De Nieuwe Taalgids. Jaargang 77
(1984)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |||||||||||||||
Nader over TamaloneP. KraltVolgens een mededeling van 's-Gravesande was Arthur van Schendels tweede roman, Een zwerver verliefd, aanvankelijk een stuk uitgebreider dan de vorm waarin wij het werk nu kennen. De auteur schrapte namelijk de eerste vier hoofdstukken, omdat hij ze overbodig vond.Ga naar voetnoot1 Dit bericht brengt ogenblikkelijk het gezegde over de beperking en het meesterschap in herinnering, maar roept toch ook een vraag op: waarom liet hij het vijfde hoofdstuk staan? Want wat is het geval? Nadat in hoofdstuk één tot en met vijf de jeugd van Tamalone behandeld was, volgde, na een tijdhiaat van tien jaar, te beginnen met hoofdstuk zes, het eigenlijke verhaal over de volwassen monnik, die verliefd werd op Mevena, het meisje, dat hij voor de legeraanvoerder Rogier had geschaakt. Als nu voor dit verhaal over de driehoeksverhouding Rogier-Mevena-Tamalone een beschrijving van de jeugd van de zwerver gemist kon worden, waarom moest dan de kroniek over het laatste gedeelte van die jeugd, van zijn dertiende tot zijn twintigste jaar, worden gehandhaafd? Men kan antwoorden, dat zij, als inleidend hoofdstuk, samen met titel en afloop van het verhaal, Tamalone als hoofdfiguur typeert. Een wat magere reden voor een boek waarin zo radicaal het mes is gezet. Men kan ook veronderstellen, dat zij ‘als achtergrond iets van de sfeer der prille jaren (geeft) die beslissend waren geweest voor zijn vorming tot man.’Ga naar voetnoot2 Maar twee overwegingen verzetten zich tegen deze wat gemakkelijke constatering. De eerste ligt voor de hand: àls er achtergrond gegeven moet worden, waarom dan niet alle vijf de hoofdstukken? De tweede hangt samen met de interpretatie van de Tamalone-figuur, zoals die door Scharten,Ga naar voetnoot3 PulinckxGa naar voetnoot4 en ook Van HeerikhuizenGa naar voetnoot5 is gegeven: hij is onduidelijk, zijn gevoelens zijn vaag, zijn gedachten onhelder. Hoe kan bij zo'n wazige gestalte de beschrijving van de jeugd iets bijdragen tot een beter begrip?, vraagt men zich af. Het antwoord is natuurlijk, dat het beeld van Tamalone niet onsamenhangend is, maar integendeel zeer doordacht en tot in details nauwkeurig overwogen en geschetst. (Dat is, tussen haakjes, iets anders dan het innerlijk leven van de monnik, die, omdat hij zich in een crisissituatie bevindt, zeker onlogische reacties kan vertonen en verwarde gedachten zal hebben). De precisie in de tekening blijkt juist, als we ons afvragen, wat de betekenis van het bewaard gebleven jeugdhoofdstuk is. Onderzocht moet worden, hoe de verbinding tussen jeugd en volwassenheid exact ligt. Dan zal men weten, hoe | |||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||
het karakter van de protagonist is opgebouwd en waarom Van Schendel dat ene hoofdstuk niet wegsneed. Het onderzoek, dat ik daarnaar ingesteld heb, berustte op twee vragen: wat staat er in het jeugdhoofdstuk?, hoe keert dit in het verhaal over de zwerver terug?
Het eerste hoofdstuk van de in 1904 verschenen roman, - ik heb het hierna alleen nog maar over de gedrukte tekst, - bestaat uit elf episoden, waarvan elk met een tijdsaanduiding begint.Ga naar voetnoot6 Bij nauwkeurig toezien blijkt, dat er een tweedeling mogelijk is: de eerste tien perioden geven een innerlijke ontwikkeling aan, die uitloopt op het karakter, dat in episode elf beschreven wordt. Zo wás Tamalone na zijn twintigste levensjaar, zo wás hij gedurende de tien niet vertelde jaren, tot hij, dertig jaar oud, Mevena ontmoette. Ik geef hier Van Schendels beschrijving aan het eind van hoofdstuk één puntsgewijs weer.
Ik denk, dat men met twee woorden dit karakter kan aanduiden: onafhankelijkheid en oppervlakkigheid. De zwerver staat los van zijn medemensen (4 en 5), zijn contacten zijn niet diepgaand (1 en 3) en zijn gemoedsleven vertoont nauwelijks rimpelingen (2 en 6). Zó is het innerlijk en de levenswijze van de monnik, die straks verliefd wordt. Om een en ander nog helderder te maken, wil ik de opgesomde gegevens opnieuw, maar volgens een ander principe, ordenen. De kern van alles is de verbeelding. Deze is verwachtingloos geworden: het verlangen is gestorven, de beelden zijn slechts een genoeglijk spel (6). Tamalone leeft alleen voor dit simpele schouwen; het leven van de mensen interesseert hem niet: hij zwerft, hij bindt zich aan niets en niemand (4 en 5). Zijn eenvoudige dromen raken ook nauwelijks het hart; hij kan er onbezwaard onder leven (2) en de mensen er onbezorgd deelgenoot van maken (1 en 3). De man is arrivé: zijn reacties zijn evenwichtig, hij is tevreden met zijn bestaan en hij leeft in harmonie met zijn omgeving. Er is één ‘maar’. Wat ik hierboven onder punt zeven genoemd heb, heb ik tot twee maal toe buiten de ordening moeten houden. Dit ‘duister verlangen’ staat ontegenzeglijk apart. Het is tegengesteld aan het totaalbeeld van de eerste zes karaktertrekken, het manifesteert zich zelden en het is bovendien iets van ‘wel- | |||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||
eer’. Als ik de zeven genoemde eigenschappen toch in één beschrijving samenbreng, dan zou ik die zo willen formuleren: na de jeugd is bij Tamalone de verbeelding vervlakt, ze is geworden tot beeldrijke dromen, die geen enkel begeren wekken; slechts af en toe overvalt hem de intense verbeelding van vroeger, die hevige verwachtingen oproept. Deze, wellicht oninteressante, maar voor de zwerver zeker niet onaangename toestand duurt tien jaar. Wat ik zojuist episode elf van het jeugdhoofdstuk noemde, kan men daarom beter zien als een tijdverdichting van de periode tussen jonge jaren en volwassenheid. Ook in het begin van het eigenlijke verhaal vertoont Tamalone nog dit psychologische beeld. Vier maal is er een mededeling die zijn onbezorgdheid, gemoedelijkheid en spraakzaamheid bevestigt.Ga naar voetnoot7 Interessant is het gesprek tussen de monnik en Rogier, waarin hij de legeraanvoerder belooft Mevena te halen. Hierin komen namelijk alle facetten van Tamalones gedachten, dromen en verwachtingen, direct of indirect, aan de orde. Hij vertelt luchtigjes van dwaasheden, waarvoor hij aan de paal heeft gestaan; die nonchalance staat in volstrekte tegenstelling tot de diepe geraaktheid uit zijn jeugd, toen hij ook eens aan de schandpaal stond. Maar hij zegt ook, ‘dat alleen een mateloze liefde en een ernstige vrouw in deze wereld te bewonderen zijn’. Zo'n uitspraak herinnert aan de enig bewaard gebleven karaktertrek: het sterke verlangen naar grote daden. Geen wonder, dat hij veel later, als hij weet dat hij van Mevena houdt, - een liefde, waarin de terugkeer plaats vindt van alles wat sinds zijn jeugd verloren ging, - juist aan déze woorden moet denken: schone, diepgevoelde dingen, die hij uitsprak, door oude herinneringen bekoord (p. 155). Ik heb in het voorafgaande door omschrijving en cursivering al laten zien hoe volgens mij de Tamalone-figuur is opgebouwd.Ga naar voetnoot8 In die conceptie valt allereerst de tegenstelling op, die er bestaat tussen het kind van de eerste tien perioden en de zwerver van episode elf. Is hij nu gemoedelijk, vroeger was hij onrustig: hij liep uren rond, bezocht taveernen en kwam ongeregeld thuis. Is hij nu vrolijk en blijgezind, vroeger was hij vaak verdrietig en melancholiek. Zowel onrust als neerslachtigheid ontsproten aan de sterke, verwachtingsvolle verbeelding: de dromen vermoeiden en het besef ontwaakte, dat het verlangen wel eens vergeefs kon zijn (p. 8). Nu is Tamalone spraakzaam, toen verzweeg hij al wat hem beroerde.Ga naar voetnoot9 Nu laten de mensen hem onverschillig, toen trok hij zich hun mening aan: hij schaamde zich voor zijn luiheid (p. 7, 19) en hij wilde anderen helpen, - zijn bemoeienissen met de dievegge zijn veelbetekenend (p. 9). Onverschilligheid, vrijheidsdrang en zwerverslust horen in het beeld van de volwassen Tamalone nauw bijeen. In zijn houding tegenover zijn ouders zien we hoe zijn aanhankelijk- | |||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||
heid in botsing komt met deze drang tot eenzelvige onafhankelijkheid.Ga naar voetnoot10 Centraal in dit alles is de langzaam veranderende betekenis van de verbeelding: van dromen die het verlangen wekken (p. 7, 8) tot beelden die hun genoeglijk doel in zichzelf vinden. De hier beschreven tegenstellingen liggen uiteraard niet aan weerszijden van de scheiding tussen episode tien en elf, dat zou voor de beschrijving van een mensenleven te schematisch zijn. Van onrust is eerst sprake in de derde periode en van melancholie pas in de vierde. Omgekeerd wordt de onverschilligheid al in de zesde levensfase genoemd, als Tamalone aan de paal staat. De geconstateerde verschillen zijn er niettemin en ze kunnen als grondpatroon van het eerste hoofdstuk worden beschouwd. Tamalone vertoont het beeld van de man, die vanuit een rijke jeugd groeit naar een onvruchtbare volwassenheid; terecht sluit het jeugdgedeelte af met de woorden: ‘[...] hij wist dat er geen toekomst was’ (p. 22).
En dan is er zijn liefde voor Mevena. Die liefde betekent het verlies van de aangename gemoedstoestand van harmonie en evenwicht en een terugkeer naar de onrust van voor zijn twintigste jaar. De gebeurtenissen uit deze liefdesgeschiedenis, voor zover hier van belang, zijn deze. Tamalone brengt een boodschap van Mevena naar Rogier. Hij haalt het meisje voor de legeraanvoerder uit Bologna en brengt haar, als Rogier weer ten strijde trekt, naar Pisa. Daar woont hij met haar, tot zij, met haar inmiddels geboren kind, naar Rogier wil. Samen gaan zij naar het kamp van de troepen van de keizer; Tamalone vlucht en begint een nieuwe zwerftocht door Toscane, Mevena keert met schone beloftes van Rogier terug naar Pisa. Enige tijd later hoort de zwerver van één van Rogiers adjudanten, dat deze met een dochter van graaf Lancia zal trouwen. Hij gaat naar Pisa en vertelt Mevena na lang aarzelen de waarheid. De volgende morgen blijkt zij verdwenen. Tamalone, die het meisje al verschillende keren zijn liefde bekend heeft, trekt haar na, naar Capraia, het kasteel dat door Rogier belegerd wordt. Zijn hartstocht, die gedurende al deze maanden is opgebloeid, houdt een teloor gaan van zijn verworvenheden in en veroorzaakt daardoor een ernstige crisis. Tamalones gevoelens, zijn gedachten, zijn daden: ze vormen een verward kluwen van gegevens, een complex van vaak tegenstrijdige elementen. Hij herkent oude verlangens, onkent even later de waarde daarvan, verbaast zich over eigen hoedanigheden, zoekt uitvluchten voor wat zijn hart hem ingeeft, is verrast door wat hem overkomt, bedenkt, dat hij dit ooit gewild heeft. De conclusie dat het beeld van de monnik onduidelijk en vaag is en dat Van Schendel de figuur te weinig doordacht heeft, ligt maar al te zeer voor de hand. Maar die gevolgtrekking is toch te haastig gemaakt en zeker onjuist. Tamalones verwarring betekent niet, dat het door de verteller gegeven psychologische beeld onsamenhangend is, - laat staan, dat we, zoals Van Heerikhuizen, kunnen zeggen, dat de gedachten van de schrijver zelf vaag en vervlietend zijn.Ga naar voetnoot11 De chaoti- | |||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||
sche gemoedstoestand van de protagonist is een gevolg van de situatie waarin hij terecht gekomen is. Want zijn verliefdheid is in feite een aanslag op de zo moeizaam bevochten evenwichtstoestand van zijn twintigste levensjaar en een terugkeer van de gegevenheden van zijn jeugd. Onrust beheerste Tamalones jonge jaren: de verhitte dromen en het nooit vervulde sterke verlangen naar grootheid en diepte van leven dreven hem en verteerden hem. Maar als hij de twintig voorbij is, is hij gemoedelijk en vriendelijk. Wanneer hij dan, tien jaar later, Mevena uit Bologna wegvoert, keert, direct al de eerste nacht, de onrust weer: zijn bloed klopt, zijn adem gaat snel (p. 60). Later herinnert hij zich deze nacht dan ook vooral om die terugkeer (p. 155, 156). Het gevoel neemt snel toe: in feite zijn al zijn verwarde reflecties er even zovele tekenen van. Het hoogtepunt ligt tijdens zijn Toscaanse rondzwervingen (p. 135). De jonge Tamalone was ook vaak neerslachtig: een tweede gevolg van zijn felgekleurde dromerijen en van de vergeefsheid van het verlangen, dat daaruit voortkwam. De zwerver, die genoegen nam met zacht getinte dromen, was vrolijk en onbezorgd. Maar de nacht die de onrust brengt, brengt ook de melancholie (p. 61). En steeds is er daarna sprake van die matte droefheid (p. 85, 133, 135). Natuurlijk moeten we hier, evenals in het eerste hoofdstuk, geen mathematische precisie verwachten: voor de scheidslijn van de ontmoeting gemoedelijkheid en vrolijkheid, erna onrust en melancholie. Dagen van innerlijk schreien (p. 105) wisselen met momenten van vreugde (p. 108); geen mensenleven loopt zo nauwgezet langs de lijnen van een schema, laat staan het leven van hem, die vergeefs bemint. Waar het op aankomt, is de niet te ontkennen terugkeer van de beide jeugdgegevens. Zwijgzaam was hij, spraakzaam werd hij. Maar nog voor hij de eerste nacht met haar alleen is, als ze door het landschap rijden, op weg naar het kamp van de keizerlijke legeraanvoerder, verbaast hij zich over zijn eigen onbespraaktheid (p. 58).Ga naar voetnoot12 Eenzelvig was de knaap zeker, maar toch in plotselinge opwellingen bereid tot belangeloze hulp en in ieder geval trok hij zich de mening van de mensen aan. Onverschillig voor wat men zei en dacht, werd hij. Voor Meneva doet hij echter alles: met vreugde brengt hij haar boodschap over (p. 155), om haar te behagen waagt hij zich in het gevaarlijke avontuur van de schaking (p. 60), later, in Pisa, heeft hij geen andere gedachte dan voor haar te zorgen (p. 102). Hoewel geneigd tot zwerven en dwalen, vocht de jonge Tamalone tegen deze drang, omdat hij zijn ouders liefhad en zich met hen verbonden wist. Zijn onverschillige onafhankelijkheid maakte een eind aan deze aanhankelijkheid: hij was vrij en hij zwierf waarheen zijn voeten hem brachten. Maar Mevena verlaat hij niet. Als hij haar naar Pisa brengt, herinnert hij zich de nacht, dat hij zijn ouders alleen liet (p. 79)! Wanneer hij met haar in Pisa is, neemt hij zich voor van haar weg te gaan. Dan kijkt zij hem aan met grote tranen in haar ogen en hij zegt, dat hij bij haar zal blijven, als zij dat wil (p. 107). Ik heb nu vijf van de zeven karaktergegevens nagetrokken in hun ontwikkeling en aangetoond hoe weloverwogen Van Schendel te werk is gegaan. De twee overgebleven eigenschappen behandel ik tezamen, omdat ze nauw met elkaar verbonden zijn en omdat ik vermoed, dat juist de manier waarop de auteur deze twee heeft uitgewerkt, aanleiding is geweest tot het voortdurende misverstand, dat de Tamalone-gestalte, ja de | |||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||
schrijver zelf, vaag en onduidelijk is. De twee bedoelde karaktertrekken zijn de verbeelding en het verlangen. Om inzicht te krijgen in hun voortgang, is het noodzakelijk, dat men inziet, dat de monnik door zijn liefde in een crisissituatie terechtkomt en dat er daardoor een tegenstelling ontstaat tussen wat hij denkt en wat hij doet, dat zelfs zijn gedachten tegenstrijdig kunnen zijn. Maar wie zou daarom durven beweren, dat hij niet levensecht is? Een kalm en logisch denkende minnaar is een contradictio in terminis. De antithese tussen affectie en reflectie laat zich het duidelijkst demonstreren aan de hand van drie voorbeelden, die ik hierboven al zijdelings in het betoog betrokken heb. De zwerver bedenkt, dat het het beste is zijn hart onuitgesproken te laten (p. 81), maar in de groentetuinen van Pisa spreekt hij openlijk: Gij weet hoezeer ik u liefheb (p. 148). (Staaltjes van half-lezen treft men aan bij 's-Gravesande en Noë, die beweren, dat Tamalone zich nooit heeft uitgesproken:Ga naar voetnoot13 ik heb wel eens het idee dat de befaamde vaagheid van Een zwerver verliefd meer aan de ‘distance-reading’ der commentatoren te wijten is dan aan de schrijfwijze van Van Schendel). Dwalend door de straten van Pisa, vat hij het plan op haar te verlaten, maar ze hoeft hem maar met tranen in haar ogen aan te zien, of hij verzekert haar onmiddellijk, dat hij blijven zal (p. 107). En tenslotte een wel heel frappant voorbeeld: zwervend door Toscane, overweegt hij, dat zij in zijn herinnering zal blijven als een wandeling door prachtige bloemenla-nen en dat hij geen traan om haar zal laten (p. 132), maar als hij verdwaald is in het moeras, denkt hij aan haar en snikt hij hardop, voor het eerst van zijn leven: een verschrikkelijk geluid (p. 139). Dan nu over de verbeelding en de donkere verwachting. Hun samenhang is al verschillende keren ter sprake gebracht en zal ook uit het vervolg wel weer blijken; voor de beschrijving ga ik van het tweede gegeven uit. Het motief laat zich niet zo schematisch behandelen als onrust, melancholie, zwijgzaamheid, behulpzaamheid en aanhankelijkheid. Weliswaar is de terugkeer van het duister verlangen gemakkelijk vast te stellen, maar ten eerste is het nooit helemaal verdwenen, als de andere vijf, en ten tweede is het voor Tamalone onzeker, of het, als het opnieuw zijn gedachten volledig in beslag neemt, ook een vervulling heeft gekend. Omdat de verteller alleen de overwegingen van de zwerver geeft en geen objectieve mededelingen doet, blijft die vervulling voor de lezer ook enigszins onduidelijk: wellicht nóg een reden waarom de roman zo vaak is misgelezen. Een en ander komt in het eigenlijke verhaal voor het eerst ter sprake in een gesprek dat Tamalone met Rogier voert. Beiden hebben dan ‘een eender gevoelen van toekomst, donker en onafwendbaar - en diep begeerd’ (p. 52). Het verschijnt voor de tweede keer, als Tamalone Mevena naar Pisa brengt. De zwerver houdt zich voor, dat het bedrieglijk is te denken, dat men door daden zou kunnen streven naar wat men begeert (p. 80). Men merkt het: dat is een overweging van de volwassen Tamalone, die genoegen heeft leren nemen met het simpele verschijnen en verdwijnen van de droombeelden. Het is in wezen ook een verzet tegen de liefde die hem overweldigt en waarvan hij weet, dat ze vergeefs zal zijn. Hij wil de volledige terugkeer van een zeldzaam geworden verlangen verhinderen; hij houdt vast aan wat hij tien jaar geleden veroverd heeft: het eenvoudige droomspel als voorwaarde tot een rustig leven. In Pisa zelf doet zich die innerlijke strijd nog veel duidelijker en heviger voor. Tamalone heeft gemerkt, | |||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||
dat Mevena in verwachting is en daardoor raakt hij eerst recht uit zijn evenwicht. Hij constateert bij zichzelf, dat hij de laatste weken in dromende wensen geleefd heeft (p. 104). Dat is de erkenning van de terugkeer van het grote verlangen uit zijn jeugd, maar, anders dan bij de vijf andere, is er nu direct een opstandige reactie: hij wil de verworvenheden van zijn volwassenheid niet zomaar prijsgeven. Hij bedenkt dat er voor innig verlangen slechts wanhoop is (p. 104) en dat hij gelukkiger zal zijn, als hij slechts aan haar denken kan (p. 105). M.a.w. hij wil het verlangen niet verwerkelijken door bij haar te blijven, hij wil alleen het zoete visioen op een veilige afstand. Hij wil wat hij ooit bezeten had tussen zijn twintigste en dertigste levensjaar: het kalme, gelijkmatige bewegen van de schone beelden. Hij verzint er zelfs dit op: hij had haar lief, zo zéér, dat haar wederliefde hem niet gelukkig zou maken (p. 107). Men ziet, hoe we van het gebied der vast te stellen feiten gekomen zijn op dat van de onzekere overwegingen en reflecties van de zwerver zelf. In een volgende fase van het verhaal is dat nog meer het geval. Tamalone heeft in het voorjaar van 1249 Mevena naar Rogier gebracht en zwerft nu rond door de streken van Toscane. Ik heb er al op gewezen, dat bepaalde jeugdgegevens in deze tijd onmiskenbaar zijn teruggekeerd. Hij is neerslachtig (p. 133, 135) en de onrust roert hem al heviger (p. 135). Men moet zich zijn toestand goed indenken: hij houdt van Mevena, maar hij zal haar waarschijnlijk nooit terugzien. Al wat hij dacht bereikt te hebben aan geestelijke weerbaarheid, lijkt in zijn liefde verloren te zijn gegaan. Hij wil natuurlijk zijn oude zekerheden terugveroveren,- is er een beter middel daartoe dan het kleineren van de betekenis van zijn gevoelens? Wat hij dus voor zichzelf moet vaststellen, is dat zijn ontmoeting met Mevena een bijkomstigheid is, die niets te maken heeft met het grote verlangen, dat hem al sinds zijn jeugd vervulde en dat hij ook na zijn twintigste levensjaar nooit helemaal is kwijtgeraakt. Daarom bedenkt hij, dat geen van zijn dromen ooit tastbaar geluk zal zijn (p. 132), dat de vrouw van wie hij droomde nooit werkelijkheid zou worden (p. 133) en dat de tijd met Mevena een mooie droom zal blijven, waarom hij echter geen traan zal laten (p. 132). Hij wil niet anders dan de ervaring terugdringen naar het niveau waaraan hij gewend was geraakt: de zoete, zichzelf genoegzame droom. Ik wijs er nog maar eens op, waarschijnlijk ten overvloede, dat al deze overpeinzingen de subjectieve reacties van een teleurgesteld man zijn en dat het daarom niet aangaat ze op te vatten als het standpunt van de verteller t.a.v. droom en werkelijkheid. Deze gedachten formuleren niet de idee van de roman, ze zijn slechts brokstukken in het psychologische beeld van de verliefde zwerver. De verteller doet, - uiteraard, - geen uitspraak: of Mevena de vervulling van een diepbegeerde, onafwendbare toekomst (p. 52) is, zal de lezer zelf moeten uitmaken. In de overwegingen van Tamalone doet zich wel een zekere wending voor: in Toscane is hij nog vrij zeker van zijn zaak, bij Capraia, als hij Mevena voor het laatst levend gezien heeft, heeft de twijfel de overhand en vraagt hij zich af, of dit de werkelijkheid was, die hij zo vaak had verwacht (p. 155). Uitsluitsel krijgt hij niet. Dat is ook onmogelijk: iedere grote gebeurtenis is de schaduw van een nog grotere volmaaktheid en het verlangen naar het volkomene is onvervulbaar. Maar met het geschetste beeld van de monnik voor ogen en met zijn cirkelende overwegingen in gedachten, kan de lezer niet anders dan concluderen, dat binnen dit verhaal de ontmoeting met Mevena voor Tamalone de volledigst mogelijke vervulling is geweest. De zwerver mag denken wat hij wil, | |||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||
hij doodt toch maar zijn medeminnaar. Geen lezer hoeft zich daarom door de aarzelingen van de monnik te laten misleiden: uit zijn gedrag kan hij waarachtig wel zijn eigen gevolgtrekkingen maken. Bovendien geeft deze interpretatie het einde van de roman het karakter van een afronding. Zo'n cyclische beweging is weliswaar geen voorwaarde voor de romankunst en daardoor geen bewijs voor de juistheid van mijn opvatting, maar de ‘rondgang’ van de andere karaktertrekken maakt haar wel aannemelijk als extra argument. Ik zou daarom de essentie van Tamalones ontwikkeling zó willen omschrijven: in zijn jeugd riep de verbeelding het verlangen op naar grootse en diepe gebeurtenissen; tijdens zijn volwassenheid nam hij genoegen met het kleurrijke spel van de mijmering en overviel het verlangen hem slechts zelden; in zijn liefde voor Mevena doet hij afstand van de zachte en zelfgenoegzame peinzerijen, omdat Mevena voor hem, ondanks al zijn innerlijk verzet, toch de aardse vervulling van een hemelse verwachting vertegenwoordigt. |
|