Boekbeoordelingen
H. Bennis en T. Hoekstra: De syntaxis van het Nederlands. Een inleiding in de regeeren bindtheorie. Foris, Dordrecht, 1983.
De Syntaxis van het Nederlands, door H. Bennis en T. Hoekstra (in het vervolg SN) heeft volgens het voorwoord tot doel inzicht te verschaffen in de structuur van het Nederlands, de theorie van de syntaxis, en de wijze waarop die theorie relevant is voor de beschrijving van het Nederlands. De specifieke syntactische theorie die hier gepresenteerd wordt is de regeer- en bindtheorie, de meest recente versie binnen de Chomskyaanse onderzoekstraditie. Deze keuze wordt gemaakt vanwege de grote mate van explicietheid, en dus falsifieerbaarheid van deze theorie, de relatief dominante positie die deze theorie inneemt binnen de theoretische taalkunde, en wordt tevens gestuurd door de persoonlijke voorkeur van de auteurs, die beiden bekend staan als goede onderzoekers binnen dit theoretisch kader.
Het boek bevat een twaalftal hoofdstukken, die worden besloten met vraagstukken en suggesties voor verder lezen.
In hoofdstuk I, taal en taalvermogen, wordt uitgelegd hoe taal en taalvermogen zich tot elkaar verhouden, en wat de noties ‘grammatica’ en ‘grammaticamodel’ inhouden. Tevens komen kort allerlei methodologische aspecten aan de orde (mentalisme, empirisme vs. rationalisme, visie op taalverwerving).
Hoofdstuk 2, de vorm van een grammatica, illustreert de noties ‘eenvoud’ en ‘universalia’ aan de hand van het V2 verschijnsel in het Nederlands. Voorts wordt de subjacentie conditie op vraagwoordverplaatsing besproken, en de R-pronomina, die hier een uitzondering op vormen.
Hoofdstuk 3, de interne structuur van woordgroepen, gaat over de woordgroepenleer, de structuur van de Nederlandse NP, AP, VP, PP, en er wordt uiteengezet hoe men inzicht in woordgroepen kan omzetten in herschrijfregels.
In hoofdstuk 4, de interne structuur van zinnen, wordt, voortbordurend op hoofdstuk 3, de interne structuur van de zin besproken; subcategorizatie van het werkwoord, onderscheid tussen subcategorizatie en specificatie, de status van de subjectspositie, Θrol toekenning aan argumenten, recursiviteit van zinnen, en tenslotte zinstypes.
Hoofdstuk 5, transformaties, bespreekt de theoretische analyse van V2, illustreert NP-verplaatsing aan de hand van passivizering, en behandelt de eigenschappen van wh-verplaatsing.
Hoofdstuk 6, infinitiefzinnen, behandelt tempusloze complementen; ‘gewone’ tempusloze complementen, subject-raising zinnen, en AcI complementen.
Hoofdstuk 7, verb raising en extrapositie, gaat over de verschijnselen V-raising en Extrapositie en de mogelijke interacties daartussen.
Hoofdstuk 8, gebonden anaforen, introduceert de bindingtheorie m.b.t. gebonden anaforen, en behandelt de werking ervan in verschillende soorten tempusloze complementen.
Hoofdstuk 9, regeren, voert de regeertheorie in.
Hoofdstuk 10, vrije anaforen en niet-anaforen, bespreekt de bindingtheorie m.b.t. vrije anaforen en referentiële uitdrukkingen.