| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Reynaert, Reynard, Reynke
Onder deze titel, waarin de Vos in Nederlandse, Engelse en Nederduitse gedaante zijn opwachting maakt, hebben Jan Goossens en Timothy Sodmann een bundel Studien zu einem mittelalterlichen Tierepos bijeengebracht, die als deel 27 van de reeks Niederdeutsche Studien in 1980 bij Böhlau Verlag te Keulen en Wenen is verschenen (Prijs: DM 80,-). Het boek telt 444 pagina's, inclusief niet minder dan 147 illustraties (voornamelijk ontleend aan houtsneden uit Engelse, Nederlandse en Nederduitse drukken). Het werk is zo rijk en verscheiden dat het onmogelijk is, het in een aankondiging recht te doen wedervaren. In afwachting van een uitvoeriger bespreking moet hier worden volstaan met een kort overzicht van de inhoud.
De pagina's 1-159 worden ingenomen door een studie van de Australische reynaerdist Niclas Witton: ‘Die Vorlage des Reinke de Vos; Die Filiation der frühesten Handschriften und Drucke der Reinaert II-Gruppe’. Het gaat hier om de herziene versie van het proefschrift waarop Witton in 1972 aan Macquarie University (North Ryde, New South Wales) is gepromoveerd. Zijn onderzoek, dat leidt tot een verfijning en ten dele ook tot een wijziging van het gebruikelijke stemma van de internationale Reynaert-overlevering, is ook voor de neerlandistiek van direct belang. Hierop volgen twee iconografische bijdragen die elkaar op gelukkige wijze aanvullen. Kenneth Varty gaat diep in op ‘The earliest English editions of “Reynard the Fox”; and their links with the earliest illustrated continental editions’; Raimond Vedder behandelt ‘Die Illustrationen in den frühen Drucken des Reynke de Vos’ - beide studies zijn rijk gedocumenteerd en geïllustreerd. Boeiende perspectieven opent de studie van Hubertus Menke over de rol die enkele jongere drukken van de Nederduitse tekst in de Hervormingstijd hebben gespeeld: ‘Populäre “Gelehrtendichtung” im Dienst der reformatorischen Lehre; Zu Sinndeutung und Rezeption der Rostocker Überlieferung des Reineke Fuchs’. De waarde van het boek wordt nog verhoogd door twee omvangrijke bibliografieën: ‘Van den vos reynaerde. Eine beschreibende Bibliographie der Sekundärliteratur zwischen 1944 und 1976’ door Loek Geeraedts, en ‘Reinke de Vos. Versuch einer Bibliographie der Sekundärliteratur 1800-1977’ door Peter Meurer.
Het Reynaert-onderzoek - deze bundel toont het nog eens aan - heeft de laatste jaren een sterk internationaal karakter gekregen. Met de winst aan inzicht die dit oplevert, kan de studie van de Nederlandse tak van de overlevering (die tussen de Engelse en de Nederduitse een centrale positie inneemt) alleen maar haar voordeel doen.
w.p.g.
| |
Liber amicorum Prof. Dr. G. Degroote
Aan Gilbert Degroote, kenner van de zestiende-eeuwse Zuidnederlandse litteratuur, editeur van Jan van den Dale, Jan Smeken en Jan Pertcheval, sinds jaren secretaris van
| |
| |
de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, daarenboven alom gewaardeerd redacteur van de Handelingen van de ‘Zuidnederlandse’, is ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag een Liber amicorum aangeboden. Het 197 pagina's tellende boek opent met de weergave van een gesprek met de jubilaris, opgetekend door Jozef Veremans, waarin Degroote terugblikt op zijn werk voor de ‘Zuidnederlandse’. Hierop volgen een bibliografie van Degroote's voornaamste publikaties, samengesteld door J. Veremans, en elf artikelen van vrienden en collega's. Drie van het elftal houden zich met historische problemen bezig; op de overige acht, van rechtstreeks belang voor de Nederlandse taal- en letterkunde, moge hier de aandacht worden gevestigd.
Op het gebied van de taalkunde: M. Hoebeke: ‘Mnl. Cawet “verleider, koppelaar”’; J. Taeldeman: ‘Aan de grens tussen Oost- en Westvlaams: het Wakkens’; en R. Willemyns: ‘Pronominale problemen in 16e-eeuws Brugs’. Letterkunde: L. Rens: ‘Een “anatomy of melancholy”: lied 140 uit het Gruuthuse-handschrift’; R. Jansen-Sieben: ‘Middelnederlandse jaarprognosen II: Zestiende-eeuwse meteorognostische voorspellingen’ (vervolg op haar eerdere publikatie in VMKVA 1971); G. Tournoy: ‘Twee ongepubliceerde gedichten bij portretten van Erasmus en Thomas More’; en J. IJsewijn: ‘Annales theatri Belgo-Latini; Inventaris van het Latijns toneel in de Nederlanden’ (met een chronologische lijst van Neolatijnse drama's uit de Nederlanden van 1497-1735). Van niet minder grote documentaire waarde is de studie van Ludo Simons: ‘De uitgever H. de Seyn-Verhougstraete te Roeselare en te Aalst (1875-1910)’, waarvan een volledige catalogus van de uitgaven van dit huis is toegevoegd.
Het Liber amicorum Prof. Dr. G. Degroote is uitgegeven door de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (Brussel, 1980).
w.p.g.
| |
Hooft Prize
To mark the four-hundredth anniversary of the birth of Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647), the editors of Dutch Crossing, with the generous assistance of the Association of Dutch Language Teachers, the Belgian Embassy, the Orde van de Prince and the Royal Netherlands Embassy, are offering a first prize of £ 100, a second prize of £40, and a number of book prizes, for the best original contributions to the quatercentenary. These may take the form of essay, translation, parody, original prose or poetry (all in either English or Dutch). Non-verbal submissions (musical settings of poems, graphic work, etc.) are also welcome.
The closing date for entries, which should be addressed to:
Dutch Crossing, c/o Dutch Department, Bedford College, Regent's Park,
London NW1 4NS, is 1 June 1981.
Winning entries and all those considered by the editors to be of sufficient merit will be published in the July 1981 issue of Dutch Crossing.
r.p. meijer
| |
De Rotterdamsche Hermes van Jacob Campo Weyerman herdrukt
Sinds 1977 voert de Stichting Jacob Campo Weyerman met groot enthousiasme propaganda voor haar naamgever, de 18de-eeuwse publicist en (roddel)journalist. Zijn
| |
| |
boeken zijn schaars in het antiquariaat te verkrijgen, en wil de Stichting haar doel bereiken, nl. bekendheid geven aan leven en werken van Campo Weyerman, dan moet ze dus tot edities van zijn werk overgaan. In dat kader hoort de hier aangekondigde facsimile-uitgave van De Rotterdamsche Hermes thuis, een uit de jaren 1720-21 daterend, tweewekelijks, later een keer per week verschijnend, satirisch getint weekblaadje met faits divers uit binnen- en buitenland, met kleurrijke beschouwingen over bijv. de zeven ondeugden, met vertogen over het Engelse volkskarakter etc., dat alles gelardeerd met roddelpraatjes, sexuele grappen en grollen, en niet te vergeten een overvloed aan vaak klassieke citaten.
Het Voorwoord van de editie maakt gewag van de bij de Weyermannianen bestaande ‘tendens snelle, liefst foto-mechanische, uitgaven van Weyerman-teksten te bevorderen ten einde verdere bestudering door een groter publiek mogelijk te maken.’ Ik vrees dat de Stichting, met al haar goede en te waarderen bedoelingen, hiermee op de verkeerde weg is. Een tekst als De Rotterdamsche Hermes blijft zonder toelichting een gesloten boek, zeker voor ‘een groter publiek’. En of een onbegrijpelijke tekst waardering kan wekken? Een lezer die zonder enige uitleg in de Hermes leest, wordt hoogstens opgewekt tot literaire fijnproeverijen à la Tachtig wanneer hij losse zinnetjes of uitdrukkingen van de vaak geestige en altijd exuberante Campo Weyerman mag bewonderen. Maar dat doet dan toch wel zeer onrecht aan een boek dat het nu juist van zijn situering in de actualiteit moet hebben. Ik kan me voorstellen - gezien de hoeveelheid werk die voor Hanou's editie van Den vrolyke tuchtheer verzet is - dat men ertegen opziet al Weyermans werk op die manier te becommentariëren, maar voor de ware liefhebbers zal er toch niets anders opzitten.
Adèle Nieuwboer tekende voor de korte bibliografische inleiding, waaruit o.a. blijkt dat De Rotterdamsche Hermes aftrek gevonden heeft. Het boek is verkrijgbaar bij uitgeverij ‘Huis aan de drie grachten’, O.Z. Voorburgwal 249, Amsterdam, voor f 47,50.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Bloemlezing Gezelle
Voor de liefhebber van poëzie is er maar één bloemlezing aanvaardbaar: die met de eigen keus. Dit overwegend heeft het niet veel zin Boets lastig te vallen over zijn keuze uit het - latere - werk van Gezelle, zelfs niet al zal de lezer ‘te vergeefs uitzien naar Ego flos, Het schrijverke, o, 't Ruischen van het ranke riet, Dien avond en die rooze, Een bonke keerzen kind, 't Viel ne keer..., Cassekoeien en zo vele andere.’ De bij bloemlezingen toch al nijpende vraag voor wie ze worden samengesteld, wordt door deze negatieve selectie niet eenvoudiger om te beantwoorden. Moet men bij voorbaat, want uit de aard der zaak, berusten in de keuze, de wijze waarop de gedichten zijn opgenomen wekt verzet. Het uitgangspunt is thematisch, maar, zo verzekert de samensteller, de gedichten zijn wel thematisch gerangschikt, maar niet gekozen terwille van de thema's. Terwille van wat dan wèl, zou ik willen weten en dat te dringender, omdat van veel gedichten slechts fragmenten zijn opgenomen, kennelijk omdat ze goed passen in de thematiek of in de door Boets geschreven verbindende teksten. Wie gedichten opneemt omwille van bijvoorbeeld hun kwaliteit verminkt ze niet, dacht ik. Deze ‘wandeling door de poëzie van Guido Gezelle’ is een tweeslachtig produkt: het is geen echte bloem-
| |
| |
lezing en het is geen introducerend essay. Het is een curieus mengsel van beide.
J. Boets: Dat gebied waar mensen zijn; een wandeling door de poëzie van Guido Gezelle. Nijhoffs Nederlandse klassieken. Den Haag 1980. ISBN 90 247 2353 1.
l. mosheuvel
| |
S. Dresden, Het einde
Omdat de scheidende hoogleraar in de algemene literatuurwetenschap te Leiden, prof. dr. S. Dresden, het houden van een afscheidscollege een deels zinloze, deels irritante aangelegenheid acht, heeft hij op een andere manier afscheid genomen. Zijn situatie thematiserend heeft hij een boekje geschreven over ‘het einde’, soms heel persoonlijk van toon, soms met wetenschappelijke distantie mediterend over de indeling van literaire kunstwerken, en de plaats die het slot bij zo'n indeling inneemt. Op goed Dresdeniaanse wijze laat hij zijn lezer in verbijstering achter: indelingen hebben zin en zijn zinloos, einden besluiten en bestaan toch niet, precisie is de term voor de hoogste nauwkeurigheid maar heeft tegelijk veel te maken met suggestie enz. enz. Wie zekerheden zoekt, kan beter elders te rade gaan dan bij dit boekje dat eindigt met een voor alle aan het woord verslaafden pakkend beeld van de hemelse academie in de joodse traditie waar alle geleerden, en eigenlijk alle gelovigen, onder Gods leiding eeuwig bezig zullen blijven met het lezen en bestuderen van de Tora - ‘Ik vind het een groots visioen, soms zou ik wensen dat het werkelijkheid was...’ Al even kenmerkend voor de auteur is het gemak waarmee hij zijn demonstratiemateriaal van schier alle tijden en plaatsen bijeenbrengt, vooral uit de literatuur vanzelfsprekend, maar met achteloze uitstapjes naar bijvoorbeeld de kunst- en muziekgeschiedenis of de biologie. Fascinerend en ongrijpbaar, 78 bladzijden lang. Martinus Nijhoff in Den Haag heeft het niet-gegeven college uitgegeven. Prijs: f 17,50.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Duustere paeden
De ‘Stichting Stellingwarver Schrieversronte’ in Oosterwolde heeft in de loop van het vorige jaar een bundel Stellingwerver verhalen uitgegeven. De volledige titel luidt: Mien wegen bin duustere paeden, Oolde verhaelen uut Stellingwarf. De schrijver is Wube Lamers van de Kuunderwal (pseud. van Wiebe Jager). Henk Bloemhoff, voorzitter van de Schrieversronte voornoemd, leidt het boekje in. Ten behoeve van lezers die met het Stellingwerfs niet overal uit de voeten kunnen, is een woordenlijst toegevoegd. Jurjen van der Kooi, medewerker van het Nedersaksisch Instituut in Groningen, heeft een hoofdstuk met volkskundige opmerkingen bijgedragen. Daarin vraagt hij zich onder meer af, wat onder een volksverhaal verstaan dient te worden. Elf van de tweeënvijftig voldoen min of meer aan de genoemde criteria; aan die elf wijdt hij een korte bespreking.
Het boekje telt 176 bladzijden. Het kan besteld worden bij de Stellingwarver Schrieversronte, Postbus 138, 8430 AC Oosterwolde (tel. 05160-45 33). Prijs: 13 gulden + 3 gulden portokosten. Wie het bestelt, krijgt met het boek een acceptgirokaart toegestuurd.
l.k.
| |
| |
| |
Friese woorden in de zestiende eeuw
Onder bovenstaande titel heeft F. Claes op verzoek van het Fries Instituut van de Rijks-universiteit Groningen uit negen zestiende-eeuwse woordenboeken en andere werken een vierhonderdvijftigtal woorden verzameld die door de schrijvers (meestal geen Friezen) als Fries beschouwd zijn. Uit sommige boeken komt maar een enkel woord. Het grootst is de oogst bij Kiliaen. Dat betreft hier dan niet zijn bekende Etymologicum, dat al eerder op Friese woorden werd nagekeken (J. van der Kooi, De ‘Fryske’ wurden út Kiliaen, Groningen 1976), maar twee andere, in handschrift bewaarde werken, namelijk zijn Tetraglotton (na 1591 ontstaan) en het werkexemplaar voor de vierde druk van het Etymologicum. Uit beide bronnen komen reeksen woorden die nog niet in het Etymologicum stonden, daar nog niet de aanduiding fris. hadden, of er in een afwijkende redactie opgenomen waren. Verder onderzoek naar de betrouwbaarheid van de kwalificatie fris. acht de schrijver nodig. Voor zijn geduldig en zorgvuldig verzamelwerk zullen de frisisten hem dankbaar zijn.
Het boekje (62 blz.) is als Estrik no. 57 in 1979 uitgegeven door het Frysk Ynstitút oan de Ryksuniversiteit te Grins.
l.k.
| |
Het Brabants Woordenboek
Van het Woordenboek van de Brabantse dialecten (red. H. Crompvoets, A. Weijnen, C. Frissen, J. Vromans en J.B. Berns) is vorig jaar de zesde aflevering verschenen, een omvangrijk deeltje (blz. 785-1152), waarmee het onderwerp veeteelt is afgerond (afl. 3, 4, 5 en 6). Als zeer gewenste aanvulling bij de (systematisch ingerichte) afleveringen is dan ook een alfabetisch register op de hele afdeling veeteelt toegevoegd. Aflevering zes bevat paragrafen over het kleinvee, het pluimvee, de produkten en de verwerking van de produkten. In de Voorlopige inleiding op het W.B.D. schreef de toenmalige redactie in 1968, dat ze de voltooiing van haar werk vol vertrouwen tegemoetzag. Uit de snelle verschijning van aflevering zes (de vijfde verscheen in 1979) mag men afleiden, dat eenzelfde vertrouwen de redactie in haar huidige samenstelling blijft bezielen.
Het Brabants Woordenboek verschijnt bij Van Gorcum in Assen. De omvang is 368 bladzijden, de prijs 110 gulden.
l.k.
| |
Oorkonden uit Izegem
In 1978 verscheen van Jan Vandromme: De 14de- en 15de-eeuwse oorkonden van de Sint-Tillokerk in Izegem, Kritische tekstuitgave, de oorkondentaal (Brugge). De late aankondiging hangt samen met de late toezending (nl. 1980). Het gaat in dit boekje om 28 Westvlaamse charters, grotendeels koopakten; hun historisch-juridische en taalkundige waarde rechtvaardigde een uitgave. De schrijver heeft voornamelijk het taalkundig aspect op het oog. Een van de teksten is in het Frans gesteld. Nauwkeurige datering is doorgaans mogelijk; met de localisering en het auteurschap zijn er de bekende moeilijkheden. Bij enkele ontbrekende charters kon Vandromme zich behelpen met de wel bewaarde regesten, die een korte samenvatting geven.
Vóór elke tekst vindt men de korte inhoud en een aantal codicologische gegevens. De uitgave is diplomatisch; bijzonderheden worden op blz. 18 verantwoord. Tekst drie,
| |
| |
ten dele een kopie van no. 1 en door dezelfde hand geschreven, bood de kans om te zien hoe een griffier met zijn eigen origineel omspringen kon: een twintigtal regels blijken niet minder dan 169 afwijkingen ten opzichte van het origineel op te leveren.
Op het tekstgedeelte volgen een reeks opmerkingen over de taal (blz. 85-100), waarbij Vandromme zich beperkt tot spelling en klank. Bij -isse (blz. 97) lijkt een vergissing ingeslopen te zijn; de voorbeelden betreffen niet -isse, maar het suffix -nisse. Hoewel de beperkte omvang van het corpus de schrijver bij het trekken van conclusies tot voorzichtigheid noopt, zullen zijn waarnemingen in het breder verband van de taaloverlevering stellig van nut blijken.
Registers van persoons- en plaatsnamen completeren het boek. De omvang is 112 bladzijden, de prijs BF 300 plus 20 portokosten. Het kan besteld worden bij het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde, Lege Weg 133, 8200 St.-Andries/Brugge; men kan het ook bestellen door meteen te betalen (bankrekening nr. 716.0203822.24).
l.k.
| |
Studia Germanica Gandensia XX
In Zu den Beziehungen zwischen Grammatik (Sprachwissenschaft) und Fremdsprachenunterricht gaat G. Helbig in op de rol die grammatica en taalwetenschap spelen bij het onderwijs in vreemde talen. - D. Coigneau geeft een uitvoerig overzicht van Het leugenrefrein bij de rederijkers, aan de hand van 32 refreinen. Ze worden in twee hoofdgroepen ingedeeld: A. leugen in dienst van 's dichters waarheid, B. leugen om de leugen. - In Attitudes towards ‘Ancient poetry’ in 18th century periodical criticism geeft O. Wellens een beknopt overzicht van de receptie die de ‘ancient poetry’ van Macpherson c.s. te beurt viel in de Critical Review, een gezaghebbend maandblad dat in de jaren 1756-1817 verscheen. - M. Demoor wijdt een bijdrage aan de criticus Andrew Lang, crusader on behalf of romance. - In The definition of innocence, a consideration of the short stories of D.H. Lawrence gaat J. Temple in op het thema van de onschuld, dat hij bij deze auteur zeer centraal acht. - In Probleme der Lexikographie houdt F. de Tollenaere zich bezig met de Bestimmungsmöglichkeiten historischer Wortbedeutungen. Bij die betekenisbepaling kan de onderzoeker steun ondervinden van de etymologie (in beperkte mate), van lexicografische bronnen, van de context en van de dialectologie. De schrijver illustreert dat met sprekende voorbeelden uit zijn lexicografische praktijk. - W. De Cubber onderzoekt de verwoording van de begrippen Schöpfer, schaffen, Geschöpf en Schöpfung im Frühdeutschen, een studie waarvan hier het eerste gedeelte wordt gepubliceerd. - B. Vanderheede bespreekt Syntaktische Merkmale der Fussballberichte in einigen Zeitungstypen. Tussen de vier onderzochte bladen blijken vrij duidelijke verschillen te bestaan. - A. Bolckmans besluit deel XX met Het naturalisme in Scandinavië, Een verkenning. Hij zet o.m. uiteen, dat
het naturalisme in Scandinavë wel een (eigen) rol speelt, maar dat het er voor de literair-historische periodisering weinig houvast biedt.
l.k.
| |
Wetenschap & Taal 3
Na het eerste deal van Wetenschap & Taal (1977) - aangekondigd in Ntg 70, blz. 473 -
| |
| |
en het tweede deel (1979) - aangekondigd in Ntg 72, blz. 567 - is nu deel 3 verschenen, weer onder redactie van Bernard T. Tervoort. De drie delen belichten vrijwel alle aspecten van de taalwetenschap in de ruime zin van het woord. Dat in de flaptekst vermeld staat dat het thema ‘wetenschap en taal’ ‘nog helemaal niet uitgeput is’ in plaats van ‘nog niet helemaal uitgeput is’ geeft aanleiding voor de veronderstelling dat er nog wel een deel zal verschijnen. Wellicht zou daarin plaats zijn voor een redactionele beschouwing over de relatie tussen de diverse bijdragen. Deze opmerking is ingegeven door de moeite die men heeft een redactionele formule te vinden. Weliswaar ligt in deel 3 het accent enigszins op de spraak, maar een bijdrage als ‘Wat is neofilologie?’ is veel beter onder de noemer van het eerste deel te brengen. ‘Wat is morfologie’ zouden sommigen toch liever in de buurt van ‘Wat is syntaxis’ en ‘Wat is semantiek’ zien. De indruk die men van de drie delen krijgt, is dat de bijdragen nogal te hooi en te gras bij elkaar zijn gebracht. Een taalkundige zal zijn weg makkelijk kunnen vinden, maar voor een leek lijkt het moeilijk een systematisch beeld van de taalwetenschap te krijgen.
Dit alles neemt niet weg dat Wetenschap & Taal 3 een aantal heel interessante artikelen bevat. F.X. Plooij schrijft over de vraag ‘Hebben apen taal?’ een vraag die hij probeerde te beantwoorden door twintig maanden lang chimpansees in het wild te volgen. Catherine Snow en Akke de Blauw behandelen de zgn. babytalk van verzorgers in ‘Taal tegen kinderen’. J. Wind beschrijft hoe onze spraakorganen tot aan het ontstaan van onze eerste zoogdiervoorouders geleidelijk aan gecompliceerder zijn geworden in ‘Het ontstaan van de spraakorganen tijdens de evolutie’. W.H. Vieregge en I.H. Slis beantwoorden de vraag ‘Wat is fonetiek?’, N.S.H. Smith ‘Wat is generatieve fonologie?’, Tilly Dinger ‘Wat is spraakpathologie?’, R.J. Ritsma ‘Wat is spraakaudiometrie?’, R. van Rijnsoever ‘Hoe leer je lezen en spellen?’, H. Schultink ‘Wat is morfologie?’, G.C. Kuiper ‘Wat is neofilologie?’, B. Siertsema (in een vervelend soort spelling) ‘Wat is het strukturalisme?’, terwijl Bernard T. Tervoort en R. Prins de bundel besluiten met de vraag ‘Hoe werkt taal eigenlijk?’.
Wetenschap & Taal 3 is uitgegeven door D. Coutinho te Muiderberg. De prijs is f 26,50 (ISBN 90 6283 547 3). Het boek is te verkrijgen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever door storting van het genoemde bedrag op girorekening 602060, waarna het boek franco wordt toegezonden.
h.j.v.
| |
Taal kundig beschouwd
Onder deze titel heeft M. Klein 28 artikelen bijeengebracht, ingeleid en van vragen voorzien. Het grootste deel van de artikelen heeft een duidelijk neerlandistische signatuur. Dat is de omslagontwerper helaas ook opgevallen: de neerlandici onder onze Zuiderburen zullen zich niet ten onrechte afvragen wat het rood-wit-blauw te maken heeft met de artikelen die ook voor hen bestemd zijn. Want al is de bundel ‘in de eerste plaats bedoeld voor diegenen die zich voorbereiden op het examen Nederlands M.O.-A’, men mag toch aannemen dat ook andere groepen er gebruik van zullen maken, studenten aan universiteiten, lerarenopleidingen en pedagogische academies.
De samensteller heeft bij de indeling van de artikelen rekening gehouden met de indeling die wordt gehanteerd in richtlijnen voor het afnemen van M.O.-A-examens. Deel I bevat vier artikelen over de woordleer, deel II achttien artikelen over syntaxis en
| |
| |
deel III zes artikelen over sociolinguistiek en psycholinguistiek. In het totaal zijn er negentien auteurs. Alle artikelen zijn herdrukt. Klein's grootleverancier is De Nieuwe Taalgids met 11 artikelen, op enige afstand gevolgd door Levende Talen met 6 artikelen (waarvan vier uit de tijd dat LT nog toegankelijk was voor grammatisch onderzoek). Tijdschriften als Spektator, Tabu, Gramma, Forum der Letteren leveren ook artikelen.
Een opsomming van 28 artikelen is iets te veel van het goede. Daarom volsta ik met een karakterisering van onderwerpen. In de afdeling Woordleer ligt het accent op de morfologie, met name op productiviteit en suffigering (A. Sassen, H. Schultink, M.C. van den Toorn). In deel IIa Syntaxis (Structuralisme) ligt het accent op de beschrijving van de naamwoordelijke groep: substantief + substantief, een schat van een kind, vooropgeplaatste bepalingen (E.M. Uhlenbeck, P.C. Paardekooper, H. Roose). Daarnaast belichten Uhlenbeck en Van den Toorn bepaalde aspecten van het structuralisme. In deel IIb Syntaxis (Traditionele grammatica) is de discussie tussen Van den Toorn, L. Koelmans en F.L. Zwaan over de bepaling van gesteldheid (Ntg 62/63) opgenomen. Daarnaast wordt o.a. aandacht besteed aan het indirect object (F. Balk-Smit Duyzentkunst, M.C. van den Toorn). Deel IIc Syntaxis (Transformationeel-generatieve grammatica) bevat een aantal artikelen over woordvolgordeverschijnselen (Th. van den Hoek, J.G. Kooij, E.L. Wiers, M. Klein/Van den Toorn, J. Koster). Deel III bevat verschillende onderwerpen uit de sociolinguistiek (taalattitudes - M. Ebertowski, taal van en over vrouwen - A.P. ten Cate, sociolinguistische achtergronden van het moedertaalonderwijs - A. Hagen) en psycholinguistiek (kan gebarentaal eigenlijk wel een taal zijn - B.Th. Tervoort, kindertaal - T. van der Geest).
De bundel lijkt mij goed bruikbaar. De inleiding die vooraf gaat aan elke afdeling (en subafdeling), geeft enig houvast, net als de vragen aan het einde van elk artikel.
Taal kundig beschouwd. Taalkundige artikelen bijeengebracht, ingeleid en van vragen voorzien door M. Klein. Martinus Nijhoff, Den Haag 1980, ISBN 90 247 90107, telt 312 bladzijden en kost f 47,50.
h.j.v.
| |
Oprichting Vereniging voor de Didactiek van het Moedertaalonderwijs (VDM)
Ter bevordering van onderwijs en onderzoek op het terrein van de didactiek van het moedertaalonderwijs is de in de titel genoemde vereniging opgericht. De vereniging wil trachten haar doel te bereiken door het bijeenroepen van algemene vergaderingen, het formeren van ad hoccommissies, het instellen van werkgroepen, het organiseren van studiedagen en -conferenties en vertegenwoordiging in lichamen waarin de belangen van de moedertaaldidactiek behartigd moeten/kunnen worden. Leden van deze vereniging kunnen zij zijn die krachtens hun aanstelling op dit terrein werkzaam zijn, alsmede zij die daarvoor door de aard van hun werkzaamheden in aanmerking komen. De voorzitter van het bestuur is J.J. Sturm; secretaris: Dr. J. Griffioen, Middelstumerweg 5, 9959 TC Onderdendam, 05900-9291. Nadere inlichtingen kunnen bij het secretariaat ingewonnen worden.
j. griffioen
|
|