| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Onbekend werk van Eduard De Dene
Bij de voorbereiding van de tentoonstelling Vlaamse kunst op perkament (Brugge, Gruuthusemuseum 18 juli-18 oktober 1981), zijn te Brugge twee papieren bladen met werk van Eduard De Dene opgedoken. De twee bladen maken op het stadsarchief deel uit van de verzameling De Meyer, waar ze tussen de bladzijden van het afschrift van De Denes Testament Rhetoricael, door Justinus van Damme in 1838 gemaakt, werden ingevoegd, resp. als p. 5 en 18. De folio's bevatten vijftien chronogrammen (samen 84 verzen), alle geschreven n.a.v. de verovering en verwoesting van Terwaan (Thérouanne) en Hesdijn (Hesdin) in 1553 door de troepen van Keizer Karel. Acht van deze jaardichten werden door De Dene in zijn Testament opgenomen (fol. 330r, 31-34; 330v, 1-28; 331r, 1-14), de resterende zeven (41 verzen) waren tot op heden onbekend.
In elk chronogram zit het jaartal 1553 verwerkt. De Dene maakte het een eventuele lezer hierbij gemakkelijk door meestal de letters of de woorden die men bij het optellen nodig had, te onderstrepen of in het rood te schrijven (in het Testament Rhetoricael ontbreken dergelijke herkenningstekens). Vermoedelijk schreef De Dene deze verzen kort na de gebeurtenissen van 1553, en het is niet onwaarschijnlijk dat hij deze bladen in 1561, bij het samenstellen van zijn verzamelhandschrift, als legger gebruikte voor de folio's 330r - 331r.
We beschikken hier dus over variantenmateriaal en nieuwe teksten van De Dene, wat op zichzelf al belangrijk genoeg is om de nodige aandacht aan deze stukken te wijden. Maar een tweede (en voornamere) reden daarvoor, is het feit dat het hier net als bij het Testament, om een autograaf gaat: het geschrift is inderdaad onmiddellijk te herkennen als de sierlijke en geoefende hand van De Dene.
Het tweede van deze folio's was te zien op de hoger vermelde tentoonstelling (catalogusnr. 11), en in Biekorf, Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde, 81 (1981), 3, p. 197-216 werd een artikel (met o.a. een tekstuitgave van de jaarverzen) over het nieuwe materiaal opgenomen. Voor neerlandici die zich met zestiende-eeuwse literatuur bezighouden, is Biekorf echter wellicht niet overal even gemakkelijk te raadplegen. Het leek dan ook nuttig de vondst en de editie van deze teksten in een geografisch ruimer verspreid tijdschrift te signaleren. Voor meer informatie rond dit werk van De Dene blijft men uiteraard op Biekorf aangewezen.
dirk geirnaert
| |
Uyt liefde geschreven.
Studies over Hooft 1581 - 16 maart - 1981. Verzameld door E.K. Grootes, M.A. Schenkeveld-van der Dussen, L. Strengholt en P.E.L. Verkuyl. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1981, 228 blz. (f 42,-).
Uyt liefde geschreven, een bundel met vijftien wetenschappelijke studies over P.C. Hooft en zijn werk, is onder auspiciën van de Maatschappij der Nederlandse letterkun-
| |
| |
de tot stand gekomen ter gelegenheid van het Hooftjaar 1981.
Het resultaat mag er zijn. Het boek ziet er verzorgd uit en de vijftien opstellen, een gevarieerd ensemble, zijn ‘met vlijt ende rijp van overlegh voortgebraght’. Ze behandelen vele aspekten van Hoofts werk en leven. In de bundel staan ze gerangschikt naar de hoofdonderdelen van Hoofts oeuvre: lyriek, dramatische poëzie en proza.
Allereerst dus de lyriek. Het openingsartikel, van de hand van P. Tuynman, brengt Hoofts vroege verzen op verrassende wijze in verband met de receptie bij zijn toenmalige publiek: de leden van de kamer ‘In liefde bloeyende’. Daarna behandelt P. King, met gebruikmaking van ondermeer de retorische theorie, de aard van de door Hooft gebezigde metafoor. W. Vermeer onderzoekt de dichttechnische aspekten van de sonnetten van 1610, waarin Hooft een later niet meer overtroffen niveau bereikt. A.A. Keersmaekers schrijft over de verzamelbundel Apollo of ghesangh der musen uit 1615. Hij laat zien hoe belangrijk ook buiten de dichter om gedrukte verzen met hun varianten voor de Hooftstudie kunnen zijn. Het sonnet ‘Nijdige tijt waerom ist dat ghij v versnelt’ wint aanzienlijk aan reliëf door de bijdrage van Mieke B. Smits-Veldt, die zestiende-eeuwse uurwerken en de tijdservaring van de renaissancemens bij haar interpretatie in het geding brengt. E.K. Grootes bespreekt de relatie tussen Hooft en Heinsius. Die blijkt minder intiem te zijn dan Prinsen ons heeft doen geloven. Marijke Spies onderzoekt de poëtische correspondenties met Huygens uit 1620-22. De twee laatste auteurs maken voor hun conclusies ruim gebruik van de literair-theoretische opvattingen uit het begin van de zeventiende eeuw.
Hierna, halverwege de bundel, volgen studies over de toneelpoëzie van Hooft. W.A. Ornée demonstreert de grootte van Hoofts talent als komedieschrijver. C.W. de Kruyter (†) gaat zorgvuldig na hoe de dichter zijn klassieke stof bewerkt voor het tafelspel Paris oordeel. Pastorale elementen in Granida en in Samuel Costers Ithys worden vergeleken door L. Rens. Daarna volgt van F. Veenstra een boeiend filologisch en cultuurhistorisch opstel over een ontastbare wereld: die van spoken en geestverschijningen, in het bijzonder die in de Geeraerdt van Velsen.
Tenslotte het proza van de drost. In Schyn-heyligh gebruikt hij de beschaafde omgangstaal van zijn tijd, en wel op meesterlijke wijze, zoals F.L. Zwaan laat zien. C.A. Zaalberg inventariseert de verfijningen die Hooft, om een standaardvoorbeeld te creëren voor de Nederlandse historiestijl, aanbrengt in de derde druk van zijn Henrik de Gróte. J.Ph. van Oostrom gunt zijn lezers een blik achter het grote gobelin van de Nederlandsche historiën. Bij één fragment, het exordium, toont hij de losse draadjes en de stopgaatjes en reconstrueert dusdoende een fascinerende wordingsgeschiedenis van een stuk tekst. Met een opstel van G. Kazemier over proza-ritme in de Histooriën sluit de bundel.
Door de grote variatie aan bijdragen is de verzameling Uyt liefde geschreven een levendig en zeer leesbaar geheel geworden. Een must voor vakman (-vrouw) en belangstellende, en voor examinandi die hun literatuurlijst moeten completeren een verfrissende optie.
a.j. gelderblom
| |
Documentatieblad Nadere Reformatie
Het Documentatieblad Nadere Reformatie is in 1981 zijn vijfde jaargang ingegaan, en
| |
| |
hoewel het overwegend theologisch-georiënteerde blad niet voor geregelde depouillering in de rubriek Uit de tijdschriften in aanmerking komt, neem ik toch graag de gelegenheid waar deze periodiek onder de aandacht van de lezers van De nieuwe taalgids te brengen. Er waren tenslotte in de zeventiende en achttiende eeuw contacten te over tussen theologie en literatuur. De aanleiding tot deze aankondiging is een artikel van G.T. Hartong, ‘Willem Sluiter; enige, voornamelijk bibliografische, aanvullingen’ in de vijfde jaargang van het documentatieblad, p. 37-58. Het met vele titelpagina's geïllustreerde artikel weet o.a. aannemelijk te maken dat de eerste druk van Sluiters Buitenleven (1668) wel degelijk - zoals Heeroma had verondersteld - in het Oosten des lands is verschenen en wel bij de Deventer drukker Jan Colomp. Het Documentatieblad Nadere Reformatie wordt uitgegeven door Lindenberg's Boekhandel-Antiquariaat, Slaak 4-14, 3061 CS Rotterdam. De prijs per jaargang van vier nummers bedraagt f27,50.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Gezelles Tijdkrans verkort
K. de Busschere, die in 1971 een uitgave bezorgde van Guido Gezelles Volledige Dichtwerken, neemt nu een deeltje van het Klassiek Letterkundig Pantheon voor zijn rekening met een - verkorte - editie van Tijdkrans. De eerste zin van de bij deze uitgaven gebruikelijke inleiding is niet de gelukkigste: ‘Deze inleiding bevat twee delen: 1. Gezelles Tijdkrans zelf, zoals hij hem opgevat heeft en uitgegeven; 2. onze uitgave.’ Wat dit ook moge betekenen, de lezer vindt in de inleiding allereerst een beschouwing over het karakter van Tijdkrans, door De Busschere o.a. getypeerd als ‘de poëtische stunt van een zestigjarige’. De Busschere legt de nadruk op het sociale doel dat de dichter met deze bundel voor ogen stond en citeert zichzelf: de bundel is een almanak voor tijd en eeuwigheid. Dat verklaart de vele gelegenheidsgedichten, dat verklaart ook het ondergeschikt zijn van literaire kwaliteit aan maatschappelijk nut. ‘Alzo werd zijn nieuwe bundel niet alleen een kunstwerk, maar een nuttig en bruikbaar boek.’ Een verrassende conclusie, die wellicht op rekening komt van de veelverbreide gedachte dat het geheel meer is dan de som van de samenstellende delen. Twee thema's domineren de grootste afdeling van de bundel, Jaarkrans; ze zijn vertegenwoordigd in ongeveer evenveel gedichten. Wederom heb ik moeite met een conclusie, nl. dat bijgevolg Tijdkrans is samengesteld uit twee vrij heterogene groepen gedichten.
Nadat de Busschere de lezer inzicht heeft gegeven in de intentie die Gezelle had met zijn Tijdkrans, gaat hij uitvoerig in op de weigering van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde om een werk te bekronen waarin Gezelle zich zo ‘uitdrukkelijk de dichterkroon [had] toegeëigend.’ De Academie oordeelde: Tijdkrans is de zwakste bundel van Guido Gezelle. ‘Achteraf’, bespiegelt De Busschere, ‘kunnen wij ons afvragen hoe zulks mogelijk is. Zulke vraag verraadt hartstocht of vooringenomenheid met onze huidige opvatting.’ (p. 13). Dat lijkt me betwistbaar. Gemeten aan gangbare literaire maatstaven zijn veel van Gezelles gedichten in Tijdkrans gelegenheidsgedichten en dat is ook in onze zo sociaal bewogen tijd geen predikaat dat duidt op literaire kwaliteit. Wèl lijkt mij verdedigbaar dat een bundel als Tijdkrans momenteel een zodanig literair historisch belang vertegenwoordigt, dat ondanks de dubieuze literaire waarde van veel gedichten een uitgave gerechtvaardigd is.
Gezien het kader kon niet gedacht worden aan een onverkorte uitgave van de bun-
| |
| |
del. Van de oorspronkelijke 398 bladzijden met 265 gedichten zijn er in dit Pantheondeeltje 158 gedichten overgebleven. De tekst is de ongewijzigde, authentieke tekst van Gezelle uit 1893. De mededeling dat de woordverklaringen overvloedig gegeven zijn bevat geen overdrijving.
Guido Gezelle: Tijdkrans. In verkort bestek uitgegeven met inleiding en aantekeningen door K. de Busschere. Klass. Lett. Panth., Zutphen, z.j. ISBN 90 03 21690 8. Prijs: f24,50.
l. mosheuvel
| |
Onderzoek naar kindertaal.
W.J.M. Levelt, A. Mills en A. Karmiloff-Smith hebben namens de European Science Foundation een inventaris gemaakt van onderzoek naar kindertaal in de ESF-landen, als boek verschenen onder de titel Child Language Research in ESF-countries. An Inventory (1981).
De inventarisatie vond plaats als eerste fase van een plan om Europese samenwerking op het gebied van kindertaalonderzoek tot stand te brengen en te bevorderen. Het boek bevat een vijftal lijsten: (a) personen en titels van hun projecten; (b) hun adressen; (c) een lijst waaruit men kan opmaken wie in Europa met een bepaald onderwerp bezig is; (d) een lijst van bilinguale studies; en (e) publikaties.
Men kan het boek verkrijgen bij de European Science Foundation, 1 Quai Lezay Marnésia, 67000 Straatsburg.
h.j.v.
| |
Nederlandse grammatica herdrukt
De Nederlandse grammatica van M.C. van den Toorn is herdrukt. Deze zevende druk is ingrijpend gewijzigd in de vier theoretische hoofdstukken, waarin de traditionele grammatica in verband wordt gebracht met de transformationeel generatieve grammatica. De aanpassing houdt in een stap van het zgn. Aspects-model naar de zogeheten Uitgebreide Standaardtheorie.
Het boek is uitgegeven bij Wolters-Noordhoff in 1981 en de prijs ervan is f 46,75.
h.j.v.
| |
Verslagen Computerlinguistiek
De afdeling Computerlinguistiek van de Nijmeegse Faculteit der Letteren heeft resultaten van haar werkzaamheden in de periode 1978-1981 samengevoegd tot de Verslagen Computerlinguistiek No. 2. Het bevat acht bijdragen waarvan de meeste bouwen aan of wijzigingen aanbrengen in het Nijmeegse AMAZON- (AutoMAtischZinsOntledings-) programma. Men vindt er o.a. in een poging tot operationalisering van een casustheorie in de vorm van een herkennend algoritme, een poging om anaforische relaties binnen het AMAZON bevredigend te behandelen, en een poging om samenstellingen en afleiding automatisch te analyseren in hun samenstellende delen. De laatste bijdrage, ‘Automatische lexicalisering’, is al eerder verschenen in Grammarij 5.
Men kan de Verslagen Computerlinguistiek bestellen bij de redacteur Dr. J. van Bakel, KU Nijmegen, Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen.
h.j.v.
| |
| |
| |
Linguistics in the Netherlands
Een groot deel van de lezingen die gehouden zijn op 19 januari 1980 voor de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap, is bijeengebracht in Saskia Daalder & Marinel Gerritsen (eds.), Linguistics in the Netherlands 1980. North Holland Publishing Company, Amsterdam, etc. 1980. Het boek, dat verheugend snel verschenen is, bevat vier afdelingen: (a) Fonetiek/Fonologie met twee artikelen, (b) Morfologie met drie artikelen, (c) Syntaxis met elf artikelen; en (d) Semantiek/Pragmatiek met zes artikelen. Opvallend is de opmars van de functionele grammatica in de sectie Syntaxis.
Het boek telt 244 pagina's en het kost f35,-.
h.j.v.
| |
Engels supplement op ‘Levend Nederlands’
Bij de cursus Levend Nederlands (gerecenseerd door G. Extra in Ntg 69 [1976], 265-268) bestond al geruime tijd een gestencild supplement voor studenten die Engels kunnen lezen (aangekondigd door B. van den Berg in Ntg 70 [1977], 80). Daarvan is nu een herziene editie verschenen, ditmaal gedrukt, en uitgegeven door de V.U. Boekhandel/-Uitgeverij te Amsterdam 1981. De samenstellers, Jan H. Hulstijn en Michael Hannay, hebben er een 162 bladzijden tellend boek van gemaakt, onder de naam An English Self-study Supplement to Levend Nederlands. De prijs bedraagt f24,50.
M.C.v.d.T.
|
|