| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 4 (1985), nr. 1
opent met een bijdrage van Gerrit Krol, die onder de titel Achterberg en het onmogelijke zijn persoonlijke affiniteit met Achterbergs oeuvre verwoordt. Met ‘Reizen verenigt’ geeft J. van de Sande het eerste artikel van een thematische reeks over de ‘reis’gedichten van Achterberg. - Aan de hand van het gedicht ‘Komaf’ beschrijft Kees Fens de wisselwerking van metaforisering en demetaforisering onder de titel ‘Hetzelfde woordgebruik en handgebaar’. - Marten Brouwer concentreert zich op de Varianten van ‘Microben’. - In De gelegenheid maakt de dichter maakt R.L.K. Fokkema duidelijk dat Achterbergs ‘Dodenherdenking’ niet tot de gelegenheidspoëzie gerekend moet worden, omdat de concrete context gebruikt is om zowel de particuliere problematiek als de literaire thematiek tot nationale proporties te veralgemenen. - In Woorden gloeiend' aaneengesmeed betrekt Fabian R.W. Stolk Achterbergs gedicht ‘Lasser’ in de natuur- en dichtkundige dialoog tussen Balk-Smit Duyzentkunst en Casimir (zie Achterbergkroniek 3 (1984), nr. 1 en 2). - Maarten van Buuren beschrijft in De omweg van Achterberg op welke wijze de afstand tussen beeld en thema wordt overbrugd en het thema zichtbaar gemaakt wordt. - Aan de hand van publikaties in het tijdschrift Idil-Tijdingen belicht Evert Peet Een Roomskatholieke visie op Gerrit Achterberg.
| |
Bzzlletin 13 (1985), nr. 124
is een themanummer over Koning Arthur en de Middeleeuwen en opent met een ‘exploitatie van een passe-partout-tijdperk’ door Herman Pleij, gevolgd door een bijdrage van J.D. Janssens over de Middeleeuwse Arthur-visies voor divers gebruik en van Bart Besamusca over ‘de overlevering in handschriften, fragmenten en een oude druk’. Voorts een reeks afzonderlijke artikelen over verschillende Arthur-aspecten en -personages: Het ‘Lai’ van de korte mantel, Tristan en Isolde, Merlijn, ‘Walewijn’, Ferguut, ‘Perchevael’, ‘Miraudijs’ en ‘Torec’. In Fergus en Schotland belicht Roel Zemel het ruimtelijk decor in de oudfranse ‘Ferguut’-vertelling van Guillaume. Leen Verhoeff maakt in De ondergang van de beschaving de wens kenbaar om de Jonckbloetuitgave van Arthurs doet eindelijk eens door een nieuwe editie te vervangen. - Jaap T. Harskamp besluit het nummer met het tweede deel van zijn reeks Musico-literaire opstellen.
| |
nr. 125
is vrijwel geheel gewijd aan het leven en werk van Du Perron. Gerrit Borgers opent het nummer met Du Perron over Duco Perkens. Voorts een bijdrage van J.J. Oversteegen, die in Gistoux onder toneellicht Du Perrons contacten met Méral en Hellens onder de loep neemt, terwijl J.H.W. Veenstra in De pseudo-Du Perrons de genealogie van de familie Du Perron onderzoekt. In Een vriend uit het rijk der Barden belicht Jan van der Vegt de vriendschap tussen Du Perron en A. Roland Holst. S.A.J. van Faassen beschrijft Du Perrons relatie met J. Greshoff en Herman Vernout de contacten met Slauerhoff. Du Perron als Vestdijks zedenmeester is een bijdrage van J.H.W. Veenstra. J.J. Oversteegen onderzoekt in Malraux en het machtsmisbruik de perikelen rond de publikatie van Het land van herkomst in Frankrijk en schrijft - in een afzonderlijk artikel - over Du Perron en Multatuli. Mark Entrop besluit het thema met een
| |
| |
Bibliografie van en over E. du Perron. - Tenslotte een bijdrage van Ares Koopman, die in Mijn werk zal zijn: de mens aangaande de aandacht vraagt voor René Stoute en zijn verhaalpersonages, en het derde deel van de reeks Musico-literaire opstellen van Jaap T. Harskamp.
| |
nr. 126
is een themanummer over het leven en werk van W.F. Hermans en opent met het geruchtmakende interview dat Frans A. Janssen en Freddy de Vree met deze auteur hadden. Voorts een bijdrage van Johan Polak over de Klassieke schoonheid in de proëmia van de romans van W.F. Hermans, gevolgd door een chronologisch overzicht aan de hand van gepubliceerde teksten van G.F.H. Raat en een bibliografie van Frans A. Janssen. Het ondenkbare verhaal is een bijdrage van Hella S. Haasse over Hermans eerste prozaverhaal ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ (1944). Frieda Balk-Smit Duyzentkunst belicht De stijl van W.F. Hermans, Henriëtte Roos De Beeldspraak bij W.F. Hermans en Frans A. Janssen W.F. Hermans en de fotografie. Freddy de Vree bespreekt Hermans' De God Denkbaar Denkbaar De God, Frans Boenders schrijft over W.F. Hermans en Wittgenstein en T. van Deel over de receptie van Hermans' novellen van de laatste jaren. In ‘Een vaag ravijn van bont’ oriënteert Wam de Moor zich in de poëzie van Hermans, waarna Freddy de Vree met een Tot besluit het thema afrondt.
| |
Dietsche warande & Belfort 130 (1985), nr. 3
Over een gehoorzame en een minder gehoorzame dode is een bijdrage van Greta Seghers over de relaties tussen Brakmans De gehoorzame dode en haar eigen Omtrent de man die wederkwam. - Karel Porteman herdenkt Bredero in Bredero vandaag 1585-1985 en Harry Scholten belicht Anton van Duinkerken als schrijvende persoonlijkheid. - De ‘Kroniek’-rubriek opent met Zuidnederlandse romans, waarin André Demedts De derde dag van Axel Bouts en De nacht van Muriel van Aster Berkhof bespreekt. Fernand Auwera belicht in Schrijvers zijn kannibalen het jongste werk van Kees Helsloot, Jef Geeraerts, Johnny van Doorn en Jan Meyer. Cees Nooteboom: ‘Märchenglück’ is de titel van Hugo Boussets bespreking van Nootebooms roman In Nederland. Koen Vermeiren besluit de rubriek met een recensie van Frans Depeuters De laatste zomer.
| |
nr. 4/5
Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan de op 30 april 1984 overleden Albert Westerlinck en bevat naast een bibliografie sedert 1978 een veertiental bijdragen over het leven en werk van deze markante dichter, criticus, essayist en wetenschapper.
| |
Gezelliana 13 (1984), nr. 1/2
Hierin een bijdrage van E. Rombauts, die Gezelle als bewerker van oudere Nederlandse liederen en balladen belicht. - J. Boets plaatst enige kanttekeningen Bij een gedicht van de 22-jarige Gezelle, het gedicht ‘Geestelijk bruiloftlied’ - In 't Er viel 'ne keer... Ter viel 'ne keer betoogt K. de Busschere dat de vorm 't er op een orthografische vergissing berust en Gezelle ‘wis en zeker ter bedoelde’. - Tenslotte een bijdrage van J. Boets over Het onbekende gedicht ‘Voor de veister’.
| |
| |
| |
nr. 3/4
In dit dubbelnummer vervolgt E. Rombauts zijn artikel over Gezelle als bewerker van oudere Nederlandse liederen en balladen. - P. Couttenier belicht Gezelles onvoltooide vertaling van Newmans ‘Dream of Gerontius’. - In verband met woordverklaring is een bijdrage van J. Boets, die vanuit de stelling dat woordbetekenis uit het gedicht zelf verklaard moet worden de ‘Gezelliaanse’ woorden een dijk en vereend in hun onmiddellijke context onderzoekt. - De aflevering wordt besloten met een artikel van Paul Claes, die de achtergronden van Drie klassieke Gezelle-titels, nl. ‘Adest’, ‘Ketai Patrôklos’ en ‘Purpurea nix’, onder de loep neemt.
| |
De gids 148 (1985), nr. 2
Hierin onder meer een uitvoerige bijdrage van Dédé Brouwer, die in Hoe vriendelijk is een vrouwelijk hoofd? de wankele positie van de vervrouwelijking van persoonsnamen bespreekt. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ schrijft Wiel Kusters over Maurice Gilliams' gedicht ‘Sterven in Antwerpen’.
| |
Leuvense bijdragen 74 (1985), nr. 1
C. van Bree schrijft over Structuurverlies en structuurbehoud in het dialect van Haaksbergen en Enschede. Een onderzoek naar verschillen in resistentie. - R. Born vergelijkt Periphrastische Tempora und Ausgleich der Ablautalternanzen im Deutschen, Englischen und Niederländischen.
Boekbesprekingen o.a.: W. Schwarz, Beiträge zur mittelalterlichen Literatur. Hrsg. v.P. Ganz u.T. Mc Farland (door A. Classen); F. Willaert, De poëtica van Hadewych in de Strofische Gedichten (door G.M. Mesland); K.M. van Leuven-Zwart, Vertaling en origineel: een vergelijkende beschrijvingsmethode voor integrale vertalingen, ontwikkeld aan de hand van Nederlandse vertalingen van Spaanse narratieve teksten (door R. van den Broeck); E. Ibsch (Hrsg.), Schwerpunkte der Literaturwissenschaft ausserhalb des deutschen Sprachraums (door J. Flamend); A. van Santen, De morfologie van het Nederlands (door W. Smedts).
| |
Levende talen nr. 398
In Nieuws uit het vakgebied besteedt Max Verbeek aandacht aan Jeugdliteratuur. - Inge Hofmans-Okkes wil in Dertig uur Nederlands in de week: naar een doelmatiger aanpak van tweede-taalonderwijs binnen het reguliere voortgezet onderwijs. - Hans Manders beziet wederom het verband tussen Creatief schrijven en poëzieonderwijs II. - In Lees- en schrijfproblemen in het voortgezet onderwijs II. Theorie, diagnostiek en remediëring stelt Koosje Henneman ditmaal de taakanalytische en de procesanalytische benadering aan de orde. - Henk Blok presenteert Bellen met Randstad: een functionele taaltoets. - In de rubriek Computertaalland gaan Ton Talmon en Inge Bochardt in op Het produceren van tekst.
Boekbespreking: Erica Aalsma e.a., De Leerlijn: Nederlands als tweede taal. Handleiding voor lesgevers (door Ed Olijkan).
| |
nr. 399
Naar aanleiding van het verschijnen van de ANS filosofeert Frank Jansen over Taal-
| |
| |
normen. - Willy Weijdema behandelt in Discussiëren: een linguïstisch perspectief enkele begrippen uit de gespreksanalyse en de pragmatiek. - Anne de Vries komt in Leerlinggericht, horizontaal leesplezier terug op Rien T. Segers en de literatuurdidaktiek. In Tekstgegevens, interpretatie en tekststructuurschema's reageert Ton Hendrix op een aantal van Rodijks kanttekeningen bij de VWO-samenvatting van 1984.
| |
nr. 400
Schrijfangst en uitstelmechanismen staan centraal in Hoe kom ik achter mijn bureau? van Francis van Soest. - Ada Velthoven stelt De taalbeschouwing volgens Lammers (zie de nrs. 387 en 388) aan de orde, die daarop reageert met Een kritiek nader beschouwd. - In de rubriek Computertaalland besteden Inge Bochardt en Ton Talmon ditmaal aandacht aan Het controleren en reviseren van tekst.
| |
nr. 401
In dit themanummer over Talenonderwijs in het LBO o.a. een artikel van Inge Hofmans en Pieter Leenheer, Kindermishandeling en de knechting van Antwerpen, over leesvaardigheid op LBO C-niveau. - In Uit de klas geklapt plaatst Jan Schrauwen kanttekeningen bij motivatie, concentratie, leesvaardigheid en differentiatie m.b.t. het vak Nederlands. - Willem Jan Merkies vraagt aandacht voor Opleiden in niemandsland. Het opleiden van leraren voor het LBO.
| |
Literatuur 2 (1985), nr. 3
opent met ‘Aan Zus, van Jany’ een bijdrage van M.H. Schenkeveld over de brieven van A. Roland Holst uit 1910. - Wim Hüsken en Frans Schaars vragen in Lanseloet van Denemerken op het Zeeuws toneel de aandacht voor de Lanseloet-redactie van de rederijkerskamer uit 's Gravenpolder. - In Geen vader op de rug onderzoekt Rudi van der Paardt de Vergiliaanse motieven in Rituelen van Cees Nooteboom. - Op 16 maart 1985 was het 400 jaar geleden dat Gerbrand Adriaanszoon Bredero in de Amsterdamse Nes geboren werd, maar Welke Bredero herdenken we eigenlijk?, aldus Arie-Jan Gelderblom, die in zijn artikel het met de tijd wisselende beeld van deze kunstenaar belicht. - Nico Laan houdt zich bezit met Het probleem van de literaire genres en Frank Vermeulen heeft een interview met H.J.M.F. Lodewick.
Voorts in de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Herman Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit (door P.C.A. Vriesema), Justus van Effen, De Hollandsche Spectator (dl. 1), ed. Buijnsters (door P. Altena), P. Minderaa, Karel van de Woestijne (...), ed. Deprez-Zaalberg (door H. Pröpper), Harry Bekkering, Orpheus en Euridice in Vlaanderen; een beschouwing over ‘Klaaglied om Agnes’ van Marnix Gijsen (door R. van der Paardt), Marcel Dupuis, Hermans' dynamiek (door Frans A. Janssen) en Wiel Kusters, Een tuin in het niks; vijf opstellen over Gerrit Kouwenaar (door B. van Melick).
| |
Maatstaf 33 (1985), nr. 1
Onder de titel Reizen in de wereld van Slauerhoff verschaft Herman Vernout een groot aantal biografische (reis)gegevens en relateert die aan Slauerhoffs literaire werk en innerlijke onrust. - Ares Koopman schrijft in Voor de school én voor het leven over Ed
| |
| |
Leeflangs dichtbundel Op pennewips plek. - In zijn Ceterum censeo bespreekt Rob Schouten Herderstas van Marco Fondse, Brandende lisdodden van Lloyd Haft en Dochter van Eva Gerlach.
| |
nr. 2
opent met een bijdrage van Bert Vanheste, die Paul-Gustave van Hecke als medeschepper van (L.P. Boons) ‘Mijn kleine oorlog’ aanwijst.
| |
Moer 1985, nr. 1
opent met een bijdrage van Jan Berits over een nieuwe spelling voor de nieuwe basis-school, gevolgd door een reactie van Wim Ruitenbeek en het VON-bestuur. - Vera Kerremans heeft een interview met de directeur van de stichting Krant in de Klas, Tjitte Wierdsma beschrijft hoe in Franeker gewerkt wordt aan de totstandkoming van een deelschoolwerkplan Nederlands en Annemieke Hogendorp belicht de knelpunten en keerzijde van het project Arbeidservaringsleren voor het lbo. - Gert Rijlaarsdam rapporteert over zijn onderzoek naar de effecten van beter leren schrijven door elkaars opstellen te becommentariëren en Ru Klein laat zien hoe hij op de lerarenopleiding thematisch werkt met schoolliteratuur.
| |
nr. 2
is een themanummer dat onder de titel Zwart-wit een groot aantal aspecten van ‘vooroordeel en racisme’ in beeld brengt. Willem Campscheur en Bart Top onderzoeken hoe ‘gangbaar’ racistisch taalgebruik is en Peter Reinsch stelt een tiental richtlijnen voor om racistisch leermateriaal te weren. Voorts methoden om racisme in de klas tegen te gaan en een achttal bijdragen over interculturele educatie en anti-racisme.
| |
Nieuw wereldtijdschrift 2 (1985), nr. 3
bevat een opstel van Benno Barnard over de poëzie van Kees Ouwens, een bijdrage van Herwig Leus over het dubbelkunstenaarschap van Louis Paul Boon, een gesprek van Tom van Deel met Rutger Kopland en een bespreking van Monica van Paemels De vermaledijde vaders, door Paul de Wispelaere.
| |
Ons erfdeel 28 (1985), nr. 2
J.H.W. Veenstra vraagt aandacht voor Rob Nieuwenhuys. Delver in een Indisch verleden. - Dick Gebuys beziet het verband tussen Alfons en Gerard Walschap en het koloniale verleden. - Naar aanleiding van de historisch-kritische uitgave van de gedichten van J.H. Leopold door A.L. Sötemann en H.T.M, van Vliet enerzijds en G.J. Dorleijn anderzijds vindt Anne Marie Musschoot J.H. Leopold nu anders te lezen. - Erik Slagter typeert het werk van K. Schippers. Schrijven zonder geheugen. - Marc Reynebeau beschrijft in Het verdriet van Vlaanderen: historische beeldvorming in romans van Louis Paul Boon, Hugo Claus en Walter van den Broeck.
| |
nr. 3
In Een handvol achtergrond gaat Hella S. Haasse na, in hoeverre ‘de Oost’ haar leven en haar werk mede bepaald heeft. - Roger Henrard beziet Personen- en ideeënverkeer
| |
| |
tussen Frankrijk en Nederland in de 17de eeuw. - Herman de Coninck breekt zich het hoofd Over Marieke van de bakker. Waarom zijn slechte gedichten slecht? - Van de hand van Eric Conderaerts: Ik zie de lezer niet: de poëziebloemlezingen tussen 1970 en 1979 (1). - Dr. A. Hagen gaat in op het verband tussen Schooltaal en thuistaal. - Roland Willemyns vraagt aandacht voor Standaardtaalontwikkeling in perifere gebieden. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXXI, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Ons geestelijk erf 59 (1985), nr. 1
bevat onder meer een uitvoerige bijdrage van H. Noë over Veertig- en vijftigjarigen als tekstcritisch probleem in Ruusbroecs ‘Becoringhen’, terwijl J. Andriessen het Literatuuroverzicht 1984 verzorgt.
| |
Onze taal 54 (1985), nr. 4
D. Springorum verdiept zich in Alledaagse gesprekken. De betekenis van taal en de betekenis van spreken. - De ANS en de LEEK staan centraal in de bijdrage van Harry Cohen. - In de rubriek Van woord tot woord gaat Marlies Philippa de herkomst van de benamingen voor Eigen valuta (stuiver, gulden, dubbeltje, kwartje en cent) na. - W. Sterenborg wijst op de invloeden van het Turks in onze taal. - In de rubriek Het gezegde & Co vindt Jan van der Horst de vraag of het Nederlands van 1985 meer woorden heeft dan het Nederlands van honderd jaar geleden, niet gemakkelijk. - J.J. Bakker noemt De Hedendaagse Van Dale: een goede tweede. - In Wie u bent en wat u wilt schetsen J. Renkema en T. Sanders een profiel van de lezerskring van Onze Taal.
| |
nr. 5
In Van kok tot polder. Nederlandse woorden in kimono beschrijft Dr. Frits Vos de invloed van Nederlandse woorden op het Japans. - T. Hoekstra beziet de konstruktie van Hebben of zijn in kombinatie met een voltooid deelwoord. - J. Popkema bespreekt Nieuwe Friese woordenboeken. - Onder de titel: Met de Hovercraft naar Harwich schrijft J.J. Bakker over verschillen in de uitspraak van klanken en het leggen van klemtoon in het Nederlands. - In zijn bijdrage Wat heet? Rokin en Damrak maakt Rob Rentenaar aannemelijk dat beide plaatsaanduidingen etymologisch niets met elkaar te maken hebben. - Aaldrik Koops mijmert Over sportverslaggeving. - In de rubriek De toren van Babel schrijft H. Heestermans over Normen in het taalgebruik. - In de rubriek Van woord tot woord gaat Marlies Philippa De randgebieden van de etymologie (pseudo-etymologie en volks-etymologie) langs. -. J. Jumbo tenslotte opent een nieuwe rubriek: Ludens Lingua, waarin de lezer uitgenodigd wordt, met taal te spelen.
| |
nr. 6
In Taal en macht stipt J. Renkema de beïnvloeding, manipulatie en onderdrukking van de taal in media, gezondheidszorg en rechtspraak aan. - Sekse-neutrale persoonsnamen bestaan niet volgens Joke Huisman. - Joop van der Horst daarentegen meent: Grammaticale zinnen bestaan niet. - C.J.T. Lindgreen schetst (Ver)taal-verschillen uit de wereld van de internationale luchtvaart. Michaël Steehouder noemt de oorzaak van
| |
| |
Moeilijke formulieren: gebrek aan samenwerking. - In de rubriek De toren van Babel gaat H. Heestermans ditmaal in op Betekenis. - In de rubriek Het onderwerp & Co wijdt M.C. van den Toorn zich aan een bespreking van: E.A. Binnerts en J.M. van der Horst, Jan Klaassen op herhaling; een andere kijk op grammatica, waarin zij een funktionelere inpassing van de grammatika in het onderwijs bepleiten en de ontleding weer in dienst van de taalbeschouwing willen stellen. - J.J. Bakker vervolgt zijn bijdrage Met de Hovercraft naar Harwich (2), die ditmaal regionale uitspraakvarianten in het Nederlands tot onderwerp heeft. - In de rubriek Van woord tot woord poetst Marlies Philippa Laagwaardige verdwenen munten (oortjes, duiten en centen) op.
| |
De revisor 12 (1985), nr. 2
Hierin een interview van Jan Kuijper met de dichter H.C. ten Berge naar aanleiding van diens ‘Texaanse elegie V’. - Voor het verstand, om mee te spelen is de titel van een lezing van Thomas Rozenboom, uitgesproken bij de aanvaarding van de Van der Hoogtprijs 1984. - Voorts het tweede deel van Piet Meeuses Pythagoras, of de metamorfose van een hersenschim.
| |
Spektator 14 (1984/'85), nr. 5
Dit themanummer over Taalkundige theorievorming en de (al of niet vermeende) weerbarstigheid van het Nederlands opent met een bijdrage van Harry van der Hulst over Ambisyllabiciteit en de structuur van Nederlandse lettergrepen. - René Kager gaat in op het verband tussen Cycliciteit, klemtoon en HGI. - R-clitica staan centraal in het artikel van Ans van Kemenade. - Hoe weerbarstig is het Nederlands voor de regeeren bindtheorie?, is het onderwerp van Johan Kerstens' studie. - Robert S. Kirsner, Arie Verhagen en Mariëtte Willemsen schrijven Over PP's, transitiviteit en het zgn. indirekt objekt. - Rob Knopper vergelijkt in Kleursel, loksel, glazuursel drie derivaten, afgeleid met behulp van het suffix -sel. - In De zogenaamde PP-over-V-constructie over onderwerpt Aaldrik Koops bedoelde constructie aan een nadere analyse. - Jan Koster verwerkt Onverteerde restanten m.b.t. het verschijnsel ‘gapping’. - A. Sassen buigt zich in Ontkenning ontkend: over uitroepende zinnen en zinnen met ‘wel’. - E.C. Schermer-Vermeer reageert in Gaten om - over - na te denken op een eerder artikel van Ton van Haaften, Over gaten in zinnen. - Fred Weerman schrijft Over enkele verschillen tussen MNL en NDL. - In De Morfologie van de mens: het hoofd geeft Wim Zonneveld de morfologische evidentie voor het ongelede gedrag van woorden met een affix aan.
Boekbesprekingen van: W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over Het Wit Lavendel en de Nederduytsche Academie; Hubert Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Inleiding: L. Rens; en E. Oey de Vita en M. Geesink, Academie en schouwburg. Amsterdams toneelrepertoire 1617-1665. Naar de bronnen bewerkt en ingeleid door -, m.m.v. B. Albach en R. Beuse (alle drie door Mieke B. Smits-Veldt).
| |
Spiegel der letteren 26 (1984), nr. 3/4
opent met een bijdrage van J. Reynaert over De structuur van Beatrijs. - In Mariken van Nieumeghen: historica - retorica - ethica geeft L. Peeters een uitvoerige analyse
| |
| |
van de achtergronden van dit literair-historisch belangrijke werk. - In Niet voor echtgenotes en dochters belicht P. de Keyser het gecanoniseerde ‘onzedelijke’ proza van de tweede helft der 19e eeuw in Nederland. - Dorian Cumps schrijft een uitvoerig opstel over Het fantastisch-psychomachische proza van Jacques Hamelink. - De rubriek ‘In margine’ bevat een bijdrage van Paul Claes en Christine D'haen over het Onconventioneel taalgebruik van woord en zintekens bij Gezelle en een analyse à la Barthes van Hugo Claus' De Verzoeking door Annie Verhaeghe. - Voorts boekbesprekingen van Karel ende Elegast, ed. Duinhoven (door W.E. Hegman), B. Besamusca, Repertorium van de Middelnederlandse Karelepiek (door E. Rombauts), F.P. van Oostrom, Reinaert primair (door E. Rombauts), A. Bertelot en H.L. Worm, Van den vos Reynaerde, Reinart Fuchs (door E. Rombauts), Ko de Graaf, Alexander de Grote in de Spiegel Historiael (door W.E. Hegman), W, Waterschoot, Ter liefde der const (door J. Becker), A. Ritter, R. Hannen, H. Koop e.a., P.C. Hooft; tekstuitgave en studiën sinds 1931 (door L. Roose), E.K. Grootes, Het literaire leven in de zeventiende eeuw (door K. Porteman), Oey-de Vita en Geesink, Academie en schouwburg; Amsterdams toneelrepertoire 1617-1665 (door H. Meeuws), Wonderlicke Avontuer van twee goelieven, ed. Grootes (door H. van Gorp), De Amsterdamse Lichtmis, ed. Poll (door H. van Gorp), J. Schouten, Verlichting in de letteren (door H. van Gorp), W.A.P. Smit, Kalliope in de Nederlanden (door J. Smeyers) en A. Kets-Vree, Woord voor woord (door A. Musschoot).
| |
Standpunte 38 (1985), nr. 2
J.J. Degeaar vervolgt zijn ‘filosofische verkenning’ Betekenis, struktuur, horison. - In Poësiekroniek bespreekt M. Nienaber-Luitingh de bundel Buitekamerklanke van Daniël Hugo. - Hein Willemse belicht in Rondom die politiek ‘die outsider en randfigure’ in Na die geliefde land van Karel Schoeman. - Met Wat Olivier en Hermans leerden reageert E.C. Brits op de naar zijn oordeel onjuiste wijze waarop Gerrit Olivier Nooit meer slapen van W.F. Hermans heeft geanalyseerd (zie Standpunte 37/1). - Ia van Zyl plaatst enige Slot(?)opmerkinge oor Eybers se raaf en hoopt daarmee tevens de polemiek rond het Eybers-gedicht af te sluiten. - Tenslotte een bijdrage van Jeanette Ferreira over de Historiese fiksie/politieke roman ‘Houd-den-Bek’ van André P. Brink.
| |
Taalkundig bulletin 15 (1985), nr. 1
Arthur Dirksen beschrijft Subcategorisatie en thematische relaties in het kader van de regeer- en bindtheorie. - Theo A.J.M. Janssen analyseert Composiete temporele modificatie: suprematie van semantische categorieën (I).
| |
Tirade 29 (1985), nr. 297
Waarom vermoordde Willem Termeer zijn vrouw? is de titel van een bijdrage van R. Marres, waarin hij de motivatie in Emants' Een nagelaten bekentenis tracht te interpreteren. - In de Poëziekroniek bespreekt Tomas Lieske De andere ridders van Toon Tellegen, Schaduwen van Peter Zonderland en Door eenen Spiegel van C.O. Jellema.
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 101 (1985), nr. 2
J.M. van der Horst onderneemt een Verkenning van onpersoonlijke constructies. - In een bijdrage van A. Moerdijk wordt Het belang van neologismen voor de lexicale semantiek ‘kamerbreed’ geëtaleerd. - J.C. Arends put Uit oude woordenboeken IV. 7. Delftse bijzonderheden in Brussel 19590. - Margarete Andersson-Schmitt vraagt aandacht voor Eine mittelniederländische ‘Semiramis-in-Trier’-Variante. - J.H. Winkelman plaatst in Biografie of retoriek? Enkele kanttekeningen bij de proloog van de ‘Walewein’.
Boekbeoordelingen: Woordenboek van de Vlaamse Dialekten (door L. de Grauwe); Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek. Supplement door J.J. van der Voort van der Kley (door G. Geerts); Eyn corte decleringhe deser spere, ed. Utrechtse neerlandici, Ruygh-Bewerp XV (door P.E.L. Verkuyl); Karel van Mander, Ter liefde der Const: uit het Schilder-Boeck (1604), ed. W. Waterschoot (door K. Bostoen); Het dagboek van de student Nicolaas Beets 1833-1836, ed. Peter van Zonneveld (door Margaretha H. Schenkeveld).
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 7 (1985), nr. 2
In Juridisch redeneren als voorbeeld? betoogt A. Soeteman dat juridisch redeneren niet gebaseerd is op een specifieke relatie tussen juridische premissen en conclusies, maar op de ‘gewone’ relaties uit de formele logica. - De kleine n met de grote gevolgen van de hand van B. Meuffels en S.M. Burgers doet verslag van een onderzoek naar het onderscheidingsvermogen van statistische toetsen in de eerste vijf jaargangen van het Tijdschrift voor Taalbeheersing en leidt tot de konklusie dat er in zeer veel gevallen een te kleine steekproef werd getrokken. - Putnams notie ‘stereotypie’ en de vraag naar het constante in de woordbetekenis staat centraal in het artikel van T. Pollmann Over de betekenis van woorden. - J. ter Laak doet verslag van een experiment met vijfen zevenjarige sprekers naar De invloed van drie soorten feedback op de communicatieve prestatie. - J. ter Laak en I. Kuiperdal beschrijven de resultaten van een experiment naar Het onthouden van twee verhalen door 10- en 12-jarigen bij drie wijzen van verwerking. - B. Meuffels geeft een uitgebreide bespreking van: P. Looijmans en H. Palm, Taalbeheersingsonderzoek; een methodologische inleiding. - Van de hand van E.J. van der Spek tenslotte de Bibliografie ‘tekst en gezondheidszorg’ (2) en van M.A. Haft-van Rees de Bibliografie ‘cognitieve verwerking van teksten’ 1980 en 1981.
| |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 9 (1985), nr. 1
Hierin onder meer de door Evert Wiskerke en Marita Mathijsen samengestelde Bibliografie literaire tijdschriften 5, 1840-1849.
R.W.W.M. v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|