Klinisch
In afl. 5 van de vorige jaargang van dit tijdschrift signaleert P.J. Vinken een nieuwe toepassing van dit woord in een betekenis die hij omschrijft als ‘koel, ... kil, ... cerebraal’ e.d. Hij beschouwt dit als een ontsporing, die geen recht doet aan de ‘nauwe en medelevende relatie tussen de mensen die er (in een kliniek) verblijven’ en het ‘emotionele contact’ van de patiënten met artsen en verpleegkundigen.
Het derde voorbeeld dat hij van deze toepassing geeft is een Engels citaat van 1980, en dit had hem de weg kunnen wijzen naar de werkelijke oorsprong van deze betekenisontwikkeling. Uit het gebruik van ‘almost’ in verbinding met ‘clinical’ meent hij te mogen opmaken dat het hier om een neologisme gaat. Niets is minder waar. In het Engels en Amerikaans is de bedoelde betekenis van clinical al sinds 50 jaar gangbaar, en ook al lexicografisch deugdelijk geboekstaafd: in het Supplement op de Oxford Dictionary, dl. I (1972) vindt men sub clinical als nieuwe, derde betekenis: ‘coldly detached and dispassionate, like a medical report or examination; diagnostic or therapeutic like medical investigation or treatment; treating a subject-matter as if it were a case of disease, esp. with close attention to detail’. Het oudste voorbeeld is van 1928, waar mij de toepasselijkheid nog enigszins twijfelachtig lijkt, maar het daarna volgende van 1934 is hier zeker op zijn plaats. Dat het toen nog nieuw was, blijkt mede uit het feit dat de grote Webster van dat jaar 1934 het nog niet geeft; de editie van 1961 kent het wel.
Hoewel het dus geen betoog behoeft dat de gesignaleerde nieuwe betekenis van Ndl klinisch onder invloed van het Engels in gebruik is gekomen, hoeft er toch niet uitsluitend sprake te zijn van een ontlening, of zelfs van een anglicisme. Het kan ook een autonome ontwikkeling zijn, die slechts gesteund wordt door de parallelle ontwikkeling in het Engels. Immers het begrip klinisch houdt nauw verband met waarneming, observatie, en wel bepaaldelijk nauwkeurige waarneming, ‘with close attention to detail’, zoals de Oxford Dict. terecht schrijft. Er bestaat een term klinische blik, waarmee bedoeld wordt het vermogen van een arts om door enkele waarneming, beschouwing van de patiënt (in bed) een juiste diagnose te stellen. En het gaat daarbij dan uiteraard om het opmerken van kleine, maar veelzeggende bijzonderheden, om scherpe en onbevooroordeelde, ‘koele’ observatie. Tendeloo zegt in zijn indertijd klassieke boek - een ‘must’ voor iedere aankomende medicus toenmaals - Algemeene Ziektekunde (3e dr., 1938, blz. 21): ‘De clinicus en de patholoog-morfoloog behoeven zoo scherp mogelijke begrippen en regels om de bij een zieke waargenomen verschijnselen te begrijpen en te verklaren’. Deze volstrekt vereiste exacte waarneming ligt toch wel heel dicht bij het ‘koel observerend’ dat klinisch thans mede kan betekenen en dat daar meer bij thuishoort dan het ‘emotionele contact’ waar de heer Vinken het over heeft.
Meer op zijn plaats is zijn veronderstelling dat deze jongere betekenis mede berust op de associatie met ziekenhuizen als ‘wit betegelde, kille ruimten’. Maar dit is dan ook in de Oxford Dict. al opgemerkt: als tweede betekenisschakering van clinical wordt in het Supplement genoemd: ‘Bare and functional like a hospital’. In het Duits wordt klinisch eveneens in deze betekenis gebruikt, al vermelden de woordenboeken dat niet. Een fraai voorbeeld vond ik reeds bij Thomas Mann in diens Zauberberg: ‘Es herrschte klinische Helligkeit und Sauberkeit dort; alles war weiss in weiss gehalten’ (dl. I, 225). Het boek verscheen in 1924, maar Mann werkte er al sinds 1913 aan; deze passage is vermoedelijk uit 1920 en het is dus een zeer vroeg voorbeeld van het metaforische gebruik van dit woord.
Leiden, October 1981
c. kruyskamp
Discussie gesloten.