| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Het Wilhelmus in artikelen
In het nawoord van de hier aan te kondigen bundel, deelt de samensteller ervan mee dat er over het Wilhelmus in de loop der tijden al meer dan 200 publicaties zijn verschenen. Uit dat overgrote aanbod heeft dr. J. de Gier nu een keuze gemaakt in Het Wilhelmus in artikelen; een bundel herdrukte studies over het Wilhelmus. De artikelen zijn geordend in vier afdelingen: Context, Vertalingen, Auteurschap, Structuur en strekking. Als bijlage is opgenomen een fragment uit Calvijns Institutie waarin over het gezag en de grenzen van het recht op opstand gesproken wordt, een tekst die op de achtergrond van veel discussies over de inhoud van het Wilhelmus aanwezig is. In het genoemde nawoord geeft de samensteller van de bundel een eigen positiekeuze ten aanzien van de vragen naar auteurschap, structuur en strekking van het lied. Een beknopte bibliografie rondt het boek af.
Het Wilhelmus in artikelen is een uitgave van Hes Uitgevers, Utrecht 1985. Het boek telt 346 blz. en kost f 39,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Amoureuse liedekens
Op een enigszins romantische wijze wist in 1932 de toenmalige student Nederlands in Groningen J. Klatter op de auctie- Meekhoff Doornbosch te Baflo een beduimeld perkamenten bandje te verwerven dat een oud liedboek bleek te bevatten. De eerste twintig bladzijden ontbreken en daarmee ook de titelpagina, maar uit de koptitel is op te maken dat het bundeltje Amoureuse Liedekens geheten zal hebben. Vijftig jaar heeft het boekje verscholen gelegen in Klatters bibliotheek zonder dat hij - werkzaam in de jounalistiek - er tijd voor kon vinden om er ‘iets’ mee te doen, maar nu na zijn pensionering en 80 jaar oud is hij tot uitgave ervan overgegaan. In zijn inleiding stipt hij een aantal problemen kort aan. Zo heeft hij geprobeerd tot een inhoudelijke verdeling van de liederen gekomen en heeft hij nagegaan hoe de Amoureuse liedekens zich verhouden tot àndere bundels van het midden van de zestiende tot het midden van de zeventiende eeuw. Met het Antwerpsch Liedboek blijkt de nieuw-gevonden bundel 40 liederen gemeenschappelijk te hebben en met het Nieuw Aemstelredams Liedboek (1591) 52 liederen. Echter, 39 liederen heeft de editeur elders niet - althans niet in druk - gevonden en die kunnen dus aan het repertoire van gedrukte oude liederen toegevoegd worden. De bundel maakt een ouderwetse indruk maar bevat wel als lied de tekst van de derde rei van Hoofts Geraerdt van Velsen hetgeen met zich meebrengt dat het boekje toch niet van ver voor 1613 kan dateren. Kortom, nog raadsels genoeg en Klatter beseft zelf heel goed dat hij maar met een begin van oplossingen kan komen.
De uitgevers, Buyten en Schipperheyn en Repro Holland hebben een boektechnisch oxymoron tot stand gebracht. Het onooglijke, incomplete origineel in oblong-formaat is nu vervat in een groot gebonden boek waarin men onder elkaar aantreft een fotomechanische reproduktie van het origineel, een transcriptie (niet foutloos) en een annotatie. Die laatste is helaas te summier en zal zeker de niet-vakgenoot die de editeur met zijn uitgave op het oog had, vaak teleurstellen. Ook hier is nog veel onderzoek nodig, maar dat kan er komen nu de tekst tenminste beschikbaar is.
Amoureuse Liedekens. Fotografische herdruk ingeleid en toegelicht door drs. J.
| |
| |
Klatter is een uitgave van Buijten en Schipperheijn te Amsterdam en Repro Holland te Alphen aan den Rijn. Het boek telt 232 blz. en kost f 69.50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Bredero in woord en beeld
De Bredero-viering in maart 1985 heeft de klagers over de geringe belangstelling voor het culturele verleden in het ongelijk gesteld. Als er maar voldoende inventiviteit en vakmanschap worden ingezet om bestaande vooroordelen uit de weg te ruimen, behoeft de gouden-eeuwse litteratuur geen ontoegankelijk domein te blijven. Ut pictura poesis: waarom zouden neerlandici hun kunsthistorische collega's de kunst van het populariseren niet kunnen afkijken? Een elf studenten tellende ‘Werkgroep publicitaire vaardigheden van het instituut De Vooys’ heeft onder leiding van Dr. M.A. Schenkeveld-Van der Dussen zijn krachten beproefd op de samenstelling van een informatief en aantrekkelijk boekje over Bredero. In vijf korte hoofdstukken komen achtereenvolgens Bredero's leven, zijn opvattingen over de liefde, de rol die Amsterdam in zijn werk speelt, zijn kritiek op het maatschappelijke en litteraire leven van zijn tijd en de geschiedenis van de Bredero-waardering ter sprake. Nieuwe inzichten worden niet geboden; het boekje beoogt slechts een eerste kennismaking met de dichter en zijn werk te vergemakkelijken. De presentatie wordt verlevendigd door een keuze van karakteristieke teksten en een groot aantal fraaie afbeeldingen. Uitgeverij Wolters-Noordhoff heeft van Bredero een welverzorgd boekje gemaakt, waarvan de prijs (f 21,-) het debiet niet in de weg behoeft te staan.
W.P.G.
| |
Wort und Bild
In oktober 1981 werd te Keulen het colloquium Wort und Bild gehouden, georganiseerd door het Institut für niederländische Philologie onder leiding van de zeer actieve hoogleraar Herman Vekeman, en de ambassades, van Nederland en Belgie met medewerking van de kunsthistorische instituten van de universiteiten van Bonn en Keulen. Op dit colloquium werden vertegenwoordigers van de kunst- en literatuurgeschiedenis met elkaar in een vruchtbaar contact gebracht.
Een eerste blijvend resultaat was de catalogus Wort & Bild; Buchkunst und Druchgraphik in den Niederlanden im 16. und 17. Jahrhundert die de gelijknamige tentoonstelling begeleidde, een uitgave van het Belgisches Haus, Köln, Cäcilienstrasse 46, en aldaar nog te verkrijgen.
Op het tweede resultaat hebben we heel lang moeten wachten, maar nu is het dan toch verschenen, het boek waarin de bijdragen aan het colloquium gebundeld zijn: Wort und Bild in der niederländischen Kunst und Literatur des 16. und 17. Jahrhunderts, geredigeerd door Herman Vekeman en Justus Müller Hofstede, uitgegeven bij Lukassen Verlag, Erfstadt 1984, een rijk-geillustreerd werk van xxiv + 314 blz. dat voor DM 98, - in de handel wordt gebracht.
De lange produktieperiode heeft een gunstig neveneffect gehad. In een inleidende studie immers geeft J. Müller Hofstede een tot eind 1984 bijgewerkte beschrijving en waardering van het recente iconologisch onderzoek: ‘“Wort und Bild”; Fragen zur Signifikanz und Realität in der holländischen Malerei des XVII. Jahrhunderts’, een studie
| |
| |
die laat zien ‘inwieweit die jüngste Beschäftigung mit der holländischen Malerei des XVII. Jahrhunderts unter den Primat des Wortes getreten ist’ en daarmee derhalve ook van groot belang voor literatuurhistorici. Dat laatste geldt voor veel van de in de bundel opgenomen verhandelingen. Ik noem er enkele: K. Porteman, ‘Nederlandse embleemtheorie. Van Marcus Antonius Gillis (1566) tot Jacob Cats (1618)’; J. Becker, ‘“De duystere sin van de geschilderde figueren”: zum Doppelsinn in Rätsel, Emblem und Genrestück’; E. McGrath, ‘Rubens's “Susanna and the Elders” and moralizing inscriptions on prints’; A.J. Gelderblom, ‘Een ereplaats voor een versleten jurk; de interpretatie van de titelgravure in Coornherts “Wercken” van 1630’; H. Vekeman, ‘Taufe in Feuer und Wasser. Jan Luyken und Jacob Böhme’; H.J. Raupp, ‘Trucidata innocentia. Die Verurteilumg des Oldenbarnevelt bei Joost van den Vondel und Cornelis Saftleven’; A. Keersmaekers, ‘Rederijkers-rebusblazoenen in de zestiende-zeventiende eeuw’. Niet minder dan acht registers (Küntlerregister; Register der Kunstwerke; Mottoregister; Sach-und Bildregister; Register der kunsthistorischen und literaturhistorischen Termini; Bedeutungsregister; Personenregister; Register der Wissenschaftler) maken de behandelde stof goed toegankelijk.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Mevrouw R. Visscher-Feitema
De negentiende jaargang van de reeks Achter het boek wordt in beslag genomen door het tweede deel van De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey waarin de periode van september 1894- april 1898 bestreken wordt. Het begin van de periode wordt gemarkeerd door de oprichting van het Tweemaandelijksch Tijdschrift dat door de beide correspondenten zou worden geredigeerd. Veel van de brieven handelen dus ook over redactioneel beleid en zakelijke aangelegenheden het tijdschrift betreffende. Dit tweede deel werd, evenals het eerste, bezorgd door Harry G.M. Prick die het op de hem eigen wijze heeft gedaan. Sommige voetnoten zijn uitgegroeid tot kleine essays die aan schijnbaar eenvoudige zakelijke mededelingen van de scribenten nog een gouden glans kunnen geven, ‘door curieuze en dan ook tot nieuwsgierigheid prikkelende informatie’ zoals deze voetnotenspecialist bewonderend over de noot van een ander schrijft (noot 314). Mij prikkelde voetnoot 128 waar een door Thijm uitgesproken dankbetuiging ‘Bij uitnemendheid voor R. Visscher-Feitema’ van uitleg wordt voorzien: ‘Een ironische reactie op een naar de prullenmand te verwijzen inzending van deze dame.’ Als geen ander kent Prick de zieleroerselen van Van Deyssel en ook in het herkennen van ironie is hij een meester, maar zijn clairvoyance heeft hem nu toch een spook doen zien. Waar Thijm voor bedankte was Verwey's bloemlezing in de serie Nederlandsche Dichters Roemer Visscher tot Feitama (1894). De schim van mevrouw Visscher moge rust vinden door verdwijning uit het register. Tè grote kennis van zaken leidt ook in noot 407 tot een vergissing. Het moge juist zijn dat Thijm in de tweede helft van oktober 1895 met Shakespeare's King Lear bezig was geweest, de lectuur van dat stuk had hem toch niet tot de groet ‘Good night, sweet prince’ voor Verwey kunnen brengen. Maar mogelijk kon de belezen Van
Deyssel Hamlet ook wel uit het hoofd citeren.
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey. Deel II: september 1894- april 1898. Met een woord vooraf en voorzien van aantekeningen, bezorgd
| |
| |
door Harry G.M. Prick. Nederlands letterkundig museum en documentatiecentrum, 's-Gravenhage 1985. Prijs: f 42,- bij abonnement.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Jan Frans Willems en F.A. Snellaert als litteratuurhistorici
Het zijn vooral de brievenedities van Ada Deprez die het mogelijk hebben gemaakt de ware grootte van twee voormannen van de Vlaamse Beweging, Jan Frans Willems en Ferdinand Augustijn Snellaert, te bepalen. Uit hun correspondentie komen zij, met al hun tekortkomingen, illusies en frustraties, te voorschijn als figuren van indrukwekkend formaat. Eén aspect van hun veelomvattende activiteit kon echter door de uitgave van hun brieven slechts zijdelings worden belicht: hun pionierswerk op het gebied van de Nederlandse letterkunde. Jan Frans Willems is de schrijver van een Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde, opzigtelyk de Zuydelyke Provintien der Nederlanden, die van 1818 tot 1824 in afleveringen is verschenen. Snellaert bracht in 1838 een Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in Belgie op zijn naam, en publiceerde in 1848 een Histoire de la littérature flamande, waarvan nog in hetzelfde jaar een Nederlandse versie verscheen, getiteld Kort begrip eener geschiedenis der Nederduitsche letterkunde. Van dit laatste werk kwamen in 1850, 1855 en 1866 herziene uitgaven van de pers onder de titel Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkunde; de vierde druk werd in 1881 nog eens ongewijzigd herdrukt. Daarnaast hebben beide geleerden een koortsachtige activiteit op filologisch gebied ontplooid, Willems met uitgaven van Heelu, Boendale, de Reynaert en de Oude Vlaemsche liederen, Snellaert met onder meer een editie van Alexanders geesten. Het door Willems geredigeerde en gedeeltelijk gevulde tijdschrift Belgisch museum (1837-1846) bevat talrijke tekstedities die nog steeds niet door modernere zijn vervangen.
Er was dus behoefte aan een aparte studie over het werk van Willems en Snellaert, uit het perspectief van de geschiedenis van de neerlandistiek. Aan deze behoefte is nu voldaan door een omvangrijk en rijk-gedocumenteerd werk van de Leuvense litteratuurhistoricus Marcel De Smedt, De literair-historische activiteiten van Jan Frans Willems (1793-1846) en Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872), dat onlangs is verschenen in de Verhandelingen van de Gentse Academie (reeks VI, nr. 114, Gent, 1984, 406 pp.). Het boek is niet alleen welkom omdat het heel wat toevoegt aan onze kennis van een fascinerend tijdvak, maar ook als een voorbeeld ter navolging. De geschiedenis van de neerlandistiek is nog maar zeer ten dele in kaart gebracht. Waar blijven vergelijkbare studies over Noordnederlandse geleerden als Hendrik van Wijn en W.J.A. Jonckbloet?
W.P.G.
| |
Uitgeverij Vriendenlust
Bij Uitgeverij Vriendenlust te Nijmegen zijn deel 7 en deel 8 verschenen uit de Vaderland-reeks - een reeks waarin teksten uit het dagblad Het vaderland herdrukt worden ‘die naar inzicht van de samensteller Nop Maas, om literair-historische en andere redenen verdienen aan de vergetelheid ontrukt te worden’.
Deel 7, Feuilletons van Allard Pierson, omvat een keuze uit die bijdragen die niet in de reeks Uit de verspreide geschriften van Allard Pierson zijn opgenomen. Van de nu
| |
| |
beschikbaar gekomen stukken, die worden voorafgegaan door een korte inleiding, is de beschouwing over ‘Russische letterkunde’ niet het minst aardige, zeker ook vanwege een ‘Ingezonden brief’ van een Vaderland-lezer uit Petersburg. Deze lezer, een zekere M., brengt wat correcties aan op Piersons overzicht, waarbij hij en passant (en kennelijk zonder enige ironie) opmerkt: ‘de Nederlandsche lezer moge zich geruststellen: Rusland heeft geen dichters aan te wijzen die met onzen Vondel, Bilderdijk of Da Costa kunnen gelijkgesteld worden’. Verder wordt duidelijk dat ook toen over Rusland spreken betekende de censuur critiseren, de ‘wondeplek der russische beschaving’, zoals Pierson het uitdrukt; hoe ‘kan zij eene ware toekomst hebben, zoolang de lucht der vrijheid haar ontbreekt?’ Deel 8 van de reeks wordt gevormd door Marcellus Emants' reisbeschrijving In Bosnië en Herzegovina - aardige, doch geen schokkende, stukjes uit 1901. Ook hier geeft Nop Maas een beknopte inleiding. Beide boekjes, die eenvoudig (getikt en geoffset) doch smaakvol (het omslag en de illustraties) zijn uitgevoerd, kosten f 7,- (f 8,60 incl. porto). Ze kunnen bij de uitgever worden besteld (Begijnenstr. 46 6511 WP Nijmegen of Postbus 6680 6503 GD Nijmegen).
Bij dezelfde uitgever heeft Harry G.M. Prick twee novellen van Van Deyssel bijeengebracht onder de titel Twee geleende pennen. Het gaat om de ‘Oorspronkelijke schets’ genaamd ‘Mia’ en om ‘Een schetsje uit het leven’ geheten ‘Aan 't werk’, in 1885 gepubliceerd onder de schuilnaam Max en C. Prick geeft over het tot stand komen van de schetsjes veel detailrijke informatie zoals we die van hem gewend zijn. Het boek bevat 80 blz., is geïllustreerd, op een composer gezet, en kost f 16,50.
G.J. DORLEIJN
| |
Martien J.G. de Jong over Tachtig
Bij de Prom te Baarn is dit jaar onder de titel Honderd jaar later een bundeling verschenen van Essays over schrijvers en geschriften uit de Beweging van Tachtig van de hand van Martien J.G. de Jong. De flaptekst meldt onder meer dat De Jong ‘geen literatuurgeschiedenis (schrijft) maar (...) wel een aantal literair-historische feiten (vertelt en verklaart)’, wat dat laatste ook moge betekenen. Van de opstellen over Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden, Herman Gorter, Willem Kloos en Albert Verwey dateert een aantal uit de jaren zestig - blijkens de jaartallen onder de stukken; maar sommige hiervan zijn kennelijk in 1983 aangevuld of omgewerkt. Daarnaast treft men enkele recentere opstellen aan. Bovendien geeft de auteur aan het slot in enkele ‘Aantekeningen’ nadere informatie vanuit het heden. Vreemd genoeg ontbreekt elke verantwoording: klaarblijkelijk zijn de (meeste) artikelen eerder verschenen, maar men krijgt geen antwoord op de vraag waar en wanneer ze gepubliceerd zijn in hoeverre ze zijn aangepast. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het niet altijd duidelijk is welke De Jong aan het woord is: die uit de jaren zestig of die van vandaag. Men krijgt de indruk dat veel bijdragen een soort uitgebreide besprekingsartikelen zijn (zo is het tweede Van Deyssel-opstel, ‘De dingen van de hemel’, geschreven naar aanleiding van H.G.M. Pricks studie over en uitgave van De Adriaantjes).
Het boek is geïllustreerd, telt 208 blz. en kost f 27,50.
G.J. DORLEIJN
| |
| |
| |
Huldebundel voor W. Blok
Vorig jaar heeft W. Blok afscheid genomen als hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Bij die gelegenheid is hem een bundel opstellen van vakgenoten aangeboden: Dit is de vreugd die langer duurt..., waarvan de redactie werd gevormd door F.A.H. Berndsen en J.J.A. Mooij. Hein Leferink leidt de bundel in, mede sprekend namens de sectie moderne Nederlandse letterkunde. Hij geeft een overzicht van de wetenschappelijke carrière van de emeritus (‘W. Blok: voorbeeldig filoloog’), die is begonnen met de mijlpaal van de Neerlandistiek Verhaal en lezer (een boek dat, ook blijkens verschillende opstellen die nog volgen, nog steeds, na 25 jaar, stof tot discussie kan opleveren) en die voorlopig is geëindigd in P.C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe. Voorlopig, want blijkens de ‘Lijst van publikaties van W. Blok’ aan het slot van de bundel staat er een studie over Slauerhoffs Chinese romans op stapel (in samenwerking met K. Lekkerkerker).
De rij van eigenlijke opstellen wordt geopend, door A.L. Sötemann, die een ‘Analyse en interpretatie van een “gebroken” symbolisch gedicht’ geeft van ‘Domburgsch uitzicht’ van P.C. Boutens. Na deze gedetailleerde analyse in Utrechtse stijl gaat J.J.A. Mooij in op het begrip ‘de schoonheid’ in het werk (met name de poëzie tot kort na de Tweede Wereldoorlog) van A. Roland Holst (‘Jubel en verschrikking’). M.G. Kemperink wil ‘Een invulling van het Nederlandse naturalistische concept op basis van poëticale teksten’ geven, om daarmee een antwoord te verschaffen op de vraag ‘Wat wil het naturalisme?’ Erica van Booven schrijft onder de titel ‘Een pathologisch geval of een wezen vol zelfkennis?’ een artikel ‘Over de receptie van Een coquette vrouw van Carry van Bruggen’. Zij geeft een bondige analyse van enkele aspecten van de in 1915 verschenen roman en bespreekt de receptie van het boek in de kritiek - waarbij ze tracht de normen van de recensenten te reconstrueren. J.M.J. Sicking wijdt een beschouwing aan ‘Een omstreden en problematisch genre’ nl. ‘De vie romancée rond 1930’. S. Dresden toont zich in deze bundel weer eens als essayist in zijn bijdrage over ‘De essayist Vestdijk’. In ‘Touwtrekken met Thanatos’ geeft Gerben Wynia een interpretatie van de bundel De uiterste seconde van Vestdijk. J.J. Oversteegen maakt enkele ‘Aantekeningen bij de poëzie van Cola Debrot’ in ‘De weg van het gedicht’ en geeft daarmee voorproefjes van verschillende in de steigers staande publikaties: een boek over een bepaald type poëzielectuur, de editie van Debrots Verzamelde gedichten en, voor wie goed toeziet, een biografie van Debrot. ‘De gelegenheid maakt de dichter’ is de titel van R.L.K.
Fokkema's bijdrage ‘Over “Dodenherdenking” van Gerrit Achterberg’, waarin de vraag wordt gesteld of het genoemde vers een gelegenheidsgedicht is. ‘Op het scherp van de snede’ geeft J.A.G. Tans ‘Enkele beschouwingen over Hella Haasse en Choderlos de Laclos’, uiteraard naar aanleiding van Haasse's Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven.
De laatste drie artikelen behandelen een problematiek van algemenere aard. C.W. van de Watering werkt zijn stelling uit dat personages in verhalend proza ‘beschreven moeten worden in termen van motieven’ (‘Personage (en motief) in revisie’). Het zal duidelijk zijn dat de auteur hier Bloks Verhaal en lezer ‘tegenkomt’. Ook A.P. Braakhuis reageert in zekere zin op een publikatie van Blok als hij ‘Een respons na twintig jaar’ geeft op Bloks ‘Ervaringen gevraagd’, een en ander met betrekking tot de vraag ‘(Hoe) werkt literatuur?’ Frank Berndsen beschouwt ‘De geschiedenis van het litera- | |
| |
tuurwetenschappelijke onderzoek naar de betekenis van literaire teksten’, zijnde ‘Een notitie, met enige aandacht voor het fictionaliteitsprobleem’.
Het boek is verschenen bij Wolters-Noordhoff (Groningen, 1984), telt 229 blz. en kost f 40,-.
G.J. DORLEIJN
| |
Literaire leesbundels
In de reeks literaire leesbundeis zijn weer enkele nieuwe deeltjes verschenen. De boekjes geven een introductie tot het werk van een auteur door iets van zijn leven en werk mee te delen, en een keuze uit zijn oeuvre te bieden, een en ander voorzien van illustraties, waarna een bibliografie mogelijkheden tot nadere bestudering opent. De deeltjes tellen zo'n 60-70 bladzijden en kosten f 9,70. De nieuwe delen behandelen Marga Minco (door Dirk Kroon), Maarten 't Hart (door Aad Nuis), Hugo Claus (door Freddy de Vree), Gerrit Achterberg (door Wim Hazeu), Lucebert (door Willemijn Stokvis) en Slauerhoff (door Gerrit Jan Zwier). De uitgever is Educaboek, Culemborg.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Voortgang; Jaarboek voor de Neerlandistiek V, 1984
Dertien artikelen over onderwerpen uit de Nederlandse taal- en letterkunde, de ATW en de ALW. Omvang 326 pagina's. Talrijke illustraties. Studenten betalen f 11,-; levering via het secretariaat. Anderen betalen f 18,-.
Men kan VOORTGANG V kopen bij José Blein, 9A-36, of door de prijs over te maken op postgiro 4578980 ten name van W.F.G. Breekveld, Subfac. Nederlands V.U., De Boelelaan 1105, Amsterdam.
| |
Inhoud VOORTGANG V (1984)
A.M. Duinhoven, Beatrijs en de zittende madonna
Maaike Hogenhout, Een Diemense oorkonde uit de 14e eeuw
L. Strengholt, Twee brieven aan Constantijn Huygens
G.R.W. Dibbets, De woorden-schat uit Montanus' Spreeckonst
J. Stouten e.a., Verkenning van Some memorandums of my life van R.M. van Goens
Nop Maas, De Gids in De Nederlandsche Spectator
Clazien Verheul, Ethisch realisme: de ontvangst van de romans van George Eliot in Nederland in de periode 1860-1881
Magaretha H. Schenkeveld, Perk, Potgieter en Doorenbos. De interpretanten van ‘De schim van P.C. Hooft’
J.C. van Aart, Kleurnamen in Paul van Ostaijen's poëzie.II. De betekenis van de kleurnamen in Paul van Ostaijen's Music-Hall en Het Sienjaal.
D.M. Bakker, Major Constituents en Samentrekking
M. Klein, De persoonsvorm in Focus
lof Praamstra, De analyse van kritieken
Theo van Loon, Modellen en lyriek
W.F.G. BREEKVELDT
| |
| |
| |
Taal en sociale integratie
Als uitgave van het centrum voor interdisciplinair onderzoek naar de Brusselse taaltoestanden is verschenen het zevende deel in de reeks Taal en sociale integratie. Na een Ten geleide van E. Witte wordt in verschillende rubrieken aandacht besteed aan sociale, economische, politieke, onderwijskundige en communicatieve aspecten en wel in de volgende studies: S. de Schaepdrijver, ‘Filles au fait du langage du monde: gereglementeerde prostitutie in Brussel (1844-1877) als indicator voor een sociolinguïstische segregatie?’; D. Heremans en E. Heylen, ‘De economische toekomst van Brussel in het licht van de gewestvorming’; P. van den Berghe en L. Wils, ‘De wet van 22 februari 1908 op het taalgebruik in strafzaken, bijzonder in het arrondisement Brussel’; H. van Velthoven, ‘Het gebruik van het Nederlands in strafzaken in het arrondissement Brussel: de taalwet Van der Linden'Renkin (22 februari 1908)’; K. Deschouwer, ‘Continuïteit en contradictie: het FDF in de jaren tachtig’; M. Covell, ‘The Pearl Harbour Syndrome: The Status of Brussels and Regionalization in Belgium’; G. Gielen en F. Louckx, ‘Sociologisch onderzoek naar de herkomst, het taalgedrag en het schoolkeuzegedrag van ouders met kinderen in het nederlandstalig basisonderwijs van de Brusselse agglomeratie’; H. Baetens Beardsmore en H. van Beeck, ‘Taal en televisie te Brussel’; J. de Broyer, C. de Vriese en J. Goubin, ‘Twee sensibiliseringscampagnes in en om Brussel. Vlaams bewustzijn als marketing-product?’
Het adres van het Centrum is Pleinlaan 2, 1050 Brussel; de prijs van deze bundel is ons niet bekend.
M.C.v.d.T.
| |
Internationaal Congres Argumentatietheorie
In het kader van het facultaire aandachtsgebied ‘Discourse Analysis’ organiseert de vakgroep taalbeheersing van de Universiteit van Amsterdam van 3 tot en met 5 juni 1986 een internationaal congres over argumentatie.
Het is de bedoeling dat op het congres onderzoekers uit verschillende landen en verschillende vakgebieden bij elkaar worden gebracht.
Het comité dat het congres voorbereidt, bestaat uit: J.A. Blair (University of Windsor, Canada),
F.H. van Eemeren (Universiteit van Amsterdam),
R. Grootendorst (Universiteit van Amsterdam),
C.A. Willard (Universiteit of Louisville, U.S.A.).
Iedereen die zich bezighoudt met onderzoek naar argumentatie wordt hierbij uitgenodigd een bijdrage aan het congres te leveren. De bijdragen kunnen afkomstig zijn uit verschillende vakgebieden, zoals taalbeheersing, taalkunde, filosofie, rechten, psychologie of sociologie. Diverse benaderingen zullen aan bod komen: retorisch, dialectisch, empirisch, normatief enzovoort.
De onderwerpen kunnen uiteenlopen van algemene en methodologische kwesties tot specifiekere zaken zoals drogredenen, verzwegen argumenten, argumentatieschema's, argumentatie in het recht, de politiek enzovoort.
Wie als spreker aan het congres wil deelnemen, wordt verzocht een engelse samenvatting van zijn lezing (in viervoud) ter beoordeling toe te sturen aan het comité, t.a.v.
| |
| |
F.S. Jungslager, Instituut voor Neerlandistiek, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam. De uiterste inleverdatum is 15 december 1985.
F.H. VAN EEMEREN
| |
Kinder- en jeugdliteratuur interdisciplinair
Sinds 1982 functioneert een interuniversitaire en interdisciplinaire werkgroep kinderen jeugdliteratuur. Deze werkgroep heeft o.a. de volgende taken op zich genomen: het initiëren van onderzoeksprojecten; het werken aan een systeem om onderzoeksrapporten, werkstukken, scripties etc. te ontsluiten; het coördineren van onderzoek; het ingaan op verzoeken van overheid en particulier initiatief tot het verrichten van contractresearch.
Lid worden van de werkgroep kan iedereen die een bijdrage kan leveren aan de taakstelling van de werkgroep. De contributie ligt nog niet vast maar zal omstreeks f 25,- per jaar bedragen. Leden ontvangen het infobulletin, kunnen tegen gereduceerd tarief deelnemen aan activiteiten van de werkgroep en hebben stemrecht op de ledenvergadering.
Men kan zich als lid aanmelden bij de Interuniversitaire werkgroep i.o. kinderjeugdliteratuur multidisciplinair, secr. A.W.M. Duyx, vakgroep wijsgerige en empirische pedagogiek, Stationsplein 12, Postbus 9507, 2300 RA Leiden.
A.W.M. DUYX
|
|