De Nieuwe Taalgids. Jaargang 74
(1981)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Ruyters in het Antwerps LiedboekJos HoutsmaIn hun uitgave van 87 liederen uit het Antwerpse Schoon liedekens-Boeck van 1544,Ga naar voetnoot1 bedienen W.P. Gerritsen en A.C. Hemmes-Hoogstadt zich, ondanks hun twijfel aan het nut van dergelijke benamingen,Ga naar voetnoot2 van een traditionele genreaanduiding ‘ruiterlied’. In ruiterliederen is het gemeenschappelijke element een stereotiepe figuur, de ruyter.Ga naar voetnoot3 Gerritsen karakteriseert in zijn inleiding die ruyter als een huursoldaat van wie door een heroïserende verbeelding een vrijbuiter en een bohémien is gemaakt.Ga naar voetnoot4 Hij is ‘een man van amoureuze avontuurtjes, met de trekken van Don Juan en Don Quichotte - maar zonder de grandeur van die beiden.’Ga naar voetnoot5 Ik ben echter bang dat er tegen deze ruyter als stereotiepe figuur wel het een en ander in te brengen is. Om te beginnen hoeft het woord ruyter volgens de woordenboeken niet altijd ‘huursoldaat’ te betekenen.Ga naar voetnoot6 Het MNW en het WNT noemen nog een betekenis die voor ons van belang is, de ‘oorspronkelijke’ betekenis ‘vrijbuiter, landloper, straatrover’, die zich blijkens de bewijsplaatsen uit het WNT tot in de 17e eeuw handhaaft. Bovendien geven de woordenboeken aan dat het woord ruyter in overdrachtelijke zin gebruikt kan worden, metonymisch. Ruyter neemt dan de betekenis aan van ‘flinke kerel’ (‘borst, maat, gast, gezel en derg.’ vult het WNT hier het MNW aan). Deze betekenis heeft ruyter ook in de uitdrukking ‘een ruyter van de bank, hetzelfde als een gezel van de bank, een vroolijke gezel, t.w. die meestal in de kroeg zit’ (WNT 13, 1785).Ga naar voetnoot7 | |
[pagina 49]
| |
Zowel de betekenis ‘vrijbuiter, landloper, straatrover’ als de betekenis ‘flinke kerel’ zijn in het AL duidelijk aan te wijzen.Ga naar voetnoot8 Er is zelfs nog een derde betekenis aanwezig, die de woordenboeken niet noemen, nl. die van ‘ridder’.Ga naar voetnoot9
In de betekenis van ‘ridder’ komt het woord ruyter, naar ik meen, voor in vier liederen, in 1, 45, 74 en 87. In 1 komt de ridder slechts zijdelings ter sprake. Een meisje schept op tegen haar aanbidder: Jc weet een ander op aerde (sc. dan jij)/ Een edel man te paerde/ een rijckaert diet wel vermach/ die vrijt mi nacht ende dach. Voor de minnaar past die omschrijving op een ruyter, zoals blijkt uit zijn antwoord: Vrijt v een man teenen boele/ Een ruyter oft een baroen... (r. 27-32).Ga naar voetnoot10 In 45 is de ridder daarentegen hoofdpersoon. Hij verleidt, in de fraaiste traditie van de pastourelle, een meisje. Hij wordt steeds aangeduid als ridder, behalve in r. 15 waar het woord ruyter opduikt. In 74 is de ruyter de minnaar in een dagelied. Hij wordt door de wachter aangesproken als edel ruyter fijn (r. 52).Ga naar voetnoot11 In 87 tenslotte, versmaadt een ruiter de liefde van een meisje omdat ze haueloos, berooid, is. Het meisje gaat in een klooster. Dan blijkt echter dat ze een rijke erfdochter is. De ruiter springt op zijn paard om haar te halen. Maar hij komt te laat. Haer hayrken was afgescoren/ Die minne was al ghedaen/ Nonne cleederen had si aen (r. 48-50). Ondanks het persistente gebruik van het woord ruyter heeft het lied trekken van een ridderballade. In parallelversies valt inderdaad het woord ridder.Ga naar voetnoot12
In 59, de bekende ballade Van Thijsken vanden schilde, noemt de vrou al vanden scilde de trawanten van haar man: Ghi ruyters, ghi rouers, ghi heeren vander straten. Het lijdt weinig twijfel dat ruyter hier een synoniem is van rouer. De combinatie is ook elders te vinden (nog bij Bredero, cf. WNT 13, 1784) en staat naast de uitdrukking ruyten ende roouen (in ditzelfde lied r. 30!) die bij Kiliaen wordt omschreven als praedari, populari etc.Ga naar voetnoot13 Er wordt hier echter wel een speciaal soort rover bedoeld. Thijsken moet immers, blijkens zijn naam en blijkens de context, een ridder zijn geweest.Ga naar voetnoot14 Zijn volgelingen waren niet zo maar rovers. Het waren de handlangers van een roofridder. Zoals in het lied van Thijsken de betekenissen ‘ridder’ en ‘rover’ bij elkaar komen, zo komen in 58 ‘ridder’ en ‘landloper’ bij elkaar. Het quamen drie ruyters geloopen./ So verre int duytsche lant/ Met netten ende met knoopen, ia knoopen - dit | |
[pagina 50]
| |
laatste schijnt een toespeling te zijn op de typische kledij van de zgn. Aernoutsbroeders.Ga naar voetnoot15 In een herberg willen ze drinken, maar de waardin weet wel wat voor vlees ze in de kuip heeft: Waer op soude ick v borghen/ Ghi coemt wt vreemde landen/ V cleederkens die zijn dinne, ia dinne/ Ghi en hebbet ghelt noch panden (r. 9-12). Uiteindelijk blijken de drie echter edellieden te zijn incognito: Die ioncste ruyter tooch wt zijn net/ (...)/ daer stont die edel ruyter, ia ruyter./ Jn een wambeys van goude root (r. 25-28). Het lijkt erop dat in dit lied bewust met twee betekenissen van het woord ruyter wordt gespeeld.
Een overdrachtelijke betekenis heeft ruyter beslist in de liederen 63, 179, 191 en 216. In 63 wordt een boerenzoon op het liefdespad, die, eenmaal bij zijn beminde in bed, plompverloren in slaap valt, in r. 13, 14 ruyter genoemd: Doen hi bi dat meysken onder quam./ die ruyter viel in vake. In 179 wordt een parmentierken (een kleermakertje) dat in figuurlijke zin het een en ander te naaien heeft bij een vrouken in r. 35 ruyter genoemd. In 191 heet een amoureuze slotmaker zo in r. 13 en 28. In 216 noemt een meisje een ghildeken dat haar het hof maakt Jonc Ruyter (r. 16); uit het antwoord van de jongen blijkt echter dat hij een brouwersknecht is. Ook in overdrachtelijke zin gebruikt lijkt mij ruyter in 2, 41, 60, 148, 165 en 188. In 2 heten de aanhoorders van een liefdesklacht ruyters: Aenmerct doch myn geclach./ Ghi ruyters fraey van sinnen.Ga naar voetnoot16 In 41 heet een gheselleken dat sich laat uitkleden door een lodderlijc vrouken in de stokregel na iedere strofe ruyter: Al lachende wert de ruyter zyn geldeken quijt. In 60 wordt een knaep bij het afscheid na de liefdesnacht ruyter genoemd: Tsmorghens vroech alst was schoon dach/ Dat maechdeken dede den ruyter geclach/ Si haddet so geerne verborghen.Ga naar voetnoot17 In 148 noemt de zanger van een liefdesklacht zich een haueloos ruyterken, gevangen in Venus' prijsoen (r. 14, 15) - haueloos slaat hier wel op het feit dat hij zijn lief kwijt is.Ga naar voetnoot18 In de slotstrofe van ditzelfde lied duiken bovendien ruyters vanden banck op. In 165 valt het woord ruyter volledig terloops, bij een afscheidsscène: den ruyter in haren schoot/ Wat gaf hi haer te loone/ Een vriendelijc cussen scoone/ Aen haren rooden mont (r. 32-35). En in 188 worden twee iongers die samen een liefdesverhouding hebben met een dartel huisvrouwtje aangeduid als boelken (26), vrijer (41) en ruyter (55). Ook in 4 en 52 tenslotte ben ik geneigd te denken aan een overdrachtelijk gebruik van het woord ruyter. In deze liederen zou echter ook de ‘oorspronkelijke’ betekenis van het woord in aanmerking kunnen komen: 4 en 52 zijn klachten van gevangen outcasts. In 4 valt het woord ruyter in de slotregel: Ten quam noyt ruyter in meerder noot. In 52 noemt de zanger zichzelf en zijn lotgenoten tot drie maal toe ruyter; in r. 1, 2 op een manier die herinnert aan de uitdrukking ‘een ruiter van de bank’: Ghi ruyters gesellen van auontueren/ die gaerne sitten op den wijnbanc; en verder in r. 25 en 31. Beide zangers gebruiken naast ruyter het woord ghildeken (4:14, 52:11). | |
[pagina 51]
| |
Niet geheel duidelijk is wat ruyter betekent in 34, 66 en 67. In 66 verschijnt een ruyterken wt Boscayen in een herberg, net als de quasilandlopers in lied 58. Na een verhalende eerste strofe gaat het lied over in een soort liefdesklacht. Er worden maar weinig concrete gegevens over de ruyter verstrekt. In 34 ligt een ruyterken inder schueren. die schuer was cout, den ruyter was nat (r. 1, 2). Een dienstmeisje van de herberg verwarmt hem in haar armen en van het een komt het ander: ze raakt van hem in verwachting. Dan blijkt echter dat de ruyter toch niet zo'n haveloze, thuisloze zwerver is als men is gaan vermoeden. Hij zet het meisje op zijn paard en rijdt met haar naar zijn moeder: Och lieue moeder hier is mijn wijf/ Jck hebse lieuer dan alle v lijf (r. 19-20). Je krijgt het idee dat hier net zo'n verkleedtruc wordt verteld als in 58. Lied 67 tenslotte is een heel ander geval. In dit lied is een ruyter stille de verkrachter en moordenaar van een fier Margrietelijn. Wat voor iemand hij is, deze ruyter, is niet te zeggen. Dat het lied een historische gebeurtenis zou beschrijven, waarin de moordenaar een zwervende pelgrim was, heeft voor dit veel latere lied natuurlijk weinig bewijskracht.Ga naar voetnoot19
Hoe zit het nu met de liederen waarin ruiter wél ‘soldaat’ betekent. Ik tel er maar 10 of 11, nl. 65, 145, 177, 195, 217, 219 en verder 29, 80, 176, 213 en wellicht 221. De zes eerstgenoemde liederen zijn zgn. ‘historieliederen’.Ga naar voetnoot20 Wat hierin over ruyters wordt gezegd, heeft voornamelijk betrekking op hun rol in de krijgshandelingen die beschreven worden.Ga naar voetnoot21 Slechts een enkele maal vangt men een glimp op van romantisering van het soldatenbestaan: Jck gheue den ruyters goeden moet/ Jck drincke den wijn wt schalen/ Ghelijck menich stout ruyter doet (145 : 12-14). In de andere liederen spelen de ruiters meestal maar een kleine rol. In 29 is het een kroeg Daer ruyters ende lantsknechten saten (r. 14) waar de hoofdpersoon, Elsselijn, op het verkeerde pad raakt. Of het ook een ruyter is die tenslotte Elsjes minnaar wordt, horen we niet. In 80 is sprake van ruytersche knechten, ongure typen, die de minnaar van een meisje hebben doodgeslagen. Maar ook deze ruiters spelen verder geen rol in het lied. In 176, Vanden edelen Landtman figureren ruyters in r. 50-52: Alst coren is in, tsi vroech of spade/ So comen die ruyters of die quade/ Segghen herwaert wi moeter eten.Ga naar voetnoot22 Het is opvallend dat noch in 29, noch in 80, noch in 176 een spoor van idealisering van de ruyter is waar te nemen. In 213 speelt de ruyter een rol van wat meer betekenis. Een meisje moet kiezen tussen drie stoute slumerkens, een landsknecht, een ruyter en een boer. De boer valt natuurlijk af, maar de ruyter wordt ook niet al te fraai afge- | |
[pagina 52]
| |
schilderd. Als je die kiest moet je desen somer lanc/ Syn leersen en sporen doen aen (r. 19, 20). Dat de landsknecht met de eer gaat strijken is geen wonder als we op de epiloogstrofe afgaan waar één landsknecht wordt genoemd als maker en een ander als zanger. Maar het is wel opvallend dat de ruyter op één lijn wordt geplaatst met de in deze liederen meestal als verachtelijk voorgestelde boer. In 221 tenslotte, vinden we een personage dat zonder twijfel beantwoordt aan de karakteristiek van Gerritsen.Ga naar voetnoot23 Hij wordt éénmaal ruyter genoemd, en is inderdaad een soldaat, zoals uit de slotstrofe blijkt: Den ruyter sprack met moede vry/ doe hi zijn boel moest laten/ Jc wil blijuen den lansknecht by/ Rijck god comt mi te baten. Het woord ruyter wordt in dit lied echter pas zó laat geïntroduceerd, en zo terloops gebruikt, dat ik het vermoeden niet van me af kan zetten dat het slechts de algemene betekenis heeft van ‘(flinke) kerel’.
In het licht van deze feiten lijkt mij het beeld van de ruyter als huursoldaat van wie door een heroïserende verbeelding een vrijbuiter en een bohémien is gemaakt, niet te handhaven. De werkelijke situatie is veel ingewikkelder. Ruiters kunnen edele ridders zijn maar ook ongure typen. Het woord ruyter kan bovendien in een zeer algemene betekenis gebruikt worden. En als ruiters soldaten zijn is er doorgaans van idealisering geen sprake. Het type van de geïdealiseerde vrijbuiter en bohémien, van de vrolijke, maar vaak ook wat cynische avonturier, bestáát overigens wel. De ridder in 45 heeft er duidelijk trekken van. Ook de ruyter die het haveloze meisje versmaadt in 87 en de landsknecht in 221 horen erbij. De verklede ridders in 58, en misschien ook de ruyter in 34, spélen dit type. Andere vertegenwoordigers moet men echter eerder zoeken onder de ridders en landsknechten in het Antwerps Liedboek dan onder de ruyters.
Korenbloemstraat 21, Nieuwegein. |
|