De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |||
Een dilemma bij het verwijzen naar de toegesproken persoonVanaf 1977 woedt er een diskussie over het taalkundige probleem van de beschrijving van voortzetselgroepen aan het begin van de zin. Deelnemers aan die diskussie zijn onder anderen de duo's Kooij en Wiers, en Klein en Van den Toorn. Onlangs hield één van dit kwartet, Kooij, een lezing over het probleem. Uiteraard was iemand van zijn opponenten (Klein) daarbij aanwezig, die ook deelnam aan de diskussie na afloop. Beide heren verwezen tijdens die uitwisseling van gedachten naar eikaars geschrifter. De manier waarop ze dat deden wekte een besmuikt gelach op van de zaal. Kooij had het namelijk over ‘Klein en Van den Toorn menen.....’ tegen Klein, en deze laatste sprak over ‘Kooij en Wiers denken...’ tegen de eerstgenoemde. Het effekt was de indruk van onbeholpenheid of de suggestie van overdreven afstand ten opzichte van de eigen maaksels. Beide sprekers overtraden namelijk de pragmatische beperking (i):
In de tweede plaats is er een konditie op nevenschikking in het Nederdelands: het mag geen onbeklemtoonde NP betreffen. Zo zijn *we en die man gaan nu weg en *de mensen thuis en ze zullen voortaan beter moeten oppassen ongrammatikaal. Op grond van deze konditie is dus alleen maar mogelijk Jij en Wiers en niet *je en Wiers, of respektievelijk: Van den Toorn en jij en niet *Van den Toorn en je. Deze tweede konditie kónden beide diskussianten niet overtreden, dus ze zouden de eerstgenoemde wet hebben moeten overtreden, waarbij ze het onbeleefde jij gebruikten. Dat deden ze niet, ze overschreden liever (i). Het idee daarachter is, dat overschrijding van (i) alleen de spreker zelf aan bevreemding van zijn hoorders blootstelt, terwijl overgaan op de vorm jij direkt een aantasting betekent van de relatie tot de toegesprokene, en dat is kommunikatief het minst aantrekkelijk. Voor de goede orde moet hier nog aan toegevoegd worden dat ik niet aanneem dat deze overwegingen in deze vorm door het hoofd van de sprekers hebben gespeeld voor ze gingen spreken. Hun kommunikatieve kompetentie stelde hen ertoe in staat ogenblikkelijk de minst kwade voortzetting te kiezen.
Moller Instituut, Sportweg 10, Tilburg F. JANSEN |
|