| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Introduction to Dutch opgefrist
Het bekende boek van de Amerikaanse neerlandicus William Z. Shetter, Introduction to Dutch, is ter gelegenheid van de vijfde, herziene druk totaal opgefrist op de markt gebracht: formaat, typografie, opmaak, papier, omslag, letterlijk alles is gemoderniseerd en aantrekkelijker gemaakt. De inhoud van de hoofdstukken is echter in wezen hetzelfde gebleven evenals de volgorde van de behandelde onderwerpen. De face-lift was inmiddels niet overbodig: het uiterlijk van het kleine gele boekje dat velen vertrouwd was geworden, was wel erg gedateerd langzamerhand. Het resultaat van de modernisering mag er zijn; alleen bij de keuze van de illustraties valt op dat Amsterdam met acht afbeeldingen wel zwaar oververtegenwoordigd is tegenover alle andere afgebeelde steden (waaronder één foto van Antwerpen).
De Introduction to Dutch is een uitgave van Martinus Nijhoff te Leiden; de prijs van dit boek van 248 bladzijden - de voorafgaande drukken telden er slechts 196 - bedraagt f29,50.
M.C.v.d.T.
| |
Verdiepingen in taal herdrukt
Een jaar geleden werd in deze rubriek melding gemaakt van de verschijning van Verdiepingen in taal, een essay van H.J. Verkuyl (Ntg 77, 265). Het betrof een uitgave die niet in de handel verkrijgbaar was, maar die alleen als relatiegeschenk in omloop gebracht was. In die aankondiging werd het vermoeden geuit dat nog wel eens een algemeen verkrijgbare editie van dit essay het licht zou zien. Nu is het dan zo ver: bij uitgeverij L.J. Veen te Utrecht is Verdiepingen in taal in een smaakvolle en handzame editie herdrukt. De prijs bedraagt f16,90.
M.C.v.d.T.
| |
Argumenteren
Van de hand van F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en T. Kruiger is verschenen Argumenteren, een eenvoudig gehouden inleiding tot een aantal elementaire inzichten uit de argumentatieleer. Achtereenvolgens worden behandeld: Het onderkennen van punten van onenigheid, Het interpreteren van een betoog, Het ontleden van de argumentatiestructuur, Het beoordelen van een betoog. Na deze hoofdstukken, die alle weer onderverdeeld zijn tot in totaal tien paragrafen, waarna steeds oefeningen worden gepresenteerd, volgen nog een - heel beknopte - literatuuropgave en een register. Argumenteren is een beknopte inleiding voor een breed publiek; speciale voorkennis is dan ook niet vereist en het eerste hoofdstuk is zelfs wel heel eenvoudig. Het boek is voorts geschikt voor alle soorten hoger beroepsonderwijs en biedt een overvloed aan voorbeelden en oefenmateriaal.
Argumenteren, dat toepasselijk geïllustreerd is, telt 164 bladzijden; het is een uitgave van Wolters-Noordhoff en kost f20,-.
M.C.v.d.T.
| |
Jaarboek INL
Met enige vertraging is het Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexi- | |
| |
cologie verschenen met het overzicht van de jaren 1981 en 1982. Naast de gebruikelijke mededelingen van personele aard, de jaarverslagen, rekeningen en balansen bevat dit mooi verzorgde verslag ook twee bijdragen van medewerkenden, t.w. van D. Geeraerts, ‘Ontwikkelingen in de lexicografische theorievorming’, een zaakrijk overzichtsartikel, en van Th. P.F. Wortel, ‘Dr. J.A.N. Knuttel, peuterige kamergeleerde tussen Marx en Kluyver’, een biografische schets met tot verbazing stemmende informatie over een vroegere WNT-redacteur, hoogst boeiend ook als tijdsbeeld. Het laatste artikel is voorzien van enkele illustraties, waarvan die van de redactie ten huize van Matthias de Vries uiterst curieus is.
Dit jaarverslag, zoals steeds een genoegen om te lezen en te bekijken, wordt besloten met een lijst van publikaties van de medewerkenden van het INL, waaruit blijkt dat men in Leiden niet alleen afleveringen van het WNT samenstelt maar ook op andere taalkundige gebieden actief is.
M.C.v.d.T.
| |
Frequentiewoordenboeken tegen gereduceerde prijzen
In 1976 (Ntg 69, 69-70) en in 1979 (Ntg 72, 565) werden twee lexicografische werken aangekondigd: Woordfrequenties, onder redactie van P.C. Uit den Boogaart; en Spreektaal, onder redactie van Eveline D. de Jong. Van deze werken is bij de uitgever, Bohn, Scheltema en Holkema, nog een aantal exemplaren over en de uitgever is bereid deze tegen gereduceerde prijs voor lezers van de Ntg beschikbaar te stellen. Woordfrequenties, dat oorspronkelijk f93,- kostte, wordt nu verkrijgbaar gesteld voor f14,-; Spreektaal is van f58,50 tot f9,- gereduceerd. Dit aanbod geldt vanaf het verschijnen van dit nummer van de Ntg tot 15 augustus van dit jaar. Wie van deze aantrekkelijke aanbieding gebruik wil maken, dient zich te wenden tot het volgende besteladres: Libresso, Postbus 23, 7400 GA Deventer, telefoon 05700 - 91153. Wie daar bestelt krijgt de boeken rechtstreeks toegezonden. In de genoemde prijzen zijn geen verzendkosten begrepen.
M.C.v.d.T.
| |
Reynaert in de Klassieke galerij
Nu de Reynaert-editie in de reeks Van alle tijden (Wolters-Noordhoff) door de goede zorgen van F. Lulofs een succesvolle verjongingskuur heeft ondergaan, was het hoog tijd dat ook de Zuidnederlandse tegenhanger van deze uitgave, Paul de Keysers editie van Van den vos Reynaerde in de Klassieke galerij, in het nieuw zou worden gestoken. Er is een tiende druk verschenen, bewerkt door Prof. Dr. A. van Elslander (Klassieke galerij no. 8, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1984; li + 126 pp., met een los blad addenda et corrigenda; prijs f20,90). Van Elslander heeft het werk van zijn Gentse voorganger zoveel mogelijk intact willen laten. De inleiding is slechts in onderdelen omgewerkt en aangevuld, en ook de woordverklaringen zijn voor het overgrote deel gehandhaafd. Wat de tekst betreft: de editeur heeft de spelling van de Comburgse redactie licht genormaliseerd en vermeldt afwijkende lezingen uit andere bronnen aan de voet van de pagina. De zeer uitvoerige bibliografie (p. xxxi - li) is aangevuld en bijgewerkt tot eind 1983. Het is goed dat deze nuttige editie weer in een bij-de-tijdse vorm beschikbaar is.
W.P.G
| |
| |
| |
De melodieën in het Gruuthuse-handschrift
Zoals men weet gaan de liederen in het Gruuthuse-handschrift vergezeld van een melodienotatie van een ongebruikelijk type: in plaats van met mensurale noten is het verloop van de melodie aangegeven door middel van verticale streepjes, verspreid over een notenbalk van vier lijnen. Lindenburgs transcriptie van deze streepjesnotatie in Heeroma's editie van het Gruuthuse-liedboek (1966) heeft veel specialisten niet kunnen overtuigen. In 1972 stelde Van Biezen een andere interpretatie voor (zie Ntg 66 (1973), p. 250-51), die door Lindenburg echter categorisch van de hand werd gewezen. In een artikel in Ntg 70 (1973), p. 42-47, kwam Edward Stam in ander verband op het probleem terug; helaas bleven de resultaten van een diepgaand onderzoek naar dit raadselachtige muziekschrift, waaraan Stam vele jaren heeft besteed, door zijn overlijden op 18 januari 1980 ongepubliceerd. Voortbouwend op Stams bevindingen hebben nu de musicologen Jan van Biezen en Kees Vellekoop het vraagstuk opnieuw onderzocht.
In een aan de nagedachtenis van Edward Stam opgedragen artikel, ‘Aspects of Stroke Notation in the Gruuthuse Manuscript and Other Sources’, in het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 34 (1984), p. 3-25, presenteren zij wat toch wel als de definitieve ontcijfering van deze notatiewijze beschouwd mag worden, een ontcijfering die bevestigd wordt door een aantal gevallen waarin de betrokken melodie zowel van een mensurale als van een streepjesnotatie is voorzien. De streepjesnotatie is tot nu toe in elf handschriften aangetroffen, daterend uit de late veertiende tot de vroege zestiende eeuw, en afkomstig uit de Nederlanden, het Duitse Rijk, Engeland en Italië. De auteurs veronderstellen dat dit type muziekschrift in gebruik is geweest bij ‘non-specialized musicians’ - wat in overeenstemming lijkt met de situering van het Gruuthuse-handschrift in een kring van amateurs. Een transcriptie van de melodieën bij de liederen 31 (Com haer te mi, mijns hertzen vrouwe), 108 (Orlof, vrauwe, ende ic moet gaen), 125 (Aloeette, voghel clein) en 146 (Ic danc u jonstelijc, vrauw Ghenuecht) is ter adstructie aan het artikel toegevoegd.
W.P.G.
| |
Elckerlijc - Everyman
Hoewel het inzicht dat Everyman een vertaling van Elckerlijc is, al sinds lang tot de anglisten is doorgedrongen, kost het hun blijkbaar toch moeite te erkennen dat de tekst, een ‘classic’ van de vroeg-zestiende-eeuwse Engelse litteratuur, fouten en onbegrijpelijkheden bevat die moeten worden toegeschreven aan tekortkomingen van de vertaler. A.J. Barnouws moderne vertaling van de Elckerlijc (1971) is meestal te vrij, te ‘litterair’ ook, om voor anglisten die niet terdege vertrouwd zijn met het Middelnederlands, als basis voor tekstvergelijking te dienen. Daarom bestond er behoefte aan een zo precies mogelijke vertaling van het Middelnederlandse stuk. In de reeks Costerus is nu als nummer 49 van de New Series een dergelijke vertaling-voorstudiedoeleinden verschenen, een produkt van samenwerking van anglisten en neerlandici: The Minor of Everyman's Salvation, A Prose Translation of the Original Everyman by John Conley, Guido de Baere, H.J.C. Schaap and W.H. Toppen, Accompanied by Elckerlijc and the English Everyman (Amsterdam, Rodopi, 1985, 101 pp.; f25,-). De tekst van de Vorsterman-druk en de nieuwe vertaling zijn synoptisch afgedrukt, gevolgd door de Everyman naar de oudste druk van John Skot (ca. 1528-1529).
| |
| |
Het boekje wordt besloten met een reeks aantekeningen over beide teksten, waarbij ook op interpretatieproblemen wordt ingegaan. Een aanwinst voor de Elckerlijc-studie.
W.P.G.
| |
Middeleeuwers over vrouwen
Bij HES Uitgevers te Utrecht is als nummer 3 in de reeks Utrechtse bijdragen tot de mediëvistiek een bundel studies verschenen, getiteld Middeleeuwers over vrouwen, deel I, onder redactie van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop (Utrecht, 1985; 208 pp.; prijs f29,50). De bundel is voortgekomen uit een reeks colleges die in 1983 zijn gegeven aan de Utrechtse Faculteit der Letteren, en bevat tien bijdragen waarin aspecten van de middeleeuwse visie op vrouwen worden belicht (in een tweede deel, thans ter perse, zal het hier geschetste, fragmentarische beeld verder worden aangevuld). Omdat ik mij, als medewerker aan de bundel, van een oordeel dien te onthouden, beperk ik mij tot een opsomming van de auteurs en de titels van hun bijdragen. F.W.N. Hugenholtz: ‘Vorstin: Ada van Holland’; O.S.H. Lie: ‘Guinevere’; E.S. Kooper: ‘De vrouw als echtgenote’; J.E. Toussaint Raven: ‘Toverende vrouwen’; L. Okken en T. Broeren: ‘Von den übelen wîben’; C. Hogetoorn: ‘Christine de Pizan’; R. Kruk: ‘Arabische courtisanes (Qiyān)’; M.C.J. Lemaire: ‘Vrouwen in de lyriek’; P. Mommaers: ‘Hadewijch in conflict’; W.P. Gerritsen: ‘De omgekeerde wereld van de Amazonen’.
W.P.G.
| |
Afscheid Professor Lulofs
Niemand van de vele vakgenoten die op 19 december 1984 in de aula van de Groningse universiteit bijeen waren gekomen, zal verbaasd zijn geweest dat Prof. Dr. F. Lulofs de wetenschappelijke status van de tekstinterpretatie als onderwerp van zijn afscheidscollege had gekozen, dat hij zijn betoog toelichtte met voorbeelden, ontleend aan de Beatrijs en de Reynaert, en dat de abstracte bespiegeling al spoedig overging in een voortzetting van de discussie met mede-filologen (onder meer over de verklaring van de inconsequenties in de Esmoreit). Litteratuur-theoretische problemen zijn in Lulofs' visie in wezen ondergeschikt aan de vraag waarvoor hij al zijn speurzin, teksttrouw en vasthoudendheid veil heeft, de vraag ‘waarom het er staat’. Die vraag vormt dan ook de titel van een door Klaas Iwema geschreven ‘Portret van F. Lulofs, filoloog’, dat de bundel opstellen opent die Lulofs bij zijn afscheid van de Groningse leerstoel is aangeboden. Behalve Iwema's goed-gelijkend portret, een ‘Lijst van publikaties van F. Lulofs’ en een ‘Nawoord’ van de redacteuren J.J.Th.M. Tersteeg en P.E.L. Verkuyl, bevat de bundel onder de titel Ic ga daer ic hebbe te doene elf opstellen. Uit een opsomming van titels moge blijken hoezeer Lulofs' persoon en werk, ook voor collega's en leerlingen die de principiële eenzijdigheid van zijn methode wèl waarderen maar niet navolgen, een bron van inspiratie vormt: M.M.H. Bax: ‘Conversatie-analyse als filologisch instrument. De tweegesprekken in het Oudhoogduitse Hildebrand-lied en het Middelnederlandse Vanden ouden Hillebrant’; F.P. van Oostrom: ‘De vrijheid van de Middelnederlandse dichter’; A.M. Duinhoven: ‘De bron van Beatrijs. Pleidooi voor de filologie’; Willem Kuiper: ‘Dat hi mijn wijf hevet verhoert (A 73)’; Jacques Tersteeg: ‘De verteller mag op
verhaal komen. Bijdrage tot een interpretatie van Lan- | |
| |
celoet en het hert met de witte voet’; A.M.J. van Buuren: ‘Dat scamelheit thoechste poent es van minnen’; K. Iwema: ‘Margrietes incognito. Een bijdrage tot de interpretatie van de roman van Heinric en Margriete van Limborch’; L. Peeters: ‘Mariken van Nieumeghen. Bourgondische politiek en dominicaanse vroomheid’; Herman Pleij, Nina van Rossem en Renée Simons; ‘Een wagenspel in afleveringen als leesboek. Thomas van der Noots “siecten der broosscer naturen”’; R.J. Resoort: ‘Over de achtergrond van de kritiek en censuur op prozaromans en volksboeken in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw’; H.W.J. Vekeman: ‘De duisternis van Luyken en het licht van Böhme’. De firma Wolters-Noordhoff heeft van de bundel Ic ga daer ic hebbe te doene een fraai en toch redelijk geprijsd boek gemaakt (235 pp., f40,-). Lulofs' hierboven besproken afscheidscollege Ik lees, ik lees, wat jij niet leest. Of boosaardig is ook aardig (een dergelijke speelse titel is bibliografisch toch wel èrg onpraktisch) is eveneens bij Wolters-Noordhoff verschenen en kost f6,50.
W.P.G.
| |
De ‘grauwtjes’ van Adriaen van de Venne
Hoewel het hier aan te kondigen boek meer met de beeldende kunst dan met de literatuur van doen heeft, verdient het in dit tijdschrift toch wel een aankondiging. Annelies Plokker heeft een catalogus van 107 nummers samengesteld van de grisailles met spreukbanden van Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662). Waar mogelijk is een illustratie van het besproken werk opgenomen en bovendien is het boek nog rijk verlucht met een groot aantal steun-afbeeldingen.
De letterkundige kant van het werk zit uiteraard in het element ‘spreukbanden’. Van de Venne gaf zijn grisailles bijna altijd een spreukachtige titel mee met de bedoeling zodoende de topos van de poëzie als de ziel en de schilderkunst als het lichaam te realiseren. Zo wordt een ‘sinne-cunst’ tot stand gebracht, een taal- en beeldspel met een boertig-speels karakter. Wat de literatuur betreft is dat spelkarakter bijvoorbeeld aanwezig in de homonymie van titels als ‘all-arm’, of ‘Elck is om raepen uyt’. Voor de verklaring van afbeelding en bandspreuk wordt in de commentaar in de catalogus vaak een beroep gedaan op literaire teksten. Gezien dat alles is het begrijpelijk dat het boek een plaats kreeg in de literair-historische reeks Leuvense studiën en tekstuitgaven (Nieuwe reeks 6) en dat de literatuur-historicus prof. dr. K. Porteman, met zijn voorliefde voor bimediale genres, een woord vooraf heeft geschreven.
Annelies Plokker, Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662); de grisailles met spreukbanden is een uitgave van Acco, Amersfoort-Leuven 1984. Het boek telt 264 blz. De prijs is me niet bekend.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Het Vondeljaar 1987 in Keulen
Het Instituut Nederlands van de Universiteit van Keulen treft voorbereidingen om op 17 november 1987 in een openbare akademische plechtigheid de vierhonderdste verjaardag van de geboorte van Joost van den Vondel in Keulen te herdenken. Deze dag wordt de feestelijke bekroning van een aantal initiatieven om van 1987 een Keuls Vondeljaar te maken. Met een enigszins ludiek onderdeel van dit programma wordt via deze aankondiging alvast een begin gemaakt.
| |
| |
Voor alle belangstellenden in het Nederlandse taalgebied en voor Duitse neerlandici wordt een vertaalwedstrijd uitgeschreven.
De beste Duitse vertalingen van de gedichten ‘Keulen’ (W.B. VIII, 179), ‘De Rynstroom’ (W.B. III, 289-294), en ‘Lykstaetsi van den E. Heere Leonardus Marius’ (W.B. V, 550-551) worden bekroond en gepubliceerd.
De jury wordt gevormd door de leden van de stuurgroep ‘Vondeljaar 1987 in KeuleN’, bestaande uit Vlamingen, Nederlanders en Duitsers.
Inzendingen worden vóór 1 september 1986 verwacht op onderstaand adres: Stuurgroep Vondeljaar 1987
Institut für Niederländische Philologie
Lindenthalgürtel 15 A
D - 5000 Köln 41
H. VEKEMAN
| |
Over Jan te Winkel (1847-1927)
Op het moment dat dit nummer van de Ntg verschijnt, is de expositie die van 11 januari tot 21 februari in de K.B. over de ‘grand old man’ van de Neerlandistiek werd gehouden, al weer lang voorbij en aankondiging van de bijbehorende catalogus heeft dus nauwelijks meer zin. Van meer blijvende betekenis is de door J.J.M. Bos en N.J.P. van der Lof samengestelde Inventaris van het archief van prof. dr. Jan te Winkel, een uitgave van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, 1984. Men kan uit die inventaris opmaken dat Te Winkel nimmer iets schijnt te hebben weggegooid: ruim 12.000 aan hem gerichte brieven zijn bewaard gebleven. Van de uitgaande post heeft hij ca 1000 brieven opgenomen in copieboeken. Behalve brieven omvat het archief ook nog vele mappen en dozen met stukken omtrent organisaties waarvan Te Winkel deel heeft uitgemaakt, voorts stukken over zijn persoonlijk leven waaronder nog de schoolschriften van het Erasmiaans Gymnasium en vooral ook zeer veel materiaal over zijn wetenschappelijk werk. Een ‘Handleiding voor het gebruik van de inventaris’ vergemakkelijkt het omgaan ermee. De Inventaris telt xii+ 128 blz. Een prijs is niet opgegeven.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Ritter en Slauerhoff
In Ntg 75, 1982. p. 373 heb ik de studie aangekondigd van Jan J. van Herpen over het radiowerk van dr. P.H. Ritter jr. Van Herpen is bezig gebleven met zijn werk aan het omvangrijke archief-Ritter en een volgende vrucht van die arbeid is het boekje Hij droeg de zee en de verte aan zich mee; De briefwisseling Dr. P.H. Ritter jr.-J.J. Slauerhoff (1930-1936) bezorgd en van aantekeningen voorzien door Jan J. van Herpen, HES Uitgevers, Utrecht 1985. De correspondentie bevat twintig brieven van Slauerhoff en veertien van Ritter. Als bijlagen zijn afgedrukt de teksten die Ritter - mondeling of schriftelijk - heeft gepubliceerd over werken van Slauerhoff. Ook in die bijlagen vindt men een radiolezing die Slauerhoff over Roland Holst gehouden heeft - hij ontving daarvoor een honorarium van f45,-, althans dat is het bedrag dat hem voor een latere lezing werd geboden. Bijlage 9 bevat een bespreking die Slauerhoff van een boekje van Ritter heeft geschreven, zwaar van nauwelijks verborgen minachting.
| |
| |
De brieven gaan voornamelijk over zakelijke onderwerpen maar leveren - mede door de illustraties - toch wel weer een aardige bijdrage tot de kennis van de lichtgeraakte Slauerhoff en de behulpzame Ritter.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Wildgroei
Al weer een paar jaar bestaat het literair tijdschrift Wildgroei dat per jaargang drie nummers uitgeeft. Ter kennismaking werden ons enkele nummers toegezonden. Nummer 4, juni 1983 is een speciaal nummer over de Tachtigers met o.a. bijdragen van Rudi van der Paardt, J.B.W. Polak en M.F. Fresco. Nummer 8, november/december 1984 bevat een drietal lezingen over ‘beginnend schrijverschap’ o.a. van A.F.Th. van der Heijden en een essay van Piet Gerbrandy over Hans Warren en de pastorale.
De redactie van Wildgroei wordt gevormd door C.L. van Minnen, W.P.J. Rietbroek en H. Stevens. Men kan zich abonneren door f20,- voor drie nummers over te maken op gironr. 1296986 t.n.v. C.L. van Minnen, Leiden. Het redactie-adres is H. Stevens, Cronjestraat 3, 2312 ZN Leiden.
M.A.S.-v.d.D.
|
|