De Nieuwe Taalgids. Jaargang 78
(1985)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||
Bij de woordwording van tigJ. Van MarleIn zijn bekende bijdrage ‘Woordwording van affixen’ (Ntg 50 (1957): 79-82) heeft Michels een aantal gevallen besproken van woordgeworden affixen. Voorbeelden van woorden die langs deze weg zijn ontstaan, zijn bijvoorbeeld isme en schap die beide in de handwoordenboeken vermeld staan, en ook het niet door Michels vermelde her of herretje (uit herexamen) heeft zich een plaats in de woordenboeken veroverd.Ga naar voetnoot1 Gevallen van meer incidentele aard zijn onder meer de heiden (‘Zindelijkheid (...) en (...) de overige heiden’; Michels, p. 79), oer (‘te oer’; vermeld door SchultinkGa naar voetnoot2, ice (uit inspektrice; cf. Zaalberg in Ntg 53 (1960): 158), terwijl Van Haeringen het tot woord worden van een woorddeel reeds signaleerde in verband met taria. Op basis van gevallen als sneltaria, Edison's taria (‘taria’ in de Edisonstraat) en Henktaria (‘taria’ van Henk) stelde Van Haeringen (Ntg 38 (1945): 149) ‘nederlands taria is een zelfstandig woord geworden’,Ga naar voetnoot3 en ook het door een anonymus in Ntg 39 (1946): 6 vermelde de goedkope taria getuigt hiervan. Een geval apart tenslotte vormen de gogen, logen en zelfs ogen - ik heb de indruk dat de meervoudsvormen populairder zijn dan de enkelvoudsvormen, al zijn de laatste zeker niet uitgesloten - waaraan woorden als andrago(o)g(en), andragolo(o)g(en), pedago(o)g(en), psycholofo)g(en), etc. ten grondslag liggen. Een recent en bij mijn weten nog nauwelijks gesignaleerd geval van een tot woord geworden ‘affix’ - over de synchronische status van dit element in de grondwoorden (cf. hieronder) valt te twisten - is het woord tig.Ga naar voetnoot4 Dit woord, dat voor zover ik heb kunnen nagaan vrijwel uitsluitend in ‘slang’-sfeer wordt aangetroffen - en dan nog bij voorkeur wanneer de spreker een duidelijk humoristisch effect beoogt (maar zie beneden) -, is om met Kruisinga te spreken ‘geabstraheerd’Ga naar voetnoot5 uit de telwoorden twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, etc. Het gebruik van het woord tig in het modern Nederlands levert intussen een weinig gefixeerd beeld op. Uit mondeling taalgebruik heb ik de volgende gebruiksgevallen genoteerd:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||
Een aantal van mijn informanten kon tig niet anders gebruiken dan op bovenstaande wijze (tig treedt dus ofwel alleen op, of het maakt deel uit van een min of meer vaste verbinding); anderen echter kennen aan tig veel ruimere gebruiksmogelijkheden toe. Beschouw gevallen als:
Vrijwel alle gebruikers van tig omschrijven het als ‘slang’ of ‘kroegtaal’ en het lijkt | |||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||
vooralsnog vrijwel uitsluitend in gebruik te zijn bij jongeren. In deze zin stemt het overeen met wat Michels meldt over de ‘geautonomiseerde voorvoegsels’ als prae (in: een prae hebben) of sub (uit: subregent), waar het tot woord worden van affixen eveneens in verband wordt gebracht met groeptalen ‘of (andere) soorten van “slang”’ (Michels, p. 81). De toevoeging van ‘schoolterm’ bij het woord her (zie boven) in Koenen-Drewes (1974: 513) tenslotte, wijst in dezelfde richting. Een tweede kenmerk van veel van de tot woord geworden affixen is het ‘opzettelijke’ - en bijgevolg veelal ‘humoristische’ - karakter van deze woorden. In het W.N.T., dl. 6, p. 442 werd dit al opgemerkt bij (onder meer) (de) heiden (zie boven), en ook andere gevallen van woordgeworden affixen zijn, om met Schultink te spreken, zonder enige twijfel ‘woordspelenderwijs’ gevormd.Ga naar voetnoot8 De in Michels (p. 80) vermelde ‘boutade’ over ‘-SCHAPpelijk Nederlands’ ondersteunt deze gedachte, en naar mijn mening wijzen veel van de andere gevallen - bijvoorbeeld veel van de taria's gesignaleerd door Van Haeringen (zie hierboven) - in dezelfde richting. Het woord tig vormt op deze regel stellig geen uitzondering. Voor het overgrote deel van mijn informanten is tig een opzettelijk gevormd woord dat dienst doet als in-crowd ‘taalgrap’, en waarvan de ‘herkomst’ bekend is.Ga naar voetnoot9 Interessant is verder de wijze waarop tig zich in het Nederlands binnendringt. Ook al zijn de gegevens waarop ik mij baseer beperkt - het volgende draagt dan ook een sterk hypothetisch karakter -, toch lijkt het me niet al te gewaagd om van de veronderstelling uit te gaan dat tig zich in het Nederlands verspreidt via een proces van relexificatie.Ga naar voetnoot10 In eerste instantie kon tig naar alle waarschijnlijkheid slechts ‘los’ en in enkele min of meer vaste verbindingen worden gebruikt. Dit is het gebruik van tig, zoals dit werd getypeerd in (i). De gebruiksgevallen van tig zoals vermeld in (ii)-(vi) illustreren naar mijn idee het verdere binnendringen van tig in het Nederlands. De wijze waarop dit proces zich voltrekt, kan het beste als volgt worden omschreven: ‘graadaanduidende’ woorden (of woordcombinaties) uit het standaard Nederlands worden vervangen door tig. Niet iedere tig-spreker gaat hierin even ver. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat sommige tig-sprekers het gebruik van tig in de gevallen onder (ii) - het type tig platen of tig pils - als ‘normaal’ beoordelen, maar het gebruik van tig in bijv. tig hard (zie (iv)) afwijzen. Hoe ver dit proces van relexificatie zich zal doorzetten, is op dit moment volstrekt onvoorspelbaar; dát tig zich echter door middel van relexificatie in het Nederlands binnendringt, lijkt mij op basis van het voorafgaande echter tenminste aannemelijk. | |||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||
Veel aan het gebruik van tig in het modern Nederlands is onduidelijk. Voor sommige tig-spreker begint tig in die zin een ‘gewoon’ woord te worden dat het niet louter meer als ‘taalgrap’ kan worden gebezigd; het onder (iii) vermelde een tig aantal bijvoorbeeld, heb ik door verscheidene sprekers horen gebruiken zonder dat er ook maar sprake was van een zweem van scherts. Bovendien heb ik onlangs de eerste tig-sprekers aangetroffen die van de etymologie van tig niet meer op de hoogte waren. Ook voor deze laatste sprekers had tig echter zijn ‘slang’-karakter behouden; vooralsnog is en blijft tig klaarblijkelijk een specimen van modieus-nonchalante ‘tienertaal’, ongeacht het feit dat het op weg lijkt te zijn een ‘gewoon’ woord te worden. Een laatste aspect van tig tenslotte dat ik onbeantwoord moet laten is de vraag of het ontstaan en het gebruik van tig in het Nederlands, niet een haast aan het Opperlands grenzend fenomeen is.Ga naar voetnoot11 In dit geval echter geen Opperlands ontsproten aan het brein van Drs. G. van Buren, Battus of andere bezoldigde Opperlandici, maar ‘spontaan’ gevormd Opperlands dat gebaseerd is op de linguïstische creativiteit van Opperlandse buitenstaanders (i.c. de ‘gewone’ sprekers van het Nederlands). Dit laatste nu lijkt mij bepaald niet het minst interessante trekje van tig. |
|