| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Gerard Knuvelder, 25 januari 1902-29 juni 1982
Sinds meer dan dertig jaar hoort ‘Knuvelder’ tot de geestelijke bagage van iedere neerlandicus. Dit houdt in dat er nog maar weinig actieve neerlandici zijn die hun kennis van en inzicht in onze literatuur niet in eerste instantie danken aan de haast onvoorstelbare werkkracht en moed - overmoed zei hij achteraf zelf - van de man die in 1942 besloot in te gaan op het voorstel van zijn uitgever om de door hem geschreven Inleiding tot, later: Schets van de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, uit te werken tot een Handboek. Inplaats van het geprojecteerde éne deel werden het er per saldo vier, die verschenen van 1948 tot 1953, en die te zamen 1600 bladzijden omvatten. In 1954 kwam er nog een ‘vervolg’, het Handboek tot de moderne letterkunde. Vrijwel onmiddellijk daarna begon Knuvelder aan de herziening, die resulteerde in een tweede druk - enkele honderden bladzijden omvangrijker dan de eerste (1957-1961).
Het eredoctoraat dat de Utrechtse universiteit hem in 1961 toekende, bezegelde als het ware de betekenis van de prestatie die de M.O.-man Knuvelder voor de academische opleiding in de neerlandistiek had geleverd.
Een jaar nadien kwam er een Beknopt handboek uit, ten dienste van een bredere kring van studenten en geïnteresseerden, in wezen tot stand gekomen door het hanteren van het rode potlood. Daarbij liet de auteur het echter niet. Na de pensioengerechtigde leeftijd ondernam hij andermaal een grondige revisie en uitbreiding, die - na een ongewijzigde derde en vierde uitgave - een vijfde, geheel herziene druk van het vierdelige Handboek opleverde, thans met een totale omvang van ongeveer 2500 pagina's (1970-1976). En nóg legde de Onvermoeibare er het bijltje niet bij neer. Ook, en zelfs juist, van de Beknopte Knuvelder was sinds 1962 druk na druk verschenen. Het was de ambitie van de schrijver dit boek nog een keer grondig onder handen te nemen, en de grens daarvan bovendien naar het heden toe te verleggen. Hij heeft het mogen beleven dat hem op zijn tachtigste verjaardag het eerste exemplaar kon worden overhandigd van de ‘Tiende, geheel herziene druk’ van het Beknopt handboek, dat - afgezien van de minder overtuigende escapades in het ‘moderne handboek’ van 1954 - voor het eerst ook de auteurs uit de generaties van 1916 tot 1960 behandelt.
Iedere gebruiker weet, en elke student krijgt nadrukkelijk te horen, dat ‘Knuvelder’ met, vaak aanzienlijk, voorbehoud gebruikt moet worden. Wat Te Winkel nog mogelijk was geweest: zijn Ontwikkelingsgang te schrijven op grond van een - ook toen al haast onbegrijpelijke - alomvattende lectuur van zowel de teksten zelf als van de secundaire literatuur, lag ten enen male buiten het vermogen van Knuvelder - en van ieder ander die het zou willen beproeven. Het vak heeft sinds de dagen van Te Winkel een differentiatie, een verbreding en een verdieping ondergaan, die de huidige beoefenaars heeft gedoemd tot de status van specialisten die op slechts een zeer beperkt terrein zich gerechtigd (kunnen) voelen tot het doen van uitspraken die enig hout snijden.
In dat perspectief was Knuvelder de Grote Onbekommerde, die er geen slapeloze nachten over had dat hij een samenvatting van iemand anders samenvatte. Dat is de absolute voorwaarde geweest om zijn literatuurhistorie te kunnen schrijven.
Het mag uitgesloten worden geacht dat er in de toekomst nog een vergelijkbare een-mansprestatie zal worden geleverd. En het lotgeval van de Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden, waarvan het eerste deel in 1939 verscheen en die na meer dan
| |
| |
veertig jaar nog onvoltooid is, biedt weinig hoop voor collectieve ondernemingen op dit terrein - nog afgezien van het feit dat de versplintering, de verschillen in aanpak en niveau die dergelijke verzamelwerken kenmerken, ze verre van ideaal doen zijn. Het ziet er dus naar uit dat ‘Knuvelder’, met al zijn, door de auteur zelf grif erkende, beperkingen en tekortkomingen, nog tot in lengte van jaren zijn functie voor de neerlandistiek zal behouden.
Dit te overdenken geeft alle reden voor gevoelens van grote erkentelijkheid bij het verscheiden van een man omtrent wie met recht getuigd mag worden dat hij heeft gewoekerd met de hem gegeven talenten en dat hij heeft gewerkt zolang het dag was.
a.l.s.
| |
Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij XXXV
Deel XXXV van de Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis opent met een herdenking van de man die vele jaren de ziel van ‘de Zuidnederlandse’ is geweest: Prof. Dr. Gilbert Degroote. Zijn overlijden in september 1981 betekende een groot verlies voor de wetenschapsbeoefening in Vlaanderen. Hierop volgt de gebruikelijke reeks artikelen, voortgekomen uit lezingen die in de vergaderingen van ‘de Zuidnederlandse’ zijn gehouden. Op het terrein van de (Nederlandse) taalkunde liggen bijdragen over ‘Trends in de kinder-taalstudie’ door L. Beheydt, ‘Verbo-nominale constructies van het type Dt. Einfluss haben (auf) - Ndl. invloed hebben (op)’ door M. Hinderdael, en ‘Het eerste woordenboek “Nederlands-Spaens”: de “Nieuwen Dictionaris” van Juan Francisco Rodriguez (Antwerpen, 1634)’ door R.A. Verdonk. De Nederlandse letterkunde is vertegenwoordigd met vijf bijdragen. Het opstel van J.D. Janssens over ‘Nieuwe en oude wegen binnen de Middelnederlandse Arturistiek’ maakt duidelijk dat de stafkaart van de Nederlandse Arturromans er in een toekomstige editie heel anders uit zal zien dan voorheen. Dan is er de nieuwe aflevering van ‘Lezenderwijs’, R. Lievens' serie artikelen-in-miniatuur, ditmaal over kopiistieke automatismen, een bewerking van Richard van Sint-Victor, Brinckerink, Coesfeld en Dirc Potter; de mooiste verrassing is wel het betoog dat Ruusbroec een natuurlijke zoon was van de Brusselse kanunnik Jan Hinckaert. Lieven Rens wijdt een beschouwing aan ‘P.C. Hooft als maker van geschiedenis’; P. Schampaert bespreekt Marsmans poëtica in De dood van Angèle Degroux, en Fr. Peeters analyseert de bundel Radar van Gerrit Achterberg. Tenslotte signaleer ik bijdragen over de receptie van Strindberg in het Nederlands
taalgebied (V. Claes), over de toneelkunstenaar Jef Goossenaers (Fr. Peeters) en de Vlaamse taal- en letterkundige J.F.J. Heremans (L. Troch). Handelingen XXXV is verkrijgbaar door overmaking van 550 BF op postrekening 000-0405177-08 van ‘de Zuidnederlandse’ te Brussel.
w.p.g.
| |
Een herdruk van de Spiegel historiael
Jacob van Maerlants Spiegel historiael, voltooid door Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem, gold in de veertiende eeuw als het monument van een nieuwe school in de Nederlandse dichtkunst. De vierdelige editie van dit ‘reusachtig gewrocht’ die Matthi- | |
| |
as de Vries en Eelco Verwijs, voor het vierde deel bijgestaan door Ferdinand von Hellwald, in de jaren 1863-1879 hebben bezorgd, geldt met evenveel recht als een monument van een nieuwe school in de Nederlandse filologie. Zo minachtend als Maerlant zich uitlaat over zijn voorgangers, de borderes met hun truffen over Karel de Grote en Koning Artur, zo laatdunkend spreken De Vries en Verwijs over de hunne. Het werk van Clignett en Steenwinkel, die in de jaren 1784-85 de eerste twee delen van een editie hadden gepubliceerd, kon in hun ogen nog genade vinden, het derde deel, in 1812 door Bilderdijk ter perse bezorgd, voldeed aanmerkelijk minder aan de eisen van de tijd, en het vierde, dat pas in 1849 verscheen, was ronduit een aanfluiting, zó pijnlijk dat zij de naam van de verantwoordelijke editeur, J.H. Halbertsma, niet eens noemden. Het vak was volwassen geworden: ‘het dartele spel der liefhebberij, in één woord, had plaats gemaakt voor het ernstige onderzoek eener zich zelve bewuste en vooruitstrevende wetenschap’. De editie van 1863-1879 liet zien waartoe de nieuwe school in staat was. Tracht men zich, een eeuw later, een voorstelling te maken van de titanenarbeid die De Vries en Verwijs hebben verricht, dan moet worden erkend dat hun zelfvertrouwen ten volle gerechtvaardigd was. Het gaat hier inderdaad om een voorbeeldige editie, even ontzagwekkend van omvang als voortreffelijk van kwaliteit. Een andere vraag is echter of Maerlants Spiegel, toegankelijk gemaakt op een wijze die ook nu nog weinig te wensen overlaat en zeker niet zou kunnen worden overtroffen, door deze editie de belangstelling heeft gekregen die
het boek toekomt. Het is het hoofdwerk van een van de belangrijkste Nederlandse dichters uit de Middeleeuwen, een synthese van de dertiende-eeuwse visie op de wereldgeschiedenis, samengesteld door een man die zich bij het wel en wee van zijn eigen tijd hartstochtelijk betrokken voelde. Maar geslachten van neerlandici hebben de vier dikke delen in bibliotheekkasten zien staan, weinigen hebben ze ter hand genomen, laat staan er zich met enig verlangen tot begrip in verdiept. Misschien gaat dat veranderen: oude vooroordelen slijten. De firma H&S te Utrecht heeft aangevoeld dat er nu weer neerlandici bestaan die er veel aan gelegen is, dit kostbare werk zelf te bezitten. Zij heeft het aangedurfd, een fotografische herdruk uit te brengen: meer dan 2000 foliobladzijden, goed gereproduceerd, fraai gebonden in vier statige banden, voor f520,-. Ik heb maar één bezwaar: de namen van de editeurs, die in de oorspronkelijke uitgave op de titelbladen worden vermeld, zijn in de herdruk weggelaten, en worden ook nergens elders genoemd. Hadden De Vries en Verwijs, althans wat deze omissie betreft, niet beter verdiend?
w.p.g.
| |
Repertorium van verhalende historische bronnen uit de Middeleeuwen
Sinds kort is er een nuttig stuk gereedschap toegevoegd aan het instrumentarium van de mediëvist die zich in de cultuur van de noordelijke Nederlanden verdiept. Als deel II van de Bibliografische reeks van het Nederlands Historisch Genootschap is van de hand van M. Carasso-Kok een Repertorium van verhalende bronnen uit de middeleeuwen verschenen, mat de ondertitel Heiligenlevens, annalen, kronieken en andere in Nederland geschreven verhalende bronnen. Het werk is de opvolger van Jan Romeins Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de Middeleeuwen uit 1932 (met een Supplement door H. Bruch uit 1956), dat zelf weer voor de Lijst van Noord-Nederlandsche Kronijken van S. Muller Fz uit 1880 in de plaats kwam. De in- | |
| |
richting van dit nieuwe Repertorium sluit aan bij een beproefde internationale traditie: van elke verhalende geschiedbron worden, waar mogelijk, auteur, titel, incipit en explicit vermeld, gevolgd door een korte omschrijving van de inhoud, gegevens over de auteur, plaats en tijd van diens activiteit, de overlevering in handschriften en/of drukken, edities, vertalingen (bijv. in het Middelnederlands) en een litteratuuropgave. Een lijst van vermelde handschriften en een index van personen, geografische'namen en zaken vergemakkelijken de raadpleging. Van belang is, te weten wat de auteur onder ‘verhalende historische bronnen’ verstaat: werken bij de totstandkoming waarvan de bedoeling, het (nationale) verleden in verhalende vorm vast te leggen, duidelijk voorop heeft gestaan. Verhalende teksten met een overwegend fictioneel karakter (hachelijk kriterium overigens, als het om middeleeuwse werken gaat) zijn dus buiten beschouwing gelaten, maar een aantal Middelnederlandse Historieliederen is wèl opgenomen. De woorden ‘in Nederland geschreven’ in de ondertitel zijn pregnant gebruikt: het gaat uitsluitend om historisch werk dat binnen
de grenzen van het huidige koninkrijk tot stand is gekomen. Wat Maerlant en Velthem op instigatie van Hollandse opdrachtgevers in de Spiegel Historiael over Noordnederlandse geschiedenis meedelen, blijft onvermeld, blijkbaar omdat de schrijfster aanneemt (naar ik meen ten onrechte) dat zowel de een als de ander zijn historiografische opdracht binnen de grenzen van het huidige België heeft volbracht. Als chronologische eindterm is het jaar 1515 gekozen. Dit impliceert bijvoorbeeld dat een omstreeks 1535 voltooide kroniek van het Regulierenklooster te Utrecht niet wordt opgenomen, hoewel de schrijver ervan uitvoerig ingaat op de periode vóór 1515. Maar natuurlijk: aan elke afbakening in ruimte en tijd kleven bezwaren. De schrijfster heeft met dit repertorium de beoefenaars van de mediëvistiek een grote dienst bewezen. Ook neerlandici zullen haar dankbaar zijn voor het bijeenbrengen van gegevens over tientallen personen en werken die ook uit letterkundig oogpunt van belang zijn. Het boek telt xix + 498 pp., en is uitgegeven bij Nijhoff in Den Haag. De prijs bedraagt f150,-.
w.p.g.
| |
Florislegium
Ter gelegenheid van het afscheid van drs. N. van der Blom als docent klassieke talen aan het Gymnasium Erasmianum te Rotterdam is een bloemlezing verschenen ‘uit de Erasmiaanse, Rotterdamse en andere opstellen’ van deze voor de lezers van ons tijdschrift geen onbekende auteur. Van de bijdragen in De nieuwe taalgids hebben die over de laatste regels van het Wilhelmus en over de interpretatie van Van Alphens motto I.D.D.D. een plaats in het Florislegium gekregen, maar er staat heel wat meer in het boek dat voor neerlandici van belang is. Ik doe een keuze uit de titels: Vestdijk en Woltjer (over de klassieke citaten in Ivoren Wachters), Maria Leer groet Erasmus (o.a. over de geestverwantschap tussen deze ‘voorvrouw’ van de Zwijndrechtse Nieuwlichters en Van der Bloms held), Nehalennia in de Romantiek (over de belangstelling van o.m. vader en zoon Van Lennep en Bilderdijk over het iri 1647 bij Domburg teruggevonden Nehalennia-altaar), Over de Y in Delft (een stukje cultuur- en kunstgeschiedenis over de betekenis van de letter Y). Van der Blom is, als ik dat zo mag uitdrukken, een genoegelijk verteller, maar dat moet geen misverstand wekken. Zijn varia zijn uitmuntend gedocumenteerd, zowel vanuit bronnen als vanuit secundaire literatuur en mede daardoor
| |
| |
krijgt de behandeling van een specifiek probleem al gauw een wijder perspectief. Wie graag bloemleest in het grensgebied van literatuur- en cultuurgeschiedenis zal in Florislegium veel van zijn gading vinden. Het boek is uitgegeven bij E.J. Brill/Dr. W. Backhuys te Leiden, telt 166 blz. en 53 illustraties, en kost f30,-.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Reformatorische spiritualiteit
Onder de titel Panorama van de spiritualiteit in en om de Reformatie in de Nederlanden 1530-1800 heeft H. Vekeman een ‘gevoelig uitgebreide versie’ gepubliceerd van het artikel dat hij over hetzelfde onderwerp heeft bijgedragen in de Dictionnaire de spiritualité ascétique et mystique. Aan de orde komt vooral de spiritualiteit van de doopsgezinden, die van de nadere reformatie, de collegianten en de huisgemeente van Antoinette de Bourignon, aangevuld met kortere stukken over o.a. de Remonstrantse broederschap en over personen als Coornhert en Jan Luyken. De waarde van het boekje ligt m.i. vooral in de uitgebreide bibliografieën, die tot in 1982 zijn bijgewerkt. De titel van het overzicht is wat misleidend: de achttiende eeuw komt er nauwelijks in aan de orde. Voor het overige vind ik het jammer dat Vekeman een keuze van de behandelde personen en onderwerpen niet heeft verantwoord. Revius had toch niet onbesproken mogen blijven als er ook aandacht is voor Camphuysen. Had voorts ook geen plaats ingeruimd moeten worden voor de Quakers met hun vooral in Amerika en Engeland nog bekende voorman Willem Sewel?
Vekeman werkt bewonderenswaardig snel, de uitgever ook. Sporen van haast zijn in inhoud en vormgeving ook wel te signaleren. Maar wie in het onderwerp geïnteresseerd is, zal zich niet mogen beklagen wanneer hij voor f 17,90 ruim honderd bladzijden compacte informatie toegediend krijgt. Het Panorama is uitgegeven bij ALFA te Nijmegen, als deel 5 van de serie Tekst en tijd.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Bloemlezing uit Van Eedens dagboek
In 1971 verscheen de vierdelige uitgave Frederik van Eeden, Dagboek (1878-1923). Deze publicatie verving de eerste editie van Van Eedens diarium uit de jaren dertig die door coupures, camouflages en gebrekkige tekstverzorging onnauwkeurig en onvolledig was. Aan de hier aangekondigde bloemlezing ligt de onverkorte maar incomplete uitgave van 1971 ten grondslag, zodat ook in deze selectie de jeugddagboekjes van voor 1878 en de aantekeningen van de laatste jaren ontbreken. Al zijn Van Eedens notities niet uitsluitend ‘een aaneenschakeling van tobberij en verdriet’, het dagboek is toch in de eerste plaats de wat depressieve zelfbeschouwing van een overgevoelige en gespleten natuur die steeds weer tracht zich te rechtvaardigen tegenover anderen, zichzelf of God. Doordat de veelzijdige Van Eeden lange tijd actief deel nam aan het geestelijk leven van zijn tijd, is het dagboek tevens een, uiteraard subjectieve, spiegel van die tijd. Hij schrij ft onder meer over De nieuwe gids in zijn beste jaren, de opkomende psychotherapie en wetenschappelijke parapsychologie, het Walden-experiment, de spoorwegstaking van 1903, het utopisch gebleken internationalisme voor en na de eerste wereldoorlog, en de vredesbeweging. Wie het geduld en de aandacht niet kan of wil opbrengen
| |
| |
om Van Eeden van dag tot dag te volgen, kan nu via de bloemlezing, zonder al te vaak opgehouden te worden door notities over het weer, visites en lectuur, kennis maken met de complexe persoonlijkheid die deze overwegend introverte dagboekschrijver was.
Uit het Dagboek van Frederik van Eeden, samengesteld en toegelicht door H.W. van Tricht, is uitgegeven bij Martinus Nijhoff in Den Haag, telt 390 blz. en kost f37,50
h. anten
| |
Receptie-onderzoek
H. van Gorp, R. Ghesquiere en R.T. Segers (eds): Receptie-onderzoek; mogelijkheden en grenzen. Leuven, 1981. Prijs f28,25
In februari en maart 1981 vonden in Leuven vier colloquia plaats over receptie-onderzoek. De daar gehouden referaten zijn in dit boek bijeengebracht, voorafgegaan door een Inleiding en gevolgd door een Slotbeschouwing. Als aankondiger verkeer ik in de uitzonderlijke doch voor mij fortuinlijke situatie om voor gedetailleerde informatie en samenvattingen te kunnen verwijzen naar een (kritisch) verslag van de colloquia door één van de editeuren, R.T. Segers. Het staat in Spiegel der letteren jaargang 23, nr. 4, blz. 269-276.
l. mosheuvel
| |
Conference on Complementation
Het Contact en Documentatie Centrum voor Vlaamse Linguisten organiseert een internationale Conference on Complementation in Brussel op 9, 10 en 11 juni 1983. Voor meer informatie schrijven naar: Y. Putseys, CODOC, p/a UFSAL, Vrijheidslaan 17, B-1080 Brussel.
y. putseys
| |
Adressenlijst Neerlandistiek
Als bijlage bij Dokumentaal 11 (1982) 2 (juni) is verschenen: H.W. deKookeren B. van Selm, Lijst van adressen van instellingen en organisaties in België en Nederland op het gebied van de Nederlandse taal en letteren, een katern van 16 bladzijden, uitgegeven in samenwerking met de Werkgroep voor de Documentatie der Nederlandse Letteren.
Deze Lijst is te bestellen uitsluitend door vooruitbetaling van f3,- op postgiro 2612579 t.n.v. Dokumentaal te Hilversum of 60 Bfr. op postrekening 000.0425695.59 t.n.v. W.A. Hendriks te Hilversum. Extramurale belangstellenden kunnen een exemplaar aanvragen bij het secretariaat van de IVN, postbus 84069, 2508 AB Den Haag.
w.a. hendriks
| |
Rectificatie
De in het vorige nummer aangekondigde afscheidsbundel voor Karel Meeuwesse zal niet bij Bzztôh, maar bij Hes te Utrecht verschijnen.
m.c.v.d.t.
|
|