De Nieuwe Taalgids. Jaargang 73
(1980)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdDe illustraties in de Duytse lier van Jan Luyken (1671)Negen van de tien ‘verdelingen’ van Jan Luykens debuut Duytse lier (Amsterdam 1671) vertonen aan het begin een prent. De voorstellingen (waarin gevleugelde cupido's een rol spelen) gaan terug op de Amorum emblemata van Otho Vaenius, Antwerpen 1608Ga naar voetnoot1. Vergelijking leert echter al snel dat het niet de Antwerpse koperplaten kunnen zijn die de drukker van de Duytse lier heeft gebruikt. De oorspronkelijke gravures van 1608 zijn b.v. ovaal, de prenten van 1671 rechthoekig. De vraag doet zich nu voor: zijn de illustraties bij Luykens debuut speciaal voor deze bundel gesneden naar voorbeelden van Vaenius, of bestonden de platen al langer, waren ze al eens eerder gebruikt? Het laatste is het geval. In de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam bevindt zich onder signatuur OK 78-193 de bundel OTHO VAENI Emblemata aliquot selectiora amatoria. Amsterodami, Apud Guilj: lanssonium. Ao. 1618. Nog niet lang geleden was van dit boekje geen exemplaar meer bekendGa naar voetnoot2. Prof. dr. H. de la Fontaine Verwey heeft er thans drie opgespoord en besprokenGa naar voetnoot3. Het Amsterdamse exemplaar bevat 70 buitengewoon fraaie prentjes van de hand van Michel le Blon of zijn medewerkers. Wat De la Fontaine Verwey echter niet vermeldt: de negen gravures uit de Duytse lier treden hier voor het eerst aan de dag; nauwkeurige vergelijking laat zien dat het om precies dezelfde koperplaten moet gaan. Een voorbeeld. De cupido-met-spiegel aan het begin van Luykens achtste verdeling heeft een vlek op de rechter bovenarm, veroorzaakt door het uitschieten van de burijn tijdens het graveren. Genoemde uitgave van Vaenius vertoont hetzelfde foutje op C 6 ro. Negen koperplaten van 1618 uit de drukkerij van Willem Jansz. Blaeu zijn dus in 1671 bij de uitgever van Luyken terechtgekomen. Wie wàs Luykens uitgever? Sommige exemplaren van de eerste druk van de Duytse lier noemen Jacobus Wagenaar op de titelpagina. Andere, met verder exact hetzelfde zetsel, vermelden Adriaan Veenendaal. Wagenaar en Veenendaal zijn vrijwel buren van elkaar, in de Amsterdamse Molsteeg. Het drukkersvignet op de titelpagina blijft bij deze vermeldingen hetzelfde: een zonnewagen met berijder, boven het motto ILLUSTRANDO. Dit vignet nu is het drukkersmerk van | |
[pagina 395]
| |
Wagenaar, en bevat een toespeling op diens achternaam (de wagenvoerder). Uit de omstandigheid dat Wagenaars vignet ook boven Veenendaals naam voorkomt, menen we te mogen afleiden dat we hier te maken hebben met een co-productie waarbij het initiatief is uitgegaan van Wagenaar. De snijder van het houtblok voor dit drukkersmerk (hij signeert ‘St’) heeft zich gebaseerd op de voorstelling van Phaëton op de zonnewagen zoals Pieter van der Borcht die had gegeven in Ovidius' Metamorphoses, Antwerpen, Plantijn, 1591, p. 47Ga naar voetnoot4. De mening van K. Meeuwesse dat reeds dit vignet-met-zonnewagen de inhoudelijke aanvang van Luykens dichtbundel in het kader van de dageraad zou stellen is ongegrondGa naar voetnoot5. Wagenaars vignet staat, als drukkersmerk, volstrekt los van wat de dichter in zijn bundel wil zeggen. Het laatste hier te noemen illustratieve element in de Duytse lier is de titelgravure van M. Comans. Op de samenhang tussen de inhoud van de bundel en de libidineuze strekking van dit frontispice hopen we binnenkort nader in te gaan.
Utrecht, Instituut De Vooys
a.j. gelderblom j.w. steenbeek |
|