De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
De bron van Esmoreit1. InleidingHet spel van Esmoreit is ons overgeleverd in een codex van circa 1410, het ‘Handschrift-Van Hulthem’. De oudste bekende redactie dateert van circa 1340. De tekst bevat namelijk enkele toespelingen op actuele gebeurtenissen: de koning en de koningin van Sicilië zijn te identificeren als Frederik III van Aragon (*1272-1337) en Eleonora, dochter van Karel II en Maria van Hongarije; Robbrecht is Maria's broer, Robert van Anjou, koning van Napels (1309-1343). De historische passages moeten ten laatste kort na Frederiks dood zijn geschreven; wie zou zich anders de gebeurtenissen in Zuid-Italië nog herinneren?Ga naar voetnoot1 Nu zijn de verwijzingen naar de actualiteit in de tekst geïnterpoleerd.Ga naar voetnoot2 Esmoreit is dus ouder dan circa 1340, en het verhaal is tenminste eenmaal bewerkt. Wanneer een tekst alleen maar door kopiistenfouten en -correcties bij het herhaaldelijk afschrijven vervormd is, mag men de hoop hebben, dat een zorgvuldig kritisch onderzoek tenslotte leidt tot reconstructie van het origineel, waarbij men zich baseert op argumenten van vormelijke, grammaticale en inhoudelijke aard. Veel moeilijker wordt het, wanneer een bewerker de inhoud van de tekst bewust heeft gewijzigd. Een precieze reconstructie van de verzen is dan onbereikbaar; men mag al tevreden zijn met het herstel van de oorspronkelijke inhoud, waarbij echter vormelijke en grammaticale elementen in de bewijsvoering nauwelijks nog een rol kunnen spelen. Daarmee valt een belangrijk controlemiddel weg; men komt dan aan de grenzen van wat we de ‘regressieve’ tekstreconstructie kunnen noemen, waarbij men vanuit de overgeleverde redactie(s) terugwerkt in de richting van het origineel. Voor de tekstkritiek ligt in principe nog een andere weg open. Wanneer de bron of bronnen bekend zijn waarvan de auteur gebruik heeft gemaakt, kan men, van de andere kant beginnend, in de richting van de overgeleverde redactie(s) gaan, en zo het beeld van de tekstgeschiedenis completeren. Naar de bron(nen) van Esmoreit is voortdurend gezocht.Ga naar voetnoot3 Dat dit speuren geen resultaat heeft opgeleverd, is te wijten aan het feit dat het toneelspel zoals wij dat nu kennen, in vele opzichten afwijkt van het oorspronkelijke verhaal. Om identificatie mogelijk te maken moeten we de tekst ontdoen van aangroeisels, en veranderingen ongedaan maken. In de navolgende paragraaf zal ik trachten de oorspronkelijke inhoud van Esmoreit vast te stellen. In paragraaf 3 wordt de tekst afgedrukt van de bron waarop Esmoreit gebaseerd moet zijn. Aansluitend worden de overeenkomsten besproken. In paragraaf 4 zullen we proberen te verklaren, hoe de voornaamste verschillen tussen bron en overgeleverde redactie zijn ontstaan. In paragraaf 5 tenslotte wordt een globale reconstructie beproefd van de opeenvolgende fasen in de tekstoverlevering. | |
[pagina 125]
| |
2. Reconstructie van het verhaalDe inhoud van Esmoreit, de compositie van het verhaal, de volgorde der gebeurtenissen, het gedrag van de personen, heeft al herhaaldelijk tot discussie aanleiding gegeven. Aan de voorspelling van Meester Platus, de reactie van de koning van Damascus, aan het leeftijdsverschil tussen Esmoreit en Damiët, de rol van Robbrecht en de goedgelovigheid van de Siciliaanse vorst zijn heel wat woorden besteed. Voor het veertiende-eeuwse publiek is Esmoreit ongetwijfeld een boeiend spel geweest. Het verhaal bevat allerlei geliefde elementen en vele vooruitwijzingen zorgen voor spanning. Stelt men zich op het standpunt van de toeschouwer, dan bevat Esmoreit geen compositiefouten (SteketeeGa naar voetnoot4); het negeren van tijd en afstand (Van EsGa naar voetnoot5) is dan alleszins aanvaardbaar. Maar het spel is niet alleen opgevoerd, het is ook geschreven. De dichter heeft zijn onderwerp gekozen, de karakters ontwikkeld, de gebeurtenissen gerangschikt. Een auteur bepaalt de inhoud en de vorm tot in alle details; hij doseert de informatie. We moeten hem de inconsequenties en tegenspraken in het verhaal aanrekenen. Om zijn werk te kunnen beoordelen mogen we de tekst wel degelijk kritisch bezien. En wanneer we Esmoreit nauwkeurig analyseren, komen we zoveel inhoudelijke onregelmatigheden tegen, dat men zich nauwelijks kan voorstellen, dat welke auteur ook een verhaal zo slecht in elkaar zou steken. Verscheidene eigenaardigheden zijn ongetwijfeld op rekening van de tekstoverlevering te schrijven. Andere waren misschien al in de bron aanwezig, in het verhaal waarop de dichter zich heeft gebaseerd. Als dat zo zou zijn, vormen deze corresponderende onregelmatigheden een belangrijk middel tot identificatie. Ik laat de eigenaardigheden in de tekst, die voor het merendeel al door velen zijn opgemerkt, nog eens snel de revue passeren. Voor een uitvoeriger bespreking zij naar mijn editie verwezen. Om de verwijzing te vergemakkelijken heb ik de opmerkelijke elementen doorlopend genummerd.
(1) Niet alle personages in het spel zijn bij name bekend. De koningin van Sicilië wordt slechts enkele malen met haar titel aangeduid (53, 713). In de clauskoppen heet zij aanvankelijk de vrouwe (358-387), dan sine moeder (614-696) en vervolgens weer de vrouwe (740-806). De koningen van Sicilië en Damascus heten beiden de coninc. Aan de clauskoppen boven 292, 712, 730 en 760 is kersten toegevoegd; aan die boven 760 ook nog sijn vader. (2) De plaatsnamen Damast en Sesilien (in 190, 664 en 912 Cecilien, in de titel Cecielien), de persoonsnamen EsmoreitGa naar voetnoot6 en Robbrecht komen in (Franse) literaire werken veelvuldig voor. Platus is als een verbastering van Plato te begrijpen. De persoonsnaam Damiët evenwel is nergens anders aangewezen, en moet wel met de plaatsnaam Damiate/Damiet(t)e worden geassocieerd.Ga naar voetnoot7 (3) In het eerste deel van het | |
[pagina 126]
| |
spel (1-405) wordt Damiët in de clauskoppen slechts met de eigennaam aangeduid. Daarna heet zij De jonge joncfrouwe Damiet. (4) In de clauskoppen wordt aanvankelijk van Meester gesproken (tot vers 234), later (vanaf 852) van De meester. (5) Op verscheidene plaatsen in de tekst blijken optredende personen over informatie te beschikken die niet aan hen, maar aan anderen en elders is meegedeeld. Zo weet de koning van Damast hoe het christenkind heet; Robbrecht en de koning van Sicilië (702 vlgg.) weten, wie de Sarraceense jongeman is, hoewel deze zijn identiteit slechts aan zijn moeder in de gevangenis heeft bekend gemaakt. Misschien moet deze opvallende informatieoverdracht aan de toneelsituatie worden geweten, waar alle acteurs (of waren het er aanvankelijk maar twee?) alles wat op de planken gebeurt, horen en zien. (6) In toneeltechnisch opzicht opvallend zijn de monologen van Robbrecht tijdens de reizen van Platus naar en van Sicilië (142-157 en 210-225). Deze doen vermoeden dat er twee toegangen tot het toneel waren, zodat Platus door de ene af kon gaan en door de andere opkomen. Maar deze geavanceerde toneelaccomodatie zal toch voor het spel aanvankelijk niet vereist zijn geweest.Ga naar voetnoot8 (7) De verrader Robbrecht speelt vanaf het begin tot aan het slot een belangrijke rol. Op verscheidene plaatsen evenwel spreekt en handelt hij alsof hij de koning van Sicilië is (746, 794-805, 838-841, 924-925; vgl. ook 975). (8) In 918-925 zou Robbrecht niet op het toneel aanwezig moeten zijn; hij is in 904 niet opgeroepen. Zou dan de koning van Sicilië door Platus zijn herkend? Zou de koning voor de ellende van Esmoreit en zijn moeder verantwoordelijk zijn? Het gebed van de koningin om vergeving (786-789) lijkt in elk geval de koning te gelden. Robbrecht komt er niet zo gemakkelijk af; hij wordt gehangen. (9) Wanneer de koning eigenlijk de schurk was, is het ook te begrijpen, dat hij zijn vrouw ervan beschuldigt, dat zij hun kind heeft gedood. Nu wekt het bevreemding, dat hij Robbrecht op zijn woord gelooft: de koning moet zijn vrouw toch beter hebben gekend; en hij kan ook niet blind zijn geweest voor Robbrechts belang bij de verdwijning van de kroonprins. (10) Opmerkelijk is in dit verband het volgende feit. Wanneer Esmoreit op Sicilië terugkeert, en Robbrechts aanklacht vals blijkt, wordt deze niet vervolgd. (11) De motivering van Robbrechts optreden is niet telkens gelijk. Tegen Platus zegt hij, dat Esmoreit een bedreiging vormt voor zijn leven (166-169); vgl. ook sub 21. Maar Platus heeft hem iets anders horen zeggen (943): Esmoreit zou Robbrecht van diens rijk beroven. Dat laatste stemt overeen met wat in de proloog en in de introducerende monoloog in 31-57 wordt gezegd. (12) Deze monoloog is als een tweede proloog te beschouwen. Robbrechts claus, in Sicilië gesproken, houdt geen verband met de onmiddellijk volgende handeling in Damascus. (13) De koningin wordt door Robbrecht beschuldigd van moord. Daarvoor is echter geen enkele aanwijzing. (14) Opmerkelijk is het feit, dat zij eigenlijk ter dood wordt veroordeeld, maar toch gevangen wordt gezet (371, 380 [?]). (15) Hoewel de koningin in een kerker is opgesloten, is zij de eerste die met Esmoreit in contact komt (vgl. hierbij vers 28). (16) Zij herkent haar zoon aan de wapens op de band die hij draagt. Het wekt verwondering, dat zij deze band tweemaal identificeert (655-661 en 776-785). Het lijkt | |
[pagina 127]
| |
er overigens in 721, 724-727, 736 en vooral 744-745 en 752-753 op, dat zij haar zoon in de gevangenis helemaal niet heeft gesproken. (17) Wanneer Esmoreit in Sicilië wordt geboren, voorspelt in Damascus de astroloog Meester Platus, dat dit christenkind de koning van Damast zal doden, en diens dochter huwen, die christin zal worden. De eerste en belangrijkste voorspelling komt niet uit. Dat is niet te danken aan de genomen voorzorgen (120-127), want die falen: Esmoreit ontdekt tenslotte toch wie hij is en hij wordt christen. Het gevaar is dus voor de koning van Damascus niet geweken. Maar die blijkt inmiddels allang uit het spel verdwenen te zijn. (18) De tweede en derde voorspelling zullen wel zijn uitgekomen, al wordt dat niet expliciet vermeld. In het spel wordt echter niet naar de profetie terugverwezen, zodat van een vervulling der voorspellingen niet kan worden gesproken. (19) Het huwelijk van Esmoreit en Damiët, onderdeel van de onheilsprofetie, wordt door Meester Platus bevorderd, die eerst heeft getracht dit huwelijk sociaal onmogelijk te maken (234-251). Hij vergezelt Damiët naar Sicilië; en uit niets blijkt, dat zich voor de Damascener dynastie een ramp voltrekt. (20) De onheilsprofetie bij de geboorte van een kind is in de literatuur een welbekend motief.Ga naar voetnoot9 Heel vaak wordt geprobeerd het onheil te keren door het kind dat de bedreiging vormt, te doden. Dat gebeurt ook hier, maar niet door de koning van Damast, die daartoe reden heeft, maar door Robbrecht. (21) Om de voorgenomen moord te rechtvaardigen zegt ook Robbrecht (166-169) bij de geboorte van Esmoreit (in een droom) te zijn gewaarschuwd, dat het kind hem zal doden. Er is dus sprake van twee identieke voorspellingen. De eerste die de koning van Damast betreft, is waar maar komt niet uit; de andere, die Robbrecht betreft, lijkt verzonnen maar komt wel uit. (22) De wijze waarop de koning van Damast de vervulling van de profetie wil voorkomen, wekt verbazing. Het lijkt nogal riskant om je gedoodverfde moordenaar als je zoon op te voeden. (23) En wanneer de koning werkelijk had willen beletten, dat zijn dochter met Esmoreit zou trouwen, had hij hen niet met elkaar in contact moeten brengen. (24) Damiët is successievelijk Esmoreits pleegmoeder en geliefde. Waartoe deze tour de force? Waarom heeft de dichter Esmoreit niet laten opvoeden door de vrouw van de koning, en diens dochter op de jongeman verliefd laten worden (zoals b.v. in Jan uut. den Vergiereji)? (25) Damiët zegt (459) haar liefde geheim te houden, omdat haar vader haar anders zou doden. Dat is evenwel nergens aangekondigd. (26) Ondanks het leeftijdsverschil, en hoewel hij Damiët altijd voor zijn zuster heeft gehouden, beantwoordt Esmoreit haar liefde. Hij belooft in elk geval plechtig te zullen terugkeren, wanneer hij zijn afkomst heeft leren kennen (576-581). Maar hij doet het niet: hij laat haar in de steek (vgl. Damiëts understatement in 897-899). (27) Damiët spreekt (in 288-289, 432-433, 448-449) niet over de wapens die op de band geborduurd zijn, waarin de vondeling gewikkeld was. (28) Ook de band zelf, die toch wel opvallend moet zijn geweest om als herkenningsteken te kunnen dienen, komt erg laat en vrij plotseling ter sprake. (29) Wanneer Esmoreit niet meer komt opdagen, gaat Damiët, alsof dat voor een oosterse prinses heel gewoon is, naar hem op zoek. (30) Esmoreit is naar het oosten verkocht, maar meent zelf dat hij een vondeling is. | |
[pagina 128]
| |
In het hele spel gedraagt hij zich daarnaar. Dat leidt tot opvallende inconsequenties. (31) Esmoreit verklaart bij zijn terugkomst in Sicilië tot twee maal toe, dat hij door de koning van Damast in diens boomgaard is gevonden. Niemand vraagt zich af, hoe hij daar gekomen kan zijn. (32) Esmoreit wordt door zijn familieleden bij dezelfde naam aangesproken die hij als vondeling in Damascus gekregen heeft. Dat verbaast hem niet. De naamgeving is geen detail van gering belang, want in de tekst wordt er uitdrukkelijk voor gezorgd, dat Esmoreit zijn doopnaam behoudt (vgl. 202-205 en 273), (33) Meester Platus deelt volkomen onverwachts mee, dat hij Esmoreit op Sicilië heeft gekocht. Hij wordt op zijn woord geloofd. Deze onthulling heeft alleen voor Robbrecht nadelige gevolgen. Esmoreit vraagt de Meester niet, wat hij indertijd op Sicilië had te zoeken; verwijt hem niet, dat hij zijn afkomst geheim gehouden heeft. Hij lijkt zich niet te realiseren, dat Platus en niet Robbrecht degene is die hem de ‘lachter’ (512) en het ‘groet verdriet’ heeft aangedaan, dat hij ‘te vondelinghe was gheleit’ (632-633). (34) Damiët is evenmin verontwaardigd. Als haar vader en Platus open kaart hadden gespeeld, had zij haar liefde voor Esmoreit niet behoeven te verheimelijken.
Wanneer men de lange reeks van eigenaardigheden beziet, kan men zich niet voorstellen, dat degene die Esmoreit bedacht, het verhaal zo slecht zou hebben gecomponeerd; dit temeer omdat de tekst op verscheidene plaatsen slimme motiveringen en handige aansluitingen bevat (vgl. b.v. 120-127, 234-251, 320-337, 582-589). Er moet in de loop van de overleveringsgeschiedenis wel het een en ander gewijzigd zijn. Op het eerste gezicht lijken de tegenspraken en inconsequenties chaotisch. Bij nader inzien evenwel wordt duidelijk, dat vele eigenaardigheden samenhang vertonen. De verschillende groepen ‘onregelmatigheden’ wijzen erop, dat het verhaal in bepaalde opzichten bewerkt is; ze vormen argumenten voor de reconstructie van het onderliggende verhaal. Zo zijn de aanwijzingen zeer sterk, dat Esmoreit niet verkocht is, maar inderdaad te vondeling gelegd. Wanneer Esmoreit evenwel in Sicilië is geboren, kan hij niet zonder meer in Damascus zijn gevonden. De verkoop van het kind dient derhalve om de afstand tussen ‘kerstenrike’ en ‘heydenesse’ te overbruggen. Eenmaal op de plaats van bestemming, moest het kind toch weer een vondeling worden, wat hij in het oorspronkelijke verhaal kennelijk was. Aanvankelijk lagen de twee locaties blijkbaar niet zo ver uiteen: Sicilië en Damascus zijn dus als plaatsen van handeling niet oorspronkelijk. Ook de rol van Robbrecht moet zijn aangepast. Mogelijk werd het kind wel met de dood bedreigd - een reden om het te vondeling te leggen - maar, als het kind niet verkocht werd, is Robbrechts rol uitgebreid. Op verscheidene plaatsen lijkt hij trouwens op te treden als de koning, wiens rol hij voor een deel moet hebben overgenomen. De dreiging behoeft derhalve niet van Robbrecht te zijn uitgegaan, maar kan van de koning zijn gekomen. Nu treden er in de twee uiteengelegen rijken twee (anonieme) koningen op, beiden in de clauskoppen als de coninc aangeduid. Wanneer de afstand tussen de twee locaties evenwel niet oorspronkelijk is, en het vondeling-motief tot eenheid van plaats dwingt, wordt het waarschijnlijk, dat er ook maar één koning was. Aan deze koning is voorspeld, dat het pasgeboren kind hem zal doden; hij wil de jongen uit de weg ruimen; om dat te voorkomen wordt het kind te vondeling gelegd. Dat kan alleen maar zijn moeder hebben gedaan - die geen koningin was en ook in de clauskoppen niet als zodanig wordt aangeduid. Zij wordt in Esmoreit dus niet ten onrechte voor de schuldi- | |
[pagina 129]
| |
ge gehouden en misschien daarom gevangen gezet. Het verhaal moet er ruwweg geschetst ongeveer als volgt hebben uitgezien. Een astroloog voorspelt aan een koning, dat er een kind is geboren dat de koning zal doden (en misschien nog meer onheil zal stichten). De koning wil het kind ombrengen. Om haar zoon te redden legt de moeder hem te vondeling. Het kind wordt gevonden en komt aan het koninklijke hof terecht. Of de koning zelf de vondeling heeft ontdekt, is niet zeker. De verzen 266-269 maken deel uit van het verzonnen verhaal dat de koning aan zijn dochter vertelt. Er wordt dus in de overgeleverde versie voor gezorgd, dat Esmoreit voor de prinses een vondeling is. Dat maakt het waarschijnlijk, dat zij zelf het kind aanvankelijk vond. In elk geval voedt de prinses (die de ongewone naam Damiët draagt) het kind op als een prins. Zij is voor hem een moeder en een zuster tegelijkertijd. In de overgeleverde tekst wordt de echte moeder voor de verdwijning van het kind aansprakelijk gesteld. Maar is deze passage oorspronkelijk? Om Esmoreit op Sicilië de nodige achtergrond te verschaffen is een tweede koning gecreëerd; wanneer deze figuur niet oorspronkelijk is, kan hij ook de moeder van Esmoreit niet in de gevangenis laten werpen. Maar natuurlijk had Esmoreit een vader; zou die het dan niet eens geweest zijn met het feit dat het kind om zijn bestwil te vondeling werd gelegd? Het een en ander blijft onduidelijk. In het verhaal wordt nu een sprong in de tijd gemaakt. Esmoreit is plotseling een volwassen jongeman. Hij ligt in de boomgaard en hoort een jonge joncfrouwe (welke kwalificatie verbazingwekkend genoeg op zijn pleegmoeder en -zuster Damiët blijkt te slaan) klagen over baar liefde voor hem. Zij bemint hem, hoewel hij een vondeling is. Esmoreit wordt door deze ontboezeming overvallen, maar schijnt haar liefde wel te willen beantwoorden; het feit echter dat hij een vondeling blijkt te zijn, dwingt hem eerst zijn afkomst te achterhalen. Hij laat daarom de jonkvrouw in de steek en gaat op zoek naar zijn familie. Als het aan hem gelegen had, zou hij Damiët nooit hebben teruggezien. Over een zoektocht horen we niets. Esmoreit duikt direct op in zijn geboorteplaats en vestigt zich daar. De verlaten prinses reist hem achterna met de astroloog Meester Platus. Deze herkent de schurk Robbrecht en maakt diens misdaad bekend. Esmoreit is hevig verontwaardigd en lijkt Robbrecht eigenhandig te willen doodslaan (962-965*, 992-995). Maar na een summier proces wordt deze gehangen. Het laatste deel van de samenvatting behoeft nog correctie. Wanneer Esmoreit direct te vondeling is gelegd, heeft Robbrecht hem niet verkocht. Wanneer de schurk dus ter dood is gebracht, moet dat om een andere misdaad zijn gebeurd. Wat hij in ‘werkelijkheid’ heeft misdaan, valt uit de overgeleverde tekst niet af te leiden. Nemen we aan, dat het oorspronkelijke verhaal er ongeveer heeft uitgezien zoals het hier is samengevat, dan is het merendeel van de opgesomde eigenaardigheden verdwenen. Om de relatie tussen Esmoreit en Damiët te saneren, zouden we bovendien moeten aannemen, dat de jonge joncfrouwe oorspronkelijk niet Damiët was, doch een andere persoon. De verschillende aanduidingen in de clauskoppen (vgl. hierboven sub 3) wijzen daarop. Nu is het al te eenvoudig om inconsistenties, tegenspraken en andere onregelmatigheden in het verhaal weg te werken door een eenvoudiger verhaal als bron te postuleren, waarin deze eigenaardigheden ontbreken. De reconstructie van een oudere fase van een tekst dan wel van een verhaal is alleen betrouwbaar en acceptabel, wanneer kan worden verklaard hoe en waarom uit de oudere redactie de jongere is voortgeko- | |
[pagina 130]
| |
men. Ik zal hieronder proberen de tekstontwikkeling te reconstrueren. Maar ook zonder bewijsvoering kan een ruwe schets van het onderliggende verhaal zijn nut hebben. Zoals een montagefoto de politie kan helpen een onbekende misdadiger op te sporen, zo kan een hypothetische reconstructie van een gecorrumpeerd verhaal leiden tot herkenning van de bron. Wat de Esmoreit betreft hebben we geluk gehad. Het verhaal zoals dat hierboven is geschetst, komen we tegen in Maerlants Rijmbijbel, in het begin van het boek Exodus. Esmoreit blijkt identiek te zijn met Moses, die te vondeling werd gelegd en door de dochter van de farao opgevoed als een Egyptische prins. Wanneer we de verhalen naast elkaar leggen, blijken niet alleen de hoofdlijnen maar ook zoveel details overeen te stemmen, dat een vergissing uitgesloten lijkt. Het bijbelverhaal geeft bovendien het antwoord op menige vraag die hierboven is gesteld. | |
3. Moses'jeugd als Egyptische prinsIn 1271 voltooide Maerlant zijn berijmde bewerking van Petrus Comestor's Historia scolastica.Ga naar voetnoot10 Deze Fransman had in de 12de eeuw de Latijnse Vulgata, de middeleeuwse standaardvertaling van de bijbel, voorzien van woordverklaringen en toelichtingen, ontleend aan de geschriften der kerkvaders. Hij lardeerde de vulgaattekst bovendien met legenden en apocriefe details, waarbij hij onder meer putte uit het werk van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus.Ga naar voetnoot11 Deze ‘Scolastica’, bedoeld voor onderwijs en prediking, heeft vooral het Oude Testament voor leken toegankelijk gemaakt. Behalve Maerlant hebben in de Nederlanden ook de auteurs van twee ‘historiebijbels’ uitbreidingen van Comestor in hun proza-vertalingen opgenomen.Ga naar voetnoot12 In het eerste deel van Exodus, waarin Moses' jeugd beschreven wordt, is door Comestor een passage ingevoegd over Moses' veldtocht als Egyptische prins tegen de Ethiopiërs, en zijn verovering van Saba.Ga naar voetnoot13 Deze episode treffen we ook bij Maerlant en in de historiebijbels aan. Naar hieronder zal blijken, gaat Esmoreit voor een deel op deze apocriefe geschiedenis terug. Op grond van toespelingen op actuele gebeurtenissen kunnen we met grote waarschijnlijkheid aannemen, dat Esmoreit reeds circa 1340 bewerkt is. Het oorspronkelijke werk moet dus ouder zijn. Dat sluit de historiebijbels uit als bron. Esmoreit moet zijn gebaseerd op het verhaal uit Maerlants wijdverbreide Rijmbijbel, of het spel gaat rechtstreeks terug op Petrus Comestor's Latijnse Scolastica. De profetie bij de geboorte van het kind, die Maerlant heeft toegevoegdGa naar voetnoot14 en die we | |
[pagina 131]
| |
ok in Esmoreit aantreffen, maakt het mogelijk de Rijmbijbel als bron te ientificeren.Ga naar voetnoot15 Hieronder wordt dat deel van het boek Exodus diplomatisch afgedrukt, at duidelijke parallellen vertoont met Esmoreit. De tekst is ontleend aan handschrift 5.001 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (fol. 21vb-23ra), dat ‘waarschijnlijk et oudste afschrift van de Rijmbijbel is dat bewaard is gebleven’.Ga naar voetnoot16 De versnummers orresponderen met die in de uitgave van David (1858), die handschrift A, de ‘Scolastia van Waterduinen’ als teksthandschrift heeft gebruikt.Ga naar voetnoot17 | |
Aantekeningen bij de transcriptieDe verzen beginnen met een majuskel, die in een aparte kolom is geplaatst. De hoofdletters a (af en toe) f, h, p, v en w onderscheiden zich naar de vorm niet of nauwelijks van de minuskels. Elk vers eindigt met een punt, die in de transcriptie is weggelaten. Opgemerkt zij, dat op het eind van een woord vaak de lange s wordt gebruikt; vgl. hieronder noot 27. 3451 lees soude; 3454 hemelrike (later gecorrigeerd tot hemellikë) lees hemelike; 3475-3476 waarschijnlijk uit: So droech onsen here Ihesus die beweende sere; 3476 in hs.: Ih'c; 3477 langhe < laghen; 3494 na hadd is op rasuur ē toegevoegd. In redactie D ('s-Grav. K.B. 76 E 16) en F ('s-Grav. K.B. Ak. XVIII) lezen we hadt; 3496 carmende < carmede; 3536 lees Een i.p.v. Ende; 3552 lees seiden. In het hs. is een afkortingsstreep boven de e toegevoegd; 3553 ghe is weggeradeerd, maar de lezing lijkt vrijwel zeker; 3564 wl d.i. vul; 3566 besien < biesen, biesin of biesijn; 3567 de redacties D, E ('s-Grav. K.B. 129 A 11) en F lezen: Dat sijn voghele die... In het hs. is Die sine later verbeterd tot Die selue; 3570 rorme in latere hand gecorrigeerd tot worme. | |
[pagina 132]
| |
3425[regelnummer]
P Harao siet dal sijn raet
Hem lettel an staden staet
Ende gheboet al openbare
Wat knapelin gheboren ware
In ysrahel dat men dat sciere
3430[regelnummer]
Verdrinken soude in die riviere
Dit coste meneghen kinde tleuen
Dies lietse god so sere sneuen
Dat si worden also sod
Dat si anebeden vor god
3435[regelnummer]
Eenen stier die vten watre cam
In dien tiden was amram
Een man gheboren van leui
Ende nam een wijf gheloues mi
Van sinen gheslachte hiet iocabet
3440[regelnummer]
Nochtanne scuede hi hare let
Hi wilde eer sonder kinder bliuen
Dan hise also saghe ontliuen
Do was oec een egyptien
Die dat seide hi hadde vorsien
3445[regelnummer]
Dat in ysrahel soude sijn gheboren
Een kind ende soude egypten storen
Tien tiden onse here hiet
Amram dat hi ne scuede niet
Sijn wijf hi sal winnen den sone
3450[regelnummer]
Daer of dat seide die gone
Die egyplen souden breken
Iocabet dus hore wi spreken
Ghenas ens kinls mei stilre ale
Ende heli hemelrike ende wale
3455[regelnummer]
Drie maende sonder ghelud
Doch sachse het moeste comen hud
Ende deet in een vaetkin sciere
Dat vast was ende leit in die riuiere
Een deel buten den grote strome
3460[regelnummer]
Tkints suster hiet soe dat soe gome
Wat dat dar of sal ghescien
Ter riuieren cam mettien
Pharaons dochter termit
Soe wilde hare koelen ende maken wijt
3465[regelnummer]
Dat vaetkin heuet soe bekint
Ende dar in screien dat kint
T Fat dat buten was belijmt
Ende bepect ende begrijmt
Datter gheen water in ne mochte
3470[regelnummer]
Ende moysesse te lande brochte
Betekent den lechame marien
Dien soe also wilde castien
Met penitentien die soe nam
Datter nie sonde in ne cam
3475[regelnummer]
So droech onsen moyses
Ihesus die beweende des
Dat wi langhe in dien sonden
Hi halp ons met sinen wonden
Huten egypten dat lud mede
3480[regelnummer]
Sonden ende deimsterhede
Gheliker wijs dat dat gheuel
Dal dal tfolc van ysrahel
Van moysesse was verlost
Ende van den beduanghe vertrost
3485[regelnummer]
Also heueti ons gheleet
Vp dat ons die sonden sijn leet
Van den helschen pharao
Die ons gheuaen hadde also
Soe hiet hare bringhen van dart lach
3490[regelnummer]
Ende teersten dat soe tkint sach
Dit kint seit so dal wetic wel
Dits van den volke van ysrahel
Hare ontfarmets want so scone
Hadd[t] ghemaect god van den trone
3495[regelnummer]
Dat sine viande sijns ontfarmede
Ende therte dar omme carmende
Die egypse wiue boden hem de borste
Maer al sout steruen van dorste
Hen wilder altoes zughen ne ghene
3500[regelnummer]
Maria die suster diet wachte allene
Scide ghebenedide ioncvrouwe
Ghebiet dijt ie hale eene ebreusce vrouwe
Het sal wanic bi auenturen
Zughen bi rechter naturen
3505[regelnummer]
Eeneghe van sinen gheslachte
So doet sprac soe ie sta ende wachte
De moeder haelt so met desen
Alse or soe vremde hadde ghewesen
Dat kint soech die moeder saen
3510[regelnummer]
Ende soe heuet dar ontfaen
Van termit diet hare lonen woude
Onthier dat ment spanen soude
Ende doe soe tkint hadde ghespent
Heuet soe te houe ghesent
3515[regelnummer]
Die ioncvrouwe maecter of mede
Na die wet ende na der zede
Van den lande haren sone
Moyses hiet soene dor dat gone
Dat soene vien watre hier
3520[regelnummer]
So scone waest elc man had lief
T Enen liden heuet so brocht
Haren vader ende besocht
Of het hiet wilde horen
Dat soel te kinde hadde vercoren
3525[regelnummer]
Sere wonderde pharaone
Sine vulmaecteit so scone
Ende sene hem sine crone vpt houet
Dar anghesmeet was des ghelouet
Eene ymaedse van iupiterre
3530[regelnummer]
Tkint nam die crone ende was erre
Ende waerpse ontve ieghen den vloer
Mettien een vroet man der vp voer
Ende seide dit tkint slawi doed
So sijn wi quite van alre noed
3535[regelnummer]
Mar pharao behilt hem tleuen
Ende andre vroede was dar beneven
Ende seide dat hem kinscheit dede
Dat proeuedi dar ter stede
Hi brochte hem colen vorem dart stond
3540[regelnummer]
Dar warpi eene in sinen mond
Dathi nemmer scone ne sprac
Hi hadder of sulc onghemac
So scone waest hi ne was so fel
Sach hijt hi ne word ghezeet wel
| |
[pagina 133]
| |
3545[regelnummer]
Om hem te siene was menich droemen
In straten dar menne sach comen
DOe moyses ghewassen was
So ghesciede als iet las
Dat dat volc van ethyopen
3550[regelnummer]
Bede roueden ende dor cropen
Tland van egypten al wel naer
Do seide hare afgode ouer waer
Dat sijt ghewreken souden dan
Bi eenen ebreuschen man
3555[regelnummer]
Doch dat cume alle die gone
Thermid ghebaden haren sone
Moysesse teenen leedsman
Ende bi diere redenen nochtan
Hem ghene mesquame te doene
3560[regelnummer]
Moyses was sterc ende coene
Ende van horloghen wijs ende vroed
Therre ledde hi tors ende te voed
Mids in wostinen sonder sparen
Die al wl serpente waren
3565[regelnummer]
Met hem voerde hi odevaren
In husekine die besien waren
Die sine voghele aten
Worme ende serpente vtermaten
Ende daer si laghen liet hise gaen
3570[regelnummer]
Si verdreuen die rorme saen
Ende waren in ethyopen comen
Eermens tvint hadde vernomen
Ende eer dandre waren ghekert
Die egypten hadden ontert
3575[regelnummer]
So dat alt folc verre ende na
Vlo in die houet stad sabba
Die stede was also vast
Dat sire langhe waren gast
So dat des coninx dochter versach
3580[regelnummer]
Tharabis moysesse dar hi lach
Ende word beuaen met sire minne
So belouedene te latene inne
Met sinen here sonder waen
Wilde hise te wiue ontfaen
3585[regelnummer]
Dus wan hi die stad met heren
Mar doe wilde hi te lande keren
Ne wilds tharabis niet ghehinghen
Hi die vroed was van vele dinghen
Grauerde in tve diere stene
3590[regelnummer]
Tve beeldekine harde clene
Teen dede ghedinken tander vergheten
Teen gaf hi tharabis wil dijt welen
So dat soe der minne vergat
Ende hi kerde weder te sire stat
3595[regelnummer]
In dien tiden ghinc moyses
Int land van gessen merken des
Hoe dat voer sijn gheslachte
Daer sach hi blouwen onsachte
Eenen van egypten die was fel
3600[regelnummer]
Eenen andren van ysrahel
Dien sloech hi doet al dar te hand
Ende groeuene in dat zand
Hemelike dat niemene ne sach
Do sach hi vp den andren dach
3605[regelnummer]
Tve ebreuschen scelden echt
Hem seide hi die hadde onrecht
Dat hijs onberde het ware onnere
Dander seide bestu onse here
Wiltu mi morden wat sals ghescien
3610[regelnummer]
Als tu daets den egyptien
So dal pharao vernam dat word
Dat moyses hadde den man vermord
Ende sochten hem om te doene also
Mar moyses ontvlo
3615[regelnummer]
Ende cam ter stad van madian
| |
[pagina 134]
| |
Overeenkomsten met het spel van Esmoreit3425-3442. Deze passage vormt de inleiding op het verhaal van Moses' jeugd, en correspondeert met Esm. 1-57. Opmerkelijk zijn de volgende punten van overeenkomst. De farao - heel vaak, ook door Maerlant in Sp. Hist. I2, 1 en in de historiebijbels coninc genoemd - dreigt o.m. Moses te doden. Dezelfde dreiging gaat in Esmoreit van Robbrecht uit (mogelijk < de coninc; vgl. hierboven). Misschien is de specificatie in vers 47 (vgl. 3430; zie ook Esm. 156) niet van de hand van een willekeurige kopiist,Ga naar voetnoot18 maar van de bewerker die, met de oudere redactie voor ogen, Robbrecht de rol van moordenaar heeft toebedacht. Van belang is voorts het feit, dat de farao/coninc duidelijk als een heiden wordt gekarakteriseerd, die afgoden aanbidt. De enige ware God (der Christenen) (3432), ‘onse here’ (3447), is de God van Amram, Jocabet en Moses. In de verzen 3436-3442 wordt de indruk gewekt, dat het huwelijk van Moses' ouders tot diens geboorte kinderloos was gebleven (Esm. 11, 16-17, 31-37), doordat Maerlant de beperking post edictum bij Comestor niet vertaalt. In diens Historia scolastica staat, dat Amram na het bevel tot verdrinking niet méér kinderen wilde verwekken. De historiebijbels vermelden nog nauwkeuriger, dat Amram na de geboorte van Aäron en Mirjam geen kinderen meer wenste. 3443-3446. Alleen in de Rijmbijbel komt deze voorspelling voor, niet bij Petrus Comestor, niet in Maerlants Spiegel historiael, noch in de prozabijbels. In deze werken volgt een vergelijkbare profetie op de scène waarin Moses de kroon van de farao stuk gooit (vgl. 3521-3534). Ook in Esmoreit is de profetie van Platus nauw verbonden met de geboorte van het kind. De voorspelling is echter geconcretiseerd. Esmoreit zal niet het land storen (3446) dan wel breken (3451); hij zal de koning doden. Maar die profetie komt niet uit (zie hierboven onregelmatigheid 17), en we weten nu waarom: de bijbelse voorspelling gaat wel in vervulling, maar na de episode die als bron voor Esmoreit dient. De voorspelling is ook uitgebreid: Esmoreit zal met de dochter van de koning trouwen, die Christin zal worden. Aan de profetie (Esm. 58-79) is de raad van Platus gekoppeld om de vervulling te voorkomen, een twijfelachtig plan, dat moet dienen om de jonge Siciliaan te Damascus als vondeling aan Damiët te kunnen presenteren. 3447-3461. Dat Moses op goddelijk bevel werd verwekt, vinden we in Esmoreit niet terug. Uiteraard kon Esmoreit ook niet door zijn moeder te vondeling worden gelegd: zij had daar geen reden toe, en de vindplaats zou dan te ver van Damascus verwijderd zijn. Wel wordt ook in Esmoreit de indruk gewekt, dat er enige tijd (3455) verstrijkt tussen de geboorte en het verdwijnen van het kind (vgl. Esm. 48, 142-143, 152). Doordat Esmoreit niet werkelijk wordt gevonden, is het ook uitgesloten, dat een zuster van Esmoreit van het vinden getuige kon zijn. Men zou kunnen denken, dat in de dubbele rol van Damiët, die voor het kind moeder en zuster is, de rol van de zuster tot uitdrukking komt. Ik betwijfel dat; de toevoeging van suster (voor het eerst in 272) heeft waarschijnlijk een andere reden (vgl. hieronder § 5). 3462-3470. Termit heet in de Spiegel historiael en in de historiebijbels meest des co-nincs dochter. In Esmoreit vindt zij het kind niet (meer) zelf, maar de wijze waarop de koning hem gevonden zou hebben, vertoont overeenkomsten (Esm. 266-267): de koning gaat zich vertreden en het kind ligt te huilen. Esmoreit wordt evenwel in de tuin en | |
[pagina 135]
| |
niet in de rivier gevonden. 3471-3488. Aan de tekst van de Scolastica heeft Maerlant een uitweiding toegevoegd, waarin hij het korfje duidt als voorafbeelding van Maria.Ga naar voetnoot19 Deze passage vinden we in Esmoreit niet terug. 3489-3496. Anders dan in Esmoreit (vgl. 286-289) kent Termit de afkomst van de vondeling. Het is een Joodse jongen, die eigenlijk verdronken zou moeten worden. Maar zij laat zich vermurwen door zijn buitengewone schoonheid. Ook Esmoreit is bijzonder mooi (263); Damiët wil hem graag opvoeden: zij heeft nog nooit zo'n mooi kind gezien (Esm. 274-281). In het bijbelverhaal treffen we hier dus eveneens de in § 2 sub 22 genoemde eigenaardigheid aan. Maar het moederlijke gedrag van Termit is gemakkelijker te aanvaarden. Zij kent wel de afkomst van de jongen, maar weet niet dat juist hij degene is die onheil over Egypte zal brengen. 3497-3514. Moses wordt dank zij zijn zuster door zijn eigen moeder gezoogd. Dat was door de afstand tussen Damascus en Sicilië in Esmoreit natuurlijk uitgesloten. Wel komt Esmoreits moeder nog eens in beeld (292-405), maar dat behoeft niet als een parallel te worden beschouwd. Zij krijgt de schuld voor Esmoreits verdwijning, wat wel in overeenstemming is met de werkelijkheid van het bijbelverhaal. 3515-3519. Moses wordt naar het koninklijk hof teruggebracht. Termit adopteert hem en geeft hem zijn naam. Ook Esmoreit krijgt bij de adoptie zijn naam (273), eveneens van degene die hem heeft gevonden, of liever van degene die dat pretendeert, de koning. 3520-3546. Van deze hele episode vinden we in Esmoreit niets terug. Het kind kan niet door Damiët aan haar vader worden gepresenteerd, want deze heeft haar juist het kind gegeven. Maar ook het voorval met de kroon komt niet ter sprake. Het is evenwel opvallend, dat de farao mede op aanraden van een van zijn raadslieden een ongunstig voorteken in de wind slaat en weigert het kind te doden; hij laat het zelfs als een prins aan zijn hof opgroeien. 3547-3576. Een van de meest frappante overeenkomsten tussen de verhalen over Moses en Esmoreit is de sprong in de tijd die wordt gemaakt. In 3547 is Moses plotseling volwassen. In Esm. 406 wordt dat niet eens uitgedrukt, maar op het toneel blijkt dat natuurlijk wel uit het postuur van ‘de jonghelinc’. Over een veldtocht en belegering lezen we in Esmoreit niets. De scène in de boomgaard en de dialoog tussen Esmoreit en ‘de jonge joncfrouwe (Damiet)’ heeft evenwel een pendant in: 3577-3594. Naast verschillen zijn er treffende overeenkomsten. ‘Des coninx dochter’ verklaart haar liefde aan Moses ‘dar hi lach’ (3579-3580). Ook in Esmoreit is het de prinses die (ongewild) het initiatief neemt. Zij klaagt over haar uitzichtloze liefde voor Esmoreit, terwijl deze binnen gehoorsafstand in haar boomgaard ligt (Esm. 424-425). De koningsdochter van Saba belooft Moses de overgave van de stad als hij met haar trouwt; de prinses van Damast belooft Esmoreit het koninkrijk (518-523). Moses stemt toe (3584); ook Esmoreit zweert Damiët trouw (576-581). De jongemannen laten beiden hun bruid in de steek. Moses vertrekt voorgoed en ook Esmoreit keert niet naar Damascus terug. De in § 2 sub 3, 4 en 19 genoemde eigenaardigheden geven reden om | |
[pagina 136]
| |
aan te nemen, dat de hereniging van Esmoreit en Damiët - die aan de laatste te danken is - niet tot het oorspronkelijke verhaal behoort. Moses verzint een list om weer tesire stat (in Aegyptum zegt Comestor) terug te kunnen keren. Hij maakt twee ogenschijnlijk gelijke ringen: ‘Teen dede ghedinken tander vergheten’. De laatste geeft hij Tara-bis, de ander houdt hij zelf (wat Maerlant vergeet te vertellen). Bij het vertrek van Esmoreit krijgt deze van Damiët de band waarin hij als vondeling was gewikkeld. Dat is natuurlijk een geschenk van heel andere aard. Het is dan ook twijfelachtig, of hier een parallel moet worden aangenomen. 3595-3597. Moses laat in 3594 des coninx dochter achter om naar zijn eigen land terug te keren. Direct daarop blijkt hij ‘int land van gessen’ te zijn gegaan om ‘sijn gheslachte’ op te zoeken. Ook de vondeling Esmoreit gaat op zoek naar zijn ‘gheslacht’ (569, 607, 692). Moses' bloedverwanten leven in slavernij. Ook Esmoreits moeder zit gevangen (Esm. 619-621, 631, 671, 688). 3598-3601. Moses slaat in drift een Egyptenaar dood, die een Jood afranselde. Het lijkt erop, dat ook Esmoreit de schurk Robbrecht in 962-965* ‘(Bi den Here die mi ghe-boet, Die ondaet sal ghewroken sijn. Nu moetti hebben uwen fijn!)’ eigenhandig zal doden (vgl. ook de herhaling in 992-995). Vanwege de dood van de Egyptenaar moet Moses het land uit vluchten. Zijn leven als Egyptische prins is daarmee plotseling ten einde. Ook het verhaal over Esmoreit houdt met de dood van Robbrecht abrupt op. Het wordt niet werkelijk afgesloten, terwijl toch het huwelijk met Damiët of de kroning voor een waardig slot had kunnen zorgen. De hierboven afgedrukte hoofdstukken uit het boek Exodus vormen geen afgerond verhaal; ze beschrijven tezamen een periode uit het leven van Moses. Het spel van Esmoreit wordt in de tweede, toegevoegde epiloogGa naar voetnoot20 terecht als volgt samengevat: ‘Hoe Esmoreit ene wrake heeft gedaen Over Robbrecht sinen neve, al hier ter stede’. De schurk Robbrecht is de bindende factor in het spel. Met zijn optreden begint het stuk en het eindigt met zijn dood. Maar de hoofdpersoon is hij niet. Zoals de titel in het Handschrift-Van Hulthem aangeeft, handelt het spel over Esmoreit; maar ten aanzien van de hoofdpersoon is er van eenheid van handeling geen sprake. Het spel valt uiteen in drie losse episoden.Ga naar voetnoot21 In het eerste deel (1-405) is Esmoreits rol passief. Pas in het tweede ‘bedrijf’ betreedt hij zelfstandig het toneel. In 592 begint de laatste episode, waarin | |
[pagina 137]
| |
hij terugkeert naar zijn geboorteland, aldaar zijn verwanten ontmoet en een man doodt. Deze driedeling correspondeert met de drie opeenvolgende episoden in Maerlants Rijmbijbel: Moses in Egypte, Moses in Ethiopië en Moses in het land van Jesse. Het gebrek aan eenheid in Esmoreit wordt verklaard door het feit, dat het spel niet vrij gecomponeerd is; het verhaal is geen fictie, maar in oorsprong bijbelse historie. De overeenkomsten zijn talrijk en gedetailleerd. Alleen al de genoemde parallellen rechtvaardigen m.i. de conclusie, dat het bijbelverhaal over Moses aan Esmoreit ten grondslag ligt. Maar er zijn ook verschillen. Zoals we in de volgende paragraaf zullen zien, zijn deze evenwel voor een groot deel te wijten aan herkenbare wijzigingen gedurende de tekstoverlevering. Deze verschillen pleiten dus niet tegen, maar juist voor de identiteit van Moses en Esmoreit. Bovendien zijn de meeste van de hierboven in § 2 opgesomde eigenaardigheden in Esmoreit te begrijpen, wanneer we aannemen dat Esmoreit teruggaat op het verhaal van Moses. We komen daarop terug in § 5. | |
4. Sijn name es moysesWanneer we afzien van de episoden uit het bijbelverhaal die in Esmoreit ontbreken: de vergelijking van het korfje met Maria, het stukgooien van de koningskroon en de veldtocht tegen de Ethiopiërs, kunnen we de volgende essentiële verschillen opmerken: (a) de namen zijn niet identiek, (b) de locaties verschillen, en (c) er treden in de bijbel twee koningsdochters op, in Esmoreit slechts een. Naar ik meen, hangen de meeste van de overige verschillen met de genoemde drie samen. Het behoeft ons niet te verbazen, dat de anonieme wijze in 3443 en de naamloze Egyptenaar in 3599 in Esmoreit namen hebben gekregen: Platus en Robbrecht. In het bijbelverhaal wordt de naam van de farao verzwegen.Ga naar voetnoot22 Ook in Esmoreit wordt volstaan met de aanduiding de coninc. Esmoreits ouders zijn tot koning en koningin van Sicilië gepromoveerd en worden evenmin bij hun naam genoemd. Dit alles vergemakkelijkt de identificatie van de bron van het verhaal niet, maar levert ook geen tegenargumenten op. In elk van beide verhalen worden evenwel twee persoonsnamen gebruikt, die gelijkluidend zouden moeten zijn. Tegenover des conincs dochter Termit staat Damiët, terwijl Esmoreit de rol van Moses vervult. Het kost geen moeite in te zien, dat damiët een vervorming kan zijn van termit. Damiët is als persoonsnaam weliswaar nergens aangewezen,Ga naar voetnoot23 maar de plaatsnaam Damiate/Damiet(t)e is welbekend. De stad werd tijdens de vijfde kruistocht in 1219 veroverd, en viel in 1249 opnieuw in handen van de christenen; de plaats wordt in menige kruistochtroman genoemd. De naam Termit daarentegen is volkomen onbekend; van deze ongewone persoonsnaam treffen | |
[pagina 138]
| |
we dan ook verscheidene verbasteringen aan.Ga naar voetnoot24 Het is een bekend feit, dat vooral eigennamen door kopiisten gemakkelijk worden verlezen, daar betekenis en context vaak geen steun geven bij de herkenning. Een voorbeeld levert de hierboven afgedrukte passage uit de Rijmbijbel: in verscheidene redacties (o.m. D, E en F) heet Moses' moeder Jacobet (< Jocabet).Ga naar voetnoot25 Naar ik meen, is damiet (via damit) een verbastering, door associatie met de plaatsnaam, van termit. Een verlezing is des te gemakkelijker te aanvaarden, wanneer men bedenkt, dat d en t in gotisch schrift sterke overeenkomst kunnen vertonen. De d heeft in het boekschrift in de periode waarom het hier gaat, eind dertiende, begin veertiende eeuw, geen lange rechte stok, maar bestaat uit twee halve cirkels die tezamen het oog vormen, met daarboven een schuine pennestreek. De t bestaat uit een halve cirkel en een vlag die er meestal als een horizontale streep boven de halve cirkel uitziet. De t en de eerste haal van de e kunnen daardoor voor een d en de tweede haal van de e met de r voor een a worden aangezien - zeker wanneer het woord onbekend is. Gezien de verdere overeenkomst van de twee namen, lijkt het mij niet aan twijfel onderhevig, dat damiet (damit) tot termit kan worden herleid. De ongewone eigennaam Damiët vormt daardoor een belangrijk middel tot identificatie van de bron van Esmoreit. De correspondentie tussen Moses en Esmoreit is minder doorzichtig. Om te beginnen is Moses, of liever moyses zoals Maerlant hem noemt, een bekende naam, die in een bijbelse context wel altijd herkenbaar moet zijn geweest. Een verbastering werd pas mogelijk na isolering van het verhaal. Aan de verlezing moet bovendien een andere fout zijn voorafgegaan: twee woorden zijn abusievelijk aaneengeschreven.Ga naar voetnoot26 Hier zou men kunnen tegenwerpen, dat ook wanneer het wit tussen de twee woorden minimaal zou zijn, de korte s toch het woordeinde moet hebben gemarkeerd. Nu zijn er kopiisten die slechts de lange s gebruiken, in andere codices wisselen lange en korte s elkaar aan het einde van het woord af. En in vele gevallen wordt incidenteel een lange i.p.v. een korte s gebruikt.Ga naar voetnoot27 Afgezien van dit alles, is het mogelijk, dat niet het beeld in de legger maar | |
[pagina 139]
| |
een hoorfout voor de aaneenschrij ving heeft gezorgd.Ga naar voetnoot28 Een kopiist dicteert zichzelf terwijl hij schrijft. Zo kan uit es moyses esmoyses zijn ontstaan. De eigennaam is dan onherkenbaar en gegeven het feit dat een y (bestaande uit een stok en een lange vlag) en een r (bestaande uit een stok en een korte vlag) verrassend sterk op elkaar lijken, kan in esmorses de persoonsnaam esmorés/esmerés zijn herkend, waarvan esmoreit/esmereit een vrije variant is.Ga naar voetnoot29 Eén punt moet nu nog worden opgehelderd. Bij Maerlant staan de woorden es en moyses niet achter elkaar: ‘Moyses hiet soene’ wordt in 3518 meegedeeld.Ga naar voetnoot30 Zetten we evenwel de naamgeving in de directe rede, zoals in Esm. 204 en 273, dan kan Termit/Damiët hebben gezegd: ‘Sijn name es moyses’. Een bekende crux in de Essmoreit-filologie vormt het ‘averechtse leeftijdsverschil’ tussen Esmoreit en Damiët (zie hierboven § 2, sub 24).Ga naar voetnoot31 Met kennis van de bron is dit probleem eenvoudig op te lossen. In Exodus is sprake van twee koningsdochters, Termit en Tarabis. De eerste is Moses' pleegmoeder, de ander zijn kortstondige bruid. Het ziet ernaar uit, dat deze twee personen zijn verward, waarschijnlijk doordat zij beiden prinsessen waren en, zij het niet tegelijkertijd, ‘jonge joncfrouwen’. De plotselinge en onaangekondigde sprong in de tijd (in Esm. tussen 405 en 406) kan tot de verwarring aanleiding hebben gegeven. Dat wijst erop, dat de veldtocht tegen de Ethiopiërs op dat moment reeds niet meer ter sprake werd gebracht - waarschijnlijk omdat deze onderneming zich niet leende voor dialoog of (tafel)spel. Ook de in § 2 sub 3 genoemde eigenaardigheid, het feit dat Damiët in de Tarabis-episode op een andere wijze dan voorheen wordt aangeduid, nl. als ‘de jonge joncfrouwe Damiet’, wijst erop, dat de versmelting der twee prinsessen niet zover terug ligt in de tekstgeschiedenis; maar toch vóór de invoeging van de zoektocht van Damiët en Platus en vóór Esmoreits lofzang op Damiët in 824-837 (zie hieronder § 5). De verhalen van Moses en van Esmoreit vertonen vele overeenkomsten. De essentiële afwijkingen in Esmoreit kunnen als fouten en aanpassingen worden verklaard. Met kennis van de bron en de tekstgeschiedenis zijn vele van de in § 2 opgesomde eigenaardigheden te begrijpen. We mogen concluderen, dat esmoreit es moyses. In de navolgende paragraaf zullen we een poging doen de tekstgeschiedenis te schetsen. We kunnen ervan uitgaan, dat enkele capittels uit het boek Exodus het verhaal hebben geleverd dat we in sterk gewijzigde vorm in Esmoreit aantreffen. Juist omdat de verschillen groot zijn, is het de moeite waard te overwegen hoe de tekstontwikkeling is verlopen. | |
[pagina 140]
| |
5. Schets van de tekstgeschiedenisDe bron van Esmoreit moge nu bekend zijn, ten aanzien van de tekstontwikkeling blijven er vele vragen open. We kennen begin- en eindpunt van de overlevering en het is duidelijk, dat er verscheidene tussenfasen moeten worden aangenomen. Het verhaal van Esmoreit kan niet rechtstreeks aan Maerlants Rijmbijbel ontleend zijn. Het is immers niet aannemelijk, dat in een bijbelse context de naam Moyses verbasterd zou raken. Uit de Rijmbijbel moet daarom de episode van Moses' Egyptische jeugd zijn geïsoleerd. Dit verhaal werd, getuige de corruptie van de naam, op zeker moment niet meer als gewijde geschiedenis herkend. Duidelijke verwijzingen naar de bijbel moeten op dat moment hebben ontbroken. Moses' ouders zullen niet bij name zijn genoemd; de farao moet wel als coninc zijn aangeduid; misschien ontbrak de plaatsbepaling in Egypte, en waarschijnlijk werd niet gezegd, dat Moses een Jood was.Ga naar voetnoot32 Maerlants tekst moet bewerkt zijn, maar met welk doel? Misschien leverde de Rijmbijbel rechtstreeks de stof voor een hoofs verhaal,Ga naar voetnoot33 waarbij minder ter zake doende details, de voorafbeelding van Maria, de scène met de kroon, de veldtocht tegen de Ethiopiërs, zijn weggelaten. Op dit hoofse verhaal zou dan de toneelbewerking teruggaan. Maar waarom zou de dood van de Egyptenaar dan wel zijn behouden? Ook de eerste episode, waarin Moses te vondeling wordt gelegd, heeft geen hoofse strekking en houdt nauwelijks verband met de ontmoeting tussen Moses en de prinses van Saba. Zou van meet af aan zijn gezocht naar stof voor een hoofse geschiedenis, dan zou de compositie strakker zijn geweest. De handhaving der drie opeenvolgende episoden, die slechts door de persoon van Moses worden verbonden, wijst op een bijbelse versie, een los bijbelverhaal, naar alle waarschijnlijkheid in de vorm van een spel. De veldtocht en de belegering van Saba lenen zich immers slecht voor de dialoog op het toneel, evenals Maerlants terzijde in 3471-3488; en ook de scène met de kroon levert problemen op, daar deze, anders dan de vondeling-episode, een acterend kind vereist. De hypothese van een bijbelspelGa naar voetnoot34 verklaart zowel de weglatingen als de geringe sa- | |
[pagina 141]
| |
menhang in het verhaal, dat uit drie losse episoden bestaat. Het ‘spel van Moses’, na de versie in Maerlants Rijmbijbel de tweede fase in de tekstgeschiedenis, moet naar de inhoud een vereenvoudiging zijn geweest. Niet alleen zijn enkele passages weggelaten, de verhalende tekst werd ook omgezet in de directe rede. Daarbij valt allicht informatie weg die bezwaarlijk een der optredende personages in de mond kan worden gelegd. Zo zal de vermelding van het feit dat God Amram het bevel gaf Moses te verwekken, reeds in deze redactie zijn weggelaten. Waarschijnlijk is aan Amram, die in de bijbel slechts genoemd wordt, in het spel geen rol toebedeeld geweest. In het bijbelspel zullen de volgende personages zijn opgetreden: de coninc, de meester, de vrouwe (sine moeder), Termit, de jonghelinc, de jonge joncfrouwe, een keitijf.Ga naar voetnoot35 Het spel zal het volgende verloop hebben gehad. (1) In de inleidende monoloog worden, waarschijnlijk door de heidense koning, bedreigingen geuit, al dan niet expliciet tegen Moses gericht. (2) Een astroloog profeteert, | |
[pagina 142]
| |
hoe een kind dat omstreeks die tijd wordt geboren, het land zal vernietigen, resp. de koning zal doden. (3) De vrouwe legt haar kind te vondeling. (4) Termit vindt het kind. Dialoog met de koning. De jongen wordt geadopteerd en krijgt de naam Moyses. (5) Misschien komt hier de moeder nog aan het woord, die het kind immers zoogt; maar waarschijnlijk lijkt me dat niet. (6) Dialoog tussen de jonghelinc (Moses) en een jonge joncfrouwe. (7) De ontmoeting eindigt met Moses' vertrek. Hij gaat naar ‘sijn gheslacht’. Waarschijnlijk spreekt hij met zijn moeder. (8) De jonghelinc stuit op de ‘keitijf’ die een man afranselt, en slaat hem dood. (9) De jonghelinc vlucht, misschien na het uitspreken van een epiloog. Het was voor het publiek niet evident, dat het spel zoals het hier is samengevat, aan de bijbel ontleend is. De bijbelse context ontbreekt. Moses heet - zoals dat in de clauskoppen in de overgeleverde redactie van Esmoreit nog steeds het geval is - de jonghelinc. Mogelijk werd de naam van de hoofdpersoon slechts eenmaal genoemd; en de naamgeving zal in de directe rede hebben gestaan: ‘Sijn name es moyses’. Een verlezing (es moyses > esmores > esmoreit) is alles bijeen zeer waarschijnlijk. Daarmee wordt het spel van Moses tot spel van Esmoreit (de derde fase in de tekstgeschiedenis) en is nu definitief een wereldlijk toneelstuk.Ga naar voetnoot36 Van nu af aan is de tekst uitgebreid en verbeterd. In hoeveel fasen dat is gebeurd, valt niet te zeggen. We kunnen evenwel verscheidene clusters van samenhangende veranderingen herkennen. (I) De tegenstelling monotheïsme - polytheïsme werd vertaald in de eigentijdse oppositie Christendom - Islam.Ga naar voetnoot37 Esmoreit moest van christelijke afkomst zijn en werd opgevoed aan het hof van een Mohammedaanse koning. Dat leidde tot de keus van Sicilië en Damascus als plaatsen van handeling. Beide koninkrijken zijn uit de kruistochtromans welbekend; het zijn bolwerken van christelijke, resp. islamitische kultuur. Door de grote afstand kon het kind dat de koning zou doden, niet zonder meer te vondeling worden gelegd. Dat leidde ertoe, dat de Meester het kind op Sicilië ging halen. Misschien stal hij het kind aanvankelijk,Ga naar voetnoot38 misschien marchandeerde hij met de christelijke koning, een verdubbeling van de heidense vorst.Ga naar voetnoot39 Misschien werd de rol van dief en verkoper toch van meet af aan toebedeeld aan ‘de keitijf’, die op het eind van het spel door de jonghelinc wordt gedood. Op zeker moment in elk geval is deze schurk degene die het kind verkoopt, en dat is in dramatisch opzicht een vondst geweest. Nu werd het verhaal plotseling tot een eenheid. In het begin van het spel wordt de misdaad begaan; op het eind stelt de gedupeerde de misdadiger terecht. Daartussenin zijn allerlei verwijzingen ingevlochten. De verkoop maakt het onmogelijk, dat de dochter van de koning het kind zou vin- | |
[pagina 143]
| |
den. De koning zegt haar nu, dat de jongen een vondeling is. De rollen van vader en dochter worden tot op zekere hoogte verwisseld. Zo geeft de koning Esmoreit zijn naam. Uiteraard moest ook een motivering worden gegeven voor het feit, dat Esmo-reits afkomst voor Damiët geheim moest blijven. Volgens Platus (234-251) zou zij anders te zijner tijd verliefd kunnen worden op de jongen, en dan haar mond voorbijpraten. (II) Misschien dat mede dit gegeven tot het verkeerd begrip in het tweede ‘bedrijf’ heeft geleid, waarin een kopiist of bewerker de jonge joncfrouwe voor Damiët heeft gehouden, en haar naam heeft toegevoegd: de jonge joncfrouwe Damiët. Deze verwarring der twee joncfrouwen heeft tot verschillende aanpassingen geleid. Om de romance tussen pleegmoeder en -zoon aanvaardbaar te maken kreeg Damiët van haar vader detaak voor de vondeling niet alleen een moeder, maar ook een zuster te zijn, waarmee het leeftijdsverschil werd verdoezeld. Niet alleen de gecompliceerdheid van deze opdracht wijst op uitbreiding; ook lengte en ritme der verzen 278, 284 en 439 maken het waarschijnlijk, dat suster is toegevoegd.Ga naar voetnoot40 Maar dat niet alleen: ook de dialoog tussen Esmoreit en de jonge joncfrouwe moet zijn aangepast. Misschien was het nog wel aanvaardbaar, dat Esmoreit de onbekende joncfrouwe in de steek liet om naar zijn familie op zoek te gaan, zeker wanneer hij haar, net als Moses, een toverring gaf die maakte dat zij hem vergat. Maar toen hij eenmaal een relatie had met Damiët, aan wie hij zoveel verschuldigd was, werd het onbehoorlijk, dat hij niet naar haar terugkeerde. In zijn eigen land wachtte echter de schurk, misschien reeds Robbrecht genoemd, op zijn vonnis; daar kon Esmoreit niet worden gemist. Daarom is de reis van Damiët en Platus naar Sicilië ingevoegd. De Meester kan - nu Robbrecht zich niet langer aan mishandeling maar aan kinderhandel heeft schuldig gemaakt - meteen als kroongetuige optreden. Het weerzien met Damiët wordt voorbereid in 824-837, waarin Esmoreit zonder directe aanleiding zijn liefde verklaart. Deze claus moet grotendeels zijn geïnterpoleerd.Ga naar voetnoot41 Esmoreit en Damiët worden dus herenigd; ze zullen huwen en daartoe moet Damiët natuurlijk christin worden. Deze gegevens hebben achteraf tot uitbreiding van de eerste profetie geleid, die storend genoeg, niet werd vervuld. Ook door deze uitbreiding ging het verhaal meer samenhang vertonen. (III) De persoonsverandering, de overgang van Moyses in Esmoreit, heeft nog een opmerkelijke aanpassing tot gevolg gehad. In de Rijmbijbel is Moses een vondeling, maar zijn Joodse afkomst is bekend, aan Termit, aan hemzelf en aan zijn verwanten.Ga naar voetnoot42 In het algemeen evenwel zijn vondelingen per definitie anonymi, mensen zonder sociale achtergrond. Met het vondeling-motiefis in de literatuur dan ook vaak de ‘Vatersuche’ verbonden.Ga naar voetnoot43 Nu is het toevallig, dat van de vondeling Moses wordt verhaald, dat hij zijn verwanten gaat opzoeken. Het is begrijpelijk, dat dit bezoek als een zoektocht werd opgevat. | |
[pagina 144]
| |
In vele verhalen heeft de vader of moeder die het kind noodgedwongen te vondeling legt, een herkenningsteken achtergelaten: een zijden doek, een ring, een edelsteen of een zwaard. De jongeman die naar zijn ouders op zoek gaat, draagt dit teken duidelijk zichtbaar en wordt daaraan inderdaad herkend. Dat verklaart het feit dat Damiët in de boomgaard plotseling de band te voorschijn tovert waarin Esmoreit als kind gewikkeld was. Een erg duidelijk herkenningsteken is zo'n windsel op zichzelf niet; daarom zijn in een later stadium de bijzonderheden toegevoegd over de wapens die erop zouden zijn geborduurd. Het is denkbaar, dat de drie groepen veranderingen door één bewerker zijn aangebracht, maar waarschijnlijk is dat niet. Op rekening van dezelfde man zouden dan niet alleen de vele verbeteringen moeten worden geschreven, die van oorspronkelijkheid en vakmanschap getuigen; hij zou ook de twee joncfrouwen hebben verward, terwijl dat toch tot evidente problemen leidt i.v.m. de leeftijd. Misschien moeten we een hele rij vast kopiisten-bewerkers aannemen, maar naar ik meen toch tenminste twee. De eerste heeft dan de plaatsaanduidingen Sicilië en Damascus toegevoegd met alles wat daaraan vast zit (I), en het motief uitgewerkt van de vondeling die naar zijn ouders zoekt (III). De tweede bewerker zou na voorgaande verwarring der twee ‘jonge joncfrouwen’ voor de sub (II) genoemde aanpassingen hebben gezorgd. (IV) We moeten evenwel nog een jongere bewerker aannemen, die in het spel van Esmoreit, nu koningszoon van Sicilië, toespelingen heeft gevlochten op de actualiteit. Misschien bracht mede de naam van Robbrecht hem op het idee, misschien ook heeft hij de naam zelf toegevoegd. In elk geval zijn de plaatsen waar over Esmoreits afkomst en over de wapens op de band wordt gesproken, van hem,Ga naar voetnoot44 en waarschijnlijk ook de proloog en de openingsmonoloog van Robbrecht (31-57) en de verwijzing daarnaar in 943; de verzen 166-169 heeft hij abusievelijk niet aangepast. Ook het gedeelde koningschap van Esmoreit en zijn vader (vgl. 910-925) is een historisch gegeven; en er is ook reden om aan te nemen, dat de gebeden die getuigen van de devotie der Franciscaanse Spiritualen,Ga naar voetnoot45 aan dezelfde bewerker moeten worden toegeschreven. Samenvattend kunnen we vaststellen, dat in de tekstgeschiedenis van Esmoreit tenminste 5 ontwikkelingsfasen moeten worden onderscheiden: de tekst van de bron, Maerlants Rijmbijbel, in 1271 voltooid; het bijbelspel over Moses; en 3 bewerkingen van het spel van Esmoreit, waarvan de laatste circa 1340 kan worden gedateerd. Sindsdien zijn er nog wel veranderingen in de tekst aangebracht. Deze kunnen evenwel worden verklaard als kopiistenfouten en -correcties.Ga naar voetnoot46 Er zijn geen aanwijzingen, dat de tekst tussen circa 1340 en circa 1410 opnieuw bewerkt zou zijn.
Bussum, Wladimirlaan 11 A.M. DUINHOVEN |
|