De Nieuwe Taalgids. Jaargang 78
(1985)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
De Kleine Johannes in EngelandMarysa DemoorDat Frederik van Eeden een anglofiel trekje vertoonde is nauwelijks nog voor iemand een revelatie. Hijzelf maakte er trouwens geen geheim van: zijn brieven getuigen al vrij vroeg van een uitgebreid Engels vocabularium en zijn dagboeken vertellen ons over zijn talrijke ontmoetingen met Engelsen. Met de Molony familie, die hij in 1875 in Münster ontmoette, begint hij een drukke correspondentie en die vormt op haar beurt de aanleiding voor Van Eedens eerste Engelandreis in 1877.Ga naar voetnoot1 Het zal daarna tot de herfst van 1890 duren voor hij weer voet aan Engelse wal zet. Van die tweede overtocht is weinig of niets bekend. Zijn dagboek uit die tijd ging naar alle waarschijnlijkheid verloren - maar dat hij er wel degelijk is geweest bewijst een aantal van zijn brieven uit die periode.Ga naar voetnoot2 Dat tweede verblijf in Engeland opent voor Van Eeden nieuwe perspectieven. Hij komt er in contact met één van de meest representatieve leden van de toenmalige Engelse literaire elite: de criticus en literator Edmund William Gosse. Via Gosse hoopte Van Eeden alvast één van zijn werken in Engeland vertaald en verspreid te krijgen. Maar ook vanuit Gosses gezichtspunt blijkt de ontmoeting niet oninteressant. Hij had altijd al een hevige belangstelling getoond voor de Nederlandse literatuur. De kennismaking met één van de meest talentvolle vertegenwoordigers van de jonge garde is voor hem een unieke gelegenheid om meer te vernemen over de recente literaire ontwikkelingen in Nederland. En de ruil gaat door. Gosse helpt Van Eeden aan een vertaler, een uitgever én een inleider voor zijn Kleine Johannes. Van Eeden schrijft, van zijn kant, een zestal brievenGa naar voetnoot3 waarin hij uitvoerig de letterkundige situatie in Nederland belicht. Die informatie verwerkt Edmund Gosse gretig en met minimale aanpassingen in zijn inleiding tot de Engelse vertaling van Louis Couperus' Noodlot die in Heinemanns International Library opgenomen is.Ga naar voetnoot4 Daarmee houdt het samenwerkend genootschap op te bestaan. | |
[pagina 138]
| |
Van verdere correspondentie of wederzijdse diensten is geen sprake meer. Maar ook op een ander gebied verzorgt Frederik van Eeden zijn professionele contacten. In 1892 geeft hij, in London, ter gelegenheid van het tweede Internationale Congres voor Psychologie, een voordracht over psychotherapie. Dat leidt tot een aantal boeiende contacten met leden van de Society for Psychical Research, F.W.H. Myers, Oliver Lodge, Henry Sidgwick en andere specialisten ter zake als Dr. Branwell. Verder werpt hij zich op de Engelse literatuur. Afgaande op de auteurs, zoals die in het dagboek vermeld worden, lijkt zijn keuze willekeurig, maar wel grotendeels beperkt tot de negentiende eeuw: de ontspannende romannetjes van Ouida, Conan Doyle, William Black en Robert Louis Stevenson enerzijds, de poëzie van zo verschillende auteurs als Lord Byron, Robert Browning en Alfred Tennyson anderzijds. De werken krijgen geen beoordeling. Het was er Van Eeden blijkbaar enkel om te doen het Engelse literatuurpatrimonium te absorberen. Een en ander wijst erop dat het vooruitzicht op een Engelse uitgave van De Kleine Johannes voor Frederik van Eeden een keerpunt in diens carrière betekent. Zijn briefwisseling daaromtrent met Edmund Gosse laat daar trouwens geen twijfel over bestaan. Als Gosse zich op een gegeven moment bedenkt en schriftelijk aan Van Eeden te kennen geeft dat, bij nader inzien, De Kleine Johannes toch niet echt thuishoort in de International Library serie, repliceert de auteur ontgoocheld: You could not be more sorry than I about the unfitness of my book for your series. For to us Dutch authors, with our limited public and our ridiculously small honoraria, the prospect of being translated into English is very seducing. It is like being promoted to a higher class in the school of Art. So after 1 heard you propose it to me I grew quite eager and hopeful about it.Ga naar voetnoot5 Maar de literaire goden zijn Van Eeden vooralsnog gunstig gezind: de afspraak gaat toch door. Clara Bell, die eerder Couperus' Noodlot vertaalde, wordt bereid gevonden De Kleine Johannes te vertalen. Wel neemt Gosse deze keer de inleiding niet op zich. Voorziet hij een moeilijke receptie bij het Engelse publiek? Of voelt hij zich bij sprookjes op glad ijs? In elk geval schakelt hij er, wijselijk, zijn vriend en collega-criticus Andrew Lang voor in. Temeer daar die laatste internationale faam geniet als sprookjesverzamelaar, -schrijver en -kenner. Aanvankelijk weigert Lang, louter om financiële redenen,Ga naar voetnoot6 maar Gosse weet hem uiteindelijk toch te overtuigen. Van Eedens geduld wordt zwaar op de proef gesteld. Het duurt tot juni 1894 voor hij de vertaalde versie onder ogen krijgt. Zichtbaar tevreden noteert hij in zijn dagboek: Gisteravond de Engelsche vertaling van de Kl. Johannes. Daardoor voor 't eerst een indruk van genialiteit van mezelf gekregen. Omdat ik er nu zoo geheel als een vreemde op zie, terwijl ik toch mezelf goed ken. Het is zoo merkwaardig werk. Want ik ben de Kl. Joh. niet. Het is maar een klein stuk van mij. En toch is het met een verblindende realiteit geschreven. Alsof de hoofdpersoon echt en de verteller fictie is. Maar de verteller is echt, dat ben ik, | |
[pagina 139]
| |
en de hoofdpersoon is fictie. Daarom is het zoo merkwaardig. En ik kan ook heel wat anders vertellen, wat er niets op lijkt. En toch zou rnen denken dat ik alleen zóó vertellen kon, omdat het zoo volkomen egaal is.Ga naar voetnoot7 Het Engelse lezerspubliek is echter heel wat gereserveerder in zijn enthousiasme dan de auteur zelf. Het begint al - maar dat weet Van Eeden niet - met Andrew Lang, de sprookjesautoriteit die de inleiding verzorgt, maar een aversie koestert voor allegorische sprookjes zoals De Kleine Johannes er een is. In een brief aan Gosse schrijft Lang, onverbloemd: To tell the truth, and shame him as shall be nameless between you and me, Little Johnny is an awful little prig and duffer. 1 reject scores of those moral dialogues between kids and dragon flies. It is perfectly cheap, prolix, advanced, and utterly bad for children. I have written a kind of historical note on modern fairy tales: had I seen Little Johnny first I'd have kicked his little Batavian behind. Don't you think so? All that about Death χ.τ.λ.!Ga naar voetnoot8 Het lijkt er sterk op dat Lang, in zijn inleiding, de Nederlandse auteur ontzien heeft omwille van hun gemeenschappelijke vriend, Edmund Gosse. Maar voor wie aan een half woord genoeg heeft is het maar al te duidelijk waarom Andrew Lang de eigenlijke bespreking van De Kleine Johannes beperkt tot één enkele, en dan nog korte, alinea en de slotzin van een 19 blz. tellende introductie. Voor de rest handelt de uiteenzetting over de evolutie van het sprookje. Little Johannes, here translated form the Dutch of Dr. Frederik van Eeden, is the latest of these essays, in which the man's fancy consciously plays with the data and the forms of the child's imagination. It is not my purpose here to criticise Little Johannes, An Allegoryof a Poet's Soul, nor to try to forestall the reader's own conclusions. One prefers rather to glance at the history of the Fairy Tale in modern literature... Little Johannes is very modern, and, as Juana says in Ponce de Léon: ‘Vous y mettrez le prix qu'il vous plaira, mais je ne peux m'empêcher de dire que celui qui le compose est capable de choses plus importantes, quand il veut s'en donner la peine.’Ga naar voetnoot9 Het is niet uitgesloten dat deze, weliswaar milde, kritiek van een invloedrijk criticusGa naar voetnoot10 de toon heeft aangegeven voor andere recensenten. Daarenboven was het tij gekeerd voor dergelijke kunstmatige sprookjes. Die trend was er wel geweest, tot een vijftal | |
[pagina 140]
| |
jaar voordien, met de verhalen van L.T. Meade, Juliana Ewing en Mary Louisa Mo-lesworth. Nu verkoos de jonge Engelse lezer de eeuwenoude volkssprookjes, op een moderne manier herverteld. In ieder geval waren de kritieken allesbehalve aanmoedigend. Volgens de Athenaeum zijn de eerste hoofdstukken vrij aangenaam om te lezen, maar daarna verzinkt het verhaal in een geëlaboreerde, wazige allegorie. ‘[W]e fear that none but a Dutchman could adequately grasp what the author is driving at’, luidt het besluit van de recensent.Ga naar voetnoot11 De Bookman is, zo mogelijk, nog negatiever. ‘ “Little Johannes” is a child of a weak and unsatisfactory stock’ leest men hier.Ga naar voetnoot12 De reviewer van de Queen vindt het al evenmin een geslaagd verhaal. De satire en het pessimisme van dit sprookje maken het ongenietbaar voor jonge lezers, argumenteert hij. En Van Eedens vrees wordt bewaarheid - hier zowel als in de twee voorgaande kritieken - als de mogelijkheid geopperd wordt dat: ‘Some of us may find his [Andrew Langs] charming talk about the classics of fairy lore, and the tellers of the tales, more satisfactory reading than that which follows.’Ga naar voetnoot13 De enige vermeldenswaardig gunstige beoordeling verschijnt in Spectator.Ga naar voetnoot14 Het artikel behandelt ook wel in de eerste plaats Langs inleiding, maar eindigt met de opmerking: ‘But it [Little Johnny] is very clever, and the praise which Mr. Lang applies,... is very moderate indeed.’ Van Eeden zelf bewaart een veelzeggend stilzwijgen. Pas op 20 oktober 1902 schrijft hij, naar aanleiding van de publicatie van de Engelse vertaling van Van de Koele Meren des Doods, The Deeps of Deliverance: Ik heb geen flauwe notie van wat 't succes zal zijn, evenmin als de uitgever zelf. Voor mezelf zou ik tevreden zijn met een zeer matig succes, dat mij een paar honderd gulden bezorgde. Ook een compleet echec zou mij koud laten, evenals van de kleine Johannes.Ga naar voetnoot15 Enigszins anders vergaat het de publicatie van The Quest, de gecondenseerde uitgave van De Kleine Johannes I-III die in 1907 in Amerika verschijnt. De vertaling is verzorgd door Laura Ward-Cole, een Amerikaanse die naar Van Eedens eigen zeggen ‘fijn en sympathiek’ is, ‘een gedistingueerde verschijning en zij heeft een merkwaardig literair talent. Haar vertaling is zeker de mooiste die bestaat.’Ga naar voetnoot16 De receptie is deze keer gunstiger en laat Van Eeden duidelijk niet ‘koud’. In zijn dagboek noteert hij op woensdag 17 april 1907: ‘Uit Amerika goede berichten: dat er reeds een tweede uitgave in bewerking is, en dat het is“one of the most widely discussed novels of the season”.’Ga naar voetnoot17 Een weinig genuanceerde uitspraak want de critici waren zeker niet onver- | |
[pagina 141]
| |
deeld lovend. De recensent voor de New York Times Saturday Review of Books is wel overtuigd van de waarde van dit werk: The things that bold and charm are the glimpses of the quaint mind of ‘die kleine Johannes’ - little John - the scenes from Dutch life, the pictures of the mountebanks' way, the hints of things good and bad that stirred our little John; the flights of fancy, now gracious and now horribly gruesome; the homely simplicity of the narrative of the hero's love affairs.Ga naar voetnoot18 Prijzend, maar dan alleen wat de eerste twee delen betreft, is ook de kritiek in de Nation. Het derde deel wordt vergald door het onverteerbare propagandisme en het apodictische waaraan Van Eeden zich bezondigt. Maar, zegt deze recensent, we kunnen dit deel zonder problemen negeren want ‘[t]he second part completes the tale -surely one of the most beautiful parables in modern literature.’Ga naar voetnoot19 A. Schade van Westrum in de Bookman poogt, niettegenstaande of juist omwille van zijn Nederlandse afkomst, een zo objectief mogelijk oordeel uit te brengen over dit werk, éénvan de weinige Nederlandse literaire produkten dat, volgens hem, terecht vertaald werd. Na een beknopte samenvatting van het verhaal besluit Schade van Westrum dat The Quest een merkwaardige constructie van de verbeelding is, maar het brengt geen nieuwe boodschap of levensvisie. ‘Dr. Van Eeden has dreamt a dream, he has not seen a vision’ is zijn conclusie.Ga naar voetnoot20 De vernietigende recensie in Putnam's Monthly tenslotte zal Van Eedens zelfzekerheid ongetwijfeld aan het wankelen gebracht hebben, althans, indien hij die ooit las. De auteur van dit artikel vindt The Quest een typisch Nederlands brouwsel dat geen zinnige Amerikaan zal lezen. Voor het Amerikaanse publiek is het zo ‘involved, prolix and tiresome as to be absolutely impossible’.Ga naar voetnoot21 Kommentaar is overbodig. De Kleine Johannes in het Engels was een manifeste mislukking. De 1895-editie wordt door de band afgedaan als een gekunsteld gewrocht dat zeker niet door kinderen geapprecieerd kan worden. De Amerikaanse versie van 1907 krijgt wat meer bijval, maar wanneer diezelfde versie in 1911 in Engeland verschijnt wordt die volkomen genegeerd. Nochtans kregen de Nederlandse literatoren uitgerekend in die jaren meer kansen dan vroeger om hun werk in Engeland verspreid te zien. Het belangrijke weekblad Saturday Review merkt in februari 1895 zelfs op: ‘Dutch novels have lately been making a certain success in London.’Ga naar voetnoot22 Een gefundeerde bewering als men weet dat van Louis Couperus dan al vier romans verschenen waren, en telkens goed onthaald.Ga naar voetnoot23 Het milde naturalisme van Noodlot, de eerste in de reeks, en het feit dat die roman zich in Engeland afspeelt sprak de Engelse lezer natuurlijk meer aan. | |
[pagina 142]
| |
Het lijkt er dus sterk op dat Van Eedens werk inderdaad te veel de reflectie van zijn eigen persoon is, te zeer een Nederlands karakter draagt waardoor het, zelfs in vertaling, het Engelse publiek niet bevalt. Romantische zelfbespiegeling had immers vooral de Engelse poëzie van het begin van de negentiende eeuw gekenmerkt. Tijdens de heropleving van de romantiek in de laatste decennia van de vorige eeuw daarentegen, streefde men eerder naar het creëren van een epische poëzie, terwijl het romantische proza uiting vond in de zogenaamde ‘romance’, de avonturenroman die zijn helden - vaak Uebermenschen - ofwel in het verleden, ofwel in een exotisch milieu situeerde. Verdedigers van die vernieuwde romantische literatuur verwierpen het subjectivisme en de navelstaarderij die eigen zijn aan Van Eedens werk. Diens romantiek was gewoon een kleine eeuw achter op die van de Engelsen. Daarnaast vermeldden we al de niet te onderschatten invloed van Andrew Langs afkeurende inleiding en de tendens om jeugdverhalen met een kind als hoofdpersonage te verwerpen ten voordele van de traditionele volkssprookjes. Die negatieve factoren waren er bij de publicatie in Amerika niet, hoewel het ging om de drie delen van De Kleine Johannes en men aanstoot kon nemen (en soms ook nam) aan de overdreven nadruk op de socialistische boodschap in het laatste deel. Al met al bleef Frederik Van Eedens faam als literator in het Angelsaksische taalgebied vrij beperkt en lijkt het er op dat de Nederlandse letteren nog te jong waren om al vlot aansluiting te vinden bij die gevestigde literaire cultuur. |
|