| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Nederlands dialectonderzoek
Jan Stroop heeft onder de titel Nederlands dialectonderzoek een bundel artikelen uit de periode 1927-1982 samengesteld. De bedoeling van deze bundeling is een bijdrage te leveren aan het proces van herleving van de dialectstudie, die zich in toenemende mate mag verheugen in hernieuwde belangstelling. In de tweede plaats beoogt Stroop met zijn bundel een introductie te geven tot de verschillende methodes die bij dialectologisch onderzoek een rol spelen. En tenslotte hoopt hij nog een derde doel te bereiken: ‘de lezer nieuwsgierig te maken naar de vele en veelsoortige dialektologische artikelen die hier geen plaats konden krijgen, maar die niet onderdoen voor wat hier wel is opgenomen’ (blz. 9).
De keuze van 1927 als beginjaar is niet toevallig: in dat jaar verscheen Kloekes befaamde boek over de Hollandse expansie en het is een goede gedachte geweest van Stroop als beginstuk de ‘Inleiding’ uit dit gezaghebbende werk op te nemen. Hier vinden we immers al praktisch alles verwoord waar het in de dialectologie en de historische taalkunde om gaat. Direkt daarbij aansluitend is het artikel van Goeman opgenomen over ‘Variatie in taal en Algemene taalwetenschap’, dat eveneens van inleidende aard is. Daarna volgen bijdragen op het gebied van de fonologie, de morfologie, de syntaxis en de lexicologie. We vermelden hier de opgenomen titels.
Bij de afdeling over fonologie - numeriek en kwantitatief het sterkst vertegenwoordigd - compareren Jo Daan, ‘sk en sch’, L. Terpstra C.P., ‘Het Nijmeegse uitstralingsgebied van de stemloze f, s, sj en ch’, J. Goossens, ‘Proeve van een typologische kaart van de Zuidnederlandse vocaalsystemen’, A. Weijnen, ‘Klankgeschiedenis en woordfrekwentie’, Cor Hoppenbrouwers, ‘De realisering van nnl. ui in Zuidoost Noord-Brabant; een algemene theorie over de diftongering’ en ‘Taalverandering en fonologische kenmerken’, H. Ryckeboer, ‘“Uit” in de Nederlandse dialecten’, F. Jansen, ‘Verandering van diftongen: een kwantitatieve benadering van [ai] en [oi]’, Jan Stroop, ‘Diffuse diftongering’.
Bij morfologie vinden we J. Goossens en J. Verheyden, ‘De preteritum-vormen van de zwakke werkwoorden in het zuiden van het Nederlandse taalgebied’, A.C.M. Goeman, ‘Aspecten van de vervoeging van het presens’, en Johan Taeldeman, ‘Adjektieffleksie in de Zuidnederlandse dialekten’.
De afdeling syntaxis is vertegenwoordigd door drie artikelen: J. de Rooy, ‘I knew you knew he knew’, Jan Stroop, ‘Systeem in gesproken werkwoordsgroepen’ en G. de Schutter, ‘Wezen vissen; dialektgeografie van een konstruktie’. En tenslotte staan onder het hoofd lexicologie: J. Goossens, ‘Polysemievrees’ en H. Hogerheijde, ‘Onderzoek naar regionale namen van citrusvruchten’. Een bibliografie van alle genoemde literatuur en een verantwoording van de herkomst van de artikelen completeren het boek, terwijl de samensteller in een voorwoord zijn keuze toelicht en alle artikelen kort karakteriseert.
Stroop heeft met deze bloemlezing een belangrijke lacune gedicht die in de grote variatie aan ‘readers’ en verzamelbundels langzamerhand merkbaar was (alleen de historische taalkunde wacht nu nog op een bundel). De keuze van de artikelen toont de geschakeerdheid die de dialectologie altijd heeft gekenmerkt en deze nieuwe bundeling garandeert de bereikbaarheid van al deze opstellen. De uitgever heeft het boek goed verzorgd: alle bijdragen - over de 300 bladzijden - zijn opnieuw gezet en er is
| |
| |
geen sprake van fotografische herdruk in uiteenlopende typografie, gelukkig. Het boek is uitgegeven door het ‘Huis aan de drie grachten’ te Amsterdam; de prijs is f 49,50.
m.c.v.d.t.
| |
Rectificatie
Op blz. 376-7 van deze jaargang maakten we melding van de oratie van C. van Bree, Het dialect in deze tijd. Daaraan kan nu worden toegevoegd dat deze rede zolang de voorraad strekt bij de auteur verkrijgbaar is: door storting van f 2, - op giro 661394, t.n.v.C. van Bree, Frans Halslaan 61, Oegstgeest.
m.c.v.d.t.
| |
Conferentie Hoe logisch is de grammatica?
Naar aanleiding van het dubbelnummer over taal en logica van het Tijdschrift voor Taal- en Tekstwetenschap organiseert de Internationale School voor Wijsbegeerte in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Logica en Wijsbegeerte der Exacte Wetenschappen een conferentie op 12 en 13 december 1983, met het doel de taalkundige en de logische analyse van de natuurlijke taal naast elkaar te zetten en met elkaar te confronteren. Voorafgegaan door een inleidende voordracht zullen twee thema's telkens vanuit zowel de taalkundige als vanuit de logische hoek worden behandeld. Het geheel wordt afgesloten door een voordracht die niet strikt vanuit de logica of de taalkunde gedacht is.
Programma:
Maandag 12 december
14.00-15.00 |
uur |
Prof. dr. H.J. Verkuyl (inleidende voordracht) |
15.00-15.45 |
uur |
Discussie |
16.00-17.00 |
uur |
Prof. dr. H. van Riemsdijk en dr. J. Koster (vanuit de taalkunde) |
17.00-17.45 |
uur |
Discussie |
19.30-20.30 |
uur |
Drs. M. Stokhof en drs. J. Groenendijk (vanuit de logica) |
20.45-21.30 |
uur |
Discussie |
Dinsdag 13 december
10.00-11.00 |
uur |
Dr. J. Kerstens (vanuit de taalkunde) |
11.15-12.00 |
uur |
Discussie |
13.30-14.30 |
uur |
Dr. Th. Janssen (vanuit de logica) |
14.30-15.15 |
uur |
Discussie |
15.30-16.30 |
uur |
Drs. F. Zwarts (afsluitende voordracht) |
16.30-17.15 |
uur |
Afsluitende discussie |
De conferentie is bedoeld voor een breder taalkundig en logisch geïnteresseerd publiek dat een globale kennis van de betreffende gebieden bezit. Zo mogelijk zullen de voordrachten, eventueel met een samenvatting van de discussie, worden gebundeld tot een boek.
De kosten voor deze conferentie bedragen f110,-, voor studenten f70,- (inclusief volledig pension).
| |
| |
Inlichtingen en opgave:
Internationale School voor Wijsbegeerte
Dodeweg 8
3832 RD Leusden
tel. 033-13990
h.j.v.
| |
Het derde boek van Potters Der minnen loep
De Utrechtse dissertatie over Dirc Potters Der minnen loep waarop A.M.J. van Buuren in 1979 is gepromoveerd, heeft de studie van het hoofdwerk van de Hollandse hofdichter een nieuw élan gegeven. Ook internationaal wordt erkend dat Der minnen loep onder de middeleeuwse artes amandi een zeer bijzondere plaats inneemt. Verder onderzoek wordt echter belemmerd doordat de enige volledige editie van het werk, die van P. Leendertz Wz. uit de jaren 1845-1847, een antiquarische zeldzaamheid is geworden. Wie in een opmerking op p. 306 van Van Buurens boek een belofte heeft menen te lezen, blijkt zich niet vergist te hebben. Als voorproefje van een nieuwe editie heeft hij samen met een groep Utrechtse leerlingen een deel van de tekst, de 1264 verzen van het derde boek, in een voorlopige uitgave beter toegankelijk gemaakt. Dit derde boek is zoals men weet gewijd aan de ongeoorloofde liefde, waarbij Potter het oog heeft op zaken als homosexualiteit, bestialiteit, incest, verkrachting en op liefdesrelaties met Joden en heidenen. Ook hier illustreert hij zijn betoog met uitvoerige vertellingen. Om niet op een recensie in de Ntg vooruit te lopen, ontleen ik een passage aan het prospectus waarin de uitgave wordt aangekondigd. ‘De werkgroep bespreekt in drie inleidende hoofdstukken Potters leven en werk, waarbij uiteraard vooral wordt ingegaan op de problematiek van het derde boek. Potters opvattingen worden geplaatst tegen de achtergrond van de tijd en er wordt aandacht besteed aan de manier waarop hij met zijn verhaalstof is omgegaan. De kritische tekst - naar het handschrift 's-Gravenhage, K.B., 128 E 6 - is voorzien van een uitvoerige toelichting. Achterin vindt men de noten en de literatuurlijst. Een register besluit de uitgave, die VIII + 158 bladzijden telt.’ De titel luidt: Dirc Potter, Der minnen loep, Derde boek, Utrecht, Instituut De Vooys, 1983, Ruygh-bewerp XIII. Het boek kan schriftelijk worden besteld bij
Mevrouw M. Davidse, Instituut De Vooys, Padualaan 14, Postbus 80.091, 3508 TB Utrecht. De prijs is f 12,75 exclusief verzendkosten.
w.p.g.
| |
Middelnederlandse iatromathematica
Naarmate de natuurwetenschappelijke en medische handschriften uit de Middeleeuwen intensiever worden bestudeerd, komt steeds duidelijker aan het licht dat de Lage Landen bij de transmissie van de zogenoemde artes-litteratuur een bijzondere rol hebben gespeeld. Talrijke teksten zijn alleen in deze streken, of hier voor het eerst, uit het Latijn in de volkstaal vertaald, vaak is er sprake van meer dan één vertaling van hetzelfde werk, en sommige van deze Middelnederlandse vertalingen blijken tot diep in het Duitse taalgebied bekend te zijn geweest. Aan een verklaring van deze opmerkelijke feiten - waarom zou er hier te lande eerder of meer vraag zijn geweest naar wetenschappelijke litteratuur in de volkstaal? - zijn de specialisten nog niet toe. Eerst moet het zeer
| |
| |
omvangrijke terrein beter in kaart zijn gebracht. Daartoe heeft de Brusselse hoogleraar Mevrouw R. Jansen-Sieben opnieuw een bijdrage geleverd door haar uitgave van De Pseudo-Hippokratische Iatromathematika in vier Middelnederlandse versies. Het gaat hier om een oeroud corpus medische instructies, gebaseerd op de overtuiging dat ontstaan, verloop en genezing van ziekten beïnvloed worden door de stand van de hemellichamen. Zoals de moderne arts röntgenfoto's en weefselpreparaten bestudeert, speurde zijn middeleeuwse voorganger het uitspansel af om uit de positie van de planeten ten opzichte van elkaar en van de dierenriem gegevens af te leiden omtrent diagnose en therapie. Met deze curieuze leer, waarvan de oorsprong zich in de Babylonische oudheid verliest, zijn in de Hellenistische periode de namen van Hermes Trismegistus, Hippocrates en Galenus verbonden; een beknopt handboek werd in de dertiende eeuw zowel door Willem van Moerbeke als door Petrus de Abano in het Latijn vertaald en is tot in de zestiende eeuw onder verschillende titels (Compendium Ypocratis, Iatromathematica, Hippocratis libellus de medicorum astrologia en vele andere) populair gebleven. De vier Middelnederlandse versies van dit tractaat markeren de voor de westerse beschaving uiterst belangrijke fase waarin de Latijnse wetenschap ook voor leken toegankelijk begint te worden. Prof. Jansen-Sieben heeft de vier teksten diplomatisch uitgegeven; slechts één ervan, het berijmde tractaat Die cracht der mane door Heynric van Hollant, was al bekend door een editie van Matthias de Vries uit 1847 - de drie overige, in proza, zijn nieuwe aanwinsten. De 74 bladzijden tellende uitgave vormt deel 11 van de reeks Scripta, Mediaeval and Renaissance Texts and Studies, en is verkrijgbaar bij Omirel, Vrijheidslaan 17, B-1080 Brussel. De prijs is niet bekend.
w.p.g.
| |
Minne en liefde in de prentkunst
In het kader van het eerste project van de Stichting Werkplaats Wetenschap en Maatschappij, de bestudering van de rolverschuiving van de vrouw aan het begin van de moderne tijd, is een bundel kleine studies verschenen van de hand van Thea Vignau Wilberg-Schuurman m.m.v. Renée Pigeaud, gecentreerd rond het thema Hoofse minne en burgerlijke liefde in de prentkunst rond 1500. Aan de hand van 77 gravures van o.a Dürer, Lucas van Leyden en Hans Baldung Grien worden vijf onderwerpen aan de orde gesteld. Het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld laat zien hoe de hoofse minnetuin zijn ideale inhoud verliest en tot een tuin van lusten verwordt waar ontucht heerst en om de broek gevochten wordt. Een nar geeft soms moraliserend commentaar en dat geeft de auteur de gelegenheid relaties te leggen met vroeg zestiende-eeuwse Duitse vastenavondkluchten die zich op een zogeheten narrenweide afspelen en waarin de gevaarlijke macht van de lust gedemonstreerd wordt. De volgende hoofdstukjes behandelen achtereenvolgens Vrouw Minne's jacht, De Moriskendans, Van wilde mensen en bosmensen en De vrouwenlisten.
De these van mevrouw Wilberg is dat deze prenten vaak in dienst staan van de nieuwe burgermoraal. Het adellijke ideaal van de hoofse minne heeft zijn waarde verloren en wordt door parodie omlaaggehaald. ‘Doordat men de nadruk legt op de smadelijke gevolgen van het overspel, propageert men juist de echtelijke trouw en het huwelijk’. Het zeer rijk-geïllustreerde boek is uitgegeven bij Martinus Nijhoff te Leiden. Het telt 160 blz. en kost f39,50.
m.a.s.-v.d.d.
| |
| |
| |
Coornhersts Zedekunst dat is wellevenskunste herdrukt
Coornherts Zedekunst dat is wellevenskunste uit 1586, een in de volkstaal geschreven ethica op perfectistische grondslag, heeft behoord tot de geestelijke bagage van menig zeventiende-eeuwer in de Lage Landen. Keer op keer blijkt dat kennis van het boek onontbeerlijk is bij het bestuderen en begrijpen van oude teksten uit onze letterkunde, b.v. bij het interpreteren van begrippen als hoop, hovaardigheid, of vriendschap.
In 1942 heeft prof. dr. B. Becker een voortreffelijke editie van de Zedekunst bezorgd in de ‘Groote reeks’ der Leidse drukken en herdrukken. Het boek werd een gewaardeerd object in de vakbibliotheek van menig neerlandicus en historicus. Helaas was het de laatste jaren zeer moeilijk het op de antiquarische markt nog tegen een redelijke prijs te verwerven.
De Utrechtse uitgeverij H&S heeft in 1982 een ongewijzigde herdruk van Beckers uitgave het licht doen zien, thans als deel XXV van de reeks Utrechtse herdrukken. Behalve voor de verdienste een belangrijke tekst weer op ruime schaal beschikbaar te hebben gemaakt, komt H&S Publishers lof toe voor de uiterlijke verzorging van deze fotografische herdruk. Bij gelijkblijvende grootte van de zetspiegel heeft men, door de bladzijden minder ruim met marges te bedelen dan in 1942, een duidelijk leesbare en tevens goed hanteerbare Zedekunst geproduceerd. Het geheel van XXXII + 528 bladzijden is gevat in een mooie bruinlinnen band. De prijs is beslist laag te noemen voor wat er wordt geboden: f75,-.
a.j. gelderblom
| |
Heinsius' Nederduytsche Poemata in facsimile
Bij de Zwitsers-Duitse uitgeversmaatschappij Peter Lang is een facsimile (20% verkleind) verschenen van Daniel Heinsius' Nederduytsche Poemata naar een exemplaar van de eerste uitgave van 1616, bezorgd en van een in het Duits geschreven inleiding voorzien door de Amerikaanse hoogleraar Barbara Becker-Cantarino in de reeks Nachdrucke deutscher Literatur des 17. Jahrhunderts. Deze mededeling is uitermate geschikt om alle specialisten in de 17de-eeuwse letterkunde het schaamrood op de kaken te jagen, zelfs als mevrouw Becker er vriendelijk en elegant op wijst dat opname van de bundel in de genoemde reeks niet bedoeld is als een poging om Heinsius voor de Duitse literatuur te annexeren maar alleen getuigt van het belang dat Heinsius voor de Duitse letterkunde van de barok heeft gehad. Hadden we er niet zelf voor moeten zorgen dat dit voor de Nederlandse literatuur zo belangrijke en invloedrijke boek een heruitgave kreeg in een Nederlandse serie, en gericht op een Nederlands publiek? Dit is natuurlijk volstrekt niet als verwijt aan het adres van Barbara Becker bedoeld. Integendeel, ze heeft eerst met haar biografie van Heinsius (New York, 1977) en nu met deze uitgave de Neerlandistiek een belangrijke dienst bewezen - Heinsius' tekst is nu beschikbaar en wordt met een uitvoerige inleiding van ruim 90 bladzijden geïntroduceerd. In een zevental hoofdstukken komen achtereenvolgens aan de orde Heinsius' leven, de bemoeienissen van Petrus Scriverius met de editie van 1616 en een beschrijving van de verschillende drukken, de betekenis van het voorwerk, de Nederlandse gedichten, de emblemata, de ‘Lof-sanck van Bacchus’ en tenslotte ‘Die Nederduytschen Poemata in Deutschland’. Dat laatste is wel bijzonder pijnlijk, zij het begrijpelijk in verband met het geïntendeerde publiek. Maar in dit boek vernemen we dus niets over
| |
| |
Heinsius' invloed in Nederland, bijvoorbeeld met zijn emblemata op de liefdesemblematiek, met zijn pastorale gedichten op Van Zevecote, Cats en Huygens, met zijn epithalamia op Bredero's bruiloftsdichten, of over de beslissende betekenis die hij heeft gehad voor de literaire reputatie van Anna Roemers Visscher.
Een facsimile-uitgave heeft zijn beperkingen. Mevrouw Becker wijst er zelf op (p. 26*) dat aanwijzing van het interessante materiaal aan tekstvarianten achterwege is gebleven. Evenzo ontbreekt commentaar, terwijl dat bij deze gedichten met hun soms duistere mythologische allusies maar ook met hun verwijzingen naar de contemporaine werkelijkheid bepaald geen overbodige luxe geweest zou zijn.
Het is daarom te hopen dat deze uitgave de verschijning van een standaardeditie niet in de weg zal staan. Al te optimistisch daarover kan men niet zijn. Mevrouw Becker deelt in haar woord vooraf (februari 1982) mee blij te zijn dat ‘diese bereits 1976 fertiggestellte Ausgabe nun endlich erscheinen kann’, o.a. dank zij financiële steun van het Texas Research Institute. Dat lange oponthoud zal ook de reden zijn dat de studie van W. Vermeer, ‘Een “brief” wisseling tussen Jan van der Does Sr. en Daniel Heyns’ in TNTL 96, 1980. p. 161-189 geen plaats in de bibliografie gevonden heeft.
Daniel Heinsius, Nederduytsche Poemata. Faksimiledruck nach der Erstausgabe von 1616. Herausgegeben und eingeleitet von Barbara Becker-Cantarino. Peter Lang, Bern und Frankfurt am Main, 1983. De prijs van het boek dat 96 blz. inleiding en 184 blz. tekst telt, bedraagt Sfr. 112,-.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Over verhalen gesproken
Na Over gedichten gesproken, een bundel poëzie-analyses (zie De nieuwe taalgids 75 (1982), pp. 375-376), verscheen eveneens bij Wolters-Noordhoff Over verhalen gesproken. Dit boek bevat elf analyses van de volgende verhalen en romans: Juffrouw Lina van Marcellus Emants (door Margaretha H. Schenkeveld), Blokken van F. Bordewijk (J.A. Dautzenberg), ‘Het mes’ van Hugo Claus (G.F.H. Raat), De bende van Jan de Lichte van Louis Paul Boon (Paul de Wispelaere), ‘De sirenen’ van Maria Dermoût (Mieke Bal en Ernstjan van Alphen), Het boek Alfa van Ivo Michiels (Jean Weisgerber), ‘Eenvoudige lichaamsuitbreidingen’ van Gerrit Krol (twee interpretaties: Ad Zuiderent èn J. Hoogteijling), ‘Oude lucht’ van Harry Mulisch (Frans C. de Rover), De Gallische ziekte van Louis Ferron (Anthony Mertens), ‘Portret van een dame’ van Willem Brakman (Hein Leferink).
In het ‘Woord vooraf’ wordt gewezen op de ‘onderling grote verschillen in leeftijd, levensbeschouwing, opleiding, werkwijze en ervaring’ van de medewerkers. Dat waarborgt ‘een rijke verscheidenheid aan opvattingen en verwoording’. De diversiteit is stellig een van de aantrekkelijke aspecten van de bundel. Het lijkt me echter voorstelbaar dat het gebruik van verschillende terminologie voor dezelfde begrippen niet alléén positieve kanten heeft, zeker wanneer ter toelichting wordt volstaan met een verwijzing naar secundaire literatuur.
Naast de analyse van structuuraspecten - de meeste bijdragen hebben een overwegend ergocentrisch karakter -, wordt aandacht geschonken aan intertekstualiteit en relaties tussen het werk en ‘de werkelijkheid’, de lezer en de auteur. ‘De bedoeling van deze verzameling is bereikt wanneer de lezer meer inzicht verwerft in het hoe en soms
| |
| |
ook in het waarom van de gang van een verhaal’. Het lijdt mijns inziens geen twijfel dat de analyses de lezer dat inzicht zullen verschaffen.
Over verhalen gesproken telt 246 pagina's en kost f32,-.
h. anten
|
|