De Nieuwe Taalgids. Jaargang 77
(1984)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 484]
| |
Oudaans socinianisme, met name in zijn Aandachtige TreurigheydBaukje van Dam - HeringaDe Rotterdamse dichter Joachim Oudaan (1628-'92) heeft de naam sociniaansgezind te zijn. Een vergelijkend onderzoek naar Fr. Martinius' Treur-gedicht Tot verklaringe over 't lyden en sterven Van onsen Heere Jesus Christus, J. de Deckers Goede Vrydag [...] en Oudaans Aandachtige Treurigheyd [...] (1660),Ga naar voetnoot1 plaatste mij op een bepaald moment voor de vraag of, en in hoeverre, Oudaans visie op de lijdensgeschiedenis van Christus afwijkt van die van de beide andere auteurs, anders gesteld: of in Aandachtige Treurigheyd sociniaanse opvattingen aantoonbaar zijn. Dit artikel is een verslag van mijn bevindingen. Om duidelijk te maken waar het precies om gaat, nu eerst iets over de leer van de socinianen, en een overzicht van wat een aantal letterkundigen van naam over Oudaans opvattingen geschreven heeft.
De belangrijkste punten waarop het socinianismeGa naar voetnoot2 verschilt van de othodoxe leer zijn: 1. Men verwerpt de leer van de Drieëenheid;Ga naar voetnoot3 2. men beschouwt Jezus als mens;Ga naar voetnoot4 ‘Socinus loochende de godheid van Christus niet, hij stelde het alleen zó voor alsof Jezus, die tijdens zijn aardse leven waarachtig mens was geweest, eerst na zijn dood als de verhoogde Heiland zijn godheid van den Vader had ontvangen’;Ga naar voetnoot5 3. men bestrijdt de leer van de satisfactie (dat Christus met Zijn dood aan God genoegdoening gegeven heeft voor de zonden van de mens en zo verzoening bewerkstelligd heeft);Ga naar voetnoot6 Jezus heeft het voorbeeld gegeven hoe de mens zich tot God moet bekeren, maar die mens moet zelf z'n zaligheid bewerken.Ga naar voetnoot7 Jezus' lijden is dus niet plaatsvervangend. De betekenis ervan ligt hierin, dat Hij ons laat zien wat de wil van God is. Hij trekt ons door Zijn voorbeeld van de zonde af en beweegt ons om God te gehoorzamen ( = geloven). Zo | |
[pagina 485]
| |
voorkomt Hij dat wij straf zouden verdienen en neemt Hij dus die straf weg.Ga naar voetnoot8 Als wij nu gehoorzamen, vergeeft God, uit liefde, ook vroegere zonden, zonder daarvoor voldoening te vragen.Ga naar voetnoot9
G.A. van Es bespreekt in zijn beschouwing over Oudaan in GLN VGa naar voetnoot10 (1952) onder meer diens theologische opvattingen. Hij meent dat Oudaan in feite verder van Soci-nus' leer af staat dan hij zichzelf bewust geweest is. Het is volgens Van Es moeilijk de mening van de schrijver op dogmatisch beslissende punten goed te peilen, omdat hij een scherpe formulering van zulke materie ontwijkt. Ook kan men hem op allerlei vaagheden en tegenstrijdigheden betrappen. Maar, aldus Van Es, hij ziet in Jezus tenslotte niet maar de wetgever en profeet van het Nieuwe Testament, maar de enige en eeuwige Zoon van God, die door zijn tot het uiterste gehoorzaam lijden de wereld met de Vader verzoend heeft. Van Es meent, dat Oudaan zich vooral in z'n latere jaren steeds meer van de sociniaanse opvattingen losgemaakt heeft. C.C. de Bruin bestrijdt deze mening (1955).Ga naar voetnoot11 Met als argumenten dat Oudaan in 1689 nog twee door hem zelf vertaalde brieven publiceerde van ‘notoire Socinianen’ als S. Przipskouski en F. Morstinus, en dat hij een stuk van de sociniaan Crellius vertaalde (De Bruin noemt daarbij geen jaar), komt hij tot het volgende oordeel: ‘Onze dichter heeft behoord tot de “rechter” vleugel van het Socinianisme in Nederland, en Sociniaans is hij gebleven, tot zijn dood toe.’Ga naar voetnoot12 Ook Oudaans biograaf J. Melles (1958)Ga naar voetnoot13 is het niet met Van Es eens, maar hij is veel voorzichtiger in z'n formuleringen dan De Bruin. ‘Als velen zijner geestverwanten is ook J. Oudaan, zeker althans aanvankelijk, sociniaansgezind’, schrijft hij. Wat betreft zijn latere werk geeft Melles Van Es toe, dat dat minder sterk aan de vroegere opvattingen herinnert; maar als uitzonderingen noemt ook hij de door De Bruin vermelde stukken. Daarom blijft het volgens Melles riskant omtrent Oudaans latere geloofsopvattingen een stellige uitspraak te doen, ‘te meer omdat de poëet - wellicht bewust - niet altijd even duidelijk is geweest in de dichterlijke weergave van zijn theologische bespiegelingen.’ De drie bovengenoemde literatoren verwijzen in hun beschouwingen niet naar gegevens uit Aandachtige Treurigheyd. Voorzover ik weet heeft alleen J. Karsemeijer (1944)Ga naar voetnoot14 enige aandacht gewijd aan Oudaans theologische visie in dat gedicht. Hij zegt | |
[pagina 486]
| |
daarover: ‘[...] Ook Oudaan ziet het lijden van Christus als onafwijsbare en enige voorwaarde om tot genade te komen. Hij zegt van de Gekruiste: Nu hangt hij aan de poort, en d'uytgespanne posten,
Die 's Hemels poort zal wezen,
En niemand kan door dezen
Als van dit bloed geraakt, dit bloed van dierb're kosten.
[AT, r. 1875-8, p. 55]Ga naar voetnoot15 Het kernpunt van de Christelijke heilsleer wordt dus onvoorwaardelijk door Oudaan als feit aanvaard [...]. In zijn Christusbeschouwing is Oudaan dus goeddeels orthodox, 't Komt er daarbij weinig op aan, of hij op andere punten afweek van de rechtzinnige dogmatiek.’ Karsemeijer komt dus op grond van argumenten uit Aandachtige Treurigheyd tot een andere conclusie, althans voorzover het Oudaans vroegere visie betreft, dan de drie eerder genoemde onderzoekers. (De auteur was immers pas 32 jaar, toen hij Aandachtige Treurigheyd schreef). Maar ik geloof niet dat hij gelijk heeft.
Om tot een goed oordeel over het werk te komen, moeten we met een aantal punten terdege rekening houden. Allereerst valt op, dat Oudaan ook in Aandachtige Treurigheyd ‘een scherpe formulering van zijn visie op dogmatisch belangrijke punten vermijdt’, om Van Es' woorden te gebruiken. Bovendien verwerkt hij veel bijbelteksten, die hij doorgaans bijna letterlijk berijmt, zodat z'n interpretatie ervan niet naar voren komt. Het is overigens niet uitgesloten, dat hier opzet in het spel is geweest. In 1653 hadden namelijk de Staten van Holland een plakkaat uitgevaardigd, waarin allen die sociniaanse samenkomsten hielden of zulke geschriften uitgaven, met zware straffen bedreigd werden.Ga naar voetnoot16 Hoewel vooral in de grotere steden met de uitvoering van die drie-gementen dikwijls de hand gelicht werd,Ga naar voetnoot17 zal Oudaan toch wel een zekere voorzichtigheid hebben betracht bij het doen van eventuele sociniaanse uitspraken. Nog een belangrijke factor, die vooral in combinatie met de twee vorige, vertroebelend werkt, is dat socinianisme en orthodoxie wel grotendeels dezelfde (bijbelse) terminologie hanteren, maar diverse termen heel verschillend uitleggen; vergelijk bijv. de betekenis die aan het begrip ‘verzoening’ gegeven wordt (zie hierboven, p. 484). Dit alles maakt het erg moeilijk om een helder beeld te krijgen van Oudaans opvattingen in Aandachtige Treurigheyd.
Ik wil toch een poging wagen. Krachtens de aard van het onderwerp van Aandachtige Treurigheyd zijn vooral de hierboven (p. 484-85) genoemde punten 2 en 3 van de sociniaanse leer van belang: de visie op Jezus en op de satisfactie. Oudaanse visie op de persoon van Jezus (waarover Karsemeijer niets zegt) is m.i. sociniaans zonder meer. Jezus wordt weliswaar op verscheidene plaatsen ‘Gods Zoon’ | |
[pagina 487]
| |
genoemd; die term wordt ook heel letterlijk opgevat, zoals blijkt uit het gedeelte waar de Joden tegenover Pilatus Jezus' dood eisen, omdat Hij zich erop beroemde ‘Gods eygen Zoon te zijn’: (AT, r. 1244-6, p. 37)
Dat 's in Pilatus ooren
Een nieuwe donderslag, en niet al buyten schijn;
Van Godenbloed geboren! [...]
[buyten schijn: zonder waarschijnlijkheid],
maar, zo leert het socinianisme, ook al is Jezus ‘een natuerlijcke Sone Godts’, en Hij alléén, daarom mag Hij toch niet van nature God genoemd worden, want de deïficatie van Christus heeft pas na Zijn opwekking en verheerlijking plaatsgevonden.Ga naar voetnoot18 Als Oudaan dus Christus ‘Gods Zoon’ noemt, dan mag dat orthodox klinken, maar hij bewijst daarmee niet dat hij Christus ziet als mensgeworden God (de orthodoxe visie). Veeleer vormt het feit dat hij pas in de zang over de hemelvaart, en niet eerder, Jezus ‘God’ noemt, (AT, r. 3183-94, p. 91-2)
O God (dus word de Zone Heb. 1.8
Van God begroet) uw' Troonen
Zijn in alle eeuwigheên; de schepter dien Gy zweyt,
De schepter des gerichts, is in gerechtigheyd;
Want Gy, in uwe dagen,
Hebt liefde toegedragen
Tot wat rechtvaardig was, en 't onrecht haat getoont:
Dus ziet men U met eer en heerlijkheyd gekroont,
En boven Uw' genooten,
O God, van God begoten
Met vreugden-oli [..]
een duidelijk bewijs voor zijn sociniaanse opvatting dat de mens Jezus eerst in de hemel echt God wordt.Ga naar voetnoot19 Veel openlijker geeft Oudaan zijn mening op dit punt in zijn gedicht Bedenkingen Op een gedeelte van Vondels bespiegelingen,Ga naar voetnoot20 geschreven naar aanleiding van een deel van Vondels Bespiegelingen van God en Godsdienst (1662),Ga naar voetnoot21 waarin Vondel de triniteitsleer behandelt en zich daarbij tegen Socinus keert. Oudaan acht het een belediging | |
[pagina 488]
| |
van God om te zeggen dat Jezus op aarde ook God was: Wat onschuld, wat verschoon wischt dan die schensmet af
Die d' eeuwiglevenden zoo driest en dom betichten
En nood en sterflijkheid en sterven op durft dichten? [...]
En dus kan 't geen we van den mensche Christus lezen,
Dit van den hoogsten God, plat uit, niet mooglyk wezen.Ga naar voetnoot22
Er is dan ook geen enkele reden om andere passages over Jezus, die óók als ‘orthodox’ geïnterpreteerd zouden kunnen worden, als tegenargumenten aan te voeren. Ook die zullen volgens de sociniaanse inzichten verklaard moeten worden. Als bijv. Oudaan, met betrekking tot Jezus, spreekt over (AT, r. 29-32, p. 2)
[...] macht, en heerlykheyd
Hem eeuwig toebereyd,
Wanneer hy Davids staf op Davids troon zou dragen,
En heerschen onbepaalt van mogentheyd of dagen.
dan moet ‘eeuwig’ niet worden gelezen als ‘van voor het begin der tijden’, maar als ‘tot in de eeuwigheid, te beginnen bij Jezus' aankomst in de hemel’ (‘Wanneer hy Davids staf op Davids troon zou dragen’, r. 31). Ook allerlei berijmde bijbelteksten die betrekking hebben op Christus, zoals: (AT, r. 3146-9, p. 90)
[Hem] in wien
Zich zichtbaarlijk betoonde
Dat alle volheyd woonde
Der Godheyd, rijk van kracht, lichamelijk. [Col. 2:9]
(AT, r. 3152-4, p. 91)
't Beeld des Onzienelijken, [Col. 1:15]
By wien d' Apostelen verkeerden, ja en dien
Aanschouwende hebben zy den Vader zelf gezien. [Joh. 14:9]
zullen we in sociniaanse zin moeten uitleggen, nl. zó, dat Christus de verborgen wil van God geheel geopenbaard heeft.Ga naar voetnoot23
Oudaans visie op de satisfactieleer te destilleren uit de gegevens die Aandachtige Treurigheyd biedt, is een nog zwaarder opgave. De dichter laat zich op dit punt helemaal moeilijk vangen. Ik begin deze keer de bewijsvoering met iets wat er nièt staat. Als we Aandachtige | |
[pagina 489]
| |
Treurigheyd leggen naast het Treur-gedicht van F. Martinius of Goede Vrydag van Jer. de Decker, dan valt op dat er in Oudaans gedicht nergens sprake is van een besef van persoonlijke schuld. Noch in de passage over Gethsemane, noch bij de geseling,Ga naar voetnoot24 noch bij de kruisiging wijst de ‘ik’-figuur erop dat Christus lijdt in zijn plaats en in die van de zondige mensheid. Dat deze gedachte bij Oudaan inderdaad geen rol speelt, blijkt al in de ‘Aenleyding’. Hij volgt het spoor van voorgangers, zegt hij, en gaat dan verder: (AT, r. 80-92, p. 3)
Ga naar margenoot+Het sta dan and'ren schoon weer op ons spoor te treden:
Op dat, door 't menigmaal
Verdubbelde Verhaal,
Ons Christus, onzen Heer, geschildert sta voor d'oogen,
Mishandelt en gekruyst; en wy met ernste pogen
Ga naar margenoot+Dien zoo gekruysten Heer
Te kennen meer en meer;
En niets benevens hem, dat deze kennis schade;
Op datwe, door den straal en glans van zijn genade
Beschenen en geraakt,
Ga naar margenoot+Zijn lof, schoon onvolmaakt,
Hier melden, en hier na met de Eng'len hem daar boven
En God, in eeuwigheyd, volkomen mogen loven.
Let met name op de woordkeus in r. 88-9. Over het feit dat Jezus' dood plaatsvervangend is, wordt met geen woord gerept. En juist het ontbreken van die notie is helemaal in overeenstemming met de sociniaanse leer (zie hiervoor, p. 484-85, punt 3). Ik ben het dan ook niet eens met Karsemeijer wanneer hij deze tendens afdoet als iets dat alleen te maken heeft met Oudaans epische houding ten opzichte van het onderwerp en zijn objectieve behandeling daarvan.Ga naar voetnoot25 Een andere trek van de sociniaanse verzoeningsleer is de ontkenning dat God toornig is over de zonde. Een van de conclusies die Van Wyk trekt na zijn beoordeling (vanuit orthodox standpunt) van de leer der socinianen is: "Tesame met die minagting van die erns van die sonde, toon die Sociniane ook 'n minagting van Gods toorn daaroor. God is volgens hulle heeltemal nie vertoornd niet. Dat God liefde is, word tereg geleer maar dat dit 'n heilige liefde is wat die sonde nie kan verdra nie en dat die sonde alleen in Sy lankmoedigheid ongestraf gelaat is totdat Hy Sy geregtigheid op Golgotha bewys het, moet vir Skrif-ondersoeker duidelik blyk.Ga naar voetnoot26 Ook in dit opzicht krijgen we Oudaans opvatting scherper in het vizier als we Aandachtige Treurigheyd vergelijken met b.v. Goede Vrydag. Dan blijkt namelijk dat in Goede Vrydag herhaaldelijk wordt gewezen op Gods toorn (GV r. 89-92, 125-8, 629-40, 657-60);Ga naar voetnoot27 in Aandachtige Treurigheyd daarentegen treffen we alleen deze regels | |
[pagina 490]
| |
aan: (AT, r. 1883-90, p. 55, Jezus aan het kruis)
Maar hangt hy in dien nood van 's Vaders liefd' verlaten?
Min minzaam dan te voren? / En drukt hem 's Vaders toren?
Neen, neen, versteende ziel, wie zou dat kunnen vaten;
Nu neemt de hoogste liefd' des Vaders hare stede,
Nadien zich in den Zone / Voltrekken en vertoonen
De grootste proef en plicht van zijn gehoorzaarnheden,
die, zoals bovenstaand citaat van Van Wyk duidelijk maakt, volledig in overeenstemming zijn met de sociniaanse opvattingen. Tegenover de orthodoxe opvatting dat onze zonden vergeven zijn omdat Jezus met Zijn bloed en met Zijn leven betaalde voor die zonden,Ga naar voetnoot28 stelt het socinianisme dat God, gunstig gestemd door Jezus' grote gehoorzaamheid, uit genade, dus zonder er enige voldoening voor te vragen, de mens z'n zonden wil vergeven (zie hierboven, p. 484-85, punt 3). Deze visie vormt m.i. de achtergrond van de volgende passages: (AT, r. 1895-8, p. 55, Jezus aan het kruis)
Dus stijgt dat dierbaar bloed ten zoeten reuk naar boven,
Maar meer de geur en 't teken / Van dat gehoorzaam spreken,
Wijl meer gehoorzaamheid dan offer is te loven.
(AT, r. 1923-30, p. 56, Jezus aan het kruis)
Maar God vereyschte bloed, ja strafbloed, zoo rechtvaardig?
Hoe, zou dat dan verhinderen / 't Vergeven aan zijn kinderen?
Of is rechtvaardig zijn geen' naam van weldoen waardig?
Maar nu de liefde Gods zich met dat bloed wil mengen,
Nu zal hy zaad aanschouwen; / Nu mag hy zich vertrouwen les. 53.10.
Hy, Eerst-geboorne, God veel broeders toe te brengen. Rom. 8.29.
Deze moeilijk toegankelijke passages kunnen naar mijn mening namelijk alleen zó sluitend worden geïnterpreteerd: Jezus' bloed is teken van zijn gehoorzaamheid (dus géén losprijs) (r. 1895-8). God eist, vanuit Zijn rechtvaardigheid, strafbloed (r. 1923). Maar die rechtvaardigheid verhindert toch zeker niet dat God vergeeft? (r. 1924-5). Of mag je, als God wei-doet (nl. door ‘om niet’ de zonden te vergeven) dat soms geen rechtvaardigheid noemen? (r. 1926). M.a.w. God gaat niet tegen Zijn eigen rechtvaardigheid in als Hij zonder meer vergeeft (r. 1923-6).Ga naar voetnoot29 Maar nu God, gunstig gestemd door Jezus' bloed, (d.w.z. zijn gehoorzaamheid tot de dood toe) bereid is liefde te tonen (en dus te vergeven), nu zal Jezus veel medemensen tot God brengen (r. 1927-30). Een uitwerking van de sociniaanse gedachte dat Jezus ons door Zijn voorbeeld van | |
[pagina 491]
| |
de zonde aftrekt en ons beweegt om God te gehoorzamen (zie hierboven, p. 484-85, punt 3) is te lezen in de volgende regels: (AT, r. 1777-85, p. 52)
En hangt gy in den hoogen Ioh. 12.32.
O Jesus, zoo is 't tijd ons all' tot u te trekken:
Ja trek ons Heer tot u door 't voorbeeld van uw lijden,
Op datwe niet bezwijken
Wanneer ons insgelijken
Ellend en droefheyd komt benauwen en bestrijden;
En trek ons Heer tot u door 't offer van genade,
Door 't bloed dat beter dingen
Dan Abels, voort wil bringen;
Naast de hierboven besproken plaatsen zijn er echter ook, die ogenschijnlijk ‘zuiver orthodox’ zijn. Ik denk aan de door Karsemeijer aangehaalde passage AT, r. 1875-8, p. 55 (zie hiervoor, p. (82)) en aan de (ook door hem geciteerde) regels: (AT, r. 1899, 1902-6, p. 55)
Nu kunnen d' Eng'len eerst recht inzien en bevroeden, [..]
De wijs- en goedheyd van d' Alwijzen en Algoeden.
Die zich door 't bloed aan 't kruys gestort by zijnen Waarden
Verzoenen laat, waar mede / Hy alles stelt in vrede,
En tot zichzelf verzoent in hemel en op aarden. Col. 1.20.
Deze gedeelten staan echter op dezelfde bladzij als de zoëven geciteerde passages' r. 1883-90 en 1895-8. Een interpretatie van de regels 1875-8 en 1899-1906 in orthodoxe zin is in feite een beschuldiging van inconsistentie aan Oudaans adres. Omdat een dergelijke houding bij een oprecht mens als Oudaan uitgesloten moeten worden geacht, staat het m.i. vast, dat ook deze passages naar sociniaanse opvatting uitgelegd moeten worden. Een argument te meer hiervoor is, dat in geen van beide gedeelten gesproken wordt over de genoegdoening die Jezus aan God verschafte. Bovendien is de terminologie in het gedeelte r. 1875-8 duidelijk niet-orthodox: in plaats van ‘van dit bloed geraakt’ zou de 'orthodoxe' uitdrukking zijn ‘door dit bloed gewassen’.Ga naar voetnoot30 Berijmde bijbelteksten, zoals (AT, r. 1135-8, p. 33)
Schep moed ô ziel, ô herte,
De brijzeling, de smerte,
De striemen, die g' aanschouwt, les. 53.5.
Zijn uw' genezing thans en eeuwige behoud. 1 Pet. 2.24.
kunnen ook nu niet als argumenten voor een orthodoxe opvatting gehanteerd worden; het socinianisme heeft immers voor elke tekst een in z'n systeem passende (maar soms wel verwrongen) interpretatie klaar. Van Wyk vermeldt die voor Jes. 53:4 en 12: ‘Dat Christus ons sonde gedra het (Jes. 53:12), beteken dat Christus so gely het alsof (quasi) Hy ons sonde gedra het. Hy het dit in dieselfde sin gedra as wat Hy ons siektes gedra | |
[pagina 492]
| |
het, (Jes. 53:4) en uit Mt. 8:17 weet ons hoe dat Christus dit gedra het, nl. deur dit te genees. Christus dra dus ons sonde, hierin dat Hy dit genees en wel deur ons daarvan af te trek of ons te beweeg om dit niet te doen nie.’Ga naar voetnoot31
Zo blijkt wel dat Oudaan niet alleen in z'n visie op Jezus, maar ook in z'n opvattingen over de verzoening de sociniaanse leer aanhangt in Aandachtige Treurigheyd. Ik bestrijd dan ook Karsemeijers stelling dat Oudaan ‘in zijn Christusbeschouwing (lees: beschouwing van de verzoening) goeddeels orthodox’ is.Ga naar voetnoot32 M.i. ligt de fout van Karsemijer hierin, dat hij zich heeft laten misleiden door ‘orthodox’ klinkende passages. Misschien is hij te veel op zoek geweest naar uitspraken op grond waarvan hij Oudaan ‘orthodox kon maken’; in elk geval heeft hij zich te weinig gerealiseerd dat socinianisme en orthodoxie wel dezelfde termen hanteren, maar die dikwijls met een zeer verschillende inhoud vullen. Hoewel het eigenlijk buiten het bestek van dit onderzoek ligt, tot slot nog een opmerking over de mening van Van Es, dat Oudaan zich in z'n latere jaren steeds meer van de sociniaanse opvattingen losgemaakt heeft.Ga naar voetnoot33 In verband daarmee schrijft hij namelijk: ‘Zijn [ = Oudaans] dogmatisch niet scherp geformuleerde geloofsbelijdenis kan men misschien het kortst zien uitgedrukt in deze versregels: [...] Hy [ = God] zend in 't eind zyn' eigen' Zone zelf,
Het dierbre pand der liefde, dat gegeven
Uit zynen schoot, en 't opperste gewelf,
Al 't Menschdom wijst een' verssen weg ten leven.
Wanneer Hy, door zyn lijden, hunner zoen
Verwervend' zich van Gode laat verkondigen
Dat elk de smet der boosheid weg zal doen,
En 't heilzaam pad betreden zonder zondigen.’Ga naar voetnoot34
Maar deze passage is goed beschouwd een zuivere weergave van de sociniaanse gedachtengang! Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat Van Es in zijn beoordeling dezelfde vergissing begaan heeft als Karsemeijer.
Hoofdwal 121, 4207 EC Gorinchem |
|