De Nieuwe Taalgids. Jaargang 75
(1982)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Historische werkelijkheid en literaire waarheid; Henriëtte Roland Holst en de biografieCarola HennDe biografieën van H. Roland Holst confronteren de lezer met een eigenaardig mengsel gevormd uit de neerslag van geschiedkundig onderzoek en van een kunstenaarstemperament. De persoonlijkheid van de biografe drukt haar stempel bijzonder sterk op de verwerking van het historische materiaal, zodat soms zelfs twijfels opkomen omtrent de aard van haar werk: is dit nu inderdaad een historisch personage dat ze beschrijft, of de held van een historische roman? Fictie en werkelijkheid vloeien vaak dermate door elkaar dat de voor de biografie karakteristieke dualiteit kunst - geschiedenis bij H. Roland Holst een wel uiterst persoonlijke illustratie vindt. Levensbeschrijving is geschiedenis in zoverre zij naar wetenschappelijkheid strevend historisch onderzoek vereist. De biograaf moet op een zo uitgebreid mogelijk documentair materiaal steunen; maar hij kan en mag de zo vergaarde gegevens niet in hun geheel verwerken en dus wordt een keus onvermijdelijk, die overigens geen vaste regels of richtlijnen volgt. Wat is belangrijk, wat kan als bijkomstig worden beschouwd? Hier kan vaak alleen een subjectieve redenering aan de rand van het arbitraire uiteindelijk beslissen. Bovendien moet de biograaf a priori al een waardeoordeel over zijn bronnen uitspreken; dit is vooral het geval wat de uitlatingen van de held zelf betreft: verfraaiingen zijn hier haast aan de dagorde. Het komt erop neer dat de biografie geen objectieve feiten kent, omdat deze ‘altijd door de biograaf bewerkt worden, in een bepaald relief geplaatst zijn en een zekere betekenis gekregen hebben’:Ga naar voetnoot1 de taak van de biograaf is precies te kiezen uit een enorme hoeveelheid gegevens, verbanden te leggen en zo het leven van zijn held als een organisch geheel voor te stellen. Nu is het bovendien doorgaans zo dat er documentaire leemten zijn, die de auteur van een levensbeschrijving moet trachten te overbruggen. Mag hij hierbij een beroep doen op zijn artistieke fantasie? Op dit gebied verschillen de meningen, naar gelang de auteur het accent legt op het literair of het historisch aspect. Zo deinst een schrijver als André MauroisGa naar voetnoot2 er niet voor terug de artistieke fantasie te laten aanvullen waar de documenten te kort schieten, terwijl Günter Blöcker de geromanceerde biografie kortweg ‘Biographische Schnulze’ noemt: ‘Ausmalung der Situation überschreitet die Kompetenz des Biographen’.Ga naar voetnoot3 Tenslotte mag de historische achtergrond van het te beschrijven leven niet uit het oog verloren worden: een mens is tot op zekere hoogte bepaald door de omstandigheden en kan op zijn beurt een zekere invloed uitoefenen op zijn milieu. Nochtans mag de betekenis van de tijdsgeschiedenis ook niet worden overschat: tijd en maatschappij moeten | |
[pagina 77]
| |
in een biografie door de ogen van en in verband met de held worden gezien.Ga naar voetnoot4 In ieder geval kan een geslaagde biografie pas ontstaan als de schrijver in staat is zijn held te begrijpen, in zekere zin diens bestaan op zijn beurt te beleven; want dan zal de geest die het te beschrijven leven heeft doortrokken ook in het feitenrelaas doorschemeren. En hier stoten we op de andere kant van het probleem. Dode gegevens, droge feiten moeten ingekleed worden in een levendig verhaal: alleen de gesloten interpretatie van een leven heeft voldoende overtuigingskracht om de lezer te boeien. Het beschreven personage moet als een romanfiguur een afgerond geheel vormen. De tegenstrijdige trekken van de held worden verzoend in een synthese die bij alle nuancering toch de indruk van één persoonlijkheid moet bewaren. Dit is alleen mogelijk als het leven van de held afgesloten is: zo krijgt dat leven pas zijn zin; dan pas wordt de overheersende idee duidelijk, want dan alleen kan het belang van iedere gebeurtenis worden bepaald. Afgezien van het feit dat hij het verzamelen van de documentatie vergemakkelijkt geeft de dood dus ‘de afronding van het kunstwerk’.Ga naar voetnoot5 De lezer verwacht ook een zekere logica in een biografie: de psychologische waarschijnlijkheid is meer verhaaltechnisch aspect dan historisch element. De werkelijkheid is inderdaad vaak te raadselachtig en te grillig om in een verhaal te worden aanvaard: een zekere orde, een zekere literaire structuur, die niet altijd even goed in de geschiedenis teruggevonden kan worden, blijft onmisbaar voor een geslaagd werk. De biograaf ‘tracht uit de gegevens, die hij heeft omtrent een bepaalde gebeurtenis, tot de zin van deze gebeurtenis dat wil zeggen tot haar psychologische structuur te geraken’.Ga naar voetnoot6 De logische en psychologische verantwoording van het feitenrelaas mag volgens Dresden zelfs af en toe de chronologie verstoren; J. Romein daarentegen stelt de chronologische volgorde in een biografie als een essentiële eis. Als de persoonlijkheid van de held in haar eenheid moet worden gevat en weergegeven om te kunnen boeien, springen de gevaren die daaruit voortvloeien in het oog: een te ver gedreven nuancering moet worden vermeden, maar een te krasse schematisering doet aan de levensechtheid afbreuk. Deze gecompliceerdheid van het psychisch beeld beschouwt J. Romein zelfs als één der hoofdvoorwaarden van de moderne biografie. Om dit doel te bereiken moet de biograaf een evenwicht vinden tussen ‘Einfühlung’ en psychische afstand. Een zekere sympathie voor de held kan positief werken maar ook de neiging tot heldenverering in de hand spelen, die een belerende biografie kenmerkt. Een ongunstig vooroordeel tegenover de held lost bij de biograaf een subjectieve reactie uit, die van ironie tot sarcasme gaat en het streven naar objectiviteit ook schaadt.Ga naar voetnoot7 Wat nu H. Roland Holst betreft moeten we eerst rekening houden met het feit dat haar ideeën met de tijd veranderden. Ook haar biografisch oeuvre, dat in zijn geheel van na haar verlaten van de S.D.A.P. dateert, draagt de stempel van de geestelijke evolutie van zijn auteur: haar kritiek op het marxisme werd steeds ingrijpender en de humanistische trekken in haar persoonlijkheid lieten haar steeds meer belang hechten aan het individuele in de mens; bovendien herkende ze allengs het werken van een hogere, | |
[pagina 78]
| |
goddelijke kracht in het wereldgebeuren. De methode van de biografie gaat in ‘Jean-Jacques Rousseau’ (1912) vaak nog van de historische achtergrond en de materiële feiten uit, hoewel dit bewust teruggrijpen op het historisch materialisme wat geforceerd aandoet: trouwens worden hier zelfs al vaak geestelijke motieven aangehaald waar materiële oorzaken voor de hand liggen. In 1925 in ieder geval ziet H. Roland Holst in dat ‘het historisch materialisme zijn aanspraken moet matigen’:Ga naar voetnoot8 het marxisme kan de geestelijke verschijnselen alleen verklaren voor zover deze sociale uitingen zijn, zegt ze in haar studie over ‘Historisch materialisme en kunst’. Aan het einde van haar leven tendeerde H. Roland Holst zelfs ‘de werkelijkheid van de onzichtbare geestelijke wereld als de meest reële’Ga naar voetnoot9 te beschouwen, en zo verbaast het ook geenszins dat ze in haar latere biografieën geestelijke beginselen soms vrijwel in vacuo op het leven van haar helden toepast. Ze gaat meestal uit van een streven naar absolute zelfverwezenlijking dat ze in het te beschrijven leven meent te herkennen en schildert in pathetische kleuren de strijd die haar held tegen zijn lagere, d.i. menselijk-wereldse aandriften voert. Zo schetst ze in Rousseau een burgerlijk voorloper van het socialisme, die tegen zijn eigen natuur een tragische strijd uitvecht om zijn idealen door te zetten; uit de biografie van H. Roland Holst komt hij als een vat van tegenstellingen naar voren, als een wonderlijk mengsel van eigenliefde en sociaal gevoel, van principes en een min of meer aan zijn ideeën conform leven: hij is een slagveld waar wilskracht en menselijke beperkingen in botsing komen. Deze titanische persoonlijkheid, die ondanks haar zwakten ons ontzag voor haar geweldig ondernemen inboezemt ontmoeten we in geen andere biografie van Rousseau. De Tolstoi van H. Roland Holst is beheerst door ‘den drang, zijn diepste zelf te vinden door zich te verliezen in het absolute. Uit het diepst van zijn hart ontspringt het verlangen, volmaakt te worden zooals de groote Vader volmaakt is, geheel vervuld met den wil zich te geven...’.Ga naar voetnoot10 Zo zien wij Tolstoi nu in deze biografie de tegenstrijdigheden van zijn wezen overwinnen, in de geleidelijke sublimering van zijn driften: na een lang gevecht tegen zijn eigen natuur, zijn milieu, zijn vrouw rukt hij zich in het aangezicht van de dood los van wat hem met het aardse verbond. Dat H. Roland Holst hier de geschiedenis forceert, is zeker: wat in het leven van haar held hem als zwak en onvolkomen kenmerkt, laat ze doorgaans weg als het niet met idealiserende motieven bekleed kan worden. Rosa Luxemburg gaat volgens H. Roland Holst ten onder aan haar onvermogen een innerlijke synthese te voltrekken tussen de gevoelige vrouw en de dogmatische politica. De veelzijdigheid, de genialiteit van haar uiterst rijke persoonlijkheid stort haar in het verderf zodra de eenheid verscheurd wordt en de harmonie verloren gaat. Over het algemeen schijnt het dat H. Roland Holst naar gelang van haar eigen zieletoestand de nadruk legt op de tragische worsteling van de innerlijk gespleten held (Rousseau) of op de uiteindelijke overwinning van de sterke geest, door een ethisch- | |
[pagina 79]
| |
religieus bewustzijn bezield (Tolstoi).Ga naar voetnoot11 De hunkering naar een bovenmenselijk ideaal hebben al haar helden gemeen. De drijfveren die H. Roland Holst aanzetten tot het weergeven van een bepaald leven zijn van het begin af uiterst subjectief en vinden hun oorsprong bewust in ideologische of wijsgerige overtuigingen. Om een werkelijk groot werk voort te brengen moet volgens haar het zedelijk ideaal van de kunstenaar zijn oeuvre doortrekken; zelfs het belang van de informatie dient te worden gemeten aan een ethische maatstaf: niet het hele leven zal afgebeeld worden ‘maar de momenten in het leven van bepaalde menschen waarin een bepaalde schoonheid van wil en gezindheid zich het sterkst openbaart’.Ga naar voetnoot12 Logische consequentie daarvan is dat de schrijfster de neiging vertoont, in haar streven deze schoonheid te belichten, alles wat niet daartoe bijdraagt in de schaduw te stellen: zo het mislukken van de poging van haar held zichzelf te overtreffen (Tolstoi), de daden die met zijn verheven doel tegenstrijdig zijn (Rousseau)... Eén enkel, maar uiterst frappant voorbeeld: de dood van Tolstoi, op de vlucht van Jasnaja Poljana, wordt door haar geschilderd als zijn ultieme zelfverwezenlijking in het aangezicht van de dood. In feite echter vluchtte Tolstoi naar aanleiding van een ruzie met zijn vrouw, zoals hij al vaker had gedaan. Deze keer deden zijn dochter en een van zijn volgelingen alles wat in hun macht stond om de scheiding onherroepelijk te maken: oud en doodziek kon Tolstoi zich niet tegen deze autoritaire en weinig scrupuleuze persoonlijkheden verzetten. H. Roland Holst wijst er in een voetnoot op dat Tolstoi niet alleen stierf, zoals hij het gewenst had: de invloed van zijn begeleiders, die zover gingen zijn vrouw pas tot hem toe te laten toen hij al niet meer bij bewustzijn was, verzwijgt ze... Tolstoi ziet de dood naderen en voelt zich daarom gerechtigd Sonja te verlaten: zo stelt zijn biografe het voor; dat hij te ziek is om zijn eigen wil tot het einde te laten gelden, blijft in het donker... De politieke opvattingen van de biografe vinden een even sterke weerklank in haar werk: haar poging J.-J. Rousseau als een voorvechter van het socialisme te schetsen evenals haar kritische houding tegenover de loopbaan van Rosa Luxemburg kunnen pas in het licht hiervan worden begrepen. H. Roland Holst toont ons geen historische personages, ze geeft ons voorbeelden. Haar sterk geïdealiseerde helden zijn grote persoonlijkheden, gedreven door een krachtig streven naar het absolute. Geestelijke beginselen motiveren hun handelen: hun intellectuele en karakterlijke superioriteit verheft hen boven de doorsneemens, maar vooral hun ethisch verantwoordelijkheidsgevoel geeft hen een weerglans van een hogere waarde, waarmee ze zich aan de zinnelijke wereld onttrekken. In een reusachtig gevecht tussen mens-zijn en god-worden leveren deze helden een strijd op leven en dood. Soms zegeviert de ideële kant van de persoonlijkheid uiteindelijk, zo bij Tolstoi; meestal gaat het individu ten onder in een tragische verscheurdheid, die zich kan manifesteren in de hopeloosheid van een ziek brein (Rousseau), maar ook in de wreedheid van een gruwelijke dood (Luxemburg). De literaire weergave van een bovenmenselijke worsteling, dit | |
[pagina 80]
| |
tragisch streven naar een absoluut ideaal is trouwens wat de lezer boeit in de levensbeschrijvingen van H. Roland Holst: waar dit element ontbreekt, bv. in ‘Romain Rolland’ (1946) blijft alleen een ietwat zeurderige lofzang over. Als historisch verantwoorde werken schieten de levensbeschrijvingen van H. Roland Holst volgens moderne maatstaven hopeloos te kort. Ondanks de meest boeiende stijl, de soms verbazende zorgvuldigheid waarmee de schrijfster haar documentatiemateriaal vergaarde (cfr. de reis naar Zwitserland vóór het schrijven van het werk over Rousseau), missen haar biografieën te veel om actueel te blijven: nuchterheid, objectiviteit, psychische afstand zijn haar te enen male vreemd. Over sommige van haar helden is intussen nog veel bekend geworden dat toen zij schreef niet te achterhalen was: zo geven de brieven van Rosa Luxemburg aan Leo Jogisches pas een juist beeld van hun verhouding, die niet alleen op een wederzijdse intellectuele waardering steunde zoals eerder kon worden aangenomen; zo werpen dagboeken van familieleden van Tolstoi, zijn dochter Alexandra inzonderheid, een beter licht op de gespannen verhoudingen in zijn gezin, maar deze documenten waren in 1930 nog maar pas in het Russisch verschenen. Nochtans zijn de redenen van het verouderd zijn van deze levensbeschrijvingen niet alleen van praktische aard. Hun didactische strekking komt vaak storend over en de bewondering die de schrijfster voor haar helden koestert verdoezelt soms ieder kritisch bewustzijn: dit schijnt mij vooral het geval te zijn in het werk over Tolstoi. Het is mij dan ook onbegrijpelijk hoe deze biografie nog altijd als een van de meesterwerken van haar auteur kan doorgaan, bij alle onnauwkeurigheden, vervormingen en grove idealiseringen die haar ontsieren.Ga naar voetnoot13 De eenheid die de Tolstoi van H. Roland Holst kenmerkt gaat gepaard met een eenzijdigheid die de biografie historisch onhoudbaar maakt en bovendien aan de levensechtheid en de psychologische waarschijnlijkheid afbreuk doet.Ga naar voetnoot14 Literair gezien blijft ‘Tolstoi, zijn wezen en zijn werk’ heel boeiend, waarschijnlijk juist omdat het de lezer zo goed de indruk meedeelt van een geleidelijke ontwikkeling die tot zelfverwezenlijking voert. Boeiend - maar onwaar. Globaal beschouwd kan m.i. van de biografieën in engere zin van H. Roland Holst alleen ‘Rosa Luxemburg’ als een levensbeschrijving in de historische zin worden behandeld. Inderdaad, dit is het enige werk waar de auteur persoonlijk commentaar en geschiedkundige feiten enigszins uit elkaar houdt. Bovendien schijnt haar kritische houding hier een tegengif te vormen tegen de al te grove idealisatie, die bv. in ‘Tolstoi’ bij nader kennis van het historische leven van de held zo stoort. Als we nu de biografische schetsenGa naar voetnoot15 van de schrijfster in het onderzoek meebetrekken, valt op dat de relatieve nuchterheid die in ‘Rosa Luxemburg’ treft, ook in andere werken aanwezig is. Waar de auteur geen waardeoordeel over een leven beoogt is ook de idealisatie minder sterk, zo wanneer vooral persoonlijke herinneringen worden vastgehouden en meege- | |
[pagina 81]
| |
deeld (R.N. Roland Holst, H. Gorter), of in het essay over Gezelle, dat eerder een literaire studie dan een biografisch geschrift is. De didactische motivatie komt blijkbaar vooral tot uitdrukking wanneer de schrijfster haar helden niet persoonlijk gekend heeft, en dus geen dieper inzicht had in hun gewoon menselijke zwakten. Haar persoonlijke verhouding tot de mens Rosa Luxemburg, haar ideologische betrokkenheid bij de socialiste, haar politieke distanciëring van de radicale ‘bloedige Rosa’ lieten haar een beeld van haar heldin tekenen dat bij alle subjectiviteit nog het meest aan onze tegenwoordige eisen aan een levensbeschrijving beantwoordt. De bewondering die H. Roland Holst voor de reus Tolstoi koesterde sloeg haar daarentegen blind voor de menselijke trekken van haar held. De biografie van Rousseau neemt in haar oeuvre een afzonderlijke plaats in: ze vertoont al de karakteristieke trekken van de overige werken, maar tegen de achtergrond van een streng methodisch schema dat de principes van het marxisme rigoureus wil toepassen. Dit werk trekt de aandacht vooral door de merkwaardige spanning tussen beredeneerde politieke overtuiging, intuïtieve twijfel aan de marxistische theorieën en gevoelsmatig geloof in de suprematie van het geestelijke. Hoe dan ook: een biografie over H. Roland Holst kan ons moeilijk een beter inzicht in haar persoonlijkheid geven dan haar eigen biografieën van anderen, maar haar levensbeschrijvingen zullen nauwelijks tot een betere kennis van een historische figuur bijdragen.
Rijksuniversiteit Luik |
|