Duits = Nederlands in de 19de eeuw
Niemand zal Nicolaas Beets ten laste kunnen leggen dat hij te tolerant is tegenover klakkeloze ‘overzettingen’ van duitse woorden in het Nederlands. Zijn gedichtje ‘Germanismen’ liegt er niet om. Hij roept daarin zijn ‘lieve Buren’ (de Duiters) o.a. toe:
Houdt, daar gij mij door 't oor boort
Met uw afgrijslijk voorwoord,
Verlost mij van de daadzaak,
Waarover ik mij kwaadmaak.
Over voorwoord wordt tegenwoordig wat milder geoordeeld: het hoeft lang niet altijd, ook niet bij auteurs die zich deugdelijk rekenschap geven van hun taalgebruik, te wijken voor voorbericht of woord vooraf. Aan daadzaak daarentegen misgaat zich niemand meer, en liedertafel is, voorzover het voorkomt - niet veel Nederlanders zullen het kennen - beter te beschouwen als een in het Nederlands overgenomen duits woord, zoals überhaupt of Schwung, dan als germanisme.
Eenzelfde puristische gezindheid als bij de dichter Beets is te verwachten bij de schrijver van de Camera Obscura. Nu heeft Hildebrand-Beets in latere drukken van de Camera het voorbericht bij de zesde van 1864 weer opgenomen, en bij de veertiende ‘met zorg herziene’ druk van 1883 op dat voorbericht een ‘bijvoegsel’ laten volgen, waarin hij, met dank aan Dyserinck voor diens medewerking, uiteenzet waaraan die ‘zorg’ besteed is. Daarbij valt in het oog dat ‘vooral een goede hoeveelheid onduitsche woorden door vaderlandsche taal vervangen (is).’ Dat ‘onduitsch’ zal door de gemiddelde lezer van 1883 en daarna stellig verstaan zijn als ‘niet-duits’ of ‘slecht duits’, en daarom in dit verband nogal bevreemd hebben. Voor iemand die gewend is met het WNT om te gaan, wordt het al wat minder bevreemdend, als hij daarin een lemma onduitsch aantreft en daar ziet dat ook Beets' oudere tijdgenoot Van Lennep dat woord gebruikt in de betekenis ‘niet-nederlands’. Dat leidt de WNT-raadpleger vanzelf ertoe, het artikel Duitsch (I) op te slaan, en daar vindt hij als eerste betekenis opgegeven kortweg ‘Nederlandsch’, evenwel met de beperking: ‘In de 16de en 17de eeuw het gewone woord, thans (...) in dit gebruik verouderd.’
Hebben Beets en Van Lennep met hun onduitsch gearchaïseerd? Dat kan in het midden blijven. Wat daarvan zij, bij Camera-lezers die met oudere benamingen van onze taal niet vertrouwd zijn, zou Hildebrands onduitsch de indruk kunnen wekken alsof Nederlands een soort Duits zou zijn. En die misvatting zou enige steun kunnen ontlenen hieraan, dat Beets in zijn hierboven aangehaalde gedichtje de ‘vaderlandse’ taal tot drie maal toe als ‘Ons Neerduitsch’ presenteert...
c.b. van haeringen