| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 13 (1984), nr. 120
opent met De onderkant van het borduursel, een bijdrage van Koos Hageraats over Winterlicht van Jeroen Brouwers. - In Een zeldzaam bondgenoot voorzien Rob Delvigne en Leo Ross de brieven van Jacob Israël de Haan aan Johannes de Koo van commentaar. - Jos Radstake schrijft in ‘Den beker huilend omhoog geheven’ over Een ontgoocheling van Willem Elsschot. - Dorian Camps geeft een terugblik op Het fantastisch-psychomachische proza van Jacques Hamelink. - In Mythen met motgaten belicht Michel Boll Hugo Claus' kritische belangstelling voor de antieke oudheid. - Peter de Boer richt in Voor en tegen 7 de aandacht op nieuwe poëzie van Marcel Koopmans en Ad Zuiderent.
| |
nr. 121
is een themanummer, grotendeels gewijd aan Spinoza en de literatuur. Na Th. van Berkels Ter inleiding volgt een bijdrage van Elisabeth Keesing over De gebroeders Huygens en Spinoza. Voorts een opstel van Heine Siebrand over de verlichtingsfilosoof Bernard Nieuhoff (en diens boek) over het Spinozisme, een bijdrage van H.G. Hubbeling over het Calvinistisch Spinozisme (bij J.H. Scholten), een artikel over Het Spino zisme van Jan van Vloten door Guido van Suchtelen en over P.A.S. van Limburg Brouwer en Spinoza door Roger Henrard. Marcel F. Fresco belicht enige overeenkomsten en verschillen tussen Dèr Mouw en Spinoza, terwijl W.G. van der Tak de aandacht vraagt voor Willem Meyer, de Vrijdenker-Spinozist. - Onder de titel ‘Wat ik zoek is nergens en overal’ maakt Anneke Reitsma ‘enkele aantekeningen bij het werk van Carry van Bruggen’.
| |
Dietsche warande & Belfort 129 (1984), nr. 10
Hierin een bijdrage van Marcel Janssens, die onder de titel Orwell in een kadertje de context van negatieve utopieën in de hedendaagse literatuur onderzoekt. - In de ‘Kroniek’-rubriek bespreekt André Demedts Het zesde zegel van Henri van Daele en Gifsla van Jan Wolkers. Jaak de Maere bespreekt Jeroen Brouwers' Winterlicht, terwijl Koen Vermeiren de aandacht vraagt voor Dagboek en Open boek van Daniël Robberechts.
| |
Dokumentaal 13 (1984), nr. 4:
In de rubriek Van de Stichtingen nieuws van de Stichting Taalwetenschap en de Werkgemeenschap Letterkunde van ca. 1550 tot ca. 1800 door P.J. Verkruijsse. - Een Inventarisatie van proefschriften in voorbereiding door B.P.M. Dongelmans. - Kees Gnirrep komt terug op De auteursbibliografie, evenals K. Bostoen met De Hinman Collator: reserveren is niet nodig. - B. Dongelmans heeft het woord ‘verzameling’ opgezocht in de alfabetische catalogie van de U.B. te Leiden en Utrecht en de K.B. te Den Haag en geeft hiervan zijn bevindingen weer in Verzameling: een kijkje in de alfabetische catalogus. - Tot besluit de rubrieken Gepromoveerd en Pas verschenen.
| |
Dutch crossing 1984, nr. 24
opent met Anger and isolation, een bijdrage van Ton Anbeek over ‘Dutch and English fiction in the fifties’. - Voorts een artikel van Leonard Forster over Literary relations between the Low Countries, England and Germany, 1400-1624. - Tenslotte een Intro- | |
| |
duction van Hans van Dijk als inleiding op de originele en in het Engels vertaalde tekst van de klucht Plaijerwater, gevolgd door een bespreking van The corrector's variants en The corrector's role door T. Hermans.
| |
Forum der letteren 25 (1984), nr. 4:
H. Proeme laat zijn gedachten gaan Over de Nederlandse imperativus; na een beschrijving van de vorm onderzoekt hij, hoe de imperativus zich laat kombineren met de verschillende ‘tijden’ van het werkwoord. - Onder het motto: Alwat vanzelve wast, behoeft men niet te zaaien schrijft Wam de Moor Over de ontwikkeling van tekstervaringsmethoden. - L. van Driel gaat terug in de geschiedenis naar Roorda en de controverse met Van der Tuuk. - D.H. Schram beziet Funktie en werking van literaire teksten.
Boekbesprekingen o.a.: Teun Hoekstra, Transitivity. Grammatical Relations in Government - Binding Theory (door Ton van Haaften); S.G. Nooteboom en A. Cohen, Spreken en verstaan. Een nieuwe inleiding tot de experimentele fonetiek (door L.C.W. Pols); Raymond Vervliet, De literaire manifesten van het Fin de Siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878 - 1914, deel I, Een theoretische bijdrage en praktisch model voor de periodisering in de literaire historiografie, deel II, Materiaalverzameling (door Jaap Goedegebuure); Johan van der Auwera en Willy Vandeweghe, Studies over Nederlandse partikels (door B.J. Hoff); R.F.M. Marres, De vertelsituatie en de hoofdmotieven in de Anton Wachter-cyclus van S. Vestdijk (door Rudi van der Paardt).
| |
Interdisciplinair tijdschrift voor taal- en tekstwetenschap 4 (1984),
nr. 3
In haar artikel Normentheorie en een sociolinguistische toepassing tracht Renate Bartsch het begrip ‘norm’ te preciseren, zijn ontologische status aan te geven en te laten zien hoe normen bepaalde konflikten oproepen. - Arent Noordam onderzoekt in Affekt en tekstverwerking, of en op welke wijze een affektieve faktor invloed heeft op het proces van tekstverwerking. - J. Renkema tenslotte schrijft over Tekstwetenschap en media.
| |
nr. 4
Het eerste deel van dit speciale nummer heeft als uitgangspunt een lezing over het objekt van de sociolinguïstiek, door Pieter Muysken gehouden op de TIN-dag van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap 1984, en getiteld: 20 jaar sociolinguïstiek? -Paul ten Have geeft Een reaktie op Muysken en Pieter van der Plank plaatst Kommentaar bij 20 jaar sociolinguïstiek. - René Appel neemt De sociolinguïstiek volgens Muysken onder de loupe. - Roeland van Hout en Ton Vallen werpen de vraag op: Sociolinguïstiek: Januskop of kop van Jut? - Verder nog Een reactie op Muysken door A. Hagen. - Het geheel wordt afgerond met Een repliek van de hand van Pieter Muysken. In het tweede deel van dit nummer zijn drie artikelen opgenomen die een bewerking zijn van bijdragen aan de sessies ‘sociolinguïstiek’ tijdens de Sociologendagen 1984. Allereerst een taalsociologisch/politicologisch stuk van Nelleke Altena en Dorian de Haan over Taalpolitiek en etnies-kulturele migrantengroepen in Nederland. - Vervolgens een ‘typisch sociolinguïstisch’ artikel van Dédé Brouwer over Sekse als sociologische variabele in taalwetenschappelijk onderzoek. - Tenslotte een meer sociaalpsycho- | |
| |
logisch georiënteerde bijdrage van Uus Knoops over Taalattitudes in Vlaanderen en in Nederland.
| |
Leuvense bijdragen 73 (1984), nr. 4
In dit nummer o.a. een boekbespreking van: E. van den Berg, Middelnederlandse versbouw en syntaxis. Ontwikkelingen in de versifikatie van verhalende poëzie ca. 1200 -1400 (door F. Willaert).
| |
Levende talen
nr. 396
Dit themanummer over Thematisch-cursorisch taalonderwijs bevat o.a. een bijdrage van Jan Verbeek, waarin hij zijn schoolpraktijkervaringen m.b.t. Thematisch moedertaalonderwijs weergeeft.
| |
nr. 397
In Creatief schrijven en poëzieonderwijs I ontwerpt Hans Manders een model voor de integratie van creatief schrijven in het poëzieonderwijs, waarin niet zozeer het gedicht op zichzelf, maar de relatie tussen de gedichten en de leerlingen-lezers centraal staat. - Koosje Henneman tracht in Lees- en schrijfproblemen in het voortgezet onderwijs I. Theorie, diagnostiek en remediëring de juiste weg door de doolhof van theorie, diagnostiek en hulpverlening op het gebied van de dyslexie aan te geven; na een beschrijving van de belangrijkste visies en de kritiek daarop, gaat zij de perspektieven na voor hulpverlening in het voortgezet onderwijs. - Ter illustratie van de bijdrage van Jan Verbeek in het vorige nummer schetst Kees Hilhorst in Thematisch-cursorisch moedertaalonderwijs. Een praktijkvoorbeeld, ontleend aan de middenschool te Heythuysen.
- Onder de noemer Computertaalland starten Inge Bochardt en Ton Talmon een serie korte artikelen over computergebruik in het taalonderwijs om een beeld te geven van wat nu en in de nabije toekomst mogelijk is. Deze keer gaat het over het vinden van ideeën voor de inhoud van een opstel.
| |
Literatuur 2 (1985), nr. 1
opent met een artikel van Klaas Ruitenbeek over Slauerhoffs ‘Yoeng Poe Tsjoeng’ in de Europese letterkunde. - In Maarten van Rossum en de publiciteit onderzoekt Jacques van der Bom diverse literaire bronnen die op Van Rossums plunderingstocht in 1542 betrekking hebben. - Aan de hand van een groot aantal (literaire) kenmerken van ‘het Indische’ bestudeert Leo Ross Couperus' Van oude mensen als Indische roman, om aldus ‘een geduchte winst voor de interpretatie’ van deze roman te boeken. - Herman Pleij belicht in Literatuur als medicijn in de late middeleeuwen de bestrijding en preventie van ziektebeelden als onderdeel van de middeleeuwse literatuurtheorie. - Gé Vaartjes beschrijft in Een literaire rel uit 1935 de polemiek naar aanleiding van Ina Boudier-Bakkers Vrouw Jacob. Ik ben niet verbitterd, maar verbijsterd is de titel van een interview van Frank Vermeulen met prof. dr. Garmt Stuiveling.
In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Frans W. Krap, Emmeken: ik ben sduuels amie (...) (door H. Pleij); Kees de Graaf, Alexander de Grote in de Spiegel historiael (...) (door F.P. van Oostrom); Ter liefde der Const. Uit het Schilder-Boeck (1604) van Karel van Mander, ed. Waterschoot (door M. Spies); Historische letterkunde, onder redactie van M. Spies door W. van den Berg, P.J. Buijnsters e.a. (door H. | |
| |
M. de Blauw); P.J. Buijnsters, Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw (door H. Stouten); Paul Claes, Claus-reading (door Ton Anbeek); Jeroen Brouwers, De laatste deur (door G.J. van Bork); Over Hubert Lampo; beschouwingen en interview, onder redactie van J. van Gool (door P. Veeger) en Boudewijn Büch, Bibliotheken (door B. Luger).
| |
Maatstaf 32 (1984), nr. 9
opent met een uitvoerige bijdrage van P. Kralt over De Lodewijk-verhalen van S. Vestdijk, nl. ‘'s Konings poppen’ en ‘Parc-aux-Cerfs’. - Voorts een artikel van Pieter R.D. Stokvis over de beruchte Blauwboekjes over de verborgenheden in Den Haag, 1828-1853. - Rob Schoutens Ceterum censeo vraagt ditmaal de aandacht voor Vragen stellen aan de stilte van Ellen Warmond en Vertigo van Leonard Nolens.
| |
Moer 1984, nr. 6
Detje der Kinderen rondt met haar artikel het in Moer 5 gestarte thema Toekomst lbo af. - Tjitte Wierdsma bespreekt zijn alternatief voor waarderen en rapporteren. - In haar bijdrage Taalvaardigheden: gereedschap voor projectwerk belicht Anke Burger de mogelijkheden voor het Nederlands in projectonderwijs. - Josine Lalleman en René Appel onderzoeken bij Turkse kinderen de taalbeheersing van het Nederlands van in Nederland geboren en opgegroeide buitenlandse kinderen. - Piet Gielen besluit het nummer met een beschrijving van een Literatuurmeter om leerlingen te helpen hun leeservaring te uiten.
| |
Neophilologus 69 (1985), nr. 1
In deze aflevering onder meer een bijdrage van G.J. Jaspers over Otto von Passau in den Niederlanden. - Voorts een artikel van F.N.M. Diekstra over The ‘Physiologus’, the bestiaries and medieval animal lore.
| |
Ons geestelijk erf 58 (1984), nr. 4
opent met het tweede deel van het Onderzoek naar het oeuvre van ‘Gerardus Lodiensis’, door G. Hendrix. - Voorts geeft H. van Oerle een Proeve van een historisch verantwoorde levensbeschrijving van Liedwy van Schiedam en belicht C. van de Wiel de Kartuizerdocumenten van 1335 tot 1796.
| |
Onze taal 53 (1984), nr. 10
P.G.J. van Sterkenburg zoekt naar Nieuwe woorden: Neologismen, dit n.a.v. het verschijnen van Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal en Neologismen van Dr. Riemer Reinsma. - C.A. van Beurden roept om Helder Nederlands in de politiek. - In de rubriek Van woord tot woord besteedt Marlies Philippa ditmaal aandacht aan Pseudo-etymologie. - J.J. Bakker presenteert in De Woordenaar tien interjekties uit Nederlandse stripalbums die in geen enkel woordenboek te vinden zijn. - Riemer Reinsma tenslotte stelt de verrassende vraag: Was Jan Splinter een Westfries?
| |
Onze taal 54 (1985), nr. 1
F. Jansen vraagt in Tekens aan de wand aandacht voor de teksten op affiches. - In
| |
| |
de rubriek Van woord tot woord gaat Marlies Philippa Frisgewassen het nieuwe jaar in met een etymologische beschouwing over kalenderperioden en de zaterdag. - De epenthetische d staat centraal in De gaande en komende d van D. Koning-van Popta. - A.J. Vervoorn buigt zich over de vraag: Informaticatermen: Nederlands of Engels? en in aansluiting daarop een bijdrage van J. Arkesteyn en T. America over Computers en taal.
| |
Quaerendo 14 (1984), nr. 1
Herman de la Fontaine Verwey staat stil bij het overlijden van G. Willem Ovink † -Jochen Becker leidt de lezer From mythology to merchandise: an interpretation of the engraved title of Van Mander's Wtleggingh.
| |
De revisor 11 (1984), nr. 6
Hierin een gesprek van Jan Kuijper met Ed Leeflang naar aanleiding van diens gedicht ‘Bijwoorden’. - Verder de tekst van een lezing van Willem Jan Otten over Het fantoom van de karakterloosheid in de literatuur.
| |
Septentrion 13 (1984), nr. 3
Jan Franken speurt naar Les voies de Reynaert: - Anne Marie Musschoot richt de schijnwerpers op Ed Leeflang ou la nostalgie de la privation. - Mare Reynebeau vraagt aandacht voor het werk van Paul de Wispelaere, écrivain dialectique.
| |
Spektator 14 (1984/'85), nr. 3
Frida Balk-Smit Duyzentkunst verdiept zich in Science fiction als taalkundig argument of hoe zet ik de betekenis uit mijn hoofd. - Egon Berendsen en Wim Zonneveld interpreteren de Nederlandse schwa-invoeging op z'n Deens. - Alied Blom maakt Enkele opmerkingen over te en om. - G.E. Booij onderzoekt Extrasyllabische consonanten in de morfologie van het Nederlands en Arthur Dirksen doet hetzelfde met Syntactische, semantische en fonologische constituenten. - A.M. Duinhoven gaat na, op welke wijze de funkties van de aloude Naamvallen tegenwoordig vervuld worden, - Frank van Gestel doet een studie naar NP - Trace - Case. - A. Goeman signaleert Harmonie tussen vocaal en consonant. Problemen voor een metrische theorie van de syllabe. - Waarom om?, vragen Ger de Haan en Tineke Scholten zich af, terwijl ze het Nederlandse voegwoord ‘om’ als inleider van infinitiefcomponenten aan een onderzoek onderwerpen. - Sies de Haan schrijft onder het motto: Tegenvoorbeeld of uitzondering over de weerbarstigheid in de taalkundige theorievorming. - Wim de Haas tenslotte bestudeert Conjunctiereductie of nevenschikking in gelede woorden.
| |
Spiegel der letteren 26 (1984), nr. 1-2
Na een In memoriam voor J.J. Aerts (Albert Westerlinck) bevat dit dubbelnummer een artikel van W. Golbers, die in Dostojevski in Vlaanderen anno 1885 de vroegste Dostojevski-receptie onderzoekt. - Voorts een opstel van L. Dirikx over Louis Couperus en de ‘Decadence’ en een uitvoerig artikel van D. de Geest over Het Jansenisme (1977) van Hugo Claus.
In de rubriek ‘In margine’ tracht J.H. Winkelman met zijn bijdrage De Middelneder- | |
| |
landse Walewein oorspronkelijk? de heersende zekerheid hieromtrent enigszins te relativeren en toont Bart Besamusca in De verzen van de corrector in handschrift 's-Gravenhage KB, 129 A 10 aan, dat men de corrector met een negatief oordeel onrecht doet.
Voorts boekbesprekingen van Roman van den Riddere metter Mouwen, ed. De Haan-Jongen (door Ingrid van de Wijer); Dirc Potter, Der minnen loep; derde boek, ed. werkgroep Utrechtse neerlandici (door W. Hegman); Dat Bedroch der Vrouwen, ed. Brackman (door W. Waterschoot); D. Coigneau, Refreinen in het zotte bij de rederijkers (door L. Roose); J. Trapman, Luther is mij volkomen vreemd (...) (door M. van der Poel); P.C. Hooft e.a., Emblemata Amatoria, ed. Porteman (door L. Strengholt); D. Heinsius, Nederduytsche Poemata, ed. Becker-Cantarino (door K. Porteman); P. King, Concordances of the works of J. van den Vondel I, II (door M. van Vaeck); P. van der Vliet, Wolff & Deken's Brieven aan Abraham Blankaart (door W. Gobbers); R. Feith, Julia, ed. Kloek-Paasman (door W. Gobbers); J.H. Leopold, Gedichten I, ed. Sötemann-Van Vliet (door C. Bittremieux); G. Otterloo, Het Achterberg-sonnet (door W. Vermeer) en R.F.M. Marres, De vertelsituatie en de hoofdmotieven in de Anton Wachter-cyclus van S. Vestdijk (door J. de Maere).
| |
Standpunte 37 (1984), nr. 6
Onder de titel ‘Spore van kraaipootjes en die kelkiewyn’ schrijft D.J. Hugo een bijdrage over ‘drie drankgedigte by Merwe Scholz’. - In Bang in die berge bespreekt E.C. Britz vier gedichten uit N.P. van Wyk Louws Nuwe Verse. - Verder een opstel van Ronél Johl over Woorde wat wond van Hennie Aucamp en Kritiese kantaantekeninge by P.H. Roodt se ‘Geleentheidstukke’ van Joan Hambidge.
| |
Taal en tongval 36 (1984), nr. 3/4
Drs. Har Brok inventariseert De benamingen van de mannelijke en vrouwelijke hennep (cannabis sativa mas / foemina 1.). - Uus Knoops beschrijft Cognitieve en evaluatieve reacties met betrekking tot regionale standaardvariëteiten. Een vergelijking tussen Vlamingen en Nederlanders. - Alfred Wald doet in Forensisme en taalverandering een onderzoek naar de verandering cq. verdwijning van een aantal verschijnselen uit het dialekt van Katwijk aan Zee, toegespitst op taalverandering veroorzaakt door het uitoefenen van een beroep buiten de eigen woonplaats. - M.E.H. Schouten schetst een beeld van t-Deletie in het zuiden van de provincie Utrecht. - P. Swiggers plaatst kanttekeningen bij Leuvens ‘toemaat’ (gebruikt ter aanduiding van de tweede hooisnede). - F. de Tollenaere staat stil Bij een volksetymologie van L. Lievevrouw Coopman: Gents wagelwater ‘Jenever’. - Verder een Lijst van verhandelingen en scripties in verband met de Nederlandse dialectologie, 1981 en 1982.
Boekbesprekingen o.a.: R.A. Hudson, Sociolinguïstiek. Nederlandse vertaling Jo Daan (door Theo Walraven); H.J.G. Crompvoets, Veenderijterminologie in Nederland en Nederlandstalig België (door Drs. Har Brok).
| |
Taalkundig bulletin 14 (1984), nr. 4
Annet Wieringa onderzoekt Regiolectische en dialectinterne ontwikkelingen in het Groningse genussysteem. - W. Abraham en W. Scherpenisse schrijven Ex falso quodli- | |
| |
bet. Over het liberale omgaan met taal en denken. Een reactie op Van der Geest n.a.v. diens ‘Krantekoppen snellen’.
| |
Tirade 28 (1984), nr. 295
bevat een artikel van Hans van den Bergh, Multatuli en de romantische twijfel getiteld, over Multatuli's dubbelzinnige houding ten aanzien van het christelijke geloof. - In Wie riep mij tot de vloek? schrijft Frank van Herk uitvoerig over Gerard den Brabander en het dichterschap.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 100 (1984), nr. 4
J.B. Drewes opent met Interpretatie van de Gentse spelen van 1539. Grenzen of onmacht van de filologie? - J.C. Arens put wederom Uit oude woordenboeken III. 5. D'Orv. 44 Verwant met het tweede Leuvense fragment. - J.M. van der Horst en M.J. van der Wal geven Een repliek op de reakties n.a.v. hun Negatieverschijnselen en woordvolgorde in de geschiedenis van het Nederlands, met name door De Haan en Weerman.
Boekbeoordelingen: Hans Anten, Van realisme naar zakelijkheid. Proza-opvattingen tussen 1916 en 1932 (door J.M.J. Sicking); Willem Bilderdijk, Speels vernuft. Rebusbrieven en bedriegers, toegelicht door J. Bosch (door Willem Breekveldt); Dirk Coigneau, Refreinen in het zotte bij de Rederijkers, deel II (door J.B. Drewes); J.J. Oversteegen, Beperkingen. Methodologische recepten en andere vooronderstellingen en vooroordelen in de Moderne literatuurwetenschap (door P.F. Schmitz); S.J. Lenselink, De Nederlandse psalmberijmingen van de Souterliedekens tot Datheen met hun voorgangers in Duitsland en Frankrijk. Tweede druk (door L. Strengholt); Briefwisseling Gerretson - Van Eyck. Verzorgd en toegelicht door Drs. P. van Hees en Dr. G. Puchinger (door Margaretha H. Schenkeveld).
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 6 (1984), nr. 4
In De beoordeling van de samenvatting Nederlands konkluderen P.F. Sanders, A.C. Hendrix en A.J.M. Luijten, dat beoordeling met een analytisch schema tot een hogere overeenstemming tussen beoordelaars leidt dan de gebruikelijke globale beoordeling. - In Leer je spellen door veel te lezen? doet Marise van Doorn-van Eijsden verslag van een experiment waarin werd nagegaan, in hoeverre het spellen geleerd wordt door te lezen. - Bij Het in kaart brengen van spellingproblemen gaat E.M.H. Assink eerst na, hoe de vijf hoofdprincipes van De Vries en Te Winkel zich linguïstisch gezien tot elkaar verhouden; vervolgens spitst hij een en ander toe op het probleem van het leren van de werkwoordsspelling en geeft hij een verklaring voor de aantoonbare effektiviteitsverschillen tussen een drietal didaktische procedures op dit gebied. - Aan de hand van Een discussie in 1906 over de waarde en funktie van het opstel benadrukt Rudolf Geel nog eens de drie leerpsychologische benaderingen van schrijfvaardigheidsonderwijs en het nut van een dergelijke onderscheiding. - A.L. Peeters, A.I.M. van Diessen, P.B.M. Levelt, J.H. Martens en E.C.J. Roos hebben De verstaanbaarheid van Sesamstraat onderzocht aan de hand van een tiental veelvoorkomende Sesamstraatkarakters. - F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en B. Meuffels doen in Het identificeren van enkelvoudige argumentatie verslag van een empirisch haalbaarheidsonderzoek
| |
| |
naar het identificeren van enkelvoudige argumentatie - P. Reitsma bespreekt: E.M.H. Assink, Leerprocessen bij het spellen: aanzet voor de verbetering van de werkwoordsdidactiek. - Van E.T. Feteris, R. Grootendorst en F.J. Jungslager tenslotte de Bibliografie ‘argumentatietheorie’ 1983 (2).
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 16 (1984), nr. 63-64
Dit dubbelnummer opent met een bijdrage van L. Buijnsters-Smets over Jacob Buijs als boekillustrator, gevolgd door een lijst van illustraties en 26 prenten. - Als Een aanvulling op het WNT beschrijven Florentine Riem Vis en Hanna Stouten de ontwikkeling van het woord ‘pendant’. - Lia de Jonge vraagt de aandacht voor het leven en werk van de prentkunstenaar Romein de Hooghe en C.W. Schooneveld besluit de aflevering met een Bespreking van en concordantie op de Nederlandse vertaling van The Spectator.
| |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 8 (1984), nr. 3-4
In Tesselschade, jaarboekje voor 1838, 1839 en 1840 beschrijft Tineke Jacobi het ontstaan en korte leven van deze literaire almanak onder redactie van E.J. Potgieter. - Van burger tot bekeerling is de titel van een bijdrage, waarin Nop Maas en Frank Engering de Vondelwaardering in De Nederlandse Spectator onder de loep nemen.
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|