| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
De Nederlandse Taalunie
In verband met de in september 1980 tot stand gekomen Nederlandse Taalunie tussen Nederland en België is bij de Staatsuitgeverij 's-Gravenhage onder bovenstaande titel een rijk geïllustreerde brochure verschenen. Daarin zijn opgenomen: het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de Nederlandse Taalunie, de Memorie van Toelichting bij het verdrag inzake de Nederlandse Taalunie, de Ontwerp-Statuten van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, en de Toelichting bij de Ontwerp-Statuten van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren. De voorgeschiedenis van de Taalunie wordt in het Woord vooraf kort geschetst.
De brochure kan telefonisch (070-789211) of schriftelijk (Staatsuitgeverij, Postbus 20014, Christoffel Plantijnstraat 1-9, 2500 EA Den Haag) besteld worden. De inhoud beslaat 55 bladzijden, de prijs bedraagt 8 gulden (exclusief verzendkosten).
l.k.
| |
Meertens over de Zeeuwen
Onder bovenstaande titel, met de ondertitel ‘zeeuwse studies uitgegeven naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag’, is in 1979 bij uitgeverij Fanoy Boeken in Middelburg (Nieuwe Burg 26-28) een bundel studies van Dr. P.J. Meertens verschenen. Meertens was vele jaren directeur van het Amsterdams Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, dat sinds 1979 de naam ‘P.J. Meertens-Instituut’ draagt. Met de bundeling van zijn Zeeuwse studies gaat een wens van de schrijver zelf in vervulling.
Meertens heeft bijzonder veel geschreven. Naar het Voorwoord van M.P. de Bruin meedeelt, omvat de lijst van zijn geschriften bijna 2000 titels. Veel ervan is verschenen in publikaties die niet tot de gemakkelijkst bereikbare behoren. De bundeling in zo verzorgde vorm betekent dan ook een aantrekkelijke uitnodiging tot eerste of hernieuwde kennismaking met Meertens' Zeeuwse studies.
Ook binnen de beperking van het Zeeuwse kader komt de breedheid van schrijvers studieterrein tot uiting, zoals uit een kort overzicht van de inhoud kan blijken. De eerste afdeling (Letterkundig leven) bevat de slotbeschouwing van Meertens' dissertatie van 1943 (Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw), gevolgd door studies over het letterkundig leven in Zeeland vóór 1880, over Pieter van Gelre, Jacob en Johanna Hobius, Adriaen Valerius, het culturele leven in Vlissingen ten tijde van Betje Wolff, Johan Moorman en Cats.
In de afdeling Dialect staan de studies over de plaats van het Zeeuws onder de Nederlandse dialecten, over de g/h-wisseling in het Zeeuws en over Vlaamse invloed op de Zeeuwse woordenschat.
De afdeling Volkskunde bestaat uit opstellen over zwerfsagen in Zeeland, over geloof en volksleven, over het Zeeuwse volkskarakter, over het heulen (een Zeeuws volks-
| |
| |
gebruik), over Zeeuwse ondeugden, over het smeltsteken (het vangen van een bepaalde vis) en over het volksleven op Walcheren.
Onder Naamkunde is een uitvoerige studie opgenomen over Zeeuwse familienamen (afkomstig uit deel 5 van de reeks Nederlands Repertorium van Familienamen).
Bij Maatschappelijk leven vindt men opstellen over de opkomst van het socialisme in Zeeland, over Multatuli's optreden en invloed in Zeeland en over de negentiendeeeuwse Middelburgse familie Baart, waarbij Multatuli opnieuw ter sprake komt.
De rubriek Godsdienstig leven bevat studies over Eewoud Teelinck, Johan Willem Vijgeboom en Godefridus Cornelisz. Udemans.
In de rubriek Biografica staan levensberichten van Maria Goverdina Antonia de Man, Pieter Dignus de Vos en Henri Eduard Beunke.
Twee feestredes (Middelburg 750 jaar en Arnemuiden 400 jaar) besluiten de bundel.
Het geïllustreerde en keurig gebonden boek kost f 69,50. De omvang is 462 bladzijden.
l.k.
| |
Mededelingen NCDN
Van de Mededelingen van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde is nummer XVII/1979-1980 verschenen. Het nummer opent met een door A. Weijnen geschreven ‘In memoriam dr. P.L.M. Tummers’, de in 1979 overleden lector in de naamkunde, met een bibliografie van Tummers' publikaties. Daarna vraagt R. van Hout aandacht voor ‘Dialectgeografie: enkele methodologische beschouwingen’. Hij geeft een kritische evaluatie van het gangbare dialect-geografische onderzoek, waar hij zich niet tevreden mee toont. Hij is van mening dat de dialectgeografie te zeer een buitenbeentje van de linguïstiek is geworden en zich te veel aan wetenschapstheoretische discussies onttrokken heeft. ‘Het zou goed zijn’, aldus Van Hout, ‘als in de nabije toekomst steeds minder het idee post kon vatten, dat de dialectologie, c.q. de dialectgeografie, een relatief kleine, een relatief autonome en een relatief perifeer gelegen discipline van de linguïstiek zou zijn geworden’ (blz. 42). In de bijdrage ‘Vaktermen in oude akten’ zet P. Vos uiteen hoe geïnteresseerden in geschiedenis en dialect een nuttig gebruik kunnen maken van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD). Over datzelfde WBD geeft H. Crompvoets een bericht aangaande de stand van zaken na het afscheid van Weijnen, en A. Hagen schetst het belang van de grondlegger van de NCDN, ‘Prof. Dr. A. Weijnen emeritus’. Daarna besluit de Kroniek over de jaren 1978 en 1979 deze zeventiende aflevering, die veel interessants te bieden heeft. Men kan het nummer schriftelijk of telefonisch bestellen bij de Dictatencentrale A-Faculteiten, Thomas van Aquinostraat 3, 6500 HK Nijmegen, tel. 080-516250.
m.c.v.d.t.
| |
Toponymie van 's-Heerenhoek
Onder bovenstaande titel heeft P.S.G. Raas de veldnamen van zijn woonplaats beschreven. Onder ‘veldnamen’ vallen dan niet alleen de namen van velden en veldhoeken, maar ook die van buurtschappen en waterlopen, van straten, wegen, dijken, boerderijen en huizen. Het boekje is het eerste van een serie veldnamenpublikaties met betrekking tot Noord- en Zuid-Beveland. De Heemkundige Kring De Bevelanden geeft ze
| |
| |
uit. In het Ten geleide wordt gesproken van een actualiteit in liquidatie: veel veldnamen verdwijnen in snel tempo, wat een prikkel temeer is voor de beschrijving.
Hoewel het onderzoek naar de namen die nog bij de bevolking bekend zijn, vooropstaat, is voor het boek ook uitvoerig archiefonderzoek verricht om verdwenen benamingen op het spoor te komen en de nog bestaande historisch te kunnen toelichten. Op een uitslaande kaart kan de lezer de genummerde toponiemen in hun geografisch verband zien. Ze worden in de tekst gerubriceerd in zes hoofdstukken en doorgaans alfabetisch besproken.
Het met een aantal foto's verluchte boekje kan besteld worden bij het Secretariaat van de Heemkundige Kring De Bevelanden, Wijngaardstraat 3a, 4461 DA Goes (giro 3411889). De prijs is 17 gulden (exclusief verzendkosten), voor leden 13 gulden. De eerste druk is vrijwel uitverkocht, maar bij voldoende belangstelling is een tweede druk mogelijk.
l.k.
| |
Geschiedenis van het Afrikaans (1)
Bij Tafelberg-Uitgewers Beperk in Kaapstad verscheen in de loop van 1980 Eerste beginsels van die Afrikaanse taal en Fergelijkende taalkunde fan Afrikaans en Engels, een facsimile-uitgave. Het gaat om twee boekjes, resp. uit 1876 en 1897, waarin voor het eerst geprobeerd wordt de (Zuid-)afrikaanse grammatica te beschrijven. Het is de tijd waarin een Afrikaanse schrijftraditie begint te ontstaan. De Fergelijkende taalkunde (VIII + 32 blz.) is een herziene versie van de Eerste beginsels (29 blz.). De taalwetenschappelijke waarde van de beschrijving is beperkt, onder meer door het wat slaafs navolgen van het Nederlandse beschrijvingsmodel van toen. De invloed van W.G. Brill's Nederlandsche Spraakleer is duidelijk zichtbaar. Desondanks zijn de boekjes, wegens de vele taalwaarnemingen, van belang voor de kennis van het Zuidafrikaanse taalverleden. Ook de vergelijking van de verschillende drukken blijkt profijtelijk, blijkens de inleiding van J.E. Loubser, waaraan voor deze aankondiging een en ander is ontleend.
De prijs van het boekje is R. 9.50 + 4%.
l.k.
| |
Geschiedenis van het Afrikaans (2)
Bij dezelfde uitgever verscheen dit jaar Wording en ontwikkeling van Afrikaans, door J. du P. Scholtz, emeritus-hoogleraar Nederlands en Afrikaans (Universiteit van Kaapstad). De schrijver heeft vele publikaties over de geschiedenis van het Afrikaans op zijn naam staan en men zou dit boek als een samenvatting en bekroning kunnen zien. Grondslag vormden twee uitvoerige, oorspronkelijk in het Engels geschreven bijdragen ten behoeve van een encyclopedie. Ze zijn bijgewerkt en aangevuld en verschijnen nu in boekvorm, blijkens de datering ter gelegenheid van schrijvers tachtigste verjaardag. De voorgeschiedenis van het boek maakt begrijpelijk, dat van literatuurverwijzingen in de tekst is afgezien. Wel is aan het slot een beperkte bibliografie toegevoegd.
Na een kort overzicht van de externe geschiedenis van het Afrikaans (blz. 3-25) komt de interne aan de orde in tien bondige, overzichtelijke en helder geschreven
| |
| |
hoofdstukken (blz. 29-105). In het eerste worden de theorieën over het ontstaan van het Afrikaans besproken. Het opstellen daarvan, voornamelijk met behulp van historisch-sociologische gegevens, had - naar de schrijver laat zien - iets voorbarigs. Sinds de jaren veertig van deze eeuw is de aandacht dan ook terecht verlegd naar de hoognodige beschrijving van het Afrikaans, zonder dat de beschrijvingsresultaten aanstonds in dienst van een of andere ontstaanstheorie worden gesteld. Het onderzoek van de taalgegevens leidt Scholtz bepaald niet naar een snelle, sprongsgewijze verandering in de eerste halve eeuw na de Hollandse vestiging aan de Kaap. Hij legt sterk de nadruk op de Hollandse grondslag van het Afrikaans en op een geleidelijke ontwikkeling. Voortdurend verrast hij de lezer door zijn uitgebreide kennis van de Nederlandse taalhistorische en dialectologische gegevens. Besproken worden onder meer: de wordingsgeschiedenis van het Afrikaanse voornaamwoordelijk stelsel en van het werkwoordelijk vormstelsel, de ondergang van het nominale tweeklassensysteem en een aantal syntactische verschijnselen.
Dat de schrijver de creoliseringstheorieën ten aanzien van het Afrikaans weinig apprecieert, blijkt o.m. uit het stilzwijgen waarmee hij aan de publikaties van Marius F. Valkhoff voorbijgaat. De motivering daarvoor (in de Verantwoording voorin het boek) is niet erg overtuigend; zulk negeren van een onwelgevallig opponent lijkt me niet geheel in overeenstemming met het niveau van een boek als dit.
Twee bijlagen (‘Die groei van Afrikaans tot volwaardige gebruikstaal’ en ‘Wie was die eerste Afrikaner?’) zijn toegevoegd.
De prijs van het boek is R. 12 + 4%.
l.k.
| |
Taalbeheersingscongres
De Vereniging Interuniversitair Overleg Taalbeheersing (VIOT) organiseert op 8, 9 en 10 september 1981 een open taalbeheersingscongres aan de T.H. Twente te Enschede. Het congres zal gaan over de volgende thema's:
- | Argumentatietheorie |
- | Conversatie-analyse |
- | Retorica |
- | Sociolinguïstiek |
- | Taalbeheersing en psychologie |
- | Taalvaardigheid. |
De inschrijvingskosten zullen ca. f 150,- voor drie dagen en ca. f 60,- voor één dag bedragen (inclusief koffie en lunch, exclusief diner en overnachting). Voor VIOT-leden en studenten zullen kortingen gelden.
Nadere inlichtingen bij het congressecretariaat: Drs. M.F. Steehouder, Vakgroep Toegepaste Taalkunde T.H. Twente, Postbus 217, 7500 AE Enschede, Telefoon 053-893627.
m.f. steehouder
| |
Tekst en Tijd
De Nijmeegse uitgever Leo Kerssemakers (Alfa Uitgeverij, Postbus 1116, 6501 BC Nij-
| |
| |
megen) is begonnen met de publikatie van een reeks Tekst en Tijd, waarin Nederlandse teksten uit de periode 1200-1850 tegen ‘de Europese, toenmalige achtergrond’ zullen worden geplaatst. Daarnaast ligt het in de bedoeling, ‘Europese bronnen, die grote betekenis gekregen hebben voor een bepaalde periode, een stroming, een genre, een motief, enz.,’ toegankelijk te maken, ‘ook door een kritische beschrijving van de bestaande studiën over deze bronnen’. Er wordt naar gestreefd, per jaar drie deeltjes van 50 à 70 bladzijden te laten verschijnen, waarvan de prijs omstreeks f 15,- zal bedragen. De redactie berust bij de Keulse hoogleraar in de neerlandistiek H. Vekeman.
Het eerste deeltje in de nieuwe reeks is een studie over Torec, een middeleeuws kunstwerk van de hand van Vekeman. Zijn opzet is, de roman te interpreteren ‘tegen de achtergrond van enkele aspecten der middeleeuwse conventionaliteit’. Die aspecten zijn: Boethius' voorstelling van de verhouding tussen de Voorzienigheid en de instanties van Fortuna, de allegoria in verbis, de middeleeuwse leer omtrent de eigenschappen van stenen, en tenslotte enkele elementen uit de voorstellingen van het aardse paradijs. Natuurlijk is het onmogelijk in het bestek van 51 pagina's (exclusief 7 pagina's noten en 3 reprodukties uit het Gentse Liber floridus) tot een verantwoorde en sluitende interpretatie van de hele Torec - een bijzonder gecompliceerde roman - te komen. Vekeman beperkt zich dan ook in hoofdzaak tot enkele opvallend raadselachtige scènes, waarbij hij zijn lezers tot meedenken tracht over te halen door hen ruimschoots te laten delen in zijn interpretatieve verwondering. Niet zelden brengt deze verwondering hem tot verrassende interpretaties. Zo brengt hij de drie kleuren, zwart, rood en wit, van de wapenrustingen waarin Torecs alf-achtige oom zich achtereenvolgens aan zijn pupil voordoet, in verband met de eigenschappen van de steen sardonix. Raak getroffen, of té vergezocht? Dat valt alleen te beslissen als wordt aangetoond hoe deze ‘lapidaire’ connotaties in het geheel van de tekst functioneren. Veel punten in het stimulerende betoog van Vekeman geven mij aanleiding tot vragen en opmerkingen - maar een aankondiging mag niet uitgroeien tot een recensie. Ik laat het bij één punt. De verzen 25064-65 (ed. Jonckbloet): Torec seide desen wijsdoem En hout nember goetman over roem, kunnen toch niet worden gelezen als ‘een raad van Torec aan de jonkvrouw: meet nooit de eer van een man aan diens aanzien (of praalzucht, of heerlijkheid)’ (p. 33)? Torec
zegt: ‘Deze uitspraak (het door Artur gewezen vonnis) beschouwt geen fatsoenlijk man als prijzenswaardig’. Had Jonckbloet maar niet verzuimd een dubbele punt achte seide te plaatsen!
Inmiddels is ook dl. 2 in de reeks Tekst en Tijd verschenen: Met ogen van toen; Middeleeuwse kunst: schoonheid en wetenschap door P. Wackers. Deeltjes over Luykens's Jezus en de ziel; de invloed van Jacob Böhme en Vander feesten, een proper dinc; tekst en interpretatie zijn in voorbereiding.
w.p.g.
| |
Het middeleeuwse boek in Groningen
‘Appetijtelijk’ is het eerste woord dat in de gedachte komt bij het hanteren van het boekje onder deze titel, dat de Werkgroep Medievistiek van de universiteit Groningen (d.w.z. vooral drs. Jos. M.M. Hermans) deed verschijnen. Het behoort bij een kleine tentoonstelling, die gedurende de afgelopen maand oktober in Groningen te zien was; maar het bevat (op 170 pp.) meer dan een catalogus van de 103 nummers. De werk-
| |
| |
groep (of preciezer: de Projectgroep ‘Membra Disjecta’) en haar boekje hebben twee nauw verwante hoofdthema's: boeken uit Groninger bezit, en handschriftfragmenten in boeken. Op eenvoudige, populaire (soms wellicht wat erg populaire) en heldere wijze vertellen de eerste hoofdstukjes iets over het Middeleeuwse boek en met name over de manieren waarop fragmenten van oudere boeken in latere verwerkt worden: als omslag, schutblad of inwendige versteviging. Wie weet hoeveel b.v. de Middelnederlandse letterkunde aan fragmenten te danken heeft, zal deze gedeelten met aandacht en profijt lezen. Andere stukjes gaan nader in op enkele problemen en resultaten bij het onderzoek van deze fragmenten, vooral de identificatie (voor de juridische fragmenten vooral het werk van Prof. Mr. P. Gerbenzon). Bij de reconstructie van wat de Groninger kloosters en kerken aan boeken bezeten hebben is men verder gekomen dan de voorgangers, maar de resultaten zijn nog mager - er is nu eenmaal zeer weinig bewaard gebleven. Een poging, de in de boeken verwerkte fragmenten te gebruiken om het beeld van de Groninger cultuur wat duidelijker te tekenen, m.n. ook voor oudere perioden, is uiteraard riskant - wie zegt dat de brokstukken van een boek daar zijn ingelijmd waar ook het boek zelf gebruikt was? Maar met de nodige voorzichtigheid kan er waarachtig toch iets bereikt worden (p. 67). Als geheel is dit een heel plezierig (zij het niet volmaakt) werkje, dat ook los van de tentoonstelling nuttig is, mede dankzij een dertigtal goede afbeeldingen (meest van fragmenten in situ). Het is al uitverkocht, maar een (licht gecorrigeerde) herdruk is in het voorjaar te verwachten. Men kan al bestellingen opgeven: Universiteitsmuseum, Academiegebouw, Broerstr. 5, Groningen; de prijs zal f 15,- blijven.
j.p. gumbert
| |
Coornherts Boeventucht opnieuw uitgegeven door Utrechtse Neerlandici
In 1567 voltooide Dirk Volckertszoon Coornhert in de Haagse Gevangenpoort een opmerkelijk geschrift dat pas twintig jaar later, in 1587, in druk verscheen: Boeventucht.
Coornhert doet hierin de overheid een aantal progressieve maatregelen aan de hand die moeten leiden tot ‘minderingh der schadelijcke ledigh-gangers’, het geboefte dat o.a. door de ‘sware stormen des oorloghs’ als onkruid uit de grond schiet en zich in groten getale kan manifesteren.
De Boeventucht bevat een aantal voorstellen tot fundamentele wijziging van het strafstelsel, dat zich tot dan toe door fanatiek onthoofden, radbraken, oorafsnijden en ander bloedige represailles hoofdzakelijk tot symptoombestrijding had beperkt. Coornhert wilde juist de belangrijkste oorzaken van de snelle aanwas der rabauwen aanpakken.
Een werkgroep renaissancisten van het Utrechtse Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde verzorgde een uitgave van deze 16e-eeuwse tekst. Het is de derde druk, gebaseerd op de eerste uit 1587 (de tweede druk is van 1630).
De uitgave verschijnt in de instituutsreeks ‘Ruygh-Bewerp’ en is in eerste instantie bedoeld voor tweedejaars neerlandici. Die doelstelling heeft er echter niet toe geleid dat het werkje voor welwillende en geïnteresseerde buitenstaanders onleesbaar is geworden. Van de geannoteerde tekst zelf is bijvoorbeeld een integrale vertaling opgenomen en in een uitgebreide inleiding wordt de Boeventucht van voldoende achtergrondinformatie voorzien.
| |
| |
Belangstellenden kunnen voor f 9,- (exclusief porto) in het bezit komen van deze Boeventucht. Zij kunnen zich wenden tot de heer K. Wammes, Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde, Padualaan 14 (Centrumgebouw Noord, De Uithof), 3508 TB Utrecht, telefoon 030-534030. Correspondentie kan onder hetzelfde adres gevoerd worden met Arie-Jan Gelderblom.
werkgroep boeventucht
| |
Nationale Hooftherdenking in de Nieuwe Kerk
Op woensdagmiddag 18 maart 1981 zal in de Nieuwe Kerk te Amsterdam onder auspiciën van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in samenwerking met het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk een bijeenkomst gehouden worden ter gelegenheid van het feit dat 400 jaar geleden - op 16 maart 1581 - de dichter en geschiedschrijver Pieter Corneliszoon Hooft geboren werd. Op de bijeenkomst zal het woord gevoerd worden door Kees Fens en prof. dr. E.H. Kossman, terwijl voorts muziek door het Amsterdamse gezelschap Cappella en voordracht door Albert Vogel voor een passende omlijsting zorgen.
Voor belangstellenden is een aantal kaarten beschikbaar. Voor toezending van een toegangsbewijs - zo lang de voorraad strekt - kan men zich richten tot de secretaris van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, R. Breugelmans, Rapenburg 70-74, Leiden. Een dergelijke aanvraag moet uiterlijk op 10 februari a.s. bij het secretariaat binnengekomen zijn.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Biografie Franciscus van den Enden
Aan de periferie van de Nederlandse literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de zeventiende eeuw hoort een plaatsje gereserveerd te zijn voor Dr. Franciscus van den Enden. Uit Antwerpen afkomstig, heeft hij zijn opleiding bij de jezuieten genoten, maar vlak voor het beëindigen van zijn priesterstudie werd hij uit de orde gezet vanwege ‘dwalingen’. Omstreeks 1645 heeft Van den Enden zich te Amsterdam gevestigd, eerst als boekhandelaar In de Konst-winckel, vervolgens als rector van een privé Latijnse school. In die functie verzorgde hij met zijn leerlingen toneeluitvoeringen, o.m. een soort declamatorium van het tweede boek van de Aeneis in het tekstboekje waarvan Vondels vertaling is afgedrukt (1654). In 1656 liet de rector een in het Latijn gesteld stuk van zijn eigen hand uitvoeren, de Philedonius over het ‘Herkules am Scheidewege’-thema. Ter ere van de jonge hoofdrolspeler dichtte Vondel een ‘Toneelkrans Voor(...) Nikolaes van Vlooswyk’. Onder zijn vrienden telde Van den Enden o.a. Antonides van der Goes, Lodewijk Meijer en de poeta minor Pieter Rixtel die allen in hun poëzie over hem hebben geschreven. Spinoza behoorde tot zijn leerlingen, en woonde enige tijd bij hem aan huis.
Zijn andere activiteiten, hoewel interessant genoeg, behoren niet tot het domein van de letterkunde. Zo heeft hij - tevergeefs - aan Johan de Witt een uitvinding betreffende schepen aangeboden waardoor z.i. de Engelsen gemakkelijk verslagen zouden hebben kunnen worden. Omstreeks 1670 is Van den Enden naar Frankrijk vertrokken. Daar is hij, zelf overtuigd voorstander van de republikeinse staatsvorm, om een complot tegen het optreden van Lodewijk XIV, m.n. in de oorlog tegen de Nederlanden, ter dood veroordeeld en opgehangen.
| |
| |
Onder de breedvoerige titel Liever met wercken, als met woorden; de levensreis van doctor Franciscus van den Enden, leermeester van Spinoza, complotteur tegen Lodewijk de Veertiende hebben Jan V. Meininger en Guido van Suchtelen de biografie van Van den Enden in het licht gegeven bij Uitgeverij Heureka te Weesp. Behalve het levensverhaal in engere zin bevat het boek Bijlagen met archivalia en andere teksten omtrent Van den Enden. Het werk is aardig geïllustreerd, telt 176 blz. en kost f 39,50.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Uit het leven van Arij Prins herdrukt
‘De in de Nederlandse naturalistische literatuur geschapen wereld is duidelijk niet de beste der mogelijke werelden, en hij wordt door niet bijzonder aantrekkelijke wezens bevolkt’. Met deze zin begint Romain Debbaut het samenvattend slothoofdstuk van zijn omvangrijke dissertatie Problematiek van het naturalisme. Mens en maatschappij in de kreatieve literatuur van het Nederlands naturalisme (Leuven, 1978). Het is een dergelijke wereld die wordt geschetst in de verhalen van de bundel Uit het leven van Arij Prins, in 1885 verschenen. Dit boek, dat beschouwd kan worden als een van de eerste proeven van Nederlands naturalisme, is onlangs als deel drie van de nieuwe Zilverschoonreeks herdrukt. Al eerder werden verhalen uit het debuut van Prins, voor het eerst als Bulkboek in 1975 herdrukt, opgenomen in verzamelbundels als Onze onzalige erfenis (1964) en het gelijknamige Uit het leven (1977).
Uit het leven, waarin hoofdzakelijk het milieu van armoedige en drankzuchtige fabrieks- en landarbeiders wordt geschetst, is een goed voorbeeld van de, in dit geval impliciete, maatschappijkritiek die kenmerkend is voor een groot deel van de Nederlandse naturalistische literatuur.
Met de goed verzorgde uitgaven van de Zilverschoonreeks, gebonden en garengenaaid, hoopt de uitgever zowel leerlingen van het voortgezet onderwijs als een breder (volwassen) publiek van dienst te zijn. Echter, het Nawoord van slechts één pagina is, gelet op de beoogde doelgroepen, volstrekt ontoereikend.
Uit het leven van Arij Prins is in 1980 uitgegeven door Van Walraven te Apeldoorn als deel drie van de Zilverschoonreeks; de prijs is f 12,50.
j.h.m. anten
| |
Mythen over Metrum
Onder de titel Metrical Myths. An Experimental-phonetic Investigation into the Production and Perception of Metrical Speech verscheen een handelsuitgave van het Utrechts proefschrift van dr. M.E. Loots. Het is het verslag van een onderzoek met hoofdzakelijk negatieve resultaten. De auteur onderwierp een aantal bestaande opvattingen en theorieën over metrum aan experimenteel-fonetische tests. Aan de orde komen achtereenvolgens de versvoet, het perceptuele verschil tussen ‘stijgend’ (jambisch) en ‘dalend’ (trocheïsch) metrum per regel, de theorie van de alternerende lettergrepen en van de isochronie. Geen van de bestaande opvattingen hierover blijkt bevestigd te kunnen worden door de uitgevoerde tests en metingen.
Wie al niet eerder, bij voorbeeld sinds De Groots Algemene versleer of Braakhuis' De thematische structuur van de versregel, uiterst voorzichtig en terughoudend was inzake metrische kwesties, zal het door dit boek worden.
De uitgever is Martinus Nijhoff, Den Haag; de prijs f 35,-.
c.w. van de watering
| |
| |
| |
Opstellen voor Max de Haan
Bij zijn afscheid van de Rijksuniversiteit te Leiden is aan Max de Haan een bundel opstellen aangeboden onder de titel De letter doet de geest leven - een fraai geschenk voor de nieuwe rector van de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag die de letters en de letteren al evenzeer bemint. In de bundel komen beide onderwerpen aan bod. De letteren zorgen voor de grote historische lijn die loopt van een overzicht van de studiën rond Hebban olla vogala (door Greet Kettenis en Joke Meijer) via studies over vroege en late Middeleeuwen van Norbert Voorwinden, Ludo Jongen en Paul Vriesema, alsmede artikelen over vroege en late Renaissance door Bert van Selm, Karel Bostoen en Ton Harmsen, tot een bijdrage van C.A. Zaalberg, ‘De vriendenrol van Robidé van der Aa’. De stukken over letters vinden binnen dat historische kader hun plaats, zoals proeven van tekstkritiek door Henk Lambermont, een beschouwing over de drukkersfamilie Van Ghelen te Rotterdam door Henk de Groot, de signalering van een letter-spel van Petrus Scriverius door R. Breugelmans en een beschouwing over ‘Zetten per vorm in de noordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw’ door Henk de Kooker.
De bundel is uitgegeven als nr. 9 in de reeks Publikaties van de Vakgroep Nederlandse Taal- en Letterkunde, telt 203 blz. inclusief een beknopt register, en kost f 23,-, inclusief porto en verpakking. Men kan het boek bestellen door dit bedrag over te maken op postgironummer 3397557 t.n.v. Bibliograaf Vakgroep Nederlandse taalen letterkunde, Levendaal 150-152, 2311 JP Leiden onder vermelding van de korte titel van het boek.
m.a.s.-v.d.d.
|
|