| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Nieuw adres Instituut De Vooys
Per 1 juli 1980 is het Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde gevestigd in de Uithof - Centrumgebouw Noord, Padualaan 14, 3508 TB Utrecht. Ten overvloede: dat verandert niets aan het redactie-adres van De Nieuwe taalgids, te weten Herman Heijermanslaan 23, 2106 ER Heemstede.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Register De nieuwe taalgids
Iets later dan werd verwacht is onlangs verschenen het Register op de jaargangen 61-70 (1968-1977) van De nieuwe taalgids door J.A.A.M. Biemans. Het register van de titel houdt eigenlijk vier registers in, te weten een register van artikelen en bladvullingen, een van boekbeoordelingen, een van aankondigingen en mededelingen en een van behandelde personen, zaken en woorden. Daarmee is de inhoud van dit tijdschrift van de bedoelde jaren op uitstekende wijze toegankelijk gemaakt. Het boekje telt vii + 107 bladzijden, is uitgegeven door Wolters-Noordhoff te Groningen en kost f 25,-.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Arturs Doet
In oktober verschijnt bij het Nederlands Instituut van de R.U. te Groningen een uitgewerkt werkcollegeverslag over Arturs Doet, het laatste werk in de Haagse Lancelotcompilatie. De publikatie (ong. 350 pp's) is bestemd voor studenten en leraren, maar bevat ook wel het een en ander voor de specialisten. Uitvoerige achtergrondinformatie over geloof, kerk, feodalisme, het recht, de Franse politiek rond 1200, liefde en huwelijk in de Middeleeuwen, wordt met de tekst in verband gebracht, met de bedoeling het verhaal beter te kunnen doorgronden. Het bevat ook opmerkingen over de verhouding tot La Mort le roi Artu, een analyse van de proloog, een bespreking van de episode van de oorlog tegen de Romeinen, en een uitvoerig sujet. Enkele suggesties voor behandeling in de klas zijn opgenomen: gespreksthema's, mogelijkheden voor creatief schrijven, dramatische bewerking of klankbeeld, met een aantal (licht geannoteerde) fragmenten. Tenslotte illustraties en een bibliografie.
Men kan het verslag bestellen door overmaking van f 16,- + f 4,50 verzendkosten op postgirorekening nr. 4425493 ten name van K.R. de Graaf, Dilgtweg 26, Haren (Gr.), onder vermelding van Arturs Doet. Een tijdige bestelling wordt op prijs gesteld i.v.m. het vaststellen van het aantal aan te maken exemplaren. Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt (tel. 050-115848 of 050-347961).
k.r. de graaf
| |
Inaugurele oratie Grootes
Op 9 juni jl. heeft prof. dr. E.K. Grootes zijn ambt als hoogleraar in de historische Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam aanvaard met het uitspreken van een rede Literatuurhistorie en Cats' visie op de jeugd. Zoals de titel aangeeft is de rede vooral een pleidooi voor het recht van de literatuurgeschiedenis naast andere benaderingen van het verschijnsel literatuur. ‘Voor ons [= Grootes' vakgroep] zijn de historici naastere buren dan de beoefenaars der systematische literatuurwetenschap’, is een kenmerkende zin uit het betoog. En het onderzoek naar Cats' visie op de jeugd
| |
| |
komt, zoals de orator ook aangeeft, eerder uit een historische dan uit een literaire probleemstelling voort. Men kan dan gaan vrezen dat de literatuur alleen als ‘ancilla historiae’ mag fungeren, en zich afvragen waarom het in dat geval zinvol is juist naar Cats' opvattingen over de jeugd te vragen en niet naar die van een theoloog of filosoof uit de 17de eeuw. Grootes' antwoord is dat zijn onderzoeksdoel is gelegen in de vraag naar de functie die literatuur kan bezitten, en wel in het bijzonder in die naar de opiniërende functie. Dat is een vraag die altijd gesteld kan worden, zelfs voor perioden waarin de literatuur van die opiniërende functie schijnt te willen afzien, maar die in elk geval voor de periode van de Renaissance en zeker voor Cats, de immer-docerende dichter, in hoge mate relevant is. En anders dan sommige psychologen of sociologen die zich op het terrein van de mentaliteitsgeschiedenis bewogen hebben, is Grootes - uiteraard - niet zo naïef geweest geen rekening te houden met het literaire karakter van zijn bronnen. Integendeel, het betoog is voor een groot deel juist een waarschuwing tegen naïveteit en overhaastheid van allerlei slag. De climax wat dat betreft is de vaststelling dat de vraag die het uitgangspunt vormde - kende Cats een begrip als adolescentie - mogelijk wel bevestigend beantwoord kan worden, maar dat dit nauwelijks van belang is omdat het de dichter om iets anders ging: de relatie van de mens tot God in álle levensperioden. De weg waarlangs deze conclusie bereikt werd, is omstandig en eerlijk beschreven, juist om te laten zien welke methodische problemen een onderzoeker op zijn weg kan ontmoeten, en hoe vaak een veelbelovend pad een cul-de-sac blijkt te kunnen zijn.
De laatste jaren zijn er, mede door toedoen van Grootes, meer contacten ontstaan tussen de ‘renaissancisten’ in Nederland. Wie deze bijeenkomsten heeft bijgewoond, zal gespreksstof herkennen en vermoeden dat de ‘wetenschappelijke discussie’ waar Grootes op hoopt, er wel komen zal, al was het alleen maar omdat anderen hùn aanpak willen verdedigen.
De oratie is uitgegeven bij Wolters-Noordhoff te Groningen en telt 19 pagina's.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Aspecten van Het Réveil
Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Stichting Het Réveil-Archief is een bundel studies verschenen waarin auteurs van diverse wetenschappelijke pluimage (o.a. historici, theologen en medici) aspecten van het Réveil belichten. Ik signaleer er enkele van die voor lezers van dit tijdschrift waarschijnlijk het interessantst zijn. Allereerst moet dan genoemd worden de boeiende studie van W.J.C. Buitendijk, ‘De jonge Da Costa, romanticus in de biedermeiertijd’. Buitendijk weet begrip en waardering te wekken voor de jaren tussen 1815 en 1848, een periode waarin het ‘geestesleven veel meer genuanceerd en gelaagd is dan men op een afstand van anderhalve eeuw, misleid door optisch bedrog, zou denken’. Het grondgevoel van deze periode van het biedermeier noemt Buitendijk ‘temperantia’, verpersoonlijkt in een man als Van der Palm. Da Costa zien we dan bezig ‘het biedermeiercomplex in zich te overwinnen’.
Voor de literatuurgeschiedenis is voorts van belang de studie van A.C. Honders over ‘Het Réveil en het lied’ waaruit men o.a. kan leren dat een zendingslied van Da Costa op de wijs van de Marseillaise gezongen kan worden. A.J. Onstenk behandelt ‘Cornelis van Koetsveld (1807-1893) réveilman honoris causa’, en tenslotte wil ik nog de aandacht vestigen op twee negentiende-eeuwse genrestukjes: ‘Een huisvrouw uit het
| |
| |
Réveil - Ida Pierson-Oyens’ (de moeder van Allard) door P.L. Schram, en ‘Steven de Clerq over de eerste levensjaren van zijn dochter Maria’, een fragmentarische uitgave van het aandoenlijke dagboekje dat de broer van Willem de Clerq bijhield over de lichamelijke en vooral geestelijke groei van zijn oudste kind.
Aspecten van het Réveil, onder redactie van J. van den Berg, P.L. Schram en S.L. Verheus, is uitgegeven bij J.H. Kok te Kampen, telt 273 bladzijden en kost f 55,-.
m.a.s.-v.d.d.
| |
Dialectensymposion nov. 1980
Het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde te Amsterdam verzoekt ons de volgende aankondiging op te nemen:
Op zaterdag 8 november a.s. zal een symposion worden gehouden over het onderwerp ‘De Frankische woordatlas’. Dit symposion wordt georganiseerd door de Dialectencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en vindt plaats van 14.00 tot 17.00 uur in het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, Amsterdam.
Prof. dr. J. Goossens zal daar spreken over het onderwerp ‘De Taalatlas van het zuidoosten van het Nederlandse taalgebied en het noorden van het Duitse Rijnland’ en H. Eickmans over ‘Mogelijkheden en grenzen van de automatische vervaardiging van taalkaarten’.
Prof. Goossens behandelt in zijn lezing de taalgeografische problematiek van het gebied, de doelstelling van de atlas, de materiaalbasis, de methodiek en de stand van zaken. De heer Eickmans zal een kort overzicht geven over de stand van de automatisering in de taalgeografie en een beschrijving van de in het kader van de ‘Frankische taalatlas’ gekozen oplossingen.
Wie het symposion wil bezoeken wordt vriendelijk verzocht zich uiterlijk 5 november 1980 op te geven, door middel van een briefkaart aan het P.J. Meertens-Instituutvoor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, Keizersgracht 569-571, 1017 DR Amsterdam, of telefonisch op nr. 020-23 46 98 (afdeling Dialectologie, de heer Asma).
l.k.
| |
Nederlandse taal en cultuur - verleden en heden
Het internationale symposium ‘Nederlandse taal en cultuur - verleden en heden’ vond van 20 t/m 22 mei jl. plaats aan de Katholieke Universiteit van Lublin. Het werd georganiseerd door het interfacultaire Centrum voor Nederlandse Cultuur aldaar dat in 1977 is opgericht door prof. dr. Eugeniusz Wiśniowski en sindsdien drukke didactische en wetenschappelijke activiteiten ontplooit. Het symposium had een interdisciplinair karakter. In de gehouden lezingen werden diverse aspecten van de Nederlandse cultuur behandeld waarbij de nadruk lag op Vlaanderen. Van de 13 voordrachten die op het programma stonden werden er zes door Belgische en zeven door Poolse deelnemers gehouden; vijf daarvan betroffen de neerlandistiek, twee de toegepaste taalkunde en twee de kerkgeschiedenis. De overige vier waren gewijd aan de filosofiegeschiedenis, sociologie, architectuur resp. pers.
In de openingslezing analyseerde Norbert De Paepe (Leuven) de hoofse poëzie in de Middelnederlandse literatuur. Hoofdtendensen van het moderne proza in Vlaanderen werden besproken door Hugo Bousset (Brussel). Stanisław Prȩdota (Wrocław) hield
| |
| |
zich bezig met de accentdistributie in het Nederlands en Pools. Over de Poolse equivalenten van de Nederlandse verkleinwoorden werd gerefereerd door Mariusz Krajcarz (Wrocław). Jerzy Jeszke (Lublin) onderzocht Germaanse (o.a. ook Nederlandse) leenwoorden in het Kasjoebisch (een Slavische taal in de omgeving van Gdańsk).
Recente ontwikkelingen van de theorie en praktijk van het vreemdetalenonderwijs werden uiteengezet door Leopold Engels (Leuven). Mw. Zofia Klimaszewska (Warschau) behandelde ervaringen die zij opgedaan heeft bij het doceren van het Nederlands aan Poolse studenten.
Mw. Ambrosine Verrycken (Brussel) besteedde aandacht aan de volksvroomheid in de Lage Landen in de 15e eeuw. De Contra-reformatie en de katholieke restauratie in Vlaanderen in de 17de eeuw werden geschetst door Michel Cloet (Leuven).
Rik Boestoen (Brussel) gaf een beknopt historisch overzicht van de Vlaamse filosofie sinds de Middeleeuwen tot heden. Veranderingen op het platteland en in de landbouw in het na-oorlogse België werden besproken door Jan Turowski (Lublin). Tadeusz Zagrodzki (Lublin) analyseerde in zijn voordracht met dia's de gotische architectuur in Brabant. In de slotlezing werd door Norbert Wojciechowski (Lublin) bericht over het uitgesproken positieve beeld van Nederland en de Nederlanders in de tegenwoordige Poolse pers.
De op het symposium gehouden voordrachten zullen in een bundel gepubliceerd worden door de Katholieke Universiteit van Lublin.
stanislaw prȩdota
| |
Prins Bernhard Fonds Prijs
Het bestuur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen maakt bekend dat het Prins Bernhard Fonds een prijs van f 15.000,- beschikbaar stelt ter bekroning van geesteswetenschappelijk onderzoek. In het academisch jaar 1980-'81 zal deze prijs bestemd zijn voor onderzoek op het gebied van de taalkunde.
Voor bekroning komen in de eerste plaats jongere onderzoekers in aanmerking die zich bijzonder hebben onderscheiden en van wie mag worden verwacht dat zij ook in de toekomst belangrijke wetenschappelijke prestaties zullen leveren. Ook oudere onderzoekers, die in hun carrière niet de erkenning hebben ontvangen die hun op grond van hun wetenschappelijk werk toekomt, kunnen echter in aanmerking komen voor deprijs. De prijs wordt in de regel toegekend aan één onderzoeker doch kan ook onder meerdere worden verdeeld indien het bekroonde onderzoek gelijkelijk door hen is verricht. De prijs wordt toegekend aan Nederlanders, of aan buitenlanders voor wat betreft onderzoek uitgevoerd aan Nederlandse Universiteiten of Hogescholen.
Het bestuur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen verzoekt hoogleraren in de betreffende wetenschappen resp. andere ervaren vakkundigen op het betreffende gebied, aanbevelingen in te dienen voor de toekenning van de prijs. Deze aanbevelingen zullen worden beoordeeld door een Commissie van leden van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen uit het overeenkomstige vakgebied. De aanbevelingen moeten worden ondertekend door ten minste twee hoogleraren aan Nederlandse Universiteiten of Hogescholen, resp. ten minste twee andere ter zake vakkundigen. Zij dienen een omschrijving te bevatten van het onderzoek waarvoor toekenning van de prijs wordt gevraagd, alsmede een curriculum vitae en een lijst van publikaties
| |
| |
van de aanbevolene(n).
De aanbevelingen, te richten aan de Secretaris van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, Prof. Dr. A. Quispel, Spaarne 17, 2011 CD Haarlem, worden ingewacht vóór 1 januari 1981.
De toekenning van de Prins Bernhard Fonds prijs geschiedt door het Bestuur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, na advies van bovengenoemde, door de Voorzitter van deze Maatschappij gepresideerde Commissie. |
|