De Nieuwe Taalgids. Jaargang 73
(1980)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee types met wie er ook beltP.C. Paardekooper0. InleidingEr is een reeks woorden (wie, welke, waar enz.) met dezelfde plaatsbeperkingen als de indir. vra. woorden: de eerste plaats van een zin met een achter-pv. Ze vormen evenwel een groepje (wie... ook) samen met een par.-loos en onbeklemtoonbaar ook dat per se daarvan gescheiden is. In een vorig artikel heb ik het ondertype wie dan ook enz. beschreven, dat waarschijnlijk een erg beperkt ww-patroontje is, al ziet het daar op het eerste gezicht niet naar uitGa naar voetnoot1; nu komen er twee ondertypes aan de beurt met wie... ook enz. die heel duidelijk ww-patroon zijn:
Het eerste geval is betrekkelijk ‘onbeperkt’, het tweede betrekkelijk ‘beperkt’ als we ze onderling vergelijken. Dat zit hem vooral in het stuk na de komma: daarin is in zin 2 sprake van samentrekking:
De ontleding suggereert dat we met onderschikking te maken hebben, maar ontleedtekens en -termen zijn enkel benáderingen van de hoogst ingewikkelde werkelijkheid. Nader onderzoek zal aannemelijk maken dat type 2 tussen onder- en nevenschikking in ligt. Bij de nu volgende beschrijving proberen we ook enkele naaste verwanten te vinden van de twee types. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het ‘onbeperkte’ type wie er ook belt, ik doe niet open1.1. Buitenbouw van wie er ook belt (‘onbeperkt’ type)Deze bijzin is praktisch altijd ww-patroondeel; in het type wie er ook belt lijkt het bv bijzin bij type, maar het is hier een soort zelfnoemfunktie en dus een heel speciaal geval. Vgl. verder 1.1.3 voor iedereen, wie er ook belt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1. ZinsplaatsenHet kan aan- en uitloop zijn en minder vlot ook wel deel van de middengroep:
Na een aanloop is een verwijswoord niet nodig, in strijd met de algemene regel. Als Δ is het uitg.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het heeft nog een derde eigenaardigheid: het kan toch krijgen als verwijzend element:
Ik noem toch hier niet langer verwijswoord zoals ik tot dusver gedaan heb, want het heeft niet de vrij sterke binding aan het Δ die dat, dan, daar enz. kennen na een aanloop waarnaar ze verwijzen en bovendien kan de bijzin samen met toch twee plaatsen bezetten binnen de middengroep, altans in die ene volgorde:
Dat is bij ‘echte’ verwijswoorden uitg.:
Toch, in elk geval, in geen geval enz. die verwijzer heten komen dus overeen met verwijswoorden doordat ze een syntagmatische band hebben met een uitgebreider gelijk-zinsdelig element, maar ze verschillen ervan doordat dat uitgebreidere element behalve aanloop (en uitloop) ook deel van de middengroep kan zijn. Ons syntagma kan dus geen Δ zijn, het kan als aanloop een verwijswoord missen en het kent toch enz. als mogelijke verwijzer. Bovendien kan het samen met toch enz. deel van de middengroep zijn. In die vier opzichten komt het overeen met al-zinnen en met of het nou mooi weer is of dat het regent als bw bep.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.2. ZinstypesDe grote zin waarvan ons ww-patroon een deel is, kan in beginsel een onbezet Δ hebben, m.a.w. beperkte wijs zijn:
De aanloop-plaats van wie er ook belt levert hier in de beperkte wijs dus nogal es problemen, de middengroep- en de uitloop-plaats niet. Ook in zinnen met een achter-pv zijn er in beginsel geen moeilijkheden:
Opnieuw is de aanloop een minder frekwente plaats voor ons syntagma. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als gesprekszin heeft het vooral een mogelijkheid als iemand met in elk geval, geen geval enz., van een ander de pap in de mond krijgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.3. ZinsdelenOns type is voor mij vrijwel uitg. als ond., lv en vv:
Wel kan wie er ook belt enz. ond. zijn in gezelschap van iedereen, niemand enz., maar je krijgt dan twee zinsdelen als iedereen achterop staat en één als het voorop staat:
Bij dat laatste type denken we aan de variant met wie dan ook, eveneens binnen één zinsplaats:
Die eenplaatsigheid geeft een hele speciale band tussen de twee delen die zeker niet die is van kern en bep. Vgl.:
De beste mogelijkheden geven kombinaties als iedereen, wie...; alles, wat...; altijd, wanneer...; overal, waar... enz. De twee elementen moeten m.a.w. een vrij sterke vorm-betekenis-overeenkomst hebben, willen ze binnen één zinsplaats kunnen staan. Maar nevenschikking is er evenmin als onderschikking: we vinden hier geen enkele mogelijkheid met een nevensch. vw: uitg. is iedereen en wie er ook komt is welkom enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samen met een vzaz krijgen we:
Voor een volledig onderzoek van alle kombinaties is hier geen plaats: er is variatie mogelijk in binnen- en buitenbouw bij wie: vgl. bv. gevallen als:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.4. NevenschikkingZoals meestal vertaal ik de buitenbouw, paradigmatiek ook hier in de vorm van nevenschikking. Ons syntagma kent die alleen met zichzelf en met de bw bep. met of... of... die ik in 1.1.1 als sterk verwant syntagma genoemd heb, maar niet met al-zinnen die er ook heel dicht bij stonden:
Bij die nevenschikking ‘met zichzelf’ zijn er geen beperkingen door verschillen in het type woorden waarmee een helft begint:
En is hier overigens vrijwel het enigst bruikbare nevensch. vw; of is nog mogelijk bij nevenschikking met hetzelfde type, maar anders ook niet:
Maar, noch en alle reeksvormers zijn uitg.:
Verbindingen met iedereen enz. zijn hier uitg.; overal krijgen we dan ook bw bep. als ontleding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Binnenbouw van wie er ook belt (‘onbeperkt’ type)Wie enz. heeft niet alleen de pláátsbeperking van het indir. vra. woord, maar ook precies dezelfde kollega's: wat, wat voor, welke(e), waar, hoe, waar... in enz. Die vallen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook uiteen in dezelfde drie reeksen: vn's, vn-bw's en ‘vn's’. De types van wie dan ook komen dus hier nog es terug.Ga naar voetnoot6 Bovendien heeft ons wie enz. met het indir. vra. woord gemeen dat het behalve zinsdeel ook zinsdeelstuk, zinsdeelstukdeel enz. kan zijn. Ik geef een paar voorbeelden uit de grote massa mogelijkheden en ontleed enkel het laatste daarvan volledig, om altans van één geval de bouw nauwkeurig te laten zien:
Wie enz. kennen ook de gebruikelijke mogelijkheden tot nevenschikking, d.w.z. wie en wat is mogelijk en ook waar of wanneer, maar niet een vn en een ‘vn’ zoals wie of wanneer:
De naam onbep. vn enz. voor wie enz. heb ik voorlopig maar van de traditie overgenomen, uiteraard met de nodige twijfel, al wijst de sterke band met iedereen enz. erop dat we niet zó ver van de waarheid af kunnen zitten. Maar naast die kontakten met iedereen enz. blijven de overeenkomsten met het indir. vra. woord bepalend voor de plaats van ons type tussen andere gevallen. Aan de argumenten daarvoor uit het vorige nummer voeg ik nu de invoegbaarheid van of nog toe:
Het onmisbare er in dit voorbeeld met wie herinnert ons aan het vaak onmisbare er bij het indir. en dir. vra. woord wie en watGa naar voetnoot8. Het par.-loze en onbeklembare ook is uiteraard als woordsoort onbenoembaar. Het moet per se van wie enz. gescheiden zijn; z'n plaatsmogelijkheden beperken zich tot de middengroep en zijn waarschijnlijk gelijk aan die van de afgesplitste kopbep.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee ook's blokkeren mekaar trouwens. Binnen ons type kunnen in beginsel bijzinnen staan, maar in geen geval een zodat-zin:
Niet-woorden (‘woorden die hoeven mogelijk maken in een onbeperkte zin’) zijn binnen ons type erg zeldzaam:
Eventueel zou nog kunnen:
Misschien is dit soort gevallen wel speciaal verwant met het beperkte type dat we nu gaan bespreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het beperkte type wie er ook belt, ik nietSamen met twee verwante beperkte types vormt wie er ook belt, ik niet één groep met samentrekking tussen een bw bijzin in de aanloop, en de rest van de hoofdzin; zo lijkt het altans op het eerste gezicht:
De als-zin verschilt van de twee andere doordat er een verplicht verwijswoord is én doordat dat dan is. De al-zin lijkt de naaste verwant van ons type doordat een verwijswoord ontbreekt. Voor de andere eigenaardigheden verwijs ik naar de Beknopte waar ik de drie types heel in het kort besproken hebGa naar voetnoot9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Buitenbouw van wie er ook belt (beperkt type)Van de drie plaatsen van het onbeperkte type (aan- en uitloop en eventueel de middengroep) is hier enkel nog de aanloop mogelijk. Met die formulering hebben we tegelijk al een interpretatie gegeven, zoals trouwens zoëven met de ontleding van de drie beperkte types: we hebben wie er ook komt, ik niet in z'n geheel als een ww-patroon opgevat, en ik niet als een gesplitst ond. bij een samengetrokken pv kom. Ik meen dat vooral de binnenbouw van ik niet enz. die opvatting steunt. Voor we die bespreken moeten we eerst nog vaststellen dat er na de wie-zin enz. zel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den meer als twee zinsplaatsen bezet zijn (vgl. overigens 2.1.2.3.1):
Op één van die twee bezette zinsplaatsen staat bijna altijd een niet-woord (hier: zelder), op de ander een zinsdeel enz. dat overeenkomt met dat waarvan wat enz. een deel is (hier: wat... ook: een lv). Je kunt niet zeggen:
Wél:
De bw bep. waar... ook komt overeen met in de schuur, het lv wie... ook met een oudklasgenoot. (Semantisch lijkt dit type dus sterk op overal... behalve, iedereen... behalve enz.) Ik heb over twee zinsplaatsen gesproken: in een geval als Jan... niet staat daarop natuurlijk maar één zinsdeel. In de wat tekstachtige volgorde niet Jan is er zelfs maar één zinsplaats bezet:
Vgl. ook met een reeksvormer binnen één zinsplaats:
Niet... maar... enz. gaan hier m.i. slecht:
Daarmee zijn we al even beland bij de binnenbouw van wat er op die zinsplaatsen mogelijk is; we gaan daar nu wat uitvoeriger op in. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.1. Binnenbouw van groepen met het ontkennende elementNiet meer, nooit meer, nog niet, beslist niet, absoluut niet, in geen geval, in geen enkel geval e.d. zijn hier mogelijk. We hebben al gezien dat het ontkennende element deel kan zijn van het verplichte zinsdeel dat met wat... ook enz. overeenkomt (bv. een lv als dat... niet), maar dat het ook een apart zinsdeel kan zijn (bv. nergens: een bw bep.). De scheiding tussen 2.1.1 en 2.1.2 is dus niet fundamenteel maar bijkomstig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. Binnenbouw van het tweede elementWe vinden hier een geweldig groot aantal mogelijkheden, die sterk overeenkomen met die van het Δ Uiteraard beperk ik me door een kleine keus uit al het materiaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.1. Zn-patronenJe kunt hier allereerst een volledig zn-patroon krijgen, d.w.z. een waarvan de kern en een of meer voorbep. gerealiseerd zijn, al dan niet met nevenschikking:
In speciale gevallen kan het zn-patroon ook enkel door z'n nabep. vertegenwoordigd zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.2. Bwbn-patronenHiervoor geldt hetzelfde als voor de zn-patronen: als er binnen de aanloop maar een deel van een nabep. afgesplitst is, dan kan de eigenlijke zin enkel uit die nabep. bestaan:
Ook het hele bwbn-patroon kan daarin voorkomen:
Tegenover die gevallen met een bw-patroon zijn er ook met een bn-patroonGa naar voetnoot10:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.3. Ww-patronenDe meeste bijzinnen kunnen samen met niet enz. het tweede element vormen. Ik volsta met voorbeelden van enkele types:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het laatste voorbeeld hebben we een komplikatie doordat er een uitbreiding mogelijk is met het type dat ie zou studeren. Bij de bw bep. moet ik me heel sterk beperken:
Al- en zodat-zinnen zijn in de tweede helft uitg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.3.1. Een of meer ww-vormen + een of meer andere zinsdelenHoe sterk de mogelijkheden binnen de tweede helft overeenkomen met wat het Δ soms laat zien, blijkt uit gevallen als:
Het hoofdww van de eerste helft vertoont nu ook beperkingen (als we het tenminste zo mogen noemen): willen, kunnen, mogen, moeten en vooral ook doen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vgl. met een Δ of aanloop:
Er is tussen de hoofdww's in de twee helften meestal een overeenkomst, ook in ons beperkte syntagma: dat zijn óf twee ow's of twee vd's óf een pv en een ow:
Hier is het laatste ww in de volgorde van de verbindbaarheden in de bijzin per se een hulpww (doet), terwijl de rest van de hoofdzin het hoofdww levert (stofzuigen). In 2.1 daarentegen was het laatste ww in de volgorde van de verbindbaarheden in de bijzin zélf een hoofdww. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.4. Vzaz + ww-patroonEen paar voorbeelden zijn wel voldoende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Binnenbouw van wie er ook belt (beperkt type)Afgezien van de zinsdeel-overeenkomst tussen wie enz. en het element achter de komma is de binnenbouw van het beperkte type vrijwel dezelfde als die van het onbeperkte: 1.2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Buiten- en binnenbouw van wie er ook belt (beperkt type)Het lijkt me zonder meer duidelijk dat we in wie er ook belt, ik niet met een ww-patroon te maken hebben, en dat wie er ook belt aanloop is. Maar onduidelijk is vaak, op welke zinsplaats(en) we ons de woorden na de komma moeten denken. Staat niet achteraan, dan is er geen probleem, maar staat het voorop, dan zijn we - áls we iets aan willen vullen - gedwongen om dat te doen op een manier als:
Bij doen (2.1.2.3.1) is zo'n opvulling zelfs onmogelijk:
Met enig voorbehoud kunnen we tot nader order aannemen dat de woorden na de komma op dezelfde zinsplaatsen staan als de overeenkomstige elementen na opvulling, - afgezien dus in elk geval van types met doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. BesluitEen schema lijkt de overzichtelijkste manier om de twee besproken syntagma's (hieronder: 1 en 4) op de goeie plaats tussen hun naaste verwanten te zetten:
Die driedeling ligt voor de hand: het eerste drietal kent tegenover de rest een moeilijke middengroepplaats; type 1 staat daarbij apart doordat het samen met iedereen enz. Δ kan zijn, net als type 6. De tweede groep - een van twee types - staat door de grote plaatsvastheid helemaal apart, en type 6 sluit door de al genoemde mogelijkheid na iedereen enz. nog het best aan bij type 1. De twee types wie er ook belt van dit artikel belanden uiteindelijk dus niet bij dezelfde groep, en het derde type met wie... ook (nummer 6), dat we bij een vorige gelegenheid besproken hebben, blijkt heel ver van alle andere af te staan.
Kortrijk, 19-12-79. Tacklaan 93 |
|