titel: Essor et fortune de la chanson de geste dans l'Europe et l'Orient latin; actes du IXe congrès international de la Société Rencesvals pour l'étude des épopées romanes. Padoue-Venise, 29 aoǔt-4 septembre 1982. Tezamen kosten de twee banden Lit. 120.000.
IRENE SPIJKER
| |
Melodieën en liedteksten
Aflevering 1 van het vierendertigste deel van het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse muziekgeschiedenis heeft de neerlandistiek veel te bieden. Behalve het al eerder aangekondigde stuk van Van Biezen en Vellekoop over de muzieknotatie in het Gruuthuse-handschrift (Ntg 78, p. 276) bevat het ook een artikel van Louis Peter Grijp, ‘“Voetenbank”. Een methode om melodieën te zoeken bij liedteksten, beproefd op de reien in de Geraerdt van Velsen van P.C. Hooft (1613)’ (p. 26-48). Het geheimzinnige element ‘voetenbank’ in deze titel duidt op een proefcorpus liedteksten die zijn gecodeerd op basis van het aantal versvoeten per versregel, alsmede het
| |
| |
rijmschema en de aard van het rijm (mannelijk of vrouwelijk). Met deze betrekkelijk eenvoudige middelen - er zijn uiteraard meer onderscheidingsmogelijkheden en verfijningen denkbaar - was de auteur in staat bij zes zangteksten in de Geraerdt van Velsen een passende melodie te vinden, een hoopgevend resultaat dat tot verder onderzoek uitnodigt. In hetzelfde nummer vestigd Fits Noske de aandacht op twee bundels oorspronkelijk Nederlandse liederen van Remigius Schrijver (wschl. kleinzoon van Petrus Scriverius en vriend van Joachim Oudaan) en Servaas de Koninck, ook bekend als componist van toneelmuziek.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Handleiding voor Huygens
Ten gerieve van onderzoekers die zich met de handschriften van Huygens bezig houden heeft dr. H.M. Hermkens een gewijzigde uitgave verzorgd van een deel van zijn in 1964 verschenen dissertatie. De lezer treft er een bespreking aan, met voorbeelden, van de twee ‘handen’ waarvan Huygens zich heeft bediend, het oude traditionele Westeuropese schrift en het nieuwe, geïmporteerde Italiaanse schrift. Alle lettertekens, met hun varianten, worden gedemonstreerd. Voorts wordt ook aandacht gegeven aan ‘bijzondere moeilijkheden bij de transliteratie’ door een bespreking van verschillende diakritische tekens, het vaak moeilijk zichtbare onderscheid tussen majuskel en minuskel, en de verbonden of gescheiden notering van woorden.
Hermkens stelt zijn 68 bladen op folioformaat voor een spotprijs ter beschikking, te weten f11,- (incl. verzendkosten). Na overboeking van dit bedrag op postgiro 1100313 t.n.v. dr. H.M. Hermkens, Grote Voort 3, Hilvarenbeek, wordt het boek zo spoedig mogelijk toegezonden.
M.A.s.-v.d.D.
| |
Engels-Nederlandse betrekkingen in 18e-eeuwse tijdschriften
Het jaarlijks symposium van de Leidse Werkgroep Engels-Nederlandse Betrekkingen/Sir Thomas Browne Institute had in 1984 als onderwerp The role of periodicals in the eighteenth century. De gehouden lezingen zijn nu in een eenvoudig uitgaafje gebundeld, te verkrijgen bij de genoemde Werkgroep, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Een prijs is niet opgegeven. De inhoud is als volgt: Christel van Boheemen-Saaf, The reception of English literature in Dutch magazines 1735-1785; Adèle Nieuweboer, Britain and the British in the magazines of Jacob Campo Weyerman; Leonie Ophof-Maas, English literature seen through the eyes of Justus van Effen; C.W. Schoneveld, The Dutch translation of Addison and Steele's Spectator; J. Almagor, Pierre Des Maizeaux and his key-role as English correspondent for the continent in the first half of the eighteenth century.
M.A.s.-v.d.D.
| |
Nederlandse literatuur in de achttiende eeuw
P.J. Buijnsters, Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw. Veertien verkenningen. HES Uitgevers, Utrecht 1984. 248 p. ISBN 90 6194 254 3. Prijs f25,-.
Het is de laatste jaren al dikwijls en met recht geconstateerd: de wetenschappelijke belangstelling voor de 18e eeuw bloeit als nooit tevoren. Men doet niemand tekort
| |
| |
wanneer men stelt dat deze bloei in de eerste plaats te danken is aan de onvermoeibare ijver van de Nijmeegse hoogleraar P.J. Buijnsters, die in talloze publikaties onze kennis van de 18e-eeuwse letterkunde heeft verbreed en verdiept. Het enige wat men op praktische gronden met betrekking tot Buijnsters' produktiviteit zou kunnen betreuren, is de verstrooiing waartoe zij heeft geleid: bijdragen van zijn hand zijn verschenen op de meest uiteenlopende plaatsen.
Het is daarom een voortreffelijk idee geweest om een selectie uit Buijnster' studies te bundelen in het onderhavige boek. De volgende artikelen vonden daarin een plaats:
Imaginaire reisverhalen in Nederland gedurende de 18e eeuw;
Spectatoriale tijdschriften in Nederland (1718-1800);
Hendrik Doedijns en zijn Haegse Mercurius (1697-1699);
Sociologie van de Spectator;
Check-list 18e-eeuwse spectatoriale tijdschriften in Nederland;
De gouverneur/gouvernante tussen adel en burgerij. Enkele beschouwingen naar aanleiding van een vertoog van Justus van Effen uit 1734;
Libertijnse literatuur in Nederland gedurende de 18e eeuw?
Petrus Lievens Kerstemans, een achttiende-eeuwse romanschrijver;
Een auto-bibliografie van Franciscus Lievens Kersteman;
J.J. Björnståahl's bezoek aan Nederlandse boekverzamelaars in 1774/1775;
Swedenborg in Nederland;
Nederlandse leesgezelschappen uit de 18e eeuw;
Sara Burgerhart en de ontwikkeling van de Nederlandse roman in de 18e eeuw;
Voor een Nederlandse literatuurgeschiedenis van de achttiende eeuw: wensen en verwezenlijkingen.
Een register tenslotte completeert het geheel.
Voor het merendeel gaat het om oude bekenden, die hier geen verdere introductie behoeven. Bijzondere vermelding verdient echter het nieuw toegevoegde laatste opstel, waarin de balans wordt opgemaakt van het recente onderzoek op het terrein van de 18e-eeuwse letterkunde en waarin tevens - ter aansporing - wordt gewezen op het vele dat nog te doen is. Hoe weinig Buijnsters trouwens ook zijn eigen resultaten als definitief beschouwt, blijkt uit de ondertitel van de bundel: Veertien verkenningen.
Bij alle lof een paar kleine kritische kanttekeningen. In de eerste plaats stelt Buijnsters in het voorbericht dat de artikelen in de noten bibliografisch zijn aangevuld. Dit blijkt evenwel slechts ten dele het geval te zijn. Eén voorbeeld moge volstaan: bij de niet in de 18e eeuw gespecialiseerde lezer voor wie dit boek in de eerste plaats bedoeld is - Buijnsters noemt zelf met name studenten aan universiteit of M.O.-opleiding - zou op grond van het voorlaatste artikel de gedachte kunnen post vatten dat er in ons land sinds Buijnsters' oratie in 1971 niets meer over het genre roman is gepubliceerd. (Overigens wordt elders, namelijk in de laatste bijdrage, terecht wél vermeld dat sindsdien onder meer het licht hebben gezien een van een uitvoerige inleiding voorziene editie van Sara Burgerhart van de hand van Buijnsters zelf, een omvangrijke reactie daarop van W. van den Berg, en weer een repliek van Buijnsters.) Verder hadden voor de zojuist genoemde doelgroep enkele Latijnse citaten en titels wel van een vertaling mogen zijn voorzien. En tenslotte was het voor de gebruiker van deze bundel gemakkelijker geweest indien in voetnoten waarin naar een ander, eveneens opgenomen artikel
| |
| |
wordt verwezen, de oorspronkelijke paginanummers waren vervangen door die van de bundel.
Dit zijn kleine onvolmaaktheden die de waardering nauwelijks aantasten. Bovendien mag als extra positief punt gelden het feit dat dit verzorgd uitgegeven werk wordt aangeboden voor een uiterst redelijke prijs.
J.J. KLOEK
| |
Vestdijk
In het najaar van 1986 zal bij uitgeverij De Bezige Bij een leeseditie verschijnen van de nagelaten poëzie van S. Vestdijk. De redactie die deze uitgave zal bezorgen (T. van Deel, Guus Middag, H.T.M. van Vliet) zou graag in contact komen met een ieder die beschikt over gedichten van Vestdijk, ongeacht status (gepubliceerd, ongepubliceerd; kladhandschrift, nethandschrift, brief) of karakter (dus ook opdrachtgedichten, gelegenheidsgedichten). Ook voor materiaal dat informatie geeft over Vestdijks poëzie (bijv. uitspraken in brieven) of suggesties houdt de redactie zich aanbevolen. Een ieder die op deze wijze mee zou willen werken aan de totstandkoming van een zo volledig mogelijke editie van Vestdijks nagelaten gedichten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met het Bureau Basisvoorziening Tekstedities, t.a.v. Guus Middag, Postbus 90515, 2509 LM 's-Gravenhage, tel. 070-855480.
GUUS MIDDAG
| |
Colloquium van de "Contactgroep 19de eeuw. Dr. F.A. Snellaertcomité
De ‘Contactgroep 19de eeuw. Dr. F.A. Snellaertcomité’ organiseert op woensdag 9 oktober e.k. een colloquium over de problematiek van de geschiedschrijving over onze 19e-eeuwse literatuur. Het colloquium heeft plaats in Het Pand, Onderbergen 1, 9000 Gent.
| |
Programma
10.30 u |
Verwelkoming |
11.00 u |
Prof. Dr. H. Van Gorp: Algemene (theoretische en comparatistische) problematiek van de literaire geschiedschrijving over de 19de eeuw. |
11.45 u |
Discussie |
12.00 u |
Lunch |
14.00 u |
Prof. Dr. M.H. Schenkeveld: Rondom een nieuwe literatuurgeschiedenis van de 19e eeuw in Noord-Nederland. |
14.45 u |
Discussie |
15.00 u |
Koffiepauze |
15.30 u |
Prof. Dr. W. Gobbers: Theoretische en methodologische problematiek i.v.m. de Vlaamse literatuurgeschiedenis over de 19de eeuw. |
16.15 u |
Discussie en besluit. |
Belangstellenden kunnen zich vóór 20 september inschrijven bij de secretaris van de Contactgroep, Dr. M. De Smedt, Pastoor Dergentstraat 5, 3222 Gelrode. De deelname aan het colloquium is gratis.
MARCEL DE SMEDT
| |
| |
| |
Studia Germanica Gandensia
Tot 1984 verscheen Studia Germanica Gandensia als een jaarboek met een zeer heterogene inhoud (zowel taalkundige als literaire bijdragen over de diverse Germaanse talen).
Vanaf 1985 wordt Studia Germanica Gandensia op een nieuwe leest geschoeid:
a. Er verschijnen losse nummers over één taal- of letterkundig aspect van één of (comparatief) meer Germaanse talen.
b. Voorrang wordt gegeven aan monografieën of themanummers van 25 à 100 blz.
c. Per jaar worden er minimum 250 blz. uitgegeven.
d. Er wordt overgeschakeld van jaarabonnementen op losse verkoop van de afzonderlijke nummers. Kostprijs = 2 Bf. per blz.
e. Bestellingen kunnen gedaan worden bij het redaktiesekretariaat; p.a. Seminarie voor Duitse Taalkunde Rozier 44 - B-9000 Gent
Voor 1985 zijn voorzien:
1. Een themanummer over Amerikaanse literatuur (red. K. Versluys).
2. Een themanummer over woordvorming in het Nederlands (red. J. Taeldeman).
3. Een nummer met interpretaties van moderne Duitse lyriek (red. Jaak De Vos).
4. Een monografie over ‘governing and binding’ (L. Haegeman).
5. Een themanummer over ‘vertellen en fokaliseren’ (red. A.M. Musschoot en J. Reynaert).
6. Een woordveldstudie: ‘pas’ in het Nederlands en de Nederlandse dialekten (M. Devos-W. Vandeweghe).
A. Bolckmans, H. Braems, J. Buysschaert, M. De Moor, G. de Smet, J. De Vos, J. Reynaert, P. Stremus, J. Taeldeman, S. Vandepitte.
| |
Postacademisch onderwijs
A. NASCHOLINGSONDERWIJS VWO/HBO
NEERLANDISTIEK, U.V.A., 1985/86
Het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam organiseert in het cursusjaar 1985/86 een aantal postacademische nascholingscursussen voor docenten in het eerstegraads onderwijsveld.
Het cursusaanbod bestaat uit:
1. Recente ontwikkelingen op het vakgebied van de Neerlandistiek; 8 wekelijkse bijeenkomsten van donderdag 26 september t/m 21 november 1985; 19.00 tot 22.00 uur;
2. Literatuur en Maatschappij van Middeleeuwen tot 1980; 8 wekelijkse bijeenkomsten van dinsdag 24 september t/m 19 november 1985; 19.00 tot 22.00 uur;
3. Het analyseren en beoordelen van betogende teksten (i.h.b. voor VWO-docenten); 6 wekelijkse bijeenkomsten van dinsdag 17 oktober t/m 19 november; 19.00 tot 22.00 uur;
4. Het analyseren en beoordelen van beleidsteksten, politieke commentaren en andere typen betogende teksten uit de sfeer van overheid, bedrijfsleven of de journalistiek (i.h.b. voor HBO-docenten); 6 wekelijkse bijeenkomsten van donderdag 19 oktober t/m 21 november; 19.00 tot 22.00 uur.
| |
| |
B. POSTACADEMISCH ONDERWIJS NEERLANDISTIEK
5. Recenseren van literaire teksten; 10 wekelijkse bijeenkomsten van donderdag 16 januari t/m 20 maart 1986; 19.00 tot 22.00 uur.
Alle cursussen worden gegeven in Amsterdam, P.C. Hoofthuis, Spuistraat 134. Bij nascholingscursussen wordt alleen het cursusmateriaal in rekening gebracht (boeken en syllabi, f 25,- tot f 50,-). De PAO-cursus kost f 990,-.
Inlichtingen en inschrijving: Instituut voor Neerlandistiek, Spuistrat 134, 1012 VB Amsterdam, tel. 020-5254640/3278. Bij schriftelijke aanmelding vermelden ‘Nascholing/PAO 1985/86’.
Cursussen worden bij voldoende belangstelling later in het seizoen herhaald.
Indiener: drs. R.P. Reisinger, voorzitter Cie. PAO, Neerlandistiek, U.v.A., tel. 020-5254640.
F.P. REISINGER
|
|