Marja en Verwey
Een vrijwel onbekend gedicht van A. Marja, dat hij in geen van zijn bundels heeft opgenomen, is het gelegenheidsgedicht dat hij op twintigjarige leeftijd schreef na het overlijden van Albert Verwey.
In memoriam Albert Verwey
De tijd is lang voorbij, waarin hij dichtte:
- ‘Ik ben een dichter, en der schoonheid zoon’,
en - wars van alle uiterlijk vertoon -
vervulde hij zijn hooggestelde plichten.
De Man van Smarten met de doornenkroon,
tot Wien hij eens vlammende verzen richtte,
had hem geroepen tot een dieper schoon:
- een volk in zwarte dagen voor te lichten.
De mildheid, de bezinning, die hem sierde
bereidd' aan velen vreugde in dit land, -
totdat een zachte onverwachte hand
hem elders plaatste, - maar wij plukken hier de
geurige vruchten, die hij heeft geplant.
Het is geplaatst in het aprilnummer 1937 van ‘Pomp’, maandblad voor scholieren, geredigeerd door A. Th. Mooy (de werkelijke naam van A. Marja) en J.E. Folkers. ‘Pomp’ was geen schoolkrant in de gebruikelijke zin van het woord, maar een gedrukt maandblaadje, in de eerste plaats bestemd voor de leerlingen van het gymnasium, de h.b.s. en de kweekschool te Winschoten, waar Marja indertijd woonde. In het cursusjaar 1936-1937 zijn er, als ik me niet vergis, zeven of acht afleveringen van verschenen. Tot de ‘vaste medewerkers’ behoorden o.m. Ab Visser (Groningen) en Koos Schuur (Veendam).
Appingedam, Julianaweg 7
j. van delden