De Elckerlijc en Die eerste Bliscap van Maria
R. Vos
Het toneelwerk van de rederijkers uit de 15e eeuw wordt in handboeken ingedeeld op grond van de inhoud der ertoe gerekende werken: mysteriespelen, bijbelse spelen, mirakelspelen en spelen van sinne of moraliteiten.Ga naar voetnoot1
Behalve een vergelijking van de inhoud van deze toneelstukken is ook vergelijking van de vorm mogelijk. Beperken we ons bij deze vergelijking tot de bekendste werken, dan kunnen we het volgende vaststellen:
1. | In elk dezer spelen vindt de wisseling van de sprekende persoon gewoonlijk binnen de versregel plaats. Hierin verschillen al deze spelen van de abele spelen waarin de wisseling van de sprekende persoon plaats vindt na een voltooide versregel. |
2. | Letten we op de aanwezigheid van allegorische figuren, dan onstaat er een tweedeling: enerzijds de Bliscappen, Het spel van de V vroede ende van de V dwaeze Maegden en de Elckerlijc waarin wèl allegorische figuren optreden, anderzijds Mariken van Nieumeghen en Het Spel vanden heilighen Sacramente vander Nyeuwervaert, waarin geen allegorische figuren optreden.Ga naar voetnoot2 |
3. | Nemen we de montage als uitgangspunt, de wijze waarop de verschillende scènes, de shots, aaneengevoegd zijn,Ga naar voetnoot3 dan blijken de Elckerlijc en Die eerste Bliscap een tweetal overeenkomsten te vertonen, waardoor deze beide spelen zich duidelijk van alle andere onderscheiden:
a. | In de Elckerlijc kan de figuur van Doecht niet tegemoetkomen aan Elckerlijcs verzoek met hem mee te gaan ‘ter rekeninge’: door Elckerlijcs schuld laat haar gezondheidstoestand het niet toe. Het spel komt dan verder door de verwijzing van Doecht naar Kennisse:
In Die eerste Bliscap komt een dergelijke situatie voor. Ellendicheit verzoekt haar vriendin Innich Gebet haar voorspraak te willen zijn bij God . Maar deze is daartoe niet bij machte: ze weet dat God te verbolgen is om bij hem iets te
|
|
| |
|
| kunnen bereiken. Het spel komt dan verder door haar verwijzing naar Ontfermicheit die wel als voorspraak zal kunnen en willen optreden:
Biden here, die mi te gerieve
|
b. | Nadat Elckerlijc gebiecht heeft en ‘tcleet van berouwenissen’ heeft aangetrokken, komt hij in een nieuwe staat des levens, die gemarkeerd wordt door het gegeven dat er vier nieuwe figuren op het toneel verschijnen: Wijsheit, Cracht, Scoenheit en Vijf Sinnen:
Doecht
Drie personen van groter macht
Als in Die eerste Bliscap van Maria de jonge Maria (Onse Vrouwe, i jonc kint) tot een nieuwe staat des levens overgaat, namelijk als ze het ouderlijk huis verlaat en haar intrek in de tempel gaat hemen, dan wordt deze verandering gemarkeerd door het gegeven dat er vier nieuwe figuren op het toneel verschijnen: Wijsheit, Oetmoedicheit, Suverheit, Ghehorsamheit:
Anne
Maria, dochter wilt met u leyen
|
|
Het lijkt me toe dat de hier gesignaleerde overeenkomsten in de structuur van Elckerlijc en die van Die eerste Bliscap van MariaGa naar voetnoot6 geen aantasting betekenen van mijn reeds vroeger uitgesproken opvattingen:
- dat de Elckerlijc niet door een theoloog geschreven is, maar door een leek, een rederijker;Ga naar voetnoot7
- dat de Elckerlijc geschreven is in de eerste helft van de vijftiende eeuw.Ga naar voetnoot8
In dezelfde richting wijst ook nog het gegeven dat er enkele opvallende overeenkomsten zijn aan te wijzen tussen de Elckerlijc en de Bliscappen op het gebied van de woordkeus:
1. |
EIck. vs. 56 |
Het wert ghedaen, almachtig god |
|
|
Bl. VII, vs. 301-2 |
|
Twort gedaen. Daer aen en derf u twivelen niet |
2. |
Elck. vs. 63 |
Hi coemt hier gaende, help god here! |
|
|
Bl. VII, vs. 207 |
|
Hi comt hier gaende. |
3. |
Elck: vs. 73 |
Naerstich ben ic an u gesonden |
|
|
Bl. I, vs. 936 |
|
Ende mi met nernste aen u gesonden |
| |
4. |
Elck. vs. 209 |
God loons u ende ons vrouwe. |
|
|
Bl. I, vs. 856 |
|
God loens u, vriendinne. |
5. |
Elck. vs. 241 |
So en wil icker niet wesen |
|
|
Bl. VII, vs. 1574 |
|
Ic en mochter niet wesen |
6. |
Elck. vs. 299 |
God die danc u, mijn vrienden vercoren |
|
|
Bl. VII, vs. 152 |
|
Jan, mijn goede vrient vercoren |
7. |
Elck. vs. 404 |
Ay lazen, god, ik ken dat waer is |
|
|
Bl. VII, vs. 1066 |
|
Ic kent, tes waer. |
8. |
Elck. vs. 603 |
Van blijscap ie weene |
|
|
Bl. VII, vs. 928 |
|
Van groter bliscap dat iet beweene |
9. |
Elck. vs. 760 |
....en hebt genen vaer |
|
|
Bl. VII, vs. 771 |
|
Hebt gheenen vaer |
10. |
Elck. vs. 761 |
Ay mi, die leden sijn mi so swaer |
|
|
Bl. I, vs. 1415 |
|
Al wordic out ende swaer van leden |
11. |
Elck. vs. 876 |
.....sijt dies te binnen |
|
|
Bl. I, vs. 1480 |
.....sijt dies te binnen |
|
|
Bl. VII, vs. 475 |
.....sijt dies te binnen |
|
Ten slotte is het nog opmerkelijk dat, terwijl in de Elckerlijc van de zeven hoofdzonden er slechts drie genoemd worden: hoverdie, ghiericheit ende nijt (vs. 10), dezelfde trits ook in Die eerste Bliscap van Maria aanwezig is:
NIJT:
Hoverde, Giericheit selent oec stoken
De aanwezigheid van al deze overeenkomsten is volledig in overeenstemming met een vroegere conclusie: ‘De dichter van de Elckerlijc heeft niet alleen de algemeen gangbare motieven en gedachten aangegrepen, maar hij heeft zich ook bediend van de algemeen gangbare taal, van ingeburgerde uitdrukkingen, van gemeenplaatsen. Kennelijk was hij geen oorspronkelijk denker noch een scheppend woordkunstenaar, maar wel een begaafd dramaturg, die in een grootse visie al het motieven-, gedachten- en uitdrukkingsmateriaal van zijn tijd aangreep om er een indrukwekkend toneelstuk van te maken, dat nog steeds, na eeuwen, de toeschouwer en lezer aanspreekt.’Ga naar voetnoot9
|
-
voetnoot1
- Zo bijvoorbeeld Dr. G.P.M. Knuvelder, Handboek tol de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, Deel 1, vijfde, geheel herziene druk, s-Hertogenbosch 1970, blz. 376-403.
-
voetnoot2
- In het laatstgenoemde spel komen slechts twee duivelfiguren voor: Sondich Becoren en Belet van Dueghden.
-
voetnoot3
- W.M.H. Hummelen, De sinnekens in het rederijkersdrama, Groningen 1958, blz. 221: ‘De bouwstenen van het rederijkersspel zijn niet de actiemomenten, maar de verschillende shots; de dramatiek van het spel moeten we niet zoeken in de verhouding tussen de verschillende spelmomenten, maar in die tussen de verschillende scènes, in de wijze dus waarop de shots aaneengevoegd zijn: de montage’
-
voetnoot4
- Geciteerd uit: R. Vos, Den Spieghel der Salicheit van Elckerlijc, 3e druk, Groningen 1983.
-
voetnoot5
- Geciteerd uit: Dr. W.H. Beuken, Die eerste Bliscap van Maria en Die sevenste Bliscap van onser Vrouwen, 2e druk, Culemborg 1978.
-
voetnoot6
- Volgens Beuken is Die eerste Bliscap voor het eerst in 1441 te Brussel opgevoerd, a.w., blz. 17.
-
voetnoot7
- R. Vos, Is Petrus Dorlandus de auteur van Elckerlijc?, Ons Geestelijk Erf 39 (1965), blz. 408-425 (425).
-
voetnoot8
- R. Vos, De datering van de Elckerlijc, Spiegel der Letteren 9 (1965-1966), blz. 101-109 (109).
-
voetnoot9
- R. Vos, De Elckerlijc en Willem van Hildegaersberch II, N.Tg. 58 (1965), blz. 376-3S7 (386).
|