De Nieuwe Taalgids. Jaargang 75
(1982)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 517]
| |
Schürmanns De Violiers, een eerherstel?Evert de JongEr zijn schrijvers die tijdens hun leven bijzonder worden gewaardeerd en geëerd, terwijl er voor hen later nauwelijks nog belangstelling bestaat. Het is nu eenmaal niet aan ieder gegeven voor alle tijden te schrijven. Maar in sommige gevallen zijn er aanwijzingen dat het vergeten niet terecht is geweest. Dan is er aanleiding te denken aan een gedegen analyse van het werk, om eventueel te komen tot eerherstel voor de auteur. De toneelschrijver Willem Schürmann is zo'n geval. Aangezien de ruimte van een tijdschriftartikel beperkt is, wordt hier volstaan met het geven van een aanzet in een mogelijke richting, en dan nog uitsluitend voor wat betreft Schürmanns voornaamste werk: De Violiers.
De première van De Violiers te Rotterdam ging voor een uitverkocht huis en was een ‘enorm succes’; de schrijver ontving een lauwerkrans. (NRC 1 dec. ocht. 1911)Ga naar voetnoot1 En niet alleen het eigen publiek - Schürmann was een Rotterdammer - was enthousiast, in heel Nederland bleek De Violiers een successtuk, dat lang repertoire hield: bij Schürmanns dood, begin 1915, was het al meer dan tweehonderd maal gespeeld. (NvdD 28 jan. 1915) Het gunstig oordeel van het publiek werd gedeeld door de kritiek. Afgezien van het feit dat verschillend werd aangekeken tegen de combinatie van tragische en komische aspecten en dat enkelen een gebrek aan handeling constateerden, was het oordeel van de criticiGa naar voetnoot2, met name over de milieuschildering, (zeer) positief.Ga naar voetnoot3 Rotterdam richtte een monument op voor ‘de grote zoon’.Ga naar voetnoot4 En nu? Knuvelder noemt Schürmann alleen als de auteur van het ‘bekend geworden De Violiers’ en rubriceert hem zonder verdere bespreking onder de schrijvers die | |
[pagina 518]
| |
‘schreven goed speelbare stukken, waarbij echter de speelbaarheid de grootste, zoal niet de enige verdienste van de stukken is’.Ga naar voetnoot5 Met ‘speelbaarheid’ zal hij bedoelen het vermogen een publiek te boeien. Maar daarbij gaat het wel om een - voor een toneelstuk - conditio sine qua non: ‘It is self-evident that a play must communicate or it is not a play at all.’Ga naar voetnoot6 En als het goed speelbare stukken betreft, dan verdienen deze als zodanig de speciale aandacht: ‘in some circumstances a play of little apparent value (...) can work well, and therefore is worth special attention. For we do not ask that a play communicates for ever; we do ask that a play communicates in its own time, through its own community.’Ga naar voetnoot7 Alleen al op grond van bovenstaande gegevens zou het gerechtvaardigd zijn aandacht te schenken aan De Violiers. Het is overigens de vraag of dit stuk ‘a play of little apparent value’ is. Hunningher, bij uitstek een kenner van het drama, zegt erover: ‘Door milieuschildering en typering behoort dit werk tot het belangrijkste wat de Nederlandse dramatiek na Op hoop van zegen heeft opgeleverd.’Ga naar voetnoot8
De Violiers is een milieudrama: dat zouden we al kunnen concluderen uit Hunninghers typering. Getekend word het milieu van joodse ramsjers, die kopen van zaken die op springen staan, en de ramsjgoederen tegen scherp concurrerende prijzen in de eigen winkel verkopen. De baas van de zaak is Mark Violier, die met zijn zuster Rosalie de winkel drijft. De belangrijkste man voor de inkoop is Maurits van Keulen. Hij is verliefd op de enige dochter Esther, maar die moet hem niet en geeft de voorkeur aan de ‘opgekochte’ buurman Rudolf van Es. De wijze waarop werd geoordeeld over een milieudrama hing uiteraard samen met de al dan niet traditionele instelling van de beoordelaar. Iemand als Van Hall, de criticus van De Gids, die nog oordeelde vanuit de negentiende-eeuwse normen van ‘la pièce bien faite’Ga naar voetnoot9, kon, met alle waardering die ook hij had voor de milieu-uitbeelding, het stuk als geheel toch niet accepteren: ‘De voortreffelijke opzet, een prachtige milieuschildering waarin de verschillende typen flink op hun beenen gezet zijn, wekt in de eerste tooneelen groote verwachting. Maar dan krijgen wij drie bedrijven vol druk, Joodsch gedoe (...): een schouwspel van “handelen”-zonder-handeling. Tot eindelijk het conflict tusschen vader en dochter er eenige spanning in brengt.’ (Gi 1912 I, blz. 171) Van Hall stond niet alleen met zijn ‘“handelen”-zonder-handeling’. Van Bruggen: ‘milieuschildering drie bedrijven lang, schoon er in dat milieu weinig gebeurt.’ (AH 13 dec. av. 1911) Op merkwaardige wijze elkaars antipoden waren Walch en Coenen. De eerste noemde De Violiers ‘'n goed in elkaar gezette tragedie (...) De fout is, dat Willem Schürmann er een tragi-comedie van heeft willen maken’. (Va 28 dec. av. 1911) En Coenen: ‘De Violiers is een heel goed .... blijspel, wat ook de auteur zelf moge bewe- | |
[pagina 519]
| |
ren, een bijzonder verdienstelijk blijspel zelfs, dat enkel op sommige oogenblikken de zwakheid heeft op een treurspel te willen lijken (...) De ziel van het stuk, zijn merg, pit en kern zijn de afzonderlijke scènes in hun voortreffelijke tooneelmatige opvolging, de interieur- en genreschildering’. (GrN 1912 I, blz. 143, 144) Een voortreffelijke milieutekening, daarover waren de meeste critici het eens. Maar volgens sommige was er te weinig handeling. Als dit laatste waar zou zijn, zou dat betekenen dat Schürmann heeft geschreven in strijd met zijn eigen normen. Hij hechtte grote waarde aan een centrale handeling, vond ‘dat een werk toch een voortgang moet hebben, een loop een draai’. (NRC 27 jan. 1915) Gezien dit standpunt lijkt het vreemd dat het drama eerst bijna drie bedrijven lang milieuschildering te zien zou geven en dat de handeling pas zou beginnen aan het slot van het derde, het voorlaatste bedrijf. Er vallen aan de milieutypering twee aspecten te onderscheiden: de inkoop van de ramsjgoederen en de verkoop ervan in de winkel. Tussen beide bestaat uiteraard een duidelijk verband: de verkoop zou onmogelijk zijn zonder de inkoop. Nu is het zo dat wat het drama laat zien vooral het verkoopaspect is, het drukke winkelgebeuren. En daar zit geen ontwikkeling in, m.a.w. dat vormt geen deel van de centrale handeling. Wel bestaat er een relatie daarmee: Esther laat duidelijk blijken hoe groot haar hekel is aan het winkelgedoe en dit verklaart-mede-haar vlucht eruit. Bij het inkoop-aspect gaat het minder om zien dan om horen: het is vooral onderwerp van gesprek. Dit zou kunnen verklaren dat het, hoewel het toch duidelijk een ontwikkeling kent, bij een voorstelling waarbij sterk de nadruk werd gelegd op het kleurige winkelgedoe, niet is opgemerkt als onderdeel van de centrale handeling.Ga naar voetnoot10 Eén koop bepaalt de gang van het hele stuk: die van de inventaris van Van Es, de overbuurman, met wiens winkel het slecht gaat, doordat hij het veel te grootscheeps en dus te duur heeft opgezet. Evenals in Heijermans' GhettoGa naar voetnoot11 is de handeling dóór het milieuGa naar voetnoot12 dus tegelijk een uitbeelding vàn dat milieu. Behalve deze milieuhandeling is er een individuele handeling, waarvan de ontwikkeling eveneens de gang van het hele drama bepaalt: Maurits van Keulen dingt naar de hand van Esher. Deze milieu- en individuele handeling zijn onderling verbonden, doordat Esther a.h.w. de ‘prijs’ is waarvoor Van Keulen Van Es aan Violier ‘levert’. Zo voelt Van Keulen het: ‘Jullie familie heeft wat met dien man van de overkant af te rekenen....Ga naar voetnoot13 Als ik hem nu “met hoeveel moeite” hier binnen heb gebracht; kàn ze me dan weigeren?’Ga naar voetnoot14 En ook Violier: ‘Moeten wij nu vanavond je verloving vieren?.... Nu kan je Maurits niet meer weigeren.... Hij heeft | |
[pagina 520]
| |
je vader z'n revanche in huis gebracht.’(54) In de derde plaats is er de poging aan het milieu te ontkomen door een liefdesverhouding met een buitenstaanderGa naar voetnoot15: Esther-Van Es. Het verband met de beide andere aspecten van de centrale handeling is duidelijk. Als Esther kiest voor het slachtoffer van haar milieu, is dat voor haar een protest ertegen.Ga naar voetnoot16 Bovendien is de verhouding voor haar een mogelijkheid aan het ‘milieuprijs’ zijn te ontkomen. Belangrijk is in dit verband dat van Esther feitelijk het initiatief tot de verhouding uitgaat.Ga naar voetnoot17 Geen ‘gebrek aan handeling’ dus: de milieuschildering is gekaderd in een logisch sluitende en alles omvattende centrale handeling. In deze centrale handeling gaat het primair om het conflict tussen Esther en haar milieu, dat door Schürmann genuanceerd getekend is. Dit blijkt het duidelijkst als we De Violiers vergelijken met het verwante Vor Sonnenaufgang, waarin sprake is van een zwartwit-tekening: lelieblanke onschuld in een totaal verloederd milieu.Ga naar voetnoot18 Krause gedraagt zich zonder meer liederlijk t.o.v. Helene. Mark Violier wordt in de persoonlijke verhoudingen getekend als een sympathiek mens, niet alleen wat betreft de relatie met zijn dochter, maar ook bijvoorbeeld die met zijn moeder, die daarvan de versterkende pendant is. Is Mark niet alleen zwart, Esther is niet lelieblank: niet echt sympathiek is bijvoorbeeld haar aanhaligheid-van-verwend-kind tegen haar vader. (29) De vervreemding van Esther t.o.v. haar milieu is dan ook niet, zoals die van Helene Krause, een gevolg van de morele verdorvenheid ervan in de interne relaties. Waar zij zich van distantieert, dat is de verdorvenheid in de externe relaties, i.c. de handel. Een criticus typeerde Mark Violier aldus: de ‘jodenman, voor wien handel handel en zaken zaken zijn (...) en voor wien geen middel te heilig is als hij maar geld kan verdienen, zorgende dat hij binnen de grenzen der wet blijft.’ (NvdD 2 dec. av. 1911) Esther kan die verdorvenheid opmerken, doordat ze min of meer buiten het zakenmilieu staat. Ze is opgevoed op een voorname kostschool in Brussel, waardoor ze gevormd werd buiten de kwalijke invloed van haar milieu. Haar vader vindt zijn voorname dochter te goed voor de winkel. Dit heeft tot gevolg dat ze zich a.h.w. boven haar milieu verheven voelt, d.i. een distantie ervaart, wat een onafhankelijk oordeel begrijpelijk maakt. En dan is er haar liefde voor Rudolf van Es, die volledig contrasteert met het eigen, door haar verfoeide milieu: liefde maakt ook helderziend. Het duidelijkst blijkt Violiers genadeloze hardheid in de manier waarop hij iemand uit zijn eigen omgeving behandelt. Het betreft de kleine joodse koopman Van Dam, die heeft gekocht van een failliet en de goederen doorverkoopt aan Violier. Van Dam loopt tegen de lamp en wordt veroordeeld. Om elke schijn van medeplichtigheid te vermijden, weigert Violier in het laatste bedrijf hem te ontvangen als hij komt vragen zijn | |
[pagina 521]
| |
vrouw en kinderen te helpen tijdens zijn verblijf in de gevangenis. Als hij toch binnenkomt, gebiedt Violier hem onmiddellijk het kantoor te verlaten. En dit gebeurt in tegenwoordigheid van Esther, die met haar vader in een emotionele discussie was gewikkeld inzake Van Es. ‘Wat u knapheid noemt, noem ik smerig.... Ik ben bang van jullie knapheid.... die ruikt naar de gevangenis.... Ik wil geen man die anderen te kort doet. Duizendmaal liever die stommiteit!’ had zij gezegd (99), en als demonstratie van smerigheid volgt dan het conflict Violier-Van Dam. Ondanks het feit dat Schürmann duidelijk het foute van het milieu aangeeft, heeft hij een zwartwit-tekening der karakters vermeden: de mensen die fout zijn in de handel worden niet als door en door slecht getekend, zoals boven al is opgemerkt t.a.v. Mark Violier als vader en zoon. ‘Deze Mark Violier is allerminst een slecht mensch, ook al heeft de levenskans hem aangewezen op een onsympathiek beroep en hem verhard in zijn strijd om het bestaan.’ (GW 1912, blz. 29) Als Van Keulen reageert op Esthers uitgesproken walging van haar milieu (73, 74), klinkt zijn verdediging van zijn handel acceptabel. Hij vergelijkt zijn manier van zaken doen met die van bankiers ‘die de markt kennen en effekten koopen op den allerlaagsten koers, nadat 'n ander er zijn vermogen aan verloor!’(75) De centrale handeling van De Violiers is een combinatie van die van Vor Sonnenaufgang en die van Ghetto. Evenals in Ghetto hebben we een milieuhandeling die tegelijk een milieutypering is, evenals in Vor Sonnenaufgang hebben we een individuele handeling die een vlucht uit het milieu inhoudt. En beide handelingen zijn, als actie en reactie, causaal met elkaar verbonden. Daardoor heeft het geheel iets van een tragedie. De hoofdpersoon, het milieu, gaat in zijn voornaamste vertegenwoordiger(s) onder tengevolge van zijn eigen aard: in zijn streven naar winst verliest Mark Violier (en ook Maurits van Keulen) zijn grootste schat.
De tekening van het milieu werd, zoals is opgemerkt, uiterst gunstig beoordeeld.Ga naar voetnoot19 De meest rake typering is die van Johan de Meester: ‘een door de schrijver beheerschte herrie, technisch hierom zoo knap omdat het aldoor zeer druk is en nooit te druk.’ (NRC 1 dec. av. 1911) Vooral het eerste bedrijf is van een overrompelende vaart. In het algemeen geldt dat, afgezien van de een of andere spectaculaire handeling binnen een scène, de meest opvallende beweging op toneel een opkomst of een afgang is.Ga naar voetnoot20 Op basis hiervan komen we tot een totaal van 43 scènes.Ga naar voetnoot21 Hiervan geven de eerste 41 voor het overgrote deel milieutekening en de laatste 2 individuele centrale handeling (Van Keulen-Esther). Die mi- | |
[pagina 522]
| |
lieutonelen beslaan 19 1/2, de laatste 2 handelingtonelen bijna 6 bladzijden.Ga naar voetnoot22 De gemiddelde lengte van de milieutonelen is dus iets minder dan 1/2 bladzijde, die van de handelingtonelen iets minder dan 3 bladzijden. Het is de zeer frequente scènewisseling in het milieugedeelte die de ‘herrie’ veroorzaakt. En die beheersing: hoe komt het dat deze onrust geen warboel is waaruit de toeschouwer geen wijs kan worden? In de eerste plaats gaat het in typering van dit winkelmilieu primair om het geven van momentele indrukken: alles wat gezegd en gedaan wordt is alleen maar belangrijk op dat moment, het vormt geen schakel in een ontwikkeling, waarvan het belangrijk is dat die helder doorkomt, wil ze voor de toeschouwers duidelijk zijn. Anders geformuleerd: niet wàt er gezegd wordt of gedaan is belangrijk, maar dàt er iets (typerends) wordt gezegd of gedaan. In de tweede plaats staan er slechts een paar keer even vier, voor de rest niet meer dan twee of drie personen tegelijk op het toneel. Tenslotte worden er van de 40 scènewisselingen 19 veroorzaakt door figuren die alleen dienen ter stoffering, namelijk door de winkelmeisjes en de meid. En 15 worden veroorzaakt door nadrukkelijk voorgrondfiguren, namelijk 10 door Violier, die drievierde van het eerste bedrijf zichtbaar is, en 5 door Rosalie, die dit de helft van het bedrijf is. Ietwat gechargeerd zouden we het zo kunnen formuleren: de stofferingsfiguren zijn in feite toevallig even aanwezig en de voorgrondfiguren, en dit betreft vooral Violier, zijn toevallig even afwezig. En dit hangt samen met het feit dat de kamer waarin dit bedrijf speelt, als het ware een verlengstuk is van de winkel, zodat van een echt opkomen en afgaan meestal geen sprake is. Van de 40 wisselingen betekenen dan ook slechts 8 een wezenlijke verandering. De relatief lange scènes in het milieugedeelte betreffen alle onderbrekingen van het winkelaspect. Ze vormen een onderdeel van de individuele centrale handeling of van het inkoopaspect: uiteraard zaken waarvan het belangrijk is dat ze helder doorkomen. Die ‘lange’ scènes zijn: 7e ton. v.S.Ga naar voetnoot23 (ruim 1 blz.) en 13e ton. v.S. (2 blz.) Van Keulen-Esthermotief; 9e ton. v.S. (ruim 1 blz.) Van Es-inkoopmotief; 11e ton. v.S. (bijna 2 blz.) Van Dam-inkoopmotief; 20e en 21e ton. v.S. (beide 1 1/2 blz.) Duitsland-inkoopmotief. Nu in het eerste bedrijf dit drukke winkelmilieu inzo'n meeslepende vaart is neergezet, kan de schrijver het in de volgende bedrijven wat kalmer aandoen: het tweede, derde en vierde bedrijf hebben 25, 23, 27 scènes op resp. 22, 26 en 22 1/2 bladzijden. De rustiger prestatie is functioneel in verband met de toenemende belangrijkheid van de centrale handeling. De lange scènes hebben daar alle mee te maken, direct of indirect. Een uitzondering schijnt op het eerste gezicht het 1 ton. v.S. van het derde bedrijf: het gaat daarin niet direct om enig aspect van de centrale handeling. Maar verband daarmee, i.c. met de ontsnappingspoging van Esther, is er toch wel. Voor het laatst zit de familie, volgens de toneelaanwijzing ‘genoeglijk’(57), bijeen. Later in ditzelfde bedrijf zal deze genoeglijke rust definitief worden verstoord: Esther wijst eerst Van Keulen af en laat daarna aan Van Es merken dat ze van hem houdt. | |
[pagina 523]
| |
De constatering dat Schürmann in 1911 een drama van een open vormGa naar voetnoot24 schreef is uiteraard niet opzienbarend; wel is het boeiend te zien hoe hij de mogelijkheden van die open vorm benut, door de ruimte waarin het gebeuren zich voltrekt, de dingen in die ruimte, de rekwisieten, en ook de tijd waarop het gebeuren zich voltrekt, te laten ‘meespelen’. De Violiers is ook in dat opzicht een milieudrama, dat het laat zien hoe het handelen der personen wordt bepaald door het milieu. Nu betekent dit uiteraard primair dat we dit horen van en zien aan de personen. Maar het is bovendien vanaf het eerste moment door de gekozen ruimte duidelijk hoezeer ‘de zaak’ ingrijpt in het persoonlijk handelen. Het eerste en tweede bedrijf spelen in de huiskamer. Dat het een huiskamer is zien we onmiddellijk als het doek voor de eerste keer opgaat: aan de gedekte tafel. Maar we zien ook onmiddellijk dat in deze huiskamer voor ‘huiselijkheid’ weinig gelegenheid zal zijn. De kamer is, zoals eerder is opgemerkt, een verlengstuk van de erachter gelegen winkel: volgens de toneelaanwijzingen (7) liggen op de sofa ‘vele kleurige onderrokken, moffen en bonten wanordelijk door elkaar’, zijn alle stoelen ‘belegd met goederen’ en heb je ‘Doozenstapels overal’. Bovendien is de winkel zichtbaar - ‘Degeheele achterwand is van glas, behangen met doorzichtige vitrage ondergordijntjes’ - en wordt hij hoorbaar telkens als de verbindingsdeur opengaat: ‘Als de winkeldeur opengaat hoort men geroes van stemmen.’ En dat opengaan gebeurt niet minder dan 33 keer. Door dit alles is duidelijk hoezeer de nering de persoonlijke sfeer overwoekert. Belangrijk is in dit verband ook de functie van de winkelmeisjes, die als een soort ‘levende rekwisieten’ de kamer nog meer tot een deel van de winkel maken. Dat Schürmann bewust aan deze functie heeft gedacht blijkt direct bij de opening: volgens de toneelaanwijzing moet een winkelmeisje een ander winkelmeisje ‘luid’ (8) iets vragen, terwijl ze toch dicht bij elkaar staan. Het persoonlijke gesprek, dat net zou beginnen, wordt, a.h.w. door de winkel weggeschreeuwd. Ook verder in dit bedrijf blijven de meisjes de privéruimte met winkel vullen. Opvallend is overigens dat tijdens het gesprek Rebecca-Esther over Van Keulen Schürmann Kitty haast onopgemerkt laat binnenkomen. Het privégesprek gaat gewoon door. Pas later reageert Esther geërgerd en stuurt ze Kitty weg. Duidelijk is dat hier de winkel geen kans krijgt door toedoen van Esther, die immers alleen ‘thuis’ is. Het is dan ook duidelijk dat de overwoekering door de winkel vooral Esther, die zich immers distantieert van haar milieu, die weigert haar persoonlijk handelen daardoor te laten bepalen, moet hinderen. Het is niet toevallig dat zij het is die opmerkt: ‘dit is eigenlijk nog winkel’.(47) En met die winkel wil ze niets te maken hebben. Al voordat we haar hebben gezien, heeft Rosalie het gezegd: ‘Ze zou bederven als ze achter de toonbank stond....’(12) - Let op de dubbele bodem! -En als ze voor de eerste keer verschijnt, ergert ze zich bijna onmiddellijk aan de winkel in de kamer.(18) Typerend is wat dit betreft het misverstand van haar vader, die dacht dat Esther zich zou gaan ergeren aan de niet afgenomen koffietafel.(15) Niet de slordigheid op zichzelf, maar het feit dat de winkel die slordigheid veroorzaakt ergert Esther. Dat blijkt even later als ze het ook over die niet afgenomen koffietafel heeft. Ze doet dit in reactie op de discussie met haar grootmoeder, die haar Van Keulen wil aanpraten. Tijdens dit | |
[pagina 524]
| |
gesprek komt Kitty binnen en zoekt in de dozen. Dit is duidelijk bedoelt als symptoom van de genoemde overwoekering en wordt door Esther ook als zodanig ervaren. Ze vaart uit tegen Kitty, maar die uitval is niet zozeer gericht tegen de persoon - dat blijkt uit haar onmiddellijke spijt - als wel tegen dat waarvan de persoon een vertegenwoordigster is: Maar het verveelt me dat alles hier altijd behandeld wordt waar iedereen bij is.... wat je eet.... wien je trouwen zal; iedereen spreekt er in mee.... en kijk dan (Gaat naar de stoelen, gooit er de kledingstukken af). Vier uur en nog is de koffietafel niet afgeruimd.... Kijk die rokken.... En dit noemen ze de huiskamer.... de huiskamer!(20) In de eerste 20 tonelen v.S. is de ruimte duidelijk op ‘buiten’ gericht, op de winkel, en dit is in overeenstemming mej de duidelijke prevalentie van de milieu-uitbeelding. In de laatste tonelen v.S., die geheel gewijd zijn aan de individuele handeling, speelt ook ‘binnen’ mee. Pianospelen betekent voor Esther zich distantiëren van het verafschuwde milieu. Na haar eerste uitval over rommel zegt ze dat haar piano en haar kleren het enige zijn dat ze heeft, en na haar uitval tegen Kitty en haar uitgesproken verzet tegen wat ze als dwang van haar milieu ervaart, zegt ze als haar vader, die binnenkomt, vraagt wat er aan de hand is: ‘Niks pa.... niks. (Lacht zenuwachtig). Ik ga wat pianospelen.’(21) Het spel begint in het 21e ton. v.S., waardoor ‘binnen’ voor het eerst hoorbaar wordt. In dit toneel zijn alleen Violier en Van Keulen zichtbaar, en zij zijn met de hoorbare Esther nu nog de belangrijkste personen in de individuele handeling. Hun gesprek heeft slechts schijnbaar niets te maken mèt die handeling. Voor Van Keulen is er wel degelijk sprake van een relatie met zijn poging Esther als vrouw te krijgen. In het volgend bedrijf zal hij zeggen dat hij om Esther de halve winst van al zijn partijen aan Violier heeft afgestaan. En ook hier wordt de relatie handel-Esther al - heel subtiel - aangeduid. Van Keulen weigert aanvankelijk te doen wat de keiharde zakenman Violier van hem vraagt: in strijd met de gemaakte afspraak nog eens 2% extra korting af te dwingen. En meteen daarna klinkt Esthers pianospel voor de eerste keer. Even later zijn er, vlak na elkaar, niet minder dan drie door Schürmann voorgeschreven stiltes, waarin dus uitsluitend Esthers spel wordt gehoord. Dat Violier en Van Keulen daarnaar luisteren blijkt uit Violiers: ‘Wat speelt die meid van me, hé!’, voorafgegaan en gevolgd door een stilte. Na de tweede stilte probeert Violier het nog eens: ‘Dat je daar nog zoo lang over zanikt!’ Hij gebruikt dus Esther(s spel) om zijn zin te krijgen en na de derde - lange! - stilte, gevuld met ‘manipulerend’ spel, geeft Van Keulen zich gewonnen.(25) Aan het eind van dit toneel staat hij alleen te luisteren. En onmiddellijk daarna zien we hoe ditmaal ‘binnen’ ‘buiten’ overheerst: het winkelmeisje zegt: Als Esther speelt, kan ik wel huilen....(26) Aan het slot van het 22e ton. v.S. is het Violier die een poosje alleen blijft luisteren, nadat Van Keulen hem om Esthers hand heeft gevraagd en is heengegaan. Alles is nu wel volledig naar ‘binnen’ gericht: de laatste twee tonelen v.S. zijn dan ook geheel gewijd aan de individuele handeling. Aan het begin van het 23 ton. v.S. gaat nog één keer de deur naar de winkel open, als Rosalie binnenkomt. Maar met de winkel heeft het opengaan van de deur nu niets te maken: Van Keulen heeft haar in't voorbijgaan parels gegeven, die Violier moet taxeren, maar die natuurlijk bestemd zijn voor Esther. Deze opkomst heeft dus te maken met de individuele handeling. De enige keer | |
[pagina 525]
| |
dat er daarna nog een deur opengaat, is aan het eind van het 23e ton. v.S., maar dat is de deur naar binnen en niet de winkeldeur. En het is Esther die binnenkomt, en zij neemt in dit handelingsgedeelte een centrale plaats in. In dit verband hiermee gebeurt deze entree dan ook zeer nadrukkelijk: Esther wordt geroepen, het pianospel, dat al dit tijd is doorgegaan, houdt op en daarna is het stil en moeten we wachten. Esther moet van boven komen! En het is een wachten vol spanning: we weten dat ze nu direct geconfronteerd zal worden met het huwelijksaanzoek van Van Keulen. Nu eenmaal de individuele handeling aan het slot van het eerste bedrijf duidelijk is ingezet, is in het tweede bedrijf de ruimte nog weer iets meer op ‘binnen’ gericht. De verbinding met de winkel is minder nadrukkelijk: de winkeldeur gaat minder vaak open - 16 tegen 31 maal. Bovendien is het aantal keren dat de binnendeur opengaat ook relatief toegenomen: 38 tegen l6%. En van de in totaal 10 keer gebeuren er 8 door Esther, die het meest ‘binnen’-figuur is. Hiermee in overeenstemming is de veel meer ondergeschikte rol van de winkelmeisjes wat het openen van de winkeldeur betreft: 4 keer, waarvan er bovendien 2 niet met de winkel te maken hebben, tegen 14 keer in het eerste bedrijf. Ook de gekozen tijd speelt wat dit betreft een rol. Als het doek opengaat, zit Rosalie nog te eten en van Keulen zit rustig rokend met haar te praten. Aangegeven wordt op deze manier dat dit als het ware nog speelt in de ‘persoonlijke’ tijd. In het eerste bedrijf was het ondanks de gedekte tafel vier uur! Het derde bedrijf geeft de crisis van de individuele handeling. Hierin is de ruimte dan ook niet op ‘binnen’ gericht: het speelt ‘binnen’, namelijk in de bovenkamer. Bovendien is het helemaal privétijd, namelijk 's avonds. In het slotbedrijf veroorzaakt de ruimte een spanning door dramatische ironie: het speelt in de winkel van Van Es, die door Violier is ‘bezet’, maar deze weet niet dat dezelfde Van Es hem het kostbaarste dat hij bezit heeft ‘ontstolen’. Een groot aanplakbiljet met de mededeling dat Violier en Van Keulen de goederen van Van Es zullen uitverkopen, onderstreept de zegepraal, die een pyrrusoverwinning zal blijken te zijn. Als aan het slot Violier beseft dat hij verloren heeft, geeft hij zich dan ook gewonnen door Van Keulen opdracht te geven de biljetten van de ramen te scheuren. Evenals de verdeling in lange en korte scènes begeleiden en accentueren ook de ruimte, de rekwisieten en de tijd uiterst functioneel het gebeuren. Een enkel voorbeeld laat zien hoe functioneel van stiltes wordt gebruik gemaakt, zo typerend voor impressionistisch toneel.Ga naar voetnoot25 Het is de wijze waarop Schürmann al deze toneelmiddelen hanteert die De Violiers maakt tot zo'n voortreffelijk toneelstuk. De constatering dat De Violiers een voortreffelijk toneelstuk is impliceert uiteraard dat het drama van een betere kwaliteit is dan Knuvelder door zijn formulering aangeeft, maar we blijven hierbij nog wel binnen de categorie ‘speelbare stukken’. Er is echter meer. In het voorafgaande is geconstateerd dat er sprake is van een, vooral door de tragische aspecten ervan, boeiende thematiek. Deze tragische aspecten zijn er ook vooral de oorzaak van dat gesproken kan worden van een verdiepte karakterterkening en niet van de vlotte, oppervlakkige typering die het kenmerk is van de categorie toneelstukken waar Knuvelder op doelt. Dit betreft uiteraard in het bijzonder de hoofdfiguren. Elk krijgt zijn of haar tragische | |
[pagina 526]
| |
tinten doordat hij/zij zijn of haar persoonlijk drama kent. Mark is de belichaming van de tragiek van het milieu. Rosalie lijdt eraan dat haar leven zo volledig in dienst staat van de zaak, dat van enige individuele onplooiing geen sprake kan zijn. In Maurits van Keulen treft de toch wel ontroerende tegenstelling tussen de gehaaide zakenman en de door zijn liefde voor de vereerde Esther schroomvallige minnaar. Bij Esther gaat het vooral om de door haar als pijnlijk ervaren tegenstelling tussen haar genegenheid voor de hartelijke vader en haar afschuw voor de doortrapte zakenman, die haar vader ook is. En niet alleen de hoofdpersonen, ook de bijfiguren zijn, om met Van Hall te spreken, ‘flink op hun beenen gezet’.
Gebleken is dat Schürmann indertijd een zeer gewaardeerd toneelschrijver is geweest. Vandaag kent men hem niet meer of nauwelijks. Een uitermate positief oordeel over De Violiers van een gezaghebbend geleerde als Hunningher lijkt geïsoleerd, vond geen weerklank in het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde en betekende niet een definitief eerherstel. Rotterdam van toen heeft Schürmann geëerd door voor hem een monument op te richten in de vorm van een fontein. Hèt monument voor een kunstenaar is uiteraard zijn werk. Als Rotterdam van nu van mening is dat de eer moet worden hersteld, dan zou het zich erop kunnen beraden hoe dàt monument kan worden gesticht.Ga naar voetnoot26 |
|