De Nieuwe Taalgids. Jaargang 74
(1981)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 532]
| ||||||||
Een subjekts-genitief (lvm) bestaat nietH.F.A. van der LubbeDank zij een onvermoeibare werklust weet P.C. Paardekooper (hierna P.), bijna met de regelmaat van de seizoenen, telkens opnieuw onze aandacht te richten op merkwaardige syntaktische verschijnselen in het Nederlands. Hij doet dit nagenoeg uitsluitend aan de hand van zelfgemaakte voorbeelden. Maar omdat P. - gelijk bekend - daarbij principieel met een minimum aan theorie te werk gaat, is deze werkwijze bij hem minder ‘levensgevaarlijk’, al zal menige lezer dikwijls toch wel geneigd zijn bij een of ander voorbeeld een vraagteken te plaatsen. Bovendien verstout ook P. zich nu en dan tot het doen van theoretische uitspraken, bij voorkeur in een pikante formulering. Uiteraard worden zijn beweringen dan veel kwetsbaarder. Bij zijn opmerkelijk artikel: Parallellen tussen zn- en ww-patronen 1. treffen we de volgende voetnoot aan: ‘In de aan het Duits ontleende en sterk verouderde tekstgenitieven van het type het vangen der vogels sprak de traditie dus ten onrechte van een objekts-genitief: de toevoegbaarheid van door de jager bewijst dat het hier gaat om een subjekts-genitief (lvm) tegenover een subjekts-genitief (bvm) zoals in het zingen der vogels’.Ga naar voetnoot1 Deze a.h.w. terloops toegevoegde volzin roept toch wel de nodige bedenkingen op, waarvan één mij zelfs van fundamenteel belang toeschijnt. De benaming ‘tekstgenitieven’ lijkt me trefzeker gekozen. Sinds jaar en dag blijven dergelijke genitieven nagenoeg beperkt tot het schriftelijk taalgebruik en de eventuele vokale verklanking daarvan. Wil P. deze vormen ‘sterk verouderd’ noemen, dan is dit een zaak van persoonlijke appreciatie. Zelf reken ik ze liever tot ‘archaïserend taalgebruik’. In bepaalde litteraire genres blijkt het procédé nog altijd produktief. Zo hebben bijvoorbeeld de Nederlandse vertalers van het Romeinse brevier niet geschroomd in hun Gebeden voor elke dag (in 1970 voor het eerst verschenen!) de der-vormen waar dit hun te pas kwam nog rustig te gebruiken; waarschijnlijk om prosodische redenen.Ga naar voetnoot2 Op welke grond P. de tekstgenitieven als ‘aan het Duits ontleend’ karakteriseert, is mij niet duidelijk. Waarom kunnen het geen restanten zijn van een autochtone schrijftaaltraditie, die grotendeels al in de middeleeuwen, speciaal door Zuidnederlandse schrijvers, gevestigd werd, met name in het geestelijk proza?Ga naar voetnoot3 De behoefte om over ekwivalenten van de Latijnse genitieven te kunnen beschikken - denken we maar aan de vele vertalingen uit het Latijn - zal deze schrijftaalkultuur sterk hebben bevorderd. | ||||||||
[pagina 533]
| ||||||||
De al genoemde prosodische neigingen zorgden dan voor de rest. Dit alles is slechts een hypothese. Aan de taalhistoricus de taak om uit te maken welke verklaring de historische werkelijkheid het dichtst benadert. Het hoofdobjekt van mijn kritische beschouwing is echter de benaming ‘subjekts-genitief (lvm)’, te meer omdat deze term, gezien de kontekst, een bewust gekozen kwalifikatie bevat. De geciteerde voetnoot sluit aan bij het in de tekst gekonstateerde verschijnsel dat door toevoeging van een door-bepaling zoals in:
aan dat m'n respektievelijk me een ond. ik in de lvm beantwoordt:
Omdat P. uitdrukkelijk ervan afziet zich vroegtijdig op het terrein van de theorie te begeven (zie de aanhef van het onderhavige artikel!) kunnen we naar de exakte betekenis van dat ‘beantwoorden aan’ (elders in zijn tekst: ‘korresponderen met’ en ‘overeenkomen met’) slechts gissen. De meest voor de hand liggende interpretatie is dat hij daarmee een overeenkomstige semantische relatie bedoelt. Door de mogelijke toevoeging van door die onderwijzer staat m'n, respektievelijk me, met het deverbatief bestraffing kennelijk in een betekenisrelatie die analoog is aan het betekenisverband tussen ik en de passieve konstruktie word gestraft. Nog anders geformuleerd: door de gegeven zn-patronen en het ww-patroon wordt verwezen naar dezelfde handeling, waarbij die onderwijzer als ‘agens’ en de spreker zelf als ‘patiens’ wordt geïntendeerd en begrepen.Ga naar voetnoot4 Welk patroon door de spreker of schrijver, al dan niet bewust, in feite wordt gebruikt, is afhankelijk van de kontekst en/of de konkrete situatie. Dank zij de ontwikkeling van de kommunikatieleer wordt de laatste jaren door verschillende linguisten sterk de nadruk gelegd op het fundamentele onderscheid tussen betekenis en boodschap.Ga naar voetnoot5 Waarschijnlijk is het niet al te boud om te beweren dat het ww-patroon de bedoelde handeling vooral als ‘een in de tijd verlopend gebeuren’ benoemt en als zodanig meer geschikt is om als ‘Focus’, of althans als een deel daarvan, in de boodschap te fungeren, terwijl in de vorm van een zn-patroon dezelfde handeling slechts als ‘een feitelijkheid’ wordt genoemd en als zodanig bij voorkeur in de ‘Topic’ van de boodschap zal worden gebruikt.Ga naar voetnoot6 Vergelijk de volgende zinnen:
| ||||||||
[pagina 534]
| ||||||||
Afgezien van het genoemde pragmatische verschil en verschil in semantisch aspekt: ‘een gebeuren in de tijd’ tegenover ‘een feitelijkheid’, kunnen we bij de gegeven voorbeelden toch wel met recht van overeenkomst in betekenis spreken. Maar als P. in zijn voetnoot bij het vangen der vogels (door de jager) de kwalifikatie ‘objekts-genitief’ veroordeelt en beweert dat dit ‘subjekts-genitief (lvm)’ moet zijn, is er méér aan de hand. Dan suggereert hij in feite dat deze genitiefformatie in semantisch opzicht dichter staat bij de subjekts-funktie van de vogels in de vogels worden door de jager gevangen dan bij de objekts-funktie van de vogels in de jager vangt de vogels. Dit nu vermogen we niet in te zien, zelfs niet met de beste wil van de wereld. Er is in het vangen in de woordgroep het vangen der vogels (door de jager) geen overwegend passief-beteenismoment te bespeuren, bijgevolg mist de benaming ‘subjekts-genitief (lvm)’ elk linguistisch fundament. Op z'n hoogst zouden we met een schijn van recht bij een kombinatie als het gevangen worden der vogels (door de jager) deze kwalifikatie kunnen gebruiken. Maar vooreerst kunnen we ons hierbij afvragen of we nog wel met een echt zn-patroon te doen hebben, en vervolgens doet een dergelijke formatie zo geforceerd aan dat er nauwelijks van (goed) Nederlands kan worden gesproken. We kunnen daarom beter een dergelijk voorbeeld bij onze beschouwingen volstrekt negéren. Het allerbelangrijkste echter is dat we het fundamenteel fout moeten noemen als getracht wordt een semantische overeenkomst met een syntaktische term te verduidelijken. In feite is dit altijd een vermenging van twee scherp te onderscheiden linguale aspekten. Zelfs bij de morfologisch identieke door-bepalingen kunnen we bij de vergelijkbare zn- en ww-patronen wel van een overeenkomst in betekenis, maar niet van een syntaktische overeenkomst spreken. Een nabepaling in een zelfstandignaamwoordsgroep is syntaktisch nu eenmaal heel wat anders dan een zogenaamde adverbiale bepaling bij een werkwoord of gezegde. De eerste maakt deel uit van een echte ‘woordgroep’ in strikte zin, de tweede is lid van een verbale ‘konstruktie’.Ga naar voetnoot8 Termen als ‘subjekts-genitief’ en ‘objekts-genitief’ behoren tot dat deel van het erfgoed van ‘de antieke grammatika’Ga naar voetnoot9 dat zo gauw mogelijk in het historisch archief van de taalkunde moet worden opgeborgen, met alle respekt overigens voor de eeuwenlang bewezen diensten. Als wij de steeds meer verouderende tekstgenitieven zoals in het zingen der vogels en het vangen der vogels (door de jager) willen typeren, kunnen we veel beter van een ‘genitief van de agens’, respektievelijk: ‘genitief van de patiens’ spreken, omdat ‘agens’ en ‘patiens’ zuiver semantische termen zijn. Voor kenners van de Funktionele Grammatika van S.C. Dik zal het inmiddels duidelijk zijn dat er in het voorafgaande betoog dankbaar gebruik gemaakt is van het scherpe onderscheid in funktionaliteit op verschillende niveaus van de gebruikte konstituenten zoals we dit in zijn model beschreven vinden, te weten: semantische funkties (Agens, Patiens, Recipiens etc.), syntaktische funkties (Subjekt en Objekt) en pragma- | ||||||||
[pagina 535]
| ||||||||
tische funkties (o.a. Topic en Focus).Ga naar voetnoot10 Het wil mij voorkomen dat de theoretische bruikbaarheid van zijn grammatikaal model hiermee een nieuwe bevestiging krijgt.Ga naar voetnoot11 Wel realiseer ik me dat we inmiddels stilzwijgend het gebied van de toepasselijkheid, speciaal van de semantische funkties, hebben uitgebreid. In de terminologie van Dik: van het terrein van de ‘predikaties’ naar dat van de ‘termen’, in mijn eigen terminologie: van het niveau van de ‘konstrukties’ naar dat van de ‘woordgroepen’. Mocht iemand deze uitbreiding verwarrend vinden omdat ‘de fundamentele semantische relaties van de termen binnen een predikatie’Ga naar voetnoot12 toch niet geheel identiek zijn met de semantische relaties tussen kern en bepalingen binnen een woordgroep (wat is overigens het verschil?), dan zouden we aan dit bezwaar tegemoet kunnen komen door bijvoorbeeld de benamingen voor deze laatste relaties zonder hoofdletter te schrijven; dus: agens, patiens, possessor etc. We geven dan tegelijkertijd op een symbolische wijze aan dat deze onderscheidingen betrekking hebben op woordverbindingen op een lager niveau.Ga naar voetnoot13 Het onderscheiden van diverse semantische funkties op het niveau van de woordgroep blijkt wel degelijk linguistisch relevant te zijn. We kunnen hiermee o.a. klaarheid brengen in de blokkeringsverschijnselen waarop P. ons in zijn genoemd artikel terecht opmerkzaam heeft gemaakt. Er bestaat in ons Nederlands taalsysteem (en vermoedelijk in alle taalsystemen) kennelijk de ongeschreven regel dat in één en dezelfde woordgroep geen twee of meer bepalingen mogen voorkomen die dezelfde semantische funktie hebben, tenzij in de vorm van een zuivere nevenschikking. Een verbinding als m'n trein van je is ‘uitgesloten’, omdat de semantische funkties van dat m'n en van je identiek zijn, hetgeen in strijd is met de zoëven genoemde regel. Hetzelfde geldt voor m'n aankomst van jou en m'n bestraffing van jou door die onderwijzer. In het laatste geval is wel de kombinatie van m'n en van jou mogelijk, omdat de semantische funkties van die twee verschillend zijn, respektievelijk die van agens en patiens, maar met de door-bepaling wordt nog eens een ‘agens’ genoemd, waardoor ook deze kombinatie door iedereen zal worden afgewezen. Van de andere kant is het heel verklaarbaar waarom in een woordgroep als m'n trein van acht uur door dat m'n de gebruikte van-groep ‘geen last heeft van blokkering’: de semantische funkties zijn immers totaal verschillend. Om dezelfde reden acht ik zelfs een kombinatie als die bestraffing van me van jóu (met de spreker als ‘agens’ en de aangesprokene als ‘patiens’ bedoeld en met een heel speciale intonatie) niet volstrekt uitgesloten, al zal iedereen die zoveel mogelijk vermijden, omdat ze allerminst fraai en nogal onduidelijk is.Ga naar voetnoot14 Wel laat dit laatste voorbeeld nog sprekender uitkomen dat de genoemde blokkeringsregel uitsluitend betrekking heeft op de seman- | ||||||||
[pagina 536]
| ||||||||
tische funkties. Dit maakt het universele karakter van deze regel a priori des te waarschijnlijker. Zo blijkt het onderscheid tussen syntaktische en semantische funkties bij onze taalbeschouwing op méér gebieden verhelderend (= verklarend!) te werken dan in de Functional Grammar van Dik is aangegeven. Hetzelfde zou wel eens het geval kunnen zijn met de pragmatische funkties Topic en Focus.Ga naar voetnoot15 Maar om dit te kunnen aantonen is een afzonderlijke studie vereist.
G.W. Burgerplein 14, 3021 AV Rotterdam
|
|