Dorstige Branckje
Dit is de naam van een van de ‘druyp-neusen’ die onder de toren van de Nieuwe Kerk in Amsterdam met elkaar zitten te praten (Spaanschen Brabander, vs. 421). In mijn Pantheon-editie (1967) heb ik Branckje, de vorm uit de druk B2, zonder kommentaar vervangen door Vranckje, de vorm die we in de latere drukken vinden. Dit hebben ook Prudon en Stutterheim in hun edities gedaan, de eerste met de motivering dat Branckje een drukfout zou zijn (biz. 215). Pas veel later drong het tot mij door, dat Branckje een onberispelijke deminitiefvorm is van Brangt, de gevelariseerde vorm van de mansnaam Brand. Deze vorm komt bij Bredero voor in zijn Boeren Gezelschap, waarin immers van Brangt van Kaallenes gewag wordt gemaakt (vs. 38). Ik zie nu geen reden meer om aan de vorm Branckje te twijfelen en hoop deze in de t.z.t. verschijnende herdruk van mijn uitgave te herstellen. Wat de door Bredero bedoelde vorm is, valt natuurlijk niet te zeggen; een aanwijzing zou kunnen zijn, dat ik de naam Vranck of Franck niet bij hem heb kunnen vinden, wel Frangs (eveneens in Boeren Geselschap), maar het diminutief daarvan zou Frangsje zijn. Als de latere drukken van de Brabander berusten op nadruk van B2, kan een verlezing van de gotische B als gotische V de oorzaak zijn van een nooit meer herstelde fout. Maar ik moet zeggen, dat de B in het exemplaar B2 aan duidelijkheid en scherpte niets te wensen overlaat.
Leiden, Fagelstraat 44
B.C. DAMSTEEGT