hen leken niet tot de Waarheid komen (r. 69 vlg.). De refreindichter spot met de domheid van deze lieden, die toch beter weten, en noemt ze zotter dan wie ook. Zo wordt hun optreden veroordeeld en doorzien als een vreemd verschijnsel, waarvan de lezer ironisch kennis neemt.
Op grond van zijn analyse kon Schr. vergissingen in oude bundels herstellen (blz. 115, 162). Daarin gaat hij m.i. te ver, wanneer het refreinen betreft, die niet door verzamelaars maar door de auteurs zelf gerubriceerd zijn, als de nrs LXX, LXXII, LXXIV, LXXVI en LXXVIII bij Van Styevoort (‘Wat vintmen menighen leepen hase’). Ze moeten n.a.v. een opgegeven stok geschreven zijn en waren dus voor hetzelfde genre bestemd, in dit geval het zotte. Toch rekent Schr. LXX en LXXIV daar niet toe. Al verschillen ze van de overige drie, ze handelen ook over een vorm van bedrog, eindigen met de opmerking dat op aarde veel listige bedriegers rondlopen en spotten met hen door ze met hazen te vergelijken, in LXXIV zelfs met hazen die een prooi van Titeuillus worden. Zijn dit geen zotte refreinen? Evenmin moet men m.i. Van Styevoort IIC, uit een amoureuze reeks, vroed noemen (blz. 18, noot 38). Volgens Beschouwingen blz. 45 had Schr. voor sommige teksten wel graag het oordeel van een 15e- of 16e-eeuwse rederijker gehoord. In deze gevallen is het gegeven.
Het voorgaande verkleint de verdienste van Schr.'s zorgvuldig onderzoek niet. Het toont alleen, dat toepassing van de resultaten het doel voorbij kan schieten. Voor de rederijkers golden nu eenmaal gebruiken, geen dwingende regels. Dat was op elk gebied zo.
In het Overzicht zijn de teksten per vindplaats geordend en worden zakelijke gegevens verstrekt over de stok; het aantal strofen, verzen per strofe, lettergrepen per vers; varianten; moderne uitgaven; belangrijke literatuur; zo nodig een verantwoording van de opname. Vooraf gaat telkens een kritische bespreking van het hs. of de druk, eventueel in discussie met anderen. Het is, zoals een repertorium zijn moet, een rijke bron van materiaal en een goed hulpmiddel voor de onderzoeker. Schr. toont zich op de hoogte en deskundig.
Tot slot een opmerking terzijde. De rijmschema's zijn weer door gesloten lettertekens weergegeven (aabaabbcbccdd e.d.), hoewel daardoor gemakkelijk fouten ontstaan, zoals de praktijk leert. In dit zorgvuldig gecorrigeerde boek blijkt het bijv. in St. 38 en 40 (blz. 49). Waarom maakt men het zichzelf, de zetter en de lezer toch lastig, terwijl een overzichtelijke weergave voor de hand ligt? (aabaab bcbc cdd).
Met belangstelling zie ik uit naar het tweede deel van dit werk, dat zijn bekroning ten volle verdiende.
W. de Zwijgerlaan 18, 3818 GL Amersfoort
b.h. erné