De Nieuwe Taalgids. Jaargang 74
(1981)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 436]
| |
Een pseudo-druk van ExperimentenJ. de GierDe Zilverdisteleditie In het najaar van 1911 verscheen bij De Zilverdistel te 's-Gravenhage de eerste editie van Experimenten, de zo bekend geworden poëziebundel van Geerten Gossaert. De Zilverdistel, onder leiding van Bloem, Greshoff en Van Eyck, van wie de laatste al spoedig de belangrijkste plaats innam, was een onderneming die zich inzette voor ‘het schoone boek’Ga naar voetnoot1 en in 1910 een begin maakte met een reeks bibliofiele uitgaven. Na Worstelingen van P.N. van Eyck - 1910, 40 exemplaren - en Naar 't geluk van J. van Nijlen - 1911, 40 exemplaren - verscheen Experimenten als derde bundel in deze reeks met een oplage van 60 exemplaren. De boeken werden gedrukt bij de firma Enschedé te Haarlem.Ga naar voetnoot2 Gossaert was met de Zilverdisteleditie, die nog slechts 20 gedichten bevatte, zeer content, maar heeft deze toch niet als een ‘echte’ uitgave beschouwd die bestemd was voor een algemeen letterlievend publiek. In brieven aan zijn latere uitgever Van Dishoeck te Bussum noemt hij die editie treffend een ‘proefuitgave’Ga naar voetnoot3 en een ‘privaatdruk’,Ga naar voetnoot4 en in een brief aan Van Eyck gebruikt hij de benaming ‘cahier’,Ga naar voetnoot5 daarbij ongetwijfeld zinspelend op het royale formaat van de bundel. Terecht vermeldt Brinkman's Catalogus bij deze uitgave: ‘Niet in den handel’.Ga naar voetnoot6 Exemplaren waren ‘op aanvrage bij den Heer van Eyck verkrijgbaar’Ga naar voetnoot7 en de dichter heeft ook zelf een flink aantal ervan verkocht. Reeds in 1905 had Gossaert contacten met Van Dishoeck, met het doel te komen tot de uitgave van een bundel gedichten. Daar kwam toen niets van terecht, al werd er zelfs een contract gesloten. Na een tijdelijke ‘recessie’ of zelfs onderbreking werden de contacten in 1910 en 1911 weer intensiever: in die jaren stuurt hij de uitgever regelmatig gedichten toe, ongetwijfeld met het oog op een publikatie, en hij hoopt, zo schrijft hij in 1910, in diens fondscatalogus een plaatsje te krijgen in ‘een van de supplementen’.Ga naar voetnoot8 Toch vond de eerste uitgave van Experimenten bij De Zilverdistel plaats en niet bij Van Dishoeck, en dat heeft te maken met het eisenpakket van de dichter betreffende de | |
[pagina 437]
| |
algehele verzorging van de bundel. Als hij ± 1913Ga naar voetnoot9 opnieuw met Van Dishoeck gaat corresponderen over een uitgave die nu wél ‘in den handel’ moet komen, geeft hij in een van zijn brieven een bijzonder duidelijke verklaring van het feit dat een eerdere uitgave bij deze uitgever niet doorging: Het moeilijkste punt is de uitgave. Eerlijk gezegd is 't daarop de vorige maal afgesprongen. De toen gezonden letterproeven bevielen me allerminst. Ik wensch een oorspronkelijken moderne uitgave: niet volgens een uwer schema's [...].Ga naar voetnoot10 De editie-1916 De tweede uitgave, die met 39 gedichten in aantal bijna een verdubbeling betekende, zag wél in 1916 bij Van Dishoeck het licht. Gossaert achtte toen de tijd rijp om tot een in principe voor ieder toegankelijke uitgave te komen, omdat de ‘proefuitgave’, de Zilverdisteleditie dus, ‘nogal gunstig ontvangen’ was.Ga naar voetnoot11 Dit laatste baseerde hij onder meer op recensies van Verwey en Thomson.Ga naar voetnoot12 Het had nu zeker zin, meende hij, om ‘de uitgave door te zetten’.Ga naar voetnoot13 Wel stelt hij nu vooraf, door ervaring wijzer geworden, hoge eisen aan de uiterlijke verzorging. Aan Van Dishoeck schrijft hij dienaangaande dat hij ‘verdijd lastig’ is: Maar deze uitgave - wellicht het eenige bundeltje poëzy dat ik uitgeef -, wensch ik geheel maar mijn smaak te hebben, first class.Ga naar voetnoot14 Hij is alleen bereid mee te werken als de uitgever voor een ‘fatsoenlijke uitgave’ wil zorgen.Ga naar voetnoot15 Nadrukkelijk eist hij inspraak in formaat, papier en letter, de band, het schutblad en de zetspiegel. Met betrekking tot het laatste spreekt hij zelfs van ‘een bijna maniacale voorliefde mijnerzijds voor symmetrie’.Ga naar voetnoot16 Ook de titelpagina was een langdurig twistpunt: de vermelding ‘tweede druk’ mocht daarop niet worden aangebracht, evenmin het boekenmerk van de uitgever dat hij ‘vreeselijk’ vond en zelfs niet diens voorletters! Vandaar dat de titelpagina uiteindelijk - behalve de titel, de auteursnaam en het jaartal MCMXVI - een door de dichter gekozen vignet bevatte, een afbeelding van Pegasus, en als een soort compromis de vermelding: ‘uitgegeven bij Van Dishoeck te Bussum’. De bundel als geheel moest ‘niets mondains, maar iets | |
[pagina 438]
| |
ouwerwets-degelijks’ uitstralen.Ga naar voetnoot17 Het zal duidelijk zijn dat er heel wat drukproeven verstuurd zijn, voordat de dichter akkoord ging. Het uiteindelijke resultaat was echter van dien aard dat hij na verschijnen tegen de uitgever zonder enige reserve zijn waardering kon uitspreken voor de ‘voortreffelijke verzorging mijner bundel’, een oordeel dat gedeeld werd door zijn ‘meest kieschkeurige bibliomane vrienden’.Ga naar voetnoot18 Deze hele geschiedenis van de totstandkoming van de tweede uitgave, met de langdurige ‘stoeierij’ over diverse vormgevingsaspecten, levert achteraf een alleszins redelijke verklaring op voor het feit dat Gossaert in 1911 nu juist bij een onderneming als De Zilverdistel terechtkwam: met Van Eyck c.s. had hij de liefde ‘voor het schoone boek’ gemeen en bovendien kreeg hij daar alle vrijheid om zelfstandig bij de firma Enschedé lettertype, papier, formaat en zetspiegel te bepalen.
De pseudo-druk van 1913 Tussen de Zilverdisteleditie van 1911 en de tweede uitgave van 1916 is geen enkele andere druk van Experimenten verschenen. Niettemin bestaat er een hardnekkige legende dat in 1913 een herdruk van de bundel het licht zag. Zo spreekt Asselbergs in het negende deel van de Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden van de ‘herdruk van 1913’Ga naar voetnoot19 en stelt Besier, die in 1950 een biografie met bibliografie van Gerretson-Gossaert verzorgde, dat de bundel ‘na een uitgaaf in zestig exemplaren door de Zilverdistel in 1911’ voor het eerst gedrukt werd ‘in 1913’.Ga naar voetnoot20 En ook Haantjes, die zich indringend met Experimenten heeft bezig gehouden, gaat uit van een druk ‘in 1913’.Ga naar voetnoot21 Op zich zijn deze mededelingen best begrijpelijk: ieder die van Experimenten een wat ouder exemplaar bezit - om precies te zijn: een exemplaar van de derde tot en met de veertiende druk -, kan daarin de volgende drukvermelding lezen: ‘Eerste druk 1913’. De ‘herdruk van 1913’ heeft echter nooit bestaan. Het is een pseudo-druk. Hij wordt dan ook niet genoemd in de belangrijke Gossaert-bibliografie van Muller in Opwaartsche Wegen,Ga naar voetnoot22 noch in Brinkman's Catalogus, noch in het Nieuwsblad voor den boekhandel, die alle wél de uitgaven van 1911 en 1916 vermelden. Evenmin komt hij voor in de fondscatalogus Uitgaven van C.A.J. van Dishoeck te Bussum uit 1913. Wie deze gegevens nog niet overtuigend genoeg acht, kan ik verwijzen naar de folder Nieuwe uitgaven van C.A.J. van Dishoeck te Bussum. Najaar 1916. Hierin wordt de editie van 1916 als volgt aangekondigd: Eindelijk zal deze bundel, waarnaar reeds jarenlang veel vraag is geweest, verschijnen. In | |
[pagina 439]
| |
weinige exemplaren is er een luxe uitgave van geweest in de ‘Zilver Distel’, die dadelijk uitverkocht was.Ga naar voetnoot23 Ondubbelzinnig wordt hier medegedeeld dat de editie-1916 de eerstvolgende is ná de Zilverdisteleditie. Hoe is de legende van de uitgave van 1913 nu ontstaan? Zowel Van Dishoeck als Gossaert zijn daaraan debet. Het begin ligt namelijk bij een onjuiste drukvermelding in de bundel zelf, op de achterzijde van de Franse titel in de derde editie van 1919. Daar lezen we: Eerste Druk 1913.- Tweede Druk 1916. Deze vermelding van de eerste drie drukken blijft, uiteraard aangevuld met de volgende edities, tot en met de achtste druk (1943) gehandhaafd. Met behulp van de correspondentie Gossaert-Van Dishoeck is het ontstaan van de onjuiste vermelding ‘Eerste Druk 1913’ enigszins te reconstrueren. Op een brief van de auteur uit 1918,Ga naar voetnoot24 geschreven i.v.m. het feit dat de derde druk werd voorbereid, staan enige krabbels, gedeeltelijk met potlood, die Van Dishoeck zelf daarop moet hebben aangebracht na ontvangst van de brief. De krabbels geven de voorlopige drukvermelding aan die in de derde druk zou moeten worden opgenomen. Ze vermelden het volgende: Eerste Druk 1913 2e Druk 1916 Het opmerkelijke is nu dat de jaartallen met potlood zijn geschreven, met uitzondering van het cijfer 3 in 1913: dit is met pen genoteerd, blijkbaar op een plaats die in eerste instantie opengehouden was. Dit duidt m.i. op onzekerheid bij Van Dishoeck, op de noodzaak van nader overleg met de auteur. Misschien kende hij het juiste jaartal niet van de Zilverdisteluitgave, als we ervan uitgaan dat hij deze met de vermelding ‘Eerste Druk’ op het oog had. Waarschijnlijker is echter dat hij na overleg met Gossaert voor het jaartal 1913 koos en vervolgens het cijfer 3 invulde op de aanvankelijk opengehouden plaats. Ik meen dan ook dat we de verklaring van de onjuiste drukvermelding primair bij de dichter moeten zoeken, niet in de zin van nonchalance en slordigheidGa naar voetnoot25 maar als een bewuste keuze. Gossaert had namelijk een zeer bepaalde opvatting over het vermelden van drukken en jaartallen, en de uitgever heeft zich daaraan blijkbaar geconformeerd. Hij moest dit ook wel, wilde de uitgave doorgaan: in 1911 was het immers ook al misgegaan. Opmerkelijk zijn in dit verband enige potloodkrabbels van Van Dishoeck op een andere brief van Gossaert die deze aan hem schreef in het najaar van 1918.Ga naar voetnoot26 Op dat | |
[pagina 440]
| |
tijdstip - 1 oktober - was het al duidelijk dat de derde uitgave niet meer in 1918 gerealiseerd zou kunnen worden en dat deze dus het jaartal 1919 zou moeten krijgen. De potloodkrabbels vermelden het volgende: Eerste Druk 191 Tweede Druk 191 Twee cijfers zijn dus niet ingevuld, zelfs niet het cijfer 6 van het jaartal 1916. En dit jaartal móet Van Dishoeck gekend hebben, omdat het betrekking heeft op de uitgave die bij hemzelf verschenen was, zoals ook blijkt uit de krabbels op de vroegere brief uit 1918 die ik hiervoor reeds vermeldde. De opengebleven plaatsen duiden er m.i. opnieuw op dat Van Dishoeck niet zelf kon beslissen, maar voor het completeren van de jaartallen moest overleggen met de auteur, wiens verlangen in dezen doorslaggevend zou zijn. Voor Gossaert stond m.b.t. de drukvermelding één ding voorop: de wens bij het publiek de indruk te wekken dat de bundel gewild was en dus grif verkocht werd, zodat regelmatig een herdruk moest plaatsvinden. Daarom moest vanaf de derde druk steeds een volledig overzicht van alle voorafgaande edities in de bundel worden opgenomen. Daarom ook keert in de correspondentie met Van Dishoeck het punt van de oplage met de regelmaat van de klok terug. De dichter wilde de oplagen welbewust klein houden. Reeds bij de voorbereiding van de tweede druk schreef hij: ‘Daarom moet niet door al te speculatieve oplage de kans op een 3e druk worden afgesneden’.Ga naar voetnoot27 En als in 1924 de vijfde druk wordt voorbereid, wenst hij, zo schrijft hij, beslist niet door een te grote oplage ‘den indruk te vestigen, dat het boekje niet langer ‘gaat’’.Ga naar voetnoot28 Hij doet zelfs het voorstel dat voor drie à vier drukken één oplage wordt gemaakt, iets wat voor de uitgever voordeliger is en tevens tegemoet komt aan de publiekgerichte bedoelingen van de auteur. Gossaert had iets van de koopman in zich. Niet voor niets schreef hij aan Van Dishoeck i.v.m. de tweede druk dat de tijd daarvoor gunstig was ‘uit kaufmännisch oogpunt’.Ga naar voetnoot29 Het feit dat hij graag gedichten toevoegde of verving, waardoor een herdruk een nieuw element bevatte, staat hier niet los van. Zo schreef hij in 1940: ‘Een vermeerderden druk is trouwens ook commercieel veel aantrekkelijker, ook al duurt de voorbereiding iets langer’.Ga naar voetnoot30 Ik meen dat hier, in combinatie met een zekere drang tot mystificatie, de sleutel ligt van de vermelding ‘Eerste Druk 1913’. Er lagen voor hem te veel jaren tussen 1911 en 1916. Met het oog op het publiek koos hij toen voor 1913. Zo kon de indruk gewekt worden dat om de drie jaar een herdruk noodzakelijk was: 1913, 1916 en 1919!Ga naar voetnoot31 | |
[pagina 441]
| |
En hiermee stuiten we op een merkwaardige discrepantie tussen de vermelding ‘Eerste druk 1913’ én de gegevens die de correspondentie tussen dichter en uitgever ons aanreikt. In deze correspondentie is namelijk nergens sprake van een uitgave in 1913. Wél schreef Gossaert, om slechts een voorbeeld te geven, in 1916: ‘De groote moeilijkheid zal nù als voor 5 jaar zijn: de keuze’,Ga naar voetnoot32 een zin die bijzonder duidelijk laat zien dat er in 1916 slechts gesproken werd over twee uitgaven: de Zilverdisteleditie van 1911 en de tweede editie die toen werd voorbereid. Bij de achtste druk (1944) maakte hij het nog bonter. Dan laat hij voor de eerste uitgaven de volgende drukvermelding opnemen: Zilverdistel-uitgave - 1911 De vermelding van de ‘Zilverdistel-uitgave’, hier voor het eerst, met het jaartal 1911 is uiteraard correct, maar de incorrecte vermelding ‘Eerste Druk 1913’ blijft gehandhaafd. Op deze wijze werd de mystificatie nog versterkt. Pas in de vijftiende druk (1976), die evenals de dertiende (1961) en de veertiende druk (1967) posthuum verscheen - de twaalfde druk van 1954 is de laatste die de dichter zelf heeft kunnen verzorgen, omdat hij in 1958 overleed - is de drukvermelding correct: 1ste druk 1911; 15de druk 1976.Ga naar voetnoot33 Die correctheid van uitgeverszijde berust echter niet op grondig onderzoek naar de drukgeschiedenis en kennis van de juiste toedracht, maar is het resultaat van een simpele oplossing: alleen nog de eerste en de laatste uitgave worden vermeld. P.N. van Eyck placht in de vertrouwelijke omgang zijn dichtervriend allerlei ‘mystificaties’ toe te schrijven. Gossaert van zijn kant maakte er geen geheim van dat ‘eenige mystificatie of speelschheid’ hem niet vreemd was.Ga naar voetnoot34 Ik hoop aannemelijk te hebben gemaakt dat de gefingeerde druk van 1913 daar een voorbeeld van is.
Kazernelaan 3, Ede |
|