| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 13 (1985),
nr. 122
is een aflevering die grotendeels gewijd is aan het leven en werk van Bertus Aafjes. Het opent met een gesprek dat Hans van de Waarsenburg met deze schrijver had. Voorts belicht Estelle Debrot Bertus Aafjes in de Criteriumtijd en richten Pierre H. Dubois en M. Vasalis zich beiden op de poëzie en dichterlijkheid van Bertus Aafjes. Traditioneel wordt het nummer besloten met een Bibliografie, dit maal verzorgd door M. Parijs.
| |
nr. 123
In dit nummer een bijdrage van Dirk Kroon over het Leven en werk van Victor E. van Vriesland. - Gerben Wynia schrijft een uitvoerig artikel over Willem Brakmans ‘Göttendämmerung’. - Onder de titel De erfenis van Schopenhauer geeft Jaap T. Harskamp de eerste aflevering van een reeks ‘Musico-literaire opstellen’ over de relatie tussen muziek en literatuur.
| |
Dietsche warande & Belfort 130 '(1985),
nr. 1
Dit eerste nummer van de nieuwe jaargang bevat een bijdrage van Annie Verhaeghe over de relatie tussen Hubert Lampo's De goden moeten hun getal hebben en ‘de orfische elementen uit de antieke mythe’. - In de ‘Kroniek’-rubriek schrijft Koen Vermeiren Over liefde, dood en literatuur, waarin hij De laatste deur van Jeroen Brouwers onder de loep neemt. Marcel Janssens geeft een Boedelbeschrijving van Gerard Reves ‘Schoon schip’ en Armand van Assche vraagt in Zie ik maak alles zo goed als nieuw de aandacht voor het verzameld Onbegonnen werk van H. de Coninck.
| |
nr. 2
Hierin een bijdrage van A.M. Hagen, die in Van Dale en België een beeld schetst van de wijze waarop lexicografisch met het Zuidnederlands is omgesprongen. - In de ‘Kroniek’-rubriek richt Hilde van Belle zich op de poëzie van Rutger Kopland. Marcel Janssens bespreekt Het uitzicht op de wereld van Alstein en Koen Vermeiren Hermans' novelle De zegelring. - In Noordnederlands proza belicht Jaak de Maere Te Kwader min van Hannes Meinkema, Houten Faust van J.H. Kramer, De wandeling van Jan Meyers en Hersenschimmen van J. Bernlef.
| |
Dokumentaal 14 (1985), nr. 1
In het kader van De auteursbibliografie in deze aflevering o.a. een bijdrage van P.C.A. Vriesema (m.m.v.J.A. Gruys en C. de Wolf) over De persoonsbibliografie: ideaal en werkelijkheid. - Verder de rubrieken Gepromoveerd, Pas verschenen en Aanvullingen op...
Recensies: Raymond Vervliet, De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878 - 1914. Deel I: Een theoretische bijdrage en praktisch model voor de periodisering in de literaire historiografie; deel II: Materiaalverzameling (door Nop Maas); P.J. Buijnsters, Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw. Veertien verkenningen (door B. van Selm); naar aanleiding van deze bundel vergelijkt Wim Hendriks het spektatoriale bezit van twee Amsterdamse bibliotheken met de nieuwe versie van Buynsters' Check-list 18e-eeuwse spectatoriale tijdschriften in Nederland; G. Geerts, W. Haeseryn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn, Algemene Nederlandse Spraakkunst (door W. Smedts en W. van Belle).
| |
| |
| |
Forum der letteren 26 (1985), nr. 1
In Het lidwoord nul bestaat niet stelt Johan Kerstens een theorie over nominale woordgroepen voor die geen ruimte laat voor het bestaan van het lidwoord nul. - E.J. van Alphen tracht in Een kind droomt zich af. Postmodernistische aspecten in ‘Een weekend in Oostende’ tot een interpretatie van de gelijknamige roman van Willem Brakman te komen. - In Onderzoek naar taalverandering en het gebruik van de ‘apparent-time’-methode gaat Kees de Bot in op enkele bezwaren tegen de toepassing van de door Labov ontwikkelde ‘apparent-time’-methode voor taalveranderingsonderzoek; met name de vooronderstelling dat de taal van een individu in de loop van het leven niet verandert, trekt hij in twijfel op basis van konkrete onderzoekgegevens. - Dolf Sörensen schrijft Over de aard van literatuuuropvattingen. - Aan de hand van het optreden van schwa-deletie en t-deletie schrijft Kees-Jan Backhuys Iets over beperkingen op fonologische deletieregels; hij laat zien dat het proces van herstrukturering van syllaben een kontrolerend karakter heeft; tevens suggereert hij dat zulke herstruktureringen onderworpen zijn aan een zekere beperking van struktuurbehoud.
Boekbesprekingen: G. Douglas Atkins, Reading Deconstruction, Deconstructive Reading (door R. Wolfs); Arie Sturm en Fred Weerman, Generatieve syntaxis. Een inleiding aan de hand van artikelen en Generatieve syntaxis. Reader (door Aafke Hulk); Terry Eagleton, Literary Theory. An Introduction (door P.F. Schmitz); R. Appel, Immigrant children learning Dutch; sociolinguistic and psycholinguistic aspects of second-language acquistion (door J.W. de Vries); Paul Ricoeur, Time and Narrative, Vol. 1 (door Sylvia Vance); H. Bennis en T. Hoekstra, De syntaxis van het Nederlands. Een inleiding in de Regeer-en-Bind-theorie (door Arn. Evers); Gerhard Kuipers, Verzamellijst van recensies en vermeldingen van buitenlandse literatuur in de Nederlandse periodieke pers gedurende het tijdvak 1830 tot en met 1839 (door Tanja Janssen en Korrie Korevaart); enkele deeltjes uit de nieuwe Phoenix- en Literatuurreeks worden besproken door P.F. Schmitz; H. van Gorp (e.a.), Lexicon van Literaire termen (door P.F. Schmitz); Mieke Bal, Fokkelien van Dijk Hemmes en Grietje van Ginneken, En Sara in haar tent lachte... Patriarchaat en verzet in bijbelverhalen (door J.P. Fokkelman).
| |
De gids 148 (1985), nr. 1
De paradox van Babel is de titel van een bijdrage van A.M. Hagen, die met betrekking tot de hardnekkigheid van dialectverschillen concludeert dat ‘niet de menselijke taaleenheid maar de taalverscheidenheid aldus de kracht van de communicatie bepaalt’. - In de rubriek ‘Kroniek en kritiek’ schrijft Wiel Kusters over Fens' De tweede stem, een recente verzameling artikeltjes over poëzie.
| |
Glot 7 (1984), nr. 2
E.H.C. Elffers-van Ketel en E.C. Schermer-Vermeer wijzen in Primitieve en gedefinieerde termen in de grammatica op een aantal verwarringen die in de taalkunde blijken te bestaan rond de begrippen ‘primitief’ en ‘gedefinieerd’. - Rik Smits schrijft Over Engelse vrije bepalingen en COMP als kurk op de zin. - Tenslotte een recensieartikel van Geert E. Booij, n.a.v.: M.T.G. Trommelen, The syllabe in Dutch. With special reference to diminutive formation.
| |
| |
| |
Gramma 9 (1985), nr. 1
In Taalvaardigheidsniveau en het gebruik van compensatiestrategieën in tweedetaalproductie. Een bespreking van enkele voorstudies legt Theo Bongaerts zijn voorlopige bevindingen weer inzake het gebruik van strategieën ter compensering van lexicale tekortkomingen door Nederlandse leerders van het Engels. - In Weg met de computer? signaleert Eduard Hoenkamp een kloof tussen de Angelsaksische ‘Computational Linguistics’ en de Nederlandse computerlinguïstiek. - Renée van Bezooijen maakt bij De niet-segmentele beschrijving van spraak: enkele praktische opmerkingen. - Tenslotte een uitgebreide bespreking van: Klaus Müller, Rahmenanalyse des Dialogs. Aspekte des Sprachverstehens in Alltagssituationen door Henk Pander Maat.
| |
Levende talen nr. 399
Willy Weijdema biedt aan Discussiëren: een linguïstisch perspectief. - Anne de Vries beziet in Leerlinggericht, horizontaal leesplezier de positie van Rien T. Segers in de literatuurdidaktiek. - Ton Hendrix reageert in Tekstgegevens, interpretatie en tekststructuurschema's op een aantal van Rodijks kanttekeningen bij de Samenvatting (Nederlands - V.W.O.) van 1984.
| |
Literatuur 2 (1985), nr. 2
opent met een bijdrage van Margot Engelen, die in ‘Literatuur liep niet in de jaren vijftig’ een aantal uitgevers aan het woord laat over de literatuur-receptie in de vijftiger jaren. - Dispuut op Drachenfels is de titel van een opstel van W. van den Berg over J. Geels bijdrage in de discussie rond het gebruik van de term ‘romantisch’. -Marnix Koolhaas typeert Herman Heijermans (als) gevangen tussen naturalisme en socialisme. - In De historie des Pausdoms; Weyerman tegen het Vaticaan (1725-1728) belicht André Hanou de wijze waarop Jacob Campo Weyerman zich in zijn Historie des Pausdoms fel antipapistisch toonde (met alle gevolgen van dien). - Voorts een artikel van Marijke Meijer Drees en Arie-Jan Gelderblom over Coornherts Boeventucht (1587) en een bijdrage van Harry Bekkering over de literatuuropvattingen van Miep Diekmann. - In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Jan Praets Parlament van omoed ende hoverdije, ed. Reynaert (door Herman Pleij), Wonderlicke Avontuer van twee goelieven, ed. Grootes (door Paul Koopman), Constantijn Huygens, Dromen met open ogen, ed. Schenkeveld- van der Dussen e.a. (door E.K. Grootes), Jacob Isr. de Haan, Ondergangen, ed. Delvigne-Ross (door H. Pröpper), Jan Zuidgeest, Over de poëzie van H. Marsman (door Ben van Melick), Jean Brüll, Vestdijk op krantenpapier (door Rudi van der Paardt), Album Gerard Reve, ed. Schafthuizen (door G.J. van Bork) en B.J.M. Schut, Literatuurdidactiek (door Marijke Barend en Henk de Visser).
| |
Maatstaf 34 (1985),
nr. 10
bevat naast een uitvoerige bijdrage over de erotische literatuur van Pietro Aretino de vaste rubriek van Rob Schouten, die in zijn Ceterum censeo de aandacht vraagt voor Taalfiguren I en II van Sybren Polet, Schaduwen van Peter Zonderland en Gemengde tijd van Jacques Hamelink.
| |
nr. 11-12
dit dubelnummer is een ‘Gerrit Komrij-speciaal’. Het opent met een bijdrage van Mar- | |
| |
tin Ros over Komrij's bemoeiingen met Maatstaf, gevolgd door een artikel van Ernst Braches over Het chemisch huwelijk. Voorts onderzoekt Johan Polak de Klassieke caprices in ‘Capriccio’ en schrijft Paul van Capelle over Komrij's Venetiaanse sonnetten. Boudewijn Büch belicht Gerrit Komrij als bibliofiel, terwijl Koen Koch hem als Een Literaire pessimist tekent. In Taal, esthetica en politiek wijst Bart Tromp op de trefzekerheid van Komrij's satire. Tenslotte een uitvoerige bijdrage van Paul van Capelleveen, die met De gedichten van Gerrit Komrij, (als) een bibliografie daadwerkelijk een bibliografie van alle gepubliceerde gedichten van Komrij verschaft.
| |
Neonphilologus 69 (1985), nr. 2
Hierin onder meer een bijdrage van Klaus F. Gille, die aan de hand van Goethes Faust II uitvoerig ingaat op de relatie tussen Der Autor und sein intendierter Leser.
| |
Ons erfdeel 28 (1985), nr. 1
Anton Claessens staat stil bij De nieuwe Grote Van Dale. - Hugo Brems vindt het Onbegonnen werk. De poëzie van Herman de Coninck. - Over ‘Ligt Verse’ en de moraal in het algemeen en het oeuvre van Kees Stip in het bijzonder schrijft Aldert Walrecht in Het menselijk tekort. Leg het maar naast mijn bord. - J.M. van der Horst signaleert Veranderingen in het hedendaagse Nederlands. - André P. Brink vraagt in Breyten Breytenbach: Indrukwekkende bundel aandacht voor diens nog te verschijnen gevangeniscyclus Die ongedanste dans. - Tenslotte de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXIX, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Onze taal 54 (1985), nr. 2/3
J. van Donselaar verdiept zich in Het vertalen van plante- en dierenamen. - In de rubriek Van Woord tot Woord vervolgt Marlies Philippa haar bijdrage over Pseudoetymologie. - F. de Tollenaere gaat in op Plaatsnamenpolitiek. - Verder nog een grote hoeveelheid kleinere bijdragen.
| |
Over Multatuli 1985, nr. 14
opent met de tekst van een toespraak van Marcel Janssens bij de presentatie van Over Multatuli 13. - Voorts een artikel van G.W. Huygens over Alexander Godon, de vriend uit Batavia en een opstel van H.H.J. de Leeuwe over de Multatulivoordrachten van Willem Royaards. - Olga Krijtová schrijft over Multatuli en het vertalen en Gé Nabrink het eerste artikel van een reeks over het Rumoer rond de Max-Havelaarherdenking van 1910. - In Ernest Stern en Frits Droogstoppel in balans geeft Jaap Hoogteijling zijn visie op de als ‘fout’ aangemerkte romanpassage ‘ik liet u Louise Rosemeijer kussen’.
| |
De revisor 12 (1985), nr. 1
Hierin een bijdrage van P.H. Schrijvers, die in Lucretia tracht na te gaan welke invloed dit verhaal op de opvattingen over verkrachting, zelfmoord en revolutie heeft gehad. - In Pythagoras, of de metamorfose van een hersenschim 1 belicht Piet Meeuse de historische invloed en interpretatie van de opvattingen van deze Griekse wijsgeer. - In ‘Ambrosia, wat vloeit mij aan?’ onderzoekt H. Stevens de receptie en geeft vervolgens een analyse van Jan Engelsmans gedicht Vera Janacopoulos.
| |
| |
| |
Spektator 14 (1984/'85), nr. 4
Dit Brederonummer opent met een bijdrage van C.F.P. Stutterheim over Palmerijn, Stommen Ridder en Groot Lied-boeck, getiteld: Driemaal een bosje bloemen in een zijden band. - In 't Vrolijck hof van weelden gaat C.A. Zaalberg in op de schilderijen in Moortje vs. 1659 en 1667-68. - Jo Daan beziet Sociolecten en stijlen bij Bredero. - De vraag of ‘Van een Huys-man en een Barbier’, een on-volmaeckte klucht? genoemd moet worden, wordt door W.A. Ornée ontkennend beantwoord. - J.H. Meter analyseert ds Amplificatietechnieken in Bredero's ‘Moortje’. - K. Porteman staat stil bij ‘Lacht wel’. Bredero's ‘Voor-reden van de Sotheyt’. - Mieke B. Smits-Veldt gaat in Bredero en Timanthes na, in hoeverre Bredero door diens schilderij over het offeren van Iphigenia beïnvloed kan zijn. - Onder de titel: Van fictie naar realiteit geeft G. van Eemeren enige beschouwingen bij bepaalde aspekten van de kommunikatie- en referentiële status van personages in twee van Bredero's stukken, te weten diens Rodd'rick ende Alphonsus en Spaanschen Brabander.
Boekbesprekingen: Ariane van Santen, De morfologie van het Nederlands (door A. Sassen): S.G. Nooteboom en A. Cohen, Spreken en verstaan. Een nieuwe inleiding tot de experimentele fonotiek (door F.J. Koopmans- van Beinum): Paul Looijmans en Hans Palm, Taalbeheersingsonderzoek. Een methodologisch inleiding (door H. Blok); Sjef Klinkenberg, Willem Spee en Addy Weijers, Massamedia en taalonderwijs (door C. 't Hart); S.C. Dik en J.G. Kooij, Algemene Taalwetenschap (door G.E. Booij).
| |
Standpunte 38 (1985), nr. 1
Joan Hambidge belicht in 'n Ingewikkelde metateks André P. Brinks roman Die muur van die pes. - Henning Snyman bespreekt in Die digter als kritikus Ernst van Heerdens opstellenbundel Huis van stemmen. - Betekenis, struktuur, horison is de titel van het eerste deel van een reeks taalfilosofische verkenningen van J.J. Degenaar. - Voorts de tekst van een vraaggesprek dat P.E. Westra had met Gerard Reve tijdens diens bezoek aan Zuid-Afrika in 1984. - Onder de titel In die land van die blindes... noteert D.L. Ehlers ‘enkele gedagtes oor Afrikaanse kinderliteratuur’, gevolgd door een bibliografie. - Tenslotte een bijdrage van J.C. Kannemeijer, die in Afspieëlings van wat vergaan de aandacht richt op Wilma Stockenströms jongste dichtbundel Monsterverse.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 101 (1985), nr. 1:
P.E.L. Verkuyl lokaliseert enkele Kosmos-beelden in Hoofts lyriek. - J.M. van der Horst onderneemt een Verkenning van onpersoonlijke constructies, met als uitgangspunt de Middelnederlandse konstruktie: ‘den apostelen wonderde des’; na een analyse van deze konstruktie en een mogelijke verklaring voor het verdwijnen ervan komt de auteur tot een gemotiveerde afwijzing van enkele gangbare opvattingen. Boekbesprekingen: José Bouman, Nederlandse gelegenheidsgedichten vóór 1700 in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (door B.P.M. Dongelmans); A.J. van Essen, E. Kruisinga, A. Chapter in the History of Linguistics in the Netherlands (door M.C. van den Toorn): Wolfgang Marguc, Willem Godschalck van Focquenbroch. Ergänzende Prolegomena (door L. Strengholt); Hubert Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Inleiding: Prof. Dr. L. Rens (door W.M.
| |
| |
H. Hummelen); Het Visioenenboek van Hadewijch. Uitgegeven naar handschrift 941 van de Bibliotheek der Rijksuniversteit te Gent. Met een hertaling en commentaar van Prof. Dr. H.W.J. Vekeman.
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 7 (1985), nr. 1
In hun artikel Indicatoren van conflictsituaties in interviews voor radio en televisie laten M. Roijakkers en A. Slotboom zien, hoe konfliktsituaties kunnen ontstaan als interne en externe conventies niet worden nagekomen of niet met elkaar sporen, en over welke strategieën en geïnterviewde kan beschikken als hij een vraag niet wil beantwoorden. - Henk Pander Maat doet verslag van een onderzoek naar Harmonische fases in informele schoolse discussies onder middelbare scholieren van een vijfde klas. - De rol van ‘face’ in verbale communicatie wordt exemplarisch toegelicht door Titus Ensink. - In zijn bijdrage Tussen distantie en annexatie beschrijft A. Braet een door hem verricht onderzoek naar het gebruik van je, ik en we in een schoolboek voor de bovenbouw van vwo-havo, waarbij hij tevens nagaat hoe stijladviezen empirisch gefundeerd en theoretisch-normatief gerechtvaardigd kunnen worden. - In de vorm van een kort referaat Classificatie van spelfouten nader geanalyseerd reageert J. Kruidenier op de classificatie van spelfouten van Verhoeven. - Verder een boekbeoordeling van: F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en T. Kruiger, Argumentatieleer 1. Het analyseren van een betoog, door E.C.W. Krabbe. - Van E.J. van der Spek tenslotte een Bibliografie ‘tekst en gezondheidszorg’ (1).
| |
Vestdijkkroniek 1985, nr. 46
In Het tweede type in het tweede boek maakt H.A. Wage enkele aanvullende notities bij zijn artikel over de relatie tussen Vestdijks De toekomst der religie en De Vuuraanbidders. - L.F. Abell geeft in Simone Sechez een uitvoerige reactie op de - naar zijn mening - ‘onverteerbare stukken’ in een artikel van J.H.W. Veenstra over de relatie tussen Vestdijk, Du Perron en Simone Sechez (Maatstaf jan. '84). - In Antonius als visionair bespreekt Martin Hartkamp de resultaten van H.J. Roy van Zuydewijns poging om Vestdijks Een moderne Antonius in dichtvorm om te zetten. - Martin Ros heeft een gesprek met Roy van Zuydewijn. - Rudi van der Paardt geeft in Terug tot ‘Terug tot Ina Damman’ een terugblik op de receptie van deze debuutroman bij critici. - Als naar koelwaterzegen en windsch balsamiek is de titel van een bijdrage van Rob Schouten over de wijze waarop Vestdijk zich in de tiental gedichten over muziek tegen het zuivere muziekgedicht keert. - Jean Brüll besluit de aflevering met Vestdijkiana extrachronica-5.
R.W.W.M.V.D. DRIFT
W. MERLIJN
|
|