Over de betekenis van het woord ‘klinisch’
P.J. Vinken
Sinds ongeveer 10 jaar hoor ik regelmatig het woord klinisch gebruiken in de betekenis van: koel, koud, kil, onemotioneel, cerebraal, verstandelijk, droog, rationeel, bloedeloos, zakelijk, logisch, amoreel, onromantisch, analytisch. Een openbaar voorbeeld daarvan kwam voor in de ‘Alles is anders show’ die op 13 april 1978 werd uitgezonden vanaf 20.19 uur via de zender Nederland 1. Daarin besprak de presentator Aad van den Heuvel het nieuwe maandblad Oorlog, waarin, zei hij, veldslagen op zo'n klinische manier worden behandeld.
In geschreven teksten treedt het woord minder vaak op; ik heb het in drie jaar tientallen malen gehoord maar slechts drie maal gelezen. In NRC-Handelsblad van 4 juli 1980 stond op bladzijde 7 een artikel van dr. M.P.C.M. van Schendelen, getiteld ‘Omgangsvormen in parlement niet moraliserend maar klinisch bekijken’. Daarin komt de volgende zin voor: Een nog zo weinig systematisch onderzocht verschijnsel kan men het beste analytisch en als het ware klinisch benaderen, onaangedaan door emoties en moraal. In een inleiding gehouden voor de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam op 2 november 1977, getiteld ‘Andermaal: maatschappijstructuur en werkgelegenheid’ (uitgegeven door de Amro Bank), zei dr. J.M.R. van den Brink: Waar ik toe wil oproepen is een ‘klinische’, zakelijke en vooral voldoend diepgaande, analyse van onze structuurproblemen, zonder emotionaliteit en zonder sociale of politieke romantiek. Ik heb ook een Engels voorbeeld gevonden (New Scientist, 24 juli 1980, 297): The errant erstwhile believer (...) in the paranormal has calmly, almost clinically, made up his mind. Dat het woord in het eerste citaat wordt voorafgegaan door ‘als het ware’, in het tweede citaat tussen aanhalingstekens is geplaatst en in het derde wordt voorafgegaan door ‘almost’, wijst erop dat de schrijvers zich ervan bewust waren dat zij het in overdrachtelijke of neologistische zin gebruikten.
Volgens de Van Dale uitgave van 1884 betekent klinisch: wat op een bed of bedlegerige zieken betrekking heeft. Volgens de laatste uitgaven van Van Dale en het Woordenboek der Nederlandsche Taal: op de of een kliniek betrekking hebbend, daar plaats vindend, daarvoor bestemd enz. In medische kringen wordt het woord uitsluitend in deze betekenis gebruikt. Klinisch is het tegendeel van niet-klinisch, d.i. alles wat buiten een ziekenhuis is of gebeurt. Klinisch staat ook tegenover poliklinisch. Een klinische patient ligt in een ziekenhuis. Een poliklinische patient bezoekt het spreekuur van de arts en gaat weer naar huis, hij is een ‘lopende’ of ‘ambulante’ patient.
Het gebruik van het woord klinisch in de betekenis die het in de hierboven gegeven citaten heeft, berust kennelijk op een misverstand. Immers in de besloten gemeenschap van een zaal of een afdeling van een kliniek bestaat over het algemeen een nauwe en medelevende relatie tussen de mensen die er verblijven of tussen de patienten en hun familieleden en vrienden, relaties die vaak verder gaan dan de band die zij buiten het ziekenhuis met collega's of kennissen onderhouden. De patienten die in een ziekenhuis verblijven hebben bovendien een persoonlijker en emotioneler contact met artsen en ver-