De Nieuwe Taalgids. Jaargang 76
(1983)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brabants? Deel 2Ga naar voetnoot*Kas Deprez3. Onderzoek in het Brabantse dialektgebied zelf: Duffel-Lier (prov. Antwerpen).3.1. Opzet van het onderzoekDe opzet van het onderoek in Duffel-Lier was zonder meer dezelfde als van dat in West-Vlaanderen, behalve dat er meer lexikale variabelen onderzocht zijn, en dat er een groter aantal ppn ondervraagd is. De steekproef In totaal zijn 123 mannen ondervraagd behorende tot verschillende leeftijds- en sociale kategorieën (zie Deprez 1981b, 268). Deze kategorieën zijn dezelfde als in West-Vlaanderen. De variabelen In totaal zijn 28 lexikale variabelen onderzocht. Ze zijn geselekteerd op basis van extern-linguïstische kriteria: Nederlands vs. niet-Nederlands, endogeen vs. exogeen, Frans vs. niet-Frans. Alle mogelijke kombinaties tussen die kriteria zijn in Duffel-Lier onderzocht, maar met het oog op de vergelijkbaarheid beperk ik me hier tot die kombinaties die ook in West-Vlaanderen onderzocht zijn. Overigens zijn de resultaten voor de 12 variabelen met een (+ Frans)-variant al eerder gepubliceerd: zie Deprez en Geerts 1977c, 1978; ik herneem hier enkel de resultaten voor de variabelen die ook in West-Vlaanderen onderzocht zijn: paraplu-regenscherm, en portemonnee-geldbeugel. Voor de overige variabelen die hier niet behandeld worden - b.v. die met een Vlaamse (in enge zin) variant (cf. De Schutter 1973) - verwijs ik naar Deprez 1981b. Al met al heb ik het hier wat Brabant betreft enkel over de volgende 13 paren: a. De Brabantse variant is Nederlands, de niet-Brabantse behoort niet (meer) tot de Nederlandse norm; dus: -EXO, +NED vs. +EXO, -NED. Daarbij kunnen verschillende kategorieën van niet-Nederlandse exogene elementen onderscheiden worden
b. De Brabantse variant is niet-Nederlands, de niet-Brabantse is wel Nederlands; dus: -EXO, -NED vs. +EXO, +NED
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Resultaten: Brabant vs. West-VlaanderenWaarschuwing vooraf: Als men tabellen 1, 2, 3 en 4 bekijkt valt het op dat a. niet alle variabelen in de beide onderzoeksgebieden (West-Vlaanderen en Brabant) onderzocht zijn, b. van de variabelen die wel in de beide onderzoeksgebieden onderzocht zijn, er twee zijn waarvan de varianten niet dezelfde status hebben m.b.t. de faktor ‘± exogeen’: in West-Vlaanderen zijn karnemelk en schort endogeen, in Brabant zijn ze exogeen, en het omgekeerde geldt voor hun tegenhangers botermelk en voorschoot. Natuurlijk moet de vergelijking beperkt blijven tot die variabelen 1. die zowel in West-Vlaanderen als in Brabant onderzocht zijn (ieder woord heeft uiteindelijk zijn eigen geschiedenis, dat wordt geïllustreerd door de vaak grote verschillen tussen de skores - ook al behoren de variabelen tot dezelfde reeks), 2. waarvan de varianten in de beide onderzoeksgebieden dezelfde status hebben. Toch heb ik in tabellen 1, 2, 3 en 4 ook de skores voor de overige variabelen - die tot de vergeleken reeksen behoren! - opgenomen; dat zal me nl. in staat stellen soms een en ander nader te adstrueren resp. te nuanceren. Onze aandacht moet nu in de eerste plaats naar de skores voor de endogene varianten gaan. Als Brabant een centrum is, dan zal het voor zijn eigen varianten opkomen, (veel) meer dan West-Vlaanderen dat doet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1. GebruikHet is niet zo dat Brabant in het gebruik voor elke eigen variant hoge skores laat noteren. Het aan het Frans ontleende paraplu skoort er niet hoger dan in West-Vlaanderen (tabel 1); voor een aantal subgroepen (zie Deprez 1981b, bijlage 2a) geldt hetzelfde voor portemonnee. En van de niet-vergelijkbare varianten skoren stekjes en valling even laag als de meeste endogene varianten in West-Vlaanderen. Maar in alle overige gevallen is het wel de eigen variant die het in Brabant haalt. Voor toe-, schuif, porei, (het) weer, en al liggen de skores in Duffel-Lier (aanzienlijk) hoger dan in elk van de plaatsen waarin ze onderzocht zijn in West-Vlaanderen (op de skore voor al in Ieper na). Bovendien liggen ook de skores voor de meeste niet-vergelijkbare endogene varianten er zeer hoog, met name voor botermelk, voorschoot en appelsiensap - in West-Vlaanderen haalt enkel karnemelk even hoge skores. Brabant gebruikt dus veel meer de eigen, endogene varianten dan West-Vlaanderen; nogmaals: dat geldt niet voor alle variabelen, maar wel voor de meeste. Brabant gebruikt in de eerste plaats endogene varianten (en pas in de tweede plaats Nederlandse), West-Vlaanderen daarentegen gebruikt in de eerste plaats Nederlandse varianten, en in de tweede plaats exogene. In het gebruik is Brabant dus duidelijk minder volgzaam dan West-Vlaanderen: het gebruikt zowel minder Nederlandse als minder exogene varianten. Deze konstateringen gelden bovendien niet enkel voor de totale steekproeven, maar ook voor alle subgroepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2. NormOok in de norm skoren de niet-Nederlandse endogene varianten hoger in Brabant dan in West-Vlaanderen, maar de verschillen zijn duidelijk minder groot dan in het gebruik (tabel 2). Bij de niet-vergelijkbare variabelen vinden we ook nog zeer lage normskores
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor stekjes en valling, de twee endogene varianten die in Brabant ook al zeer laag skoorden in het gebruik. Deze konstateringen gelden ook weer voor alle subgroepen (zie Deprez 1981b, bijlage 2b); af en toe skoort Brabant ook even laag, of zelfs nog lager dan West-Vlaanderen. Zowel Brabant als West-Vlaanderen kruisen dus in de eerste plaats exogene varianten aan, en dat betekent dan dat de verschillen tussen gebruik en norm in Brabant veel groter zijn dan in West-Vlaanderen. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse endogene reeks. Daar valt trouwens de volgende verschuiving te noteren: de ouderen in Brabant skoren hoger, maar de jongeren skoren er lager dan de overeenkomstige kategorieën in West-Vlaanderen; of: in West-Vlaanderen verschuift men naar het Nederlands toe, in Brabant daarentegen verschuift men naar het exogene toe! Met deze nuancering: deze konstatering betreft enkel de variabelen waarin de niet-Nederlandse variant schrijf- resp. boekentalig is. Voor de variabelen bestaande uit een (+ Frans)-woord en een purisme is er tussen Brabant en West-Vlaanderen nauwelijks enig verschil, zowel in de norm als in het gebruik. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3. Taal(on)zekerheidTaalzeker is Brabant niet, zeker niet m.b.t. de exogene (Nederlandse) varianten - die het niet gebruikt -, maar ook niet m.b.t. de eigen endogene (Nederlandse of niet-Nederlandse) - die het veel gebruikt. Voor de totale steekproeven geldt nog wel dat Brabant voor zowat elke (vergelijkbare) endogene variant de hoogste zekerheidsskore haalt (tabel 3), maar veel betekent dat niet. Ten eerste liggen die skores er niet zoveel
hoger dan in West-Vlaanderen, vooral niet voor de Nederlandse endogene reeks. Voor de niet-Nederlandse endogene varianten zijn de verschillen groter, maar dat komt doordat West-Vlaanderen hier minimale skores laat noteren - het punt is dat Brabant deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
varianten wel veel gebruikt, maar ze uiteindelijk toch maar voor 20 à 30% als norm aankruist. Ten tweede neemt de zekerheid in Brabant m.b.t. de endogene varianten af, zowel m.b.t. de Nederlandse als m.b.t. de niet-Nederlandse (zie Deprez 1981b, bijlage 2c). In West-Vlaanderen neemt de zekerheid m.b.t. de niet-Nederlandse endogene varianten ook af, maar m.b.t. de Nederlandse neemt ze toe; in Brabant daarentegen neemt ze voor beide reeksen af. En die afname is reëel, net zoals in West-Vlaanderen de toename reëel is: de jongeren skoren lager (resp. hoger) dan de laagstskorende (resp. hoogstskorende) kategorie. Uiteindelijk neemt in Brabant de zekerheid enkel toe voor de... exogene Nederlandse varianten. Het resultaat is dat Duffel-Lier minder taalzeker is dan Poperinge, Ieper en Kortrijk (tabel 3, deeltabel c); dat geldt bovendien voor alle subgroepen, voor de meeste variabelen (zie Deprez 1981 b, bijlage 2c). In West-Vlaanderen betreft de onzekerheid in de eerste plaats de niet-Nederlandse exogene varianten, veel meer dan de Nederlandse exogene. In Brabant daarentegen betreft de onzekerheid zowel de Nederlandse (twee uitzonderingen: lucifers en verkoudheid) als de niet-Nederlandse exogene reeks (tabel 4). Brabant gebruikt (veel) minder exogene varianten dan West-Vlaanderen - vooral Ne-
derlandse exogene -, maar het kruist ze nauwelijks minder als norm aan (bij de jongeren liggen de normskores voor de niet-Nederlandse exogene varianten zoals gezegd zelfs hoger in Brabant dan in West-Vlaanderen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. DiskussieNatuurlijk hebben de onderzoeksgegevens in Duffel-Lier een zeer beperkt karakter. Waarschijnlijk kunnen we er verschillende kanten mee uit. Ik kies voor de volgende interpretatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. Gebruik. Het feit dat Brabant (veel) meer de endogene varianten gebruikt dan West-Vlaanderen lijkt me uiteindelijk terug te gaan op het feit dat de Brabantse dialektgroep nauwer met de standaardtaal verwant is dan de andere Belgisch-Nederlandse dialekten, of althans dat velen in dit land - Brabanders, maar ook niet-Brabanders - die mening toegedaan zijn - want wat de feiten zijn heeft in dit verband minder belang dan wat de betrokkenen denken dat ze zijn. Nu is noch het een noch het ander onderzocht, maar weinigen zullen protesteren, denk ik, als ik stel dat zowel Westvlamingen en Limburgers als Brabanders gemakkelijker van Westvlamingen en Limburgers zeggen dat ze met een aksent spreken dan van Brabanders, en dat dat oordeel o.m. te maken heeft met het (echte of vermeende) verschil in afstand tussen het Nederlands en het Brabants enerzijds en het Nederlands en het Westvlaams resp. het Limburgs anderzijds. Als een Westvlaming AN spreekt, ‘weet’ hij dat hij min of meer een andere taal spreekt. Als een Westvlaming AN spreekt, ‘weet’ hij dat hij zich niet op zijn dialekt kan verlaten, daarvoor zijn de verschillen te groot. Voor een Brabander is dat minder duidelijk. Als dat waar is, lijkt het mij niet onmogelijk dat de Westvlaming, in dezelfde situaties, meer aandacht aan zijn taal besteedt, meer met normen bezig is (Nederlandse, maar ook niet-Nederlandse normen!) dan de Brabander. De Brabander die ‘meent’, ‘weet’ dat als hij zijn dialekt- ‘dat sowieso veel dichter bij het Nederlands staat’ - enigszins bijschaaft, hij een taal spreekt die - ook in de oren van niet-Brabanders - nogal AN-achtig klinkt. Die taal is dan wel niet ‘echt’ AN, maar toch - vindt hij - voldoende AN, meer AN dan die van veel niet-Brabanders, aan wie je vaak veel beter hoort waar ze vandaan komen. b. Norm. Ik zal niet ontkennen dat er in Brabant ten aanzien van de rest van het land een gevoel van ‘voorsprong’ leeft. Dat gevoel betreft, denk ik, ook het standaardtaalgebeuren, en dan zowel de omvang van de verbreiding van de standaardtaal (cf. Willemijns 1979) als de kwaliteit van het AN van de doorsnee-taalgebruiker (cf. supra). Maar dat is geen superieur gevoel. Als de Brabander zich wat de standaardtaal in Vlaanderen betreft gemakkelijk ‘beter’ voelt, is dat een gevoel dat gesitueerd dient te worden in een land dat in zijn geheel van ver komt, zoiets als: in het land van de blinden is eenoog koning, en eenoog weet dat (niet alleen dat hij koning is, maar ook dat hij eenoog is). Het is niet zo dat Brabanders tegenover niet-Brabanders met hun Brabants AN uitpakken - zoals b.v. een Antwerpenaar wel met zijn Antwerps (dialekt!) uitpakt, zo van: hoor eens hoe goed die taal klinkt, hoor eens hoe goed ik met die taal (variëteit) om kan. Dat ‘betere’ gevoel in Brabant, wat de standaardtaal betreft, is er een van ‘goed genoeg’, van ‘allicht even goed als’. Het is ook niet zo dat er in Brabant een (impliciete) Brabants-Nederlandse norm zou zijn waaraan je als niet-Brabander verondersteld wordt je te houden. De Vlaming die een standaardtaal spreekt die dichter bij het Nederlands aansluit dan die van de doorsnee-standaardtaalsprekende Brabander, wordt in Brabant niet meewarig bekeken. Standaardtaalsprekende Brabanders beweren niet over het model te beschikken, in de zin van: wat wij spreken, dat is pas Belgisch Nederlands! Veel Brabanders weten dat nogal wat niet-Brabanders het Belgisch Nederlands beter realiseren dan zijzelf, en geven dat ook grif toe. Ik heb me door Brabanders ook al verschillende keren laten uitleggen dat Westvlamingen, als-ze-het-leren, beter Nederlands spreken dan de Brabanders. Maar ze moeten het leren! Brabanders leren het niet echt, en hoeven het ook niet echt te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leren, aangezien hun dialekten nauwer met het Nederlands verwant zijn. Goossens (1981,209) heeft kennelijk niet veel vertrouwen in onze resultaten in West-Vlaanderen. Volgens hem zijn ze in tegenspraak ‘met de vele pleidooien voor het goed recht van Vlaamse elementen in het Nederlands, die de mening van de meerderheid weerspiegelen en met de dagelijkse waarneming van het feit dat verreweg de meeste Vlaamse ‘beschaafdsprekers’ voortdurend woorden uit het dialect gebruiken in plaats van algemeen Nederlandse die ze nochtans kennen (b.v. camion in plaats van vrachtwagen en gij in plaats van jij)’. Wat het tweede argument betreft is het inderdaad zo dat de meeste Vlamingen voortdurend woorden uit hun dialekt gebruiken. De vraag is echter wat ze ermee bedoelen: welke status kennen ze aan die woorden toe? Misschien vinden ze dat ze beter passen bij een losse, gezellige sfeer - b.v.? Dat is dan heel wat minder dan: die woorden behoren in het woordenboek te staan, en moeten in de klas en op TV gebruikt worden (In onze attitude-onderzoeken in Antwerpen hebben wij telkens opnieuw kunnen konstateren dat gezelligheid en beschaafdheid als twee verschillende zaken ervaren worden). Wat wij onder de norm verstaan is de expliciete norm, d.w.z. de variant waarvan men vindt dat hij gepropageerd dient te worden. Ik vind niet dat dit normbegrip niet duidelijk genoeg zou zijn. Ik vind ook niet dat we op die manier onze eisen te hoog stellen. Er kan nl. pas dan van een eigen Belgisch-Nederlandse norm gesproken worden als de Vlamingen 1. in staat zijn die norm in te vullen, 2. voor hun keuzes durven uit te komen. Zolang dat niet het geval is, is er geen sprake van een ‘vanzelfsprekend taalbestaan’, iets wat men moet durven te konstateren (Dat ik mijn eisen niet te hoog stel, leid ik af uit het feit dat men al wel zo ver is wat de uitspraak betreft: daar komt men nl. wel voor zijn eigen norm uit, en men propageert hem ook daadwerkelijk - cf. Pauwels 1954; Goossens 1973; Deprez 1981a). Hiermee zijn we bij het eerste argument van Goossens (1981) beland: de vele pleidooien zijn er, het gevoel dat wij het op een enigszins andere manier moeten doen dan de Nederlanders leeft, heel sterk zelfs - dat is uitvoerig beschreven in de inleiding van Deel 1. Maar, als we een tegenspraak zien tussen aan de ene kant, het feit dat de meeste Vlamingen vinden dat ze het tot op zekere hoogte op een eigen manier moeten doen, en aan de andere kant het feit dat in een test als de onze heel weinig ppn in de norm voor hun eigen varianten kiezen, als we m.a.w. menen dat het ene zozeer waar is dat het andere gewoon niet waar kan zijn, vrees ik dat we een van de meest fundamentele aspekten van de Vlaamse taalsituatie niet meer kunnen onderkennen. Dat aspekt is dat men niet weet wat men in de plaats wil stellen! En de jongeren weten het nog minder dan de ouderen. Dat kan ikzelf ieder jaar weer konstateren bij mijn studenten (in die zin verrast het mij niet dat het resultaat van het onderzoek in Duffel-Lier is dat de taalzekerheid er afneemt): men doet erg emotioneel, maar elke kennis van, elk inzicht in de problematiek ontbreekt met als gevolg dat men, zodra de vragen iets konkreter worden, stilvalt. (Dit mag vermeld worden want een jaar later zijn een aantal van die studenten leraar-Nederlands). Een en ander wordt m.i. op een voortreffelijke manier door onze onderzoeken geïllustreerd: men gebruikt de endogene varianten, maar zodra men met zijn gebruik gekonfronteerd wordt, keurt men het af: het is dialekt, Frans, te gewoon, spreektaal, enz. Men blijkt niet in staat te zijn een alternatief te formuleren. c. Taal(on)zekerheid. In overeenstemming met zijn positie van centrum is de konstatering, door Geerts, Nootens en Van den Broeck (1977, 125), dat in Brabant het gevoel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de Vlamingen het op een eigen manier moeten doen, sterker aanwezig is dan elders in Vlaanderen (dit geldt dan echter enkel voor de provincie Brabant; in de provincie Antwerpen liggen de voorkeurskores voor de Vlaamse paren en voor het niet willen kunnen spreken zoals de Nederlandse paren beduidend lager, een verschil waar ik ook geen raad mee weet). Ik ga er dus wel degelijk van uit dat Brabant een centrum is. Het is hoe dan ook het politieke, ekonomische en kulturele centrum van Vlaanderen, dat staat buiten kijf. En als zodanig drukt het zijn stempel op de ontwikkeling van het Belgisch Nederlands, ook dat is evident. Intussen blijkt echter uit onze onderzoeken dat Brabant heel... taalonzeker is, veel taalonzekerder dan West-Vlaanderen. Kan dat, een taalonzeker taalcentrum? Eigenlijk niet, maar wat Vlaanderen betreft kan het - voorlopig - wel. Mij verwondert het resultaat van de vergelijking tussen Brabant en West-Vlaanderen in ieder geval niet. Men mag niet uit het oog verliezen dat de positie van Brabant op een aantal essentiële punten dezelfde (geweest) is, m.b.t. de standaardtaal, als de rest van Vlaanderen. Immers, hoe is de ontwikkeling totnogtoe verlopen? Om te beginnen is Vlaanderen in het verleden overspoeld door het Frans; het aantal woorden en vertalingen uit het Frans was/is nauwelijks te tellen. Het is Brabant, schrijft Goossens (1970, 56), dat er verantwoordelijk voor is dat veel van de Franse elementen zich over heel Vlaanderen verspreid hebben: Brabant heeft ze uit het taalvreemde centrum Brussel overgenomen, en ze daarna als een eigen bezit aan de aangrenzende gebieden doorgegeven (een illustratie daarvan biedt de balpen-kaart van Goossens en De Rons (1973)). Het feit dat Brabant die elementen als een eigen bezit doorgeeft, bewijst op zijn beurt - steeds volgens Goossens (1970) - dat Vlaams-België over een taaleigen centrum beschikt. Uit dit gegeven alleen al blijkt overduidelijk hoe merkwaardig de positie van Brabant als centrum wel was/is. In de tijd dat Vlaanderen door het Frans overspoeld werd, werd er nl. ook in Brabant nauwelijks iets anders gesproken dan dialekt en Frans. Of: ook Brabant stond volkomen machteloos... Intussen zijn er heel wat Vlamingen de overweldigende invloed van het Frans als iets vernederends gaan ervaren, en hebben ze geprobeerd hem te reduceren, wat - onvermijdelijk - in een vrij lange reeks purismen geresulteerd heeft. Was/is Brabant minder puristisch ingesteld dan de rest van Vlaanderen? Kennelijk niet; in de literatuur vinden we niets in dit verband, en in ons onderzoek zijn de anti-Franse reakties zeker even sterk in Brabant als in West-Vlaanderen. Zelfs de leraren-Nederlands, van wie je zou verwachten dat ze meer over die zaken nagedacht hebben, en dus genuanceerder zullen reageren, blijken nauwelijks tot enige toegeeflijkheid bereid. Kortom, Brabant geeft elementen door die het niet door wil geven, en is daar zelf niet gelukkig mee. Een ander gegeven waarvan de gevolgen tot op heden voelbaar zijn, is dat de Vlamingen, als gevolg van hun geïsoleerde positie binnen het Nederlandse taalgebied én van de verfransing van de eigen bovenlaag, de standaardtaal uit de boeken hebben moeten leren. Dat geldt ook voor Brabant. Een centrum dat zijn taal uit de boeken heeft moeten leren, dat is natuurlijk ook allesbehalve een gewone situatie. Nu liggen in Duffel-Lier de gebruikskores voor de schrijftalige (resp. boekentalige) varianten wel beduidend lager dan in West-Vlaanderen, en ook de normskores liggen er lager, maar dit laatste blijkt bij nader toezien enkel voor de oudere leeftijdskategorieën te gelden: bij de jongeren skoren de schrijftalige varianten nl. hoger in Brabant dan in West-Vlaanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brabant heeft het nu vooral moeilijk om eigen expliciete normen te poneren omdat de macht en de aantrekkingskracht van het ‘officiële’ Nederlands alsmaar groter worden. De middelen waarover de Vlamingen beschikken om daar tegen op te tornen, zijn ook vrij beperkt: bij nader toezien is veel van het eigen taalmateriaal Frans, of wordt het als ‘te dialektisch’ ervaren. Met als resultaat dat de Brabander, die sterker met het gevoel leeft dat het anders moet, maar al evenmin weet welke middelen hij konkreet moet aanwenden om dat anders-zijn gestalte te geven, uiteindelijk taalonzekerder is dan de Westvlaming, die zich minder illusies maakt omtrent zijn positie als standaardtaalsprekende Vlaming. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Verdere indikatiesIk vind niet dat de resultaten van ander, recent onderzoek mijn interpretatie tegenspreken. Integendeel, ze vormen er - wat mij betreft - een belangrijke steun voor. Een eerste belangrijk onderzoek in dit verband is Hagen (1980). Even rekapituleren: Hagen vroeg aan 65 Vlaamse onderwijzers waar het taalonderwijs in Vlaanderen naar moet streven: 26,1% koos voor een ABN ‘volgens de in Nederland gebruikte norm’, en 72,3% voor een ABN ‘met behoud van Zuidnederlandse varianten’. Omdat bij een dergelijke uitgesproken voorkeur voor een eigen variëteit van de standaardtaal onvermijdelijk de vraag rijst naar het voorbeeld in eigen land dat men dan misschien zou willen volgen, vroeg Hagen hen ook ‘welke regionale variëteit in Vlaanderen het hoogste prestige heeft’; deze vraag was vanzelfsprekend ingegeven door de artikels van Goossens e.a. Het antwoord was als volgt:
Schrijft Hagen (1980, 167): ‘De cijfers tonen dat er bij de 65 ondervraagde leerkrachten geen overdreven taalloyaliteit bestaat ten opzichte van de taal van de streek van herkomst: 58,8% erkent geen regionale variant met een bijzonder prestige. En wat Brabant betreft: het percentage dat deze provincie behaalt is weliswaar hoger dan dat van enige andere provincie, maar van een bijzonder Brabants prestige blijft weinig over als men in ogenschouw neemt dat 15,4% van de informanten geboren Brabander is, 29,2% op het moment van de enquêtering in Brabant werkt, en 9,2% daar in een vroegere betrekking werkzaam is geweest’. In 1978 vroeg Hagen (1980) aan een tweede groep van 46 onderwijzers - die in allerlei opzichten goed met de eerste te vergelijken was - dat ze op een vijfpuntenschaal zouden aangeven: 1. in welke mate ze het in Vlaanderen gesproken Nederlands verschillend vonden van het in Nederland gesproken Nederlands (‘de feitelijke situatie’), 2. in welke mate het er van zou mogen verschillen (‘de gewenste situatie’). Daarbij vroeg hij hen zowel naar een globale appreciatie als naar een appreciatie per taalsektor. Het resultaat was dat én de groep als geheel én alle subgroepen voorstanders bleken te zijn van afnemende divergentie t.a.v. het Nederlands zoals het in Nederland gesproken wordt, vooral in het vlak van de woordenschat. (Iets dergelijks was overigens ook al - maar dan m.b.t. Limburg - uit het onderzoek van Aspeslagh e.a. (1974) gebleken. Zij stelden in Hoeselt de vraag of de Vlamingen op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebied van taal iets van de Nederlanders te leren hebben. 50% antwoordde positief, 37,9% negatief en 12% had geen mening. Vijftig procent is natuurlijk niet buitengewoon veel, maar de positieve gezindheid nam sterk toe met de graad van het genoten onderwijs: Lager Onderwijs: 40,6%, Lager Middelbaar: 51,8%, Hoger Middelbaar: 63,8%, Hoger Onderwijs: 81,2%). Een zeer interessant werk in verband met de hier behandelde problematiek is de ‘Nieuwe streeflijst woordenschat voor 6-jarigen’, die Kohnstamm, Schaerlaekens, De Vries, Akkerhuis en Froonincksx in 1981 gepubliceerd hebben; die lijst is nl. ‘gebaseerd op onderzoek in Nederland en België’. Dat onderzoek is niet bij de kinderen zelf uitgevoerd, maar ‘bij hen die jarenlange ervaring hebben met 6-jarigen, hun onderwijzers’: door aan hen ‘te vragen aan te geven welke woorden zij tot de woordenschat van 6-jarigen vinden behoren, krijgt men een beeld van datgene waar “men” in het onderwijs vanuit wil gaan, en naar wil streven’ (Kohnstamm e.a. 1981, 2). Met de kennis van de kinderen was enkel de passieve kennis bedoeld. Konkreet moesten de 157 medewerkende leerkrachten zich bij elk van de 6788 woorden die hen in een lijst toegezonden waren, de volgende vraag stellen: ‘Vind ik dat dit woord, door 6-jarigen die ik ken, begrepen moet worden, indien het woord in een eenvoudige gesproken zin zou voorkomen?’. Voor de eerste streeflijst, die in 1969 gepubliceerd werd, was het onderzoek tot Nederland beperkt gebleven. Dit keer werkten aan het onderzoek 81 leerkrachten uit België en 76 uit Nederland mee (afkomstig uit alle delen van de twee landen). Het was immers de uitdrukkelijke bedoeling tot een ‘gemeenschappelijke’ streeflijst te komen, en wel om de volgende reden: ‘De auteurs willen met de uitgave van deze lijst meewerken aan een verdere taalculturele integratie waarbij in Nederland de kennis en aanvaarding van typisch Zuid-Nederlandse woorden groter wordt en in België de kennis en aanvaarding van typisch Noord-Nederlandse woorden... Waar de auteurs samenwerken aan het kleuterprogramma Sesamstraat streven zij naar het gebruik van woorden die zowel in Nederland als in België bekend en aanvaard zijn. Maar anderzijds hopen zij met het publiceren van deze lijst ook bij te dragen tot het respekt voor het taaleigene van het Noord- en het Zuid-Nederlands, met name in de wereld van het onderwijs’ (p. 4). De onderneming heeft drie lijsten opgeleverd. De eerste bevat 1278 ‘unaniemen België en Nederland’; dit zijn de woorden die door 90% of meer van de Belgische en van de Nederlandse beoordelers aangestreept zijn. De tweede bevat de ‘unaniemen’ in Nederland, en de derde de ‘unaniemen’ in België. De Nederlandse lijst bestaat uit 1839 woorden, en de Belgische uit 1704, zijnde dus resp. 561 en 426 meer dan de gemeenschappelijke lijst. Verdere taalkulturele integratie, stellen de auteurs, maar als we de skores van naderbij bekijken konstateren we dat het machtsoverwicht van Nederland inzake de Nederlandse standaardtaal door de ondervraagde leerkrachten erkend wordt, zowel door de Vlaamse als door de Nederlandse. Voor heel veel van de Belgische ‘unaniemen’ die als typisch Belgisch bedoeld zijn, geldt nl. dat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar zijn talrijke voorbeelden van te geven, maar ik beperk me hier tot de variabelen die ik ook zelf onderzocht heb.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(ge werd niet aangeboden; u en uw zijn kennelijk als vormen van U aangeboden, of althans door de ondervraagden zo geïnterpreteerd, getuige de hoge skores in Nederland). Ook de volgende Belgische varianten (onder meer!) zijn in de lijst van 6788 woorden niet opgenomen: weerbrengen, weder, deze morgen, geldbeugel, huwen, maar het blijft interessant de skores voor de Nederlandse equivalenten te bekijken, die wel aangeboden werden;
Van de door ons onderzochte variabelen laten uiteindelijk enkel pennezak-etui, en botermelk-karnemelk een ander beeld zien:
Kortom, de Nederlandse leerkrachten kiezen resoluut voor de eigen varianten. Dat is niet het geval met de Belgische leerkrachten: het minste dat we van hen kunnen zeggen is dat ze de Nederlandse varianten naast de Belgische (moeten) dulden. Maar het is voor velen kennelijk meer dan dulden, aangezien het vaak de Nederlandse varianten zijn die de hoogste skore halen. Tot slot wil ik nog eens op een van de voornaamste resultaten van mijn jongste attitude-onderzoek in Antwerpen (Deprez 1981b, 50-80; 1982) terugkomen. De hoogste beschaafdheidsskore ging toen, zoals gezegd (zie 0.), naar het AN-fragment gesproken door een BRT-joernalist: het was het enige ‘heel beschaafde’ fragment. Nu was de spreker van dat fragment - Jos Bouveroux - geen Brabander, maar een Limburger. Het BRT-Nederlands wordt bij mijn weten ook niet als Brabants ervaren, noch door de Brabanders noch door de niet-Brabanders. Overigens is het nauwelijks Brabants, het sluit integendeel zeer nauw bij het ‘officiële’ Nederlands aan. Het is ook de uitdrukkelijke bedoeling - laten we daar geen doekjes om winden - dat het een zo korrekt mogelijke realisatie van het ‘officiële’ Nederlands zou zijn (de blauwe enveloppen van de heer Berode zijn een begrip op de BRT). Intussen wordt dat taalgebruik dus in Antwerpen, vooral door gestudeerden, als een uitstekende... tegenhanger van het Nederlands van de Nederlanders gewaardeerd. Nochtans bevatte het fragment geen enkele lexikale of morfologische Vlaamse eigenaardigheid. Wel was voor iedereen duidelijk dat het een Vlaming was die aan het woord was: dus, geen - wat Vlamingen noemen - ‘Hollandse’ uitspraak, geen ‘Hollandse’ intonatie, en geen specifiek ‘Hollands’ woordgebruik. Toen we onze ppn vroegen - aan de hand van een gestandaardizeerde vragenlijst met 25 antwoordmogelijkheden - waarom ze het AN-gebruik van de Vlamingen zoveel beschaafder vonden dan dat van de Nederlanders kregen we als antwoord: de uitspraak van de Vlamingen is verzorgder, mooier, zuiverder dan die van de Nederlanders; het Nederlands van de BRT kan meer aanspraak maken op algemene verstaanbaarheid; het sluit nauwer bij de schrijftaal aan. Dit lijkt me een mooi voorbeeld van wat Tajfel (1978, 94) en Giles (1978, 385) ‘re- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
definition of negative characteristics’ genoemd hebben: wij, Vlamingen, weten ten minste nog wat beschaafd, verzorgd taalgebruik is. De Nederlanders weten dat niet (meer); wat zij spreken is niet (meer) het ‘echte’ Nederlands, maar Nederlands ‘met een accent’, ‘Hollands’. (Het klassieke voorbeeld van een herwaardering van negatieve karakteristieken is de slogan ‘Black is beautiful’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. SlotDe vraag is m.i. niet zozeer of we Brabant een taaleigen dan wel een taalvreemd centrum moeten noemen. Aan die vraag gaat er immers een andere vooraf, met name in welke mate we Brabant een centrum kunnen noemen. Hét kenmerk van een centrum is het vanzelfsprekende. Hét kenmerk van een taalcentrum is, om met Heeroma (1968, 168) te spreken, ‘de zelfverzekerdheid van een vanzelfsprekend taalbestaan’, is ‘zelfverzekerdheid en zelfgenoegzaamheid’. En hij voegde daaraan toe: ‘Dat superioriteitsbesef, gegrond op een vanzelfsprekend taalbestaan is een belangrijke sociale factor.’ ‘Ik zou als Noordnederlander’, schrijft hij verder, ‘er uit mezelf niet zo gemakkelijk toe gekomen zijn om het probleem van de volwaardigheid van het Nederlands te formuleren. Daarvoor is het Nederlands voor mij een te vanzelfsprekende zaak. Ik besta in het Nederlands... Subjectief is het Nederlands voor mij natuurlijk een meerwaardige taal, omdat ik alleen in het Nederlands alles kan zeggen wat ik te zeggen heb. Om de volwaardigheid van het Nederlands te aanvaarden als een probleem dat de moeite van het behandelen waard is, moet ik mij verplaatsen in een grenssituatie waarin het Nederlands een minder vanzelfsprekende en problematischer zaak is dan in mijn dagelijkse Noordnederlandse bestaan.’ (p. 165-166). Heeroma deed deze uitspraken tijdens een lezing in Brussel, een stad waarvan wij, Vlamingen, willen dat hij onze hoofdstad is. Nu is er geen plaats in het Nederlandse taalgebied waar het Nederlands minder vanzelfsprekend is dan Brussel. Brussel is en blijft onze grootste handikap. Brussel is inderdaad ‘niet in staat haar rol van smeltkroes van het Vlaamse culturele leven te vervullen. De leidende klasse en een belangrijk deel van de middenklassen zijn - en worden steed opnieuw - vervreemd van het volk waartoe zij behoren... Er gaat van Brussel een negatieve, desintegrerende invloed uit op Vlaanderen. De ideeën, de waarden en het hele cultuurpatroon dat vanuit de hoofdstad over Vlaanderen uitstraalt, is voor een groot deel vreemd en dus onaangepast aan de concrete denk- en levenswijze van het volk’ (Roosens 1981, 82). (Over hoe jonge Vlamingen zich in Brussel voelen kan men lezen in Deprez, Persoons en Versele 1981). Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat veel Vlamingen, precies als gevolg van de situatie in Brussel, niet goed weten wat een centrum is.
U. Antwerpen, U.I.A. Departement Germaanse Universiteitsplein 1, B-2610 Wilrijk, België. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|