De Nieuwe Taalgids. Jaargang 77
(1984)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 411]
| |
Het refrein in het volkslied ‘Van de vier weverkens’R.J.G.A.A. Gaspar‘Schietspoele, sjerrebekke, spoelza,
Djikkedjakke, kerrekoltjes, klitsklets’
De charme van het ZuidnederlandseGa naar voetnoot1 lied ‘Van de vier weverkens’ is zeker niet in de laatste plaats te danken aan deze opgewekte, grappig klinkende regels die - dat zal ook de niet in filologie geïnteresseerde zanger-voor-zijn-plezier duidelijk zijn - het geluid van het weefgetouw willen weergeven. Reeds Pol de Mont, die in 1889 voor het eerst dit lied publiceerdeGa naar voetnoot2 (althans de versie waarin het bovenstaande refrein voorkomt), wees in een enkel zinnetje hierop: ‘De nabootsing van het eigenaardige geluid des weefgetouws is ongemeen gelukkig’.Ga naar voetnoot3 Hij kan - hiermee evenwel de indruk wekken de desbetreffende regels (‘schietspoele’ natuurlijk uitgezonderd) zo al niet in hun geheel, dan toch overwegend als onomatopoëtisch te beschouwen. En inderdaad zijn de woorden ‘Djikkedjakke’ en ‘klitsklets’ wel van dien aard (cf. Is. Teirlinck, Zuid-Oostvlaandersch Idioticon I-III, Gent 1908-1922 op ‘Tsik’, ‘Djak’ en ‘Kleits’). Maar ‘sjerrebekke’ en ‘spoelza’ in r.1, alsmede ‘kerrekoltjes’ in r. 2 zijn, meen ik, allerminst klanknabootsingen; ze vormen echter, hoe vreemd ze ook mogen klinken, evenmin ‘nonsenswoorden’. Weliswaar zijn ze (met uitzondering van ‘spoelza’) niet licht toegankelijk in hun betekenis, maar het is m.i. zeer wel mogelijk hun ‘zinvolheid’ aan te tonen. Het ligt immers voor de hand - en ik wil het als uitgangspunt nemen voor het hierna volgende - dat ‘Djikkedjakke’ en ‘klitsklets’ de tweevoudige beweging bij het weefproces verklanken, nl. het geluid bij de wisseling van de schachten (djikkedjakke) en | |
[pagina 412]
| |
bij het aandrukken van de rietkam (klitsklets).Ga naar voetnoot4 Zou het dan niet zo kunnen zijn, dat de eerste regel (‘Schietspoele, sjerrebekke, spoelza’) en ‘kerrekoltjes’ in r. 2 het voortdurend heen en weer bewegen van de schietspoel kernachtig weergeven? De aanhef ‘Schietspoele’ wijst immers al in die richting.
Welnu, in ‘sjerrebekke’ hebben we naar mijn mening te maken met een samentrekking van drie woorden. Op de eerste plaats het transitieve werkwoord ‘sjeren’/‘sjerren’: werpen, wegwerpen, wegsmijten (cf. L. Schuermans, Algemeen Vlaamsch Idioticon, Leuven 1865-1870, op ‘sjeren’ en ‘sjerren’). Het wordt echter (blijkens enige door Schuermans t.a.p. gegeven voorbeelden: ‘sjeert van hier’ of ‘sjeert weg’, d.i. pak u weg, maak u uit de voeten) ook intransitief gebruikt in de betekenis van ‘weggaan’. Deze laatste betekenis nu is, dunkt me, op ‘sjerrebekke’ van toepassing.Ga naar voetnoot5 De twee volgende bestanddelen van ‘sjerrebekke’ vormen één betekenisgeheel, nl. ‘'n bekke’: 'n beetje (zie L. Schuermans, Bijvoegsel aan het Algemeen Vlaamsen Idioticon, Loven 1883, op ‘Bekke’ en ‘Betje’). Het duidt hier echter m.i. niet zo zeer op een geringe hoeveelheid, bv. in afstand (hoewel niet bij voorbaat onmogelijk!), als wel op een zekere aansporing tot ‘handelen’; m.a.w. het is een bijwoordelijke uitdrukking met de functie van een litotes (vgl.: ‘Maak een beetje voort!!’). De betekenis van ‘sjerrebekke’ is dus: ga snel weg.Ga naar voetnoot6 Ook het daarop volgende woord ‘spoelza’ bevat die aansporing tot ‘handelen’. Het heeft immers de twee bestanddelen ‘spoel’ en ‘sa’ (waarbij de regressieve assimilatie zichtbaar wordt in de spelling ‘za’). En dit ‘sa’ is, zoals bekend, een in onze wat oudere literatuur gebruikelijke interjectie tot opwekking van activiteit (cf. W.N.T. op ‘Sa’). Alles bij elkaar krijgt de eerste regel van het refrein ‘Schietspoele, sjerrebekke, spoelza’ dus de volgende betekenis:‘Schietspoel, ga snel weg, hup spoel!’.Ga naar voetnoot7 | |
[pagina 413]
| |
Na het wisselen van de schachten zou de schietspoel dus als het ware teruggeroepen moeten worden. Dit gebeurt m.i. inderdaad met ‘kerrekoltjes’, een woord met een wat vreemd voorkomen. Hierin de imperatief ‘kere’ te herkennen is evenwel niet moeilijk. We hebben hier nl. te maken met het Middelnederlandse ‘kerren’: zich (om)keren, zich wenden (zie Verwijs en Verdam, Middelnederlandsch woordenboek, op ‘kerren’ en ‘keren’ II). De verklaring van de tweede helft van het woord is weliswaar lastiger, maar het is, dunkt me, zeker niet onmogelijk hieruit de betekenis ‘klosje’ op te maken, en wel als pars pro toto voor ‘schietspoel’. Ik zie nl. in ‘koltjes’ een ablautvormGa naar voetnoot8 van ‘kultjes’, diminutief van ‘kul’Ga naar voetnoot9, waarvan de eigenlijke betekenis luidt: bal, klos, kloot (vgl. Kiliaen, Etymologicum Teutonicae Linguae, op ‘kul’ en Schuermans, Alg. Vl. Id., op ‘kul, kuis’).Ga naar voetnoot10 De auslaut-s kan op twee manieren verklaard worden: geïnterpreteerd als meervoudsuitgang zou hij erop kunnen wijzen dat er sprake is van zg. dubbelweefsel óf van weven met afwisselende kleuren. Omdat echter in de vorige regel sprake is van slechts één spoel (dus van één klos), lijkt het me waarschijnlijker dat er analogiewerking is van het erop volgende ‘klitsklets’. De geprononceerdheid van de s, die daarin twéémaal voorkomt - m.i. nog versterkt door de halve maat rust met fermate die de melodie daarna kent -, kan deze verklaring naar mijn mening zeker ondersteunen. De betekenis van ‘kerrekoltjes’ wordt dan: ‘keer terug, klosje (sc. schietspoel)’.
We zien aldus dat er in het refrein allerminst sprake is van een reeks zinloze klanken waaruit alleen een weliswaar grappig klinkende, maar verder tamelijk ondefinieerbaar blijvende toespeling op het geluid van het weefgetouw zou zijn te destilleren. Integendeel: deze regels geven, naast ‘het eigenaardige geluid des weefgetouws’ (Pol de Mont, t.a.p.) óók de werking ervan, het weefproces, op kernachtige wijze weer: ‘Schietspoel, ga snel weg, hup spoel,
Djikkedjakke, keer terug, klosje, klitsklets’.Ga naar voetnoot11
|
|