De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook maar íémand0. InleidingOok maar íémand enz. met z'n verplichte groepsaksent op een woord na maar is opgebouwd uit een onweglaatbare kern íémand enz. en een weglaatbare voorbep. ook maar die uit par.-loze elementen bestaat en uitbreidbaar is tot zelfs ook maar. De voorhep. beperkt de kern vrij sterk en wel op de manier van maar alleenGa naar voetnoot1; dus mogen we ook als bep. bij maar zien. Ook maar íémand beperkt op zijn beurt z'n omgeving vrij sterk en op een aantal uiteenloperide manieren. Wat in sommige zinnen met voor-pv bv. niet kan, gaat wel in sommige overeenkomstige zinnen met achter-pv:
In het grootste deel van dit artikel onderzoeken we de aard van die beperkingen. In sommige gevallen vinden we een syntaktisch verband met ontkennende of met (ontkennend-)vragende elementen (bv. vraagwoorden of een vra. wijs), in andere een met bepaalde vw's. Semantisch lijkt er een gemeenschappelijk element ‘niet-werkelijkheid’ te zijn. Bij die ontkennende woorden is het nodig om al meteen een onderscheid te maken. Er bestaat een groep niet, niemand, niks, nergens enz. die we formeel vastgelegd hebbenGa naar voetnoot2 en die we in het vervolg niet-woorden noemen om ze te onderscheiden van een tweede groep die we nu formeel gaan begrenzen, nl. de onjuist-woorden: bwbn's als onjuist, slecht, verkeerd, zn's als weigering, ontkenning en hoofdww's als weigeren, ontkennen enz. Van de niet-woorden hebben we vroeger al es vastgesteldGa naar voetnoot3 dat ze zich over verschillende woordsoorten uitstrekken (vn's als niemand, niks, ‘vn's’ als nergens, nooit, vw's als zonder, zonder dat, een lw als geen enz.), bij de onjuist-woorden blijkt hetzelfde het geval te zijn. Een derde vorm-betekenis-kategorie die we hier aantreffen zijn de twijfel-woorden die eveneens vertegenwoordigers hebben binnen meer als één woordsoort: zn's als twijfel, vraag en hoofdww's als aarzelen, twijfelen enz. De elementen die ook maar íémand mogelijk maken lijken voor een deel op waarbij hoeven voor kan komen; ook de syntaktische beperkingen van die elementen zijn voor een deel dezelfde. Bij ook maar íémand en hoeven als bijzinsdeel kan een niet-woord bv. óf bij- óf hoofdzinsdeel zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We beginnen met een bespreking van de binnenbouw van ook maar íémand en brengen daarbij ook even de splitsbaarheid ter sprake die eigenlijk zowel binnen- als buitenbouw betreft. Daarna komen er een heel stel buitenbouw-gevallen aan de beurt, waarvan we de vorm-betekenis-ordening zullen proberen te achterhalen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Binnenbouw van ook maar íémandVan de drie groepen onbep. woorden (iemand enz., niemand enz. en iedereen enz.) kent alleen de eerste een verbinding met ook maar, maar wat is een uitzondering: <als> (ook maar íémand) het (wou) {doen} Ook maar kan bovendien nog een groep vormen met één, twee enz. (vooral de kleine getallen), met ééns en énigszins, met bwbn-patroondelen als éven, éventjes, héél even, héél kort, kléíne, kléínste, geríngste enz. en met zn-patroondelen als een mínimum, een snúfje, een béétje, een tikkeltje, een ógenblik, een minúút enz. Het zijn - dacht ik - dezelfde als die waarmee maar alleen een groep kan vormen.Ga naar voetnoot5 Ook maar en maar kunnen dat ook met enkele hoofdww's:
Het gemeenschappelijke betekenis-element van al die woorden waarmee ook maar een groep kan vormen is ‘minimaliteit’. In 2.2.1.2 spreek ik over mogelijke verbindingen van ook maar met het betr. vn zonder antecedent wie.
Over splitsingen valt het volgende op te merken. Afgezien van een speciaal geval bij de al-zinnen (2.2.3.4) gaat het altijd om de voorbep. ook maar in z'n geheel. We onderscheiden twee types: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. een ww-patroon levert de patroonplaatsenIn het laatste voorbeeld - dat met te fluisteren - hebben we al gezien dat bij ook maar + hoofdww tweeplaatsigheid normaal is; eenplaatsigheid is hier uitg.: o wee, <als> (je) (durft) [ook maar te flúísteren} dat hun zoontje dom is (uitg.) In geval van dubbelzinnigheid beslist ook hier de klemtoon waar ook maar bij hoort:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook maar is een typisch middengroep-element; in de uitloop bv. is het zowel in z'n eentje als binnen een zn-patroon vrijwel ondenkbaar:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. een zn-patroon levert de patroonplaatsenOok maar heeft binnen het abstrakte zn-patroon bijna altijd de plaats na zelfs en vóór het eerste vzaz (zoals de kopbep. ook eveneens direkt op zelfs volgt): o wee, <als> (je) look maar aan één meisje, (durfde) [te denken} Ook als er geen enkel vzaz gerealiseerd is in een konkreet zn-patroon (bv. in ook maar één meisje) is er vanuit het abstrakte zn-patroon bezien natuurlijk tóch splitsing omdat de vzaz-par. open plaatsen vormen tussen ook maar en één. - In tekst vooral is toch ook een ongesplitste pendant mogelijk: daarin staat ook maar dan achter het laatste vzaz-par.: o wee, <als> (je) aan ook maar één meisje (durfde) [te denken} (tekstachtig) Een bwbn-patroon veroorzaakt m.i. nooit splitsing: o wee, <als> (je) [ook maar héél even te laat] (bent) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Buitenbouw van ook maar íémandOok maar íémand is in verreweg de meeste gevallen ww-patroondeel; is het evenwel zn- of bwbn-patroondeel, dan is afsplitsing van dat zn- of bwbn-patroon verplicht:
Met splitsing: (je) (vergist) [je] als je ook maar van íémand dan de protesten naast je neer legt als je ook maar van het kléínste borreltje dan afkerig bent, dan ... | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het vervolg beperk ik me tot de beschrijving van ook maar íémand als ww-patroondeel. Als hoofdzinsdeel veroorzaakt het niet allemaal dezelfde beperkingen als als bijzinsdeel; daarom onderscheiden we die twee types. De direkte rede sluit zich - zoals meestal - bij de hoofdzin aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Ook maar íémand als hoofdzinsdeel (of als deel van een direkte rede)2.1.1. Zinnen in de onbeperkte wijs en zonder vra. woord (= ‘mededelende zinnen’)Ook maar íémand is hier enkel mogelijk in gezelschap van een niet-woord:
Of maar in ook maar íémand een niet-woord is, valt moeilijk aan te tonen met de hoeven-proef bv., omdat ook ook maar íémand zelf - zoals we weten - in ‘mededelende’ zinnen een niet-woord nodig heeft. In bijzinnen enz. lijkt de verbinding met hoeven me uitg.: o wee. <als> (je) ook maar één minuut (hoefde) [te wachten} (moeilijk of uitg.) In elk geval kan maar als niet-woord ook maar niet niet mogelijk maken: (ik) (heb) maar één keer ook maar íémand {gewaarschuwd} (uitg.) Bij niet als niet-woord zijn er beperkingen; je kunt bv. niet zeggen:
In 2.1.3 kom ik op die zaak terug, want er is een samenhang met de vra. wijs. Hier formuleer ik enkel een voorlopige regel: het niet-woord moet als het ook maar íémand mogelijk maakt, daaraan voorafgaan. Niet staat in het abstrakte ww-patroon vrij dicht bij de eindgroep; als ook maar íémand enz. uitloop is vormt de kombinatie met niet geen enkele moeilijkheid:
In beginsel is er bij niet dus geen probleem. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. Zinnen in de onbeperkte wijs en met een vra. woord (vraagwoordvragen)In gezelschap van een niet-woord is ook maar íémand ook in vraagwoordvragen mogelijk: waarom (heeft) (jullie Jan) nou nergens ook maar één bord [neer] {gelegd} Maar hier is dat niet-woord misbaar; ook een vraagwoordvraag maakt ook maar iemand dus mogelijk: waar (heeft) (jullie Jan) nou ook maar één bord [neer] {gelegd} Al die vragen zijn duidelijk retorisch; ze hebben hier een ontkennend element in hun betekenis. We kunnen die omschrijven als resp. ‘nergens immers’, ‘om geen enkele reden immers’, ‘op geen enkele manier immers’ en ‘níémand immers’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.3. Zinnen in de vra. wijsOpnieuw is een niet-woord mogelijk, maar misbaar. - Ik zet telkens twee korresponderende zinnen tegenover mekaar om goed uit te laten komen dat enkel de vra. wijs nu ook maar íémand mogelijk maakt:
Deze vragen zijn ook retorisch en hebben eveneens een ontkennende suggestie: ‘nee immers’. Ik kom nu nog even terug op de kwestie van de plaats van niet uit 2.1.1. Vgl.:
De laatste zin kan wél, nu ook maar íémand niet van niet afhangt maar van de vra. wijs; de eerste zin was uitg. ofschoon daarin niet wél de teoretische mogelijkheid gaf aan ook maar íémand om daar deel van te zijn. Er is bovendien een betekenis-verschil:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bovenste vraag is bovendien niet-retorisch (‘heeft ie nergens aan gedacht?’), de onderste is retorisch (‘hij heeft immers overal aan gedacht’). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.4. Halfzelfstandige zinnen met als/wanneerHier zijn heel veel gevallen mogelijk:
Al die zinnen hebben als gemeenschappelijk betekenis-element ‘zelfs in dit minimale opzicht mag iemand of iets niet zondigen tegen de wil van een of meer anderen’. Er is dus duidelijk weer een ontkennend element in die betekenis. Met bovenstaande zinnen kontrasteren uitg. zinnen met een positief betekenis-element:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.5. Halfzelfstandige zinnen met niet dat ... maar ...Bij zinnen met die reeksvormer ligt de ontkennende betekenis vanwege niet natuurlijk voor de hand: niet dat ik ook maar érgens recht op meende te hebben, maar ik had toch verwacht dat... De betekenis van het geheel is ‘het tweede ww-patroon verbetert de onjuiste, overdreven suggestie van het eerste’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.6. Samenvatting van ook maar íémand als hoofdzinsdeel enz.Ook maar íémand kan enkel hoofdzinsdeel enz. zijn in gezelschap van een niet-woord (dat vooraf moet gaan aan dat syntagma) of van een vra. woord of een vra. wijs die uiteraard daaraan vooraf moeten gaan omdat ze gebonden zijn aan de eerste zinsplaats. Ook als/wanneer en niet in niet dat gaan uiteraard vooraf aan ook maar íémand. Bij die halfzelfstandige taaluitingen is de betekenis ook ontkennend gekleurd: resp. ‘zondig niet tegen iemand z'n wil’ en ‘deze suggestie is niet nauwkeurig maar overdreven’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Ook maar íémand als bijzinsdeel (behalve de direkte rede)Een indeling in ww-, zn- en bwbn-patroondelen ligt voor de hand. Bihnen de eerste groep kombineren we de zo verwante ond.-, lv- en vv-zinnen; daarna komen de mv-zinnen en de bw bijzinnen. Als volgend indelings-kriterium kies ik het verbindende element, want in heel veel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zelden is ook maar íémand deel van een ww-patroon na een vzaz: (ik) (denk) aan wat ook maar íémand hier zou kunnen doen (uitg.) Daarom bespreek ik dat type niet.
Je kunt ook een andere indeling maken, nl. op grond van de plaatsmogelijkheden van het element waaraan ook maar íémand z'n bestaan dankt. Dat kan zijn: a.een element zoals voordat dat hoogstens bijzinsdeel kan zijn:
b. een element dat hoogstens binnen een (ander) hoofdzinsdeel kan staan, bv. een onjuist-woord of een twijfel-woord:
c. een element dat zowel binnen een (ander) hoofdzinsdeel kan staan als binnen een bijzinsdeel, bv. een niet-woord (niemand, geen e.d.):
De indeling in patroondelen is evenwel in eerste instantie overzichtelijker; daarom volg ik die. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1. De ond.-, lv- en vv-zin2.2.1.1. Met of, het indir. vra. wie (of) enz.Of ook maar íémand in een of-zin mogelijk is of niet, hangt van veel faktoren af; vgl.:
Een niet-woord, een vra. wijs en een vra. woord kunnen als hoofdzins-element ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nou kun je de uitg. bovenste zin ook aanvaardbaar maken door toevoeging van hulpww's als zullen, kunnen enz. als hoofd- of als bijzinsdeel:
Ook een onjuist- of een twijfel-woord (uiteraard alleen als hoofdzinsdeel) hebben die mogelijkheid:
Ik geef nu nog een paar voorbeelden met wie (of) enz. en met lv- en vv-zinnen:
In bruikbare zinnen vinden we hier als onjuist- en als twijfel-woorden twijfelachtig, onzeker; zich afvragen, twijfelen en informeren. Hun gemeenschappelijke betekenis-element is ‘onwerkelijkheid’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1.2. Met het betr. woord zonder antecedent wie enz.In tegenstelling tot wie of uit het vorige nummer hebben we nu dus wie ‘hij die’!, zoals het op een onjuiste manier wel onderscheiden wordt. Een paar voorbeelden: (wie ook maar íéts verkeerds gedaan had) (moest) [school] {blijven} | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier vormt ook maar telkens een groep met éts, resp. ergens en niet met wie. Maar dat kan ook anders bij wie:
Dat is duidelijk een ander type als het onze: maar is weglaatbaar en bovendien is wie nu niet ‘hij die’. Wel kun je dit type kombineren met het onze in een wat gezocht voorbeeld als het volgende, waarin je na het eerste ook maar een kleine pauze moet leggen: wíé er ook maar ook maar een klein kadootje meebrengt, (ik) (laat) het gewoon liggen} Het gaat hier natuurlijk om de twee syntagma's wie ... ook maar en ook maar... kléín. Zinnen met wie ... ook (maar) zijn bovendien bijna altijd bw bijzin, in tegenstelling met die met wie ‘hij die’. De betekenis van laatstgenoemd type is ‘als iemand ...’, ‘ingeval ...’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1.3. Met het vw datIn 2.2 hebben we al gezien dat het vw dat op zichzelf ons syntagma als bijzinsdeel niet mogelijk maakt, maar dat een niet-woord binnen maar ook buiten de bijzin dat wel kan:
Ook een vra. woord, een vra. wijs en een onjuist-woord maken dit type mogelijk:
Een vv-zin met een onjuist-woord (nl. oppassen) is: (je) (moet), ervoor, [op] {passen} dat je ook maar íémand voor het hoofd zou stoten Dat staat weer duidelijk tegenover uitg. gevallen als:
Een nader onderzoek moet uitmaken of alle ww's met een of-zin als lv of vv bij de onjuist- en de twijfel-woorden horen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1.4. Met als/wanneer, met al en met de voorw. wijsHet type met als/wanneer zijn we in 2.1.4 als halfzelfstandige taaluiting tegengekomen; het blijkt nu ook een mogelijkheid te geven als ond.-, lv- en vv-zin, - net als dat met al en de voorw. wijs:
(ik) (zou) er heel erg tegen, [op] {zien} als jullie ook maar één vreemde meebrachten, Een vv-zin met een voorw. wijs is uitg.
Hier ontbreekt de betekenis-beperking van de als/wanneer-zinnen als halfzelfstandige taaluiting. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1.5. Met het vw omDe om-zinnen komen hier overeen met de dat-zinnen: bij bepaalde hoofdww's geven de niet-woorden, de onjuist-woorden, de vra. Wijs en de vra. Woorden weer een mogelijkheid voor ook maar íémand als bijzinsdeel:
Voorbeelden met bwbn's als onjuist-woord:
Een voorbeeld met een hoofdww als onjuist-woord bij het vv:
Onjuist-woorden onder hoofdww's met een vv-zin zijn afzien van, opzien tegen, zich verzetten tegen en walgen van. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2. De mv-zin
Toevoeging van aan of voor verandert aan de regels niks.Ga naar voetnoot9 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3. De bw bijzinBij de bw bijzin is de toestand anders als bij alle andere bijzinnen: een niet-woord een onjuist-woord, een vra. woord of een vra. wijs buiten de bijzin maken ook maar íémand nooit mogelijk als bw-bijzinsdeel:
Wel geldt weer de hele algemene regel dat een niet-woord binnen de bijzin ook maar niet mogelijk maakt:
Vanzelfsprekend horen bij de bw bijzin ook zonder en zonder dat bij de bruikbare niet-woorden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3.1. Met als/wanneer, eer (dat), ingeval, in plaats dat, inzover, sinds, tot (dat), voor(dat), voorzover, zodra, zo gauw als en tenzijIk geef een paar voorbeelden: als er ook maar íémand komt (ben) (ik) [tevreden] Alle bijzinnen hebben het element ‘onwerkelijkheid’ gemeen; heel vaak is dat ‘tijd’/‘voorwaarde’, afgezien van in plaats dat: in plaats dat je ook maar éven rust (werk) (je) konstant [door] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3.2. Met in plaats vanAan sommige vw's in bijzinnen met ond. en pv beantwoorden vw's in om-zinnen, maar we moeten dat geval voor geval met syntaktische vormbewijzen steunen. Zo kunnen we de reeks opzetten: nadat : na = voordat : alvorens (tekst!) = in plaats dat : in plaats van. Van de reeks van het vorige nummer blijft er in taal maar één pendant in om-zinnen over, nl. in plaats van:
In plaats van is semantisch identiek met in plaats dat uit het vorige nummer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3.3. Met de vw's doordat en doorHoe belangrijk het is om een syntaktisch vormbewijs te eisen voor we een korrelatie aannemen tussen twee vw's, zien we in het geval doordat/door die geen paar vormen:
Doordat maakt ook maar íémand dus niet mogelijk, door doet het wel. Aan dat vormverschil beantwoordt een betekenis-verschil; om dat te laten zien geef ik een paar voorbeeldparen met doordat/door die allebei aanvaardbaar zijn en waarin dus ook maar íémand ontbreekt:
Bij een toekomstig slagen krijg je:
Dat hypotetische is niet wezenlijk eigen aan door-zinnen, maar wel aan door-zinnen met ook maar íémand:
Ook hier betekenen de bijzinnen met ook maar iets dus ‘onwerkelijkheid’. Ook semantisch is door dus sterk met als/wanneer verwant: het hoort bij de vw's van 2.2.3.2 en het nummer daarvóór. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3.4. Met het vw alal kan ik dat boek ook maar in één winkel krijgen, dan (ben) (ik) al [tevreden] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarschijnlijk vinden we hier een uniek geval van afsplitsing van ook alleen:
Ook is hier in geen geval kopbep.; het kent geen verbinding met behalve. De betekenis is opnieuw ‘onwerkelijkheid’ en wel ‘als er maar aan deze minimumeis voldaan is, dan ...’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3.5. Zinnen in de voorw. wijsSterk verwant met het vorige type zijn natuurlijk de zinnen in de voorw. wijs als bw bep.; je kunt de voorbeelden van zoëven stuk voor stuk daardoor vervangen: kan ik dat boek ook maar in één winkel krijgen, dan ... enz. Ook de betekenis is dezelfde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.4. Bv bijzinnenVoor we de regels kunnen gaan zoeken m.b.t. ook maar íémand als bv-bijzinsdeel, moeten we eerst een algemenere kwestie kort bespreken: het onderscheid tussen twee totaal verschillende soorten bv bijzin: die met een vw dat/of tegenover die met een betr. woord:
Die twee soorten bijzinnen hebben zulke grote vorm/betekenis-verschillen, dat je ze niet in nevenschikking kunt krijgen, maar enkel kunt kombineren zonder en, of enz.: het verbod dat we na moesten leven dat we het raam niet open mochten doen Aan die twee soorten gewone bijzinnen beantwoorden twee soorten om-zinnen; aan de bijzin met het vw dat beantwoordt een om-zin die een gewoon maar geen schim-lv kan krijgen maar aan die met het betr. woord (dat o.a. lv kan zijn) beantwoordt een om-zin die wel een schim-lv kan bevatten:
Weer is er enkel een kombinatie mogelijk zonder en, of enz. en geen nevenschikking tussen de twee ongelijksoortige types: dan (is) (dat) zeker [een verbod om het raam open te doen om ná te leven] Alle vier die types bv bijzinnen kennen ook maar íémand als deel als er binnen de bijzin een niet-woord is of als we buiten de bijzin een niet-woord, een vra. wijs of een vva. woord hebben: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij onjuist- en twijfel-woorden kennen alleen die bijzinnen een mogelijkheid die het vw dat/of hebben en de bijbehorende om-zinnen (die met schim-lv als mogelijkheid); dat zijn dus de bv bijzinnen die de inhoud weergeven van het zn waar ze bij horen. Daarover spreken we in de volgende nummers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.4.1. Bv bijzinnen met het vw dat en met om (zonder schim-lv als mogelijkheid)Enkele voorbeelden:
Zodra de bv bijzin dus ook maar íémand als deel kan bevatten en met het vw dat begint (of met om dat daaraan beantwoordt), geeft ie de inhoud weer van een zn dat een onjuist- of een twijfel-woord is. Heeft een bv bijzin daarentegen een betr. woord binnen de eerste plaats, of kent die een schim-lv als mogelijkheid, dan kan die na een onjuist- of een twijfel-woord ook maar íémand niet als deel bevatten:
De gemeenschappelijke betekenis van de zn's van de groep ontkenning, verbod, verhindering en weigering is ‘ontkennend element’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.4.2. Bv bijzinnen met het vw of, met wie (of) enz. en met om (zonder schim-lv als mogelijkheid)Enkele voorbeelden; eerst met gewone bijzinnen: (de vraag of we ook maar één boek in de les mochten lezen) (werd) telkens weer {gesteld} | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En met om-zinnen zonder schim-lv als mogelijkheid: (de vraag om ook maar één boek in de les te mogen lezen) ... De zn's met een of-zin zijn erg klein in aantal; hun betekenis is ‘onzekerheid’, ‘twijfel’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5. ‘Bw’ bijzinnenEen inleidend onderzoek heeft laten zien dat zn- en ww-patroon sterk verwant zijn met mekaar en dat het bwbn-patroon nogal verschilt van die twee.Ga naar voetnoot10 Het verbaast ons dus niet dat juist de ‘bw’ bijzinnen eigenaardigheden laten zien m.b.t. ook maar iémand die niet zó makkelijk met die van de twee andere patronen te vergelijken zijn. In het kort komt het hierop neer:
We zullen die gevallen nu stuk voor stuk wat uitvoeriger bespreken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.1. De stell. trap zonder voorbep.Het gaat hier om een paar schaarse dat- en of-zinnen en daarnaast een veel groter aantal om-zinnen:
Met of-zinnen:
Met om-zinnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als het bwbn dus een onjuist-woord of een twijfel-woord is kan de ‘bw’ bijzin ook maar íémand bevatten. Datzelfde is overigens het geval als er buiten de bijzin een niet-woord, een vra. woord of een vra. wijs voorkomt:
Dit onderdeel van de ‘bw’ bep. sluit dus heel goed aan bij de eigenaardigheden van bijzinnen als ww- en zn-patroondeel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.2. Te + stell. trapAlle beperkingen van het vorige nummer zijn hier opgeheven; ik geef achtereenvolgens voorbeelden met dan dat- en met om-zinnen:
Is er een aanwijzing voor een ‘verborgen’ ontkennend element? Zoals altijd is het ook nu verkeerd om zuiver-semantisch te redeneren: ‘Te klein = “niet groot genoeg”, te groot = “niet klein genoeg” enz.’ Zo kun je in elk bwbn wel een ontkennend element vinden: klein = ‘niet groot’, groot = ‘niet klein’, mooi = ‘niet lelijk’ enz. Iets anders is dat te + stell. trap hoeven mogelijk maakt:
Dat geeft inderdaad een formele aanwijzing voor de aanwezigheid van een ontkennend element. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.3. Stell. trap + genoegOok hier kunnen dan dat- en om-zinnen zonder enige andere beperking ook maar íémand bevatten:
Dit type is sterk verwant met het voorgaande zoals blijkt uit nevenschikbaarheid ermee:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar het maakt hoeven niet mogelijk:
Er is hier dus waarschijnlijk geen formele basis om een ontkennend element aan te nemen, al kun je de betekenis omschrijven als ‘het in de bijzin genoemde zal niet gebeuren omdat het in het bwbn genoemde in voldoende mate aanwezig is’.Ga naar voetnoot11 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.4. Zo ... dat ... + stell. trap en zo lang tot ...Zo ... dat ... geeft ook maar íémand in de bijzin geen kans, evenmin als zodat dat een ww-patroondeel inleidt:
Wel levert zo lang tot ... een mogelijkheid en dat zit hem dus enkel in het verschil tussen dat en tot: (ik) (werk) zo lang tot ook maar íémand me af komt lossen We herkennen hier opnieuw het tijds-element dat we in de tot(dat), de voor(dat), de zodra-zinnen enz. al tegengekomen waren (2.2.3.1). - De betekenis van ons type is ‘pas als het doel van de tot-zin bereikt is, mag de handeling van de rest van de hoofdzin ophouden’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.5. Als-groepenAls-groepen kunnen zonder een niet-woord erin of erbuiten ook maar íémand bevaten. Ik geef drie voorbeelden met een vergr. en drie met een stell. trap: (hij) (werkt) tegenwoordig harder als ie ook maar óóit gedaan heeft Als-groepen herbergen een ontkennend element, want ze kunnen geen niet-woord of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jespersen heeft er al op gewezen ‘dat de vergrotende trap een negatie-element herbergt’.Ga naar voetnoot12 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5.6. Overtr. trapIets dergelijks vinden we in bijzinnen bij een overtr. trap (die hier enkel bij een bn en niet bij een bw kunnen staan):
De bijzinnen horen hier duidelijk bij de overtr. trap en niet bij het zn, want het bwbn kun je niet weglaten en het zn wel. Welnu: dit soort bijzinnen kent geen niet-woord (ik laat nu met opzet dat zn weg):
Vgl. ook met hoeven zonder niet-woord: het kleinste wat je mee hoefde te nemenGa naar voetnoot13 Ook hier is dus formeel de aanwezigheid aangetoond van een ontkennend element. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Besluit3.1. Welke soorten elementen maken ook maar íémand mogelijk?Het ligt voor de hand om hier een driedeling aan te brengen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. elementen die íéts met de eerste zinsplaats te maken hebben: daartoe beperkt zijn de vw's en daarmee verwante groepen als zo gauw als; verder de vra. woorden; de vra. Wijs en de voorw. wijs zijn gekenmerkt doordat de eerste zinsplaats daarin open is; b. niet-woorden zijn helemaal niet aan die eerste zinsplaats gebonden, maar ze hebben met de woorden enz. uit groep a gemeen dat ze verbinden, vaak in situatieverband. We bv. net uit de kerk komt en zegt ik heb daar geen danseres gezien wekt daarmee de vooronderstelling dat er een danseres in de kerk zou zijn; c. onjuist-woorden zijn natuurlijk verwant met de niet-woorden, en twijfel-woorden met de vra. woorden. In dat verband is de verhouding met de of-zinnen erg belangrijk:
De onjuist- en de twijfel-woorden hebben een mogelijkheid minder als de niet-woorden; de laatste groep kan of binnen of buiten de zin ook maar íémand mogelijk maken; de twee eerste groepen enkel buiten de bijzin. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. In wat voor zinnen komt ook maar íémand voor?Verreweg het grootste deel van de voorafgaande beschrijving ging over bijzinnen; daarvóór hebben we halfzelfstandige taaluitingen met ook maar íémand beschreven (met als/wanneer en met niet dat ...), en we zijn begonnen met hoofdzinnen, maar die bleken óf vragend (vra. wijs en vraagwoordvragen) óf ontkennend (ze bevatten een niet-woord). Volledig zelfstandige zinnen kunnen ook maar íémand dus niet als deel bevatten. Semantisch hebben ze allemaal het element ‘onwerkelijkheid’ gemeen; ze zijn in een bepaalde betekenis van dat woord dus ‘modaal’. In talloze voorbeelden vinden we trouwens vormen van ‘modale’ hulpww's als zullen en kunnen. Binnen dat onwerkelijke speelt ongetwijfeld het ontkennende een grote rol, maar niet de enigste. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Beïnvloeding van een bijzin door een element daarbuitenEen niet-woord, een vra. woord en een vra. wijs kunnen ook maar íémand hoofdzinsdeel laten zijn, maar ook deel van (een deel van) een hoofdzinsdeel:
Dat hoofdzinsdeel kan - behalve zoals hier een zn-patroon - ook een ww-patroon zijn, een bijzin dus: (heb) (je) {gezien} of er ook maar íémand was Dat is uiteraard uitgesloten als een vw zélf de mogelijkheid geeft voor het optreden van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Doordringbaar’ zijn in het algemeen de gramm. verbindende vw's, nl. of, dat en om (altans als de om-zin geen schim-lv kan krijgen en dus de inhoud weergeeft van het voorafgaande zn). Ook het betr. woord blijkt ‘doordringbaar’.
De hier gegeven beschrijving is in veel opzichten nog onaf en vergt formeel en semantisch nog talloze aanvullingen.
Kortrijk, 28-9-1978 P.C. PAARDEKOOPER |
|