len onder ogen moet hebben gehad, mag zoiets niet doen.
Nog wat personalia. Possevino's voornaam is niet Andreas, maar Antonio (63). Dirck Pietersz. Pers is geen Zuidnederlander van geboorte; zijn wieg stond in Emden (86). Hij leefde van 1581 tot 1659, niet van 1580 tot 1662. Het is allerminst zeker dat Jonker Jan van der Noot tot het Huis der Liefde heeft behoord (85). De opmerking dat Cpornhert de ideeën van deze groep zeer nabij stond dient te worden afgezwakt. Hoe Coornhert precies dacht over de familisten staat ondubbelzinnig verwoord in zijn Spiegelken van de ongerechtigheyt ofte menschelijckheyt des vergodeden H.N. Vader van den Huyse der Liefden (86).
Citaten en titelbeschrijvingen zijn onzorgvuldig overgenomen. Vondelstudies van pater Maximilianus is niet van 1967, maar van 1968 (74). In de citaten uit Hooft (99, 101, 102, 108) ontbreekt altijd wel een letter, een leesteken of een heel woord (sal in de eerste regel van 102). Cursiveringen door Porteman zelf worden niet als zodanig verantwoord (120). Het gebruik van hoofdletters in titels is niet consequent (Pia desideria, 73, naast Pia Desideria, 53). Giovio's Dialogo dell' imprese militari e amorose heet op 17 Imprese militari e amoroso (ten onrechte met een uitgangs-o in het laatste woord) en op 126 Dialogo dell' imprese. Wie hier niet ter zake kundig is kan nu denken dat het om twee verschillende werken gaat. Soms kloppen verwijzingen niet: op 101 gaat het niet om Hoofts embleem XVIII, maar om XXVIII.
De slordigheid wreekt zich vooral in de bibliografie. Daarin controleerde ik voornamelijk het gedeelte over Cats en dat over Coornhert (175 en 176). Er zijn streepjes verdwenen (Sinne voor Sinne-, nr. 73 en 300ste voor 300-ste, nr. 75) en namen gemutileerd (Vermeren voor Vermeeren, nr. 75, en elders E. de Jong voor E. de Jongh, p. 182). Titels komen niet ongeschonden door (16e voor zestiende en van de voor der, nr. 78). De impressa zijn een rommeltje, vooral bij een dubbele plaats van uitgave. ‘Amsterdam, Assen’ (nr. 77) moet zijn ‘Assen etc’, ‘Berlin’ wordt zomaar vernederlandst tot ‘Berlijn’ (nr. 81); in plaats van ‘Berlijn, New York’ leze men dus ‘Berlin etc’; achter ‘Groningen’ (nr. 79) is het ‘etc.’ weggevallen. Een jaar van uitgave dat niet in het boek staat vermeld, wordt toch niet tussen teksthaken geplaatst (nr. 82; het jaartal is bovendien foutief: niet 1942, maar 1941).
Zo zou ik kunnen doorgaan. De uiteindelijke lijst van ongerechtigheden kan ca. 10 maal zo lang worden als wat ik hier noteer. Het lijkt onvriendelijk zo uit te varen, maar deze gebreken moeten toch gesignaleerd worden, ter correctie in een volgende druk. Gebruikers van een dergelijke inleiding, veelal beginners in het vak, hebben recht op een vlekkeloze presentatie van gegevens.
Tenslotte het probleem van de boekverzorging. De tekst - toch al geen wonder van filmzetsel - is veel te vet afgedrukt op een groezelige kwaliteit papier. Vooral bij fijne illustraties (111, 115) is het gevolg rampzalig. De kantlijnen zijn te smal gehouden. Daardoor is er voor het lezend oog, om met een embleem van Vaenius te spreken, ‘iamais repos’. Het lezen van het boekje is fysiek vermoeiend; de esthetische kwaliteit is die van een krant waarin gefrituurde vis verpakt is geweest.
Het wachten is op een beter verzorgde, grondig gecorrigeerde tweede druk. Het is te hopen dat de lezer dan ook de bepaald niet overbodige luxe van een register zal worden gegund.
Utrecht, Lange Jansstraat 45
ARIE-JAN GELDERBLOM