De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |||||||||||
De beperkingen bij doen in het verwijzende het (of dat) doen0. InleidingHet verwijzende het (of dat) doen is sterk verwant met samentrekking; soms komen ze samen voor:
De verwijzing komt dus voor bij nevenschikking, maar ook antwoordzinnen kennen het verschijnsel:
Tenslotte vinden we het ook bij onderschikking (zonder de beperkingen die samentrekking bij dat verband kent):
Het doen staat bijna altijd achter dat waar het naar verwijst; dat is op z'n minst een hoofdww, maar soms bovendien nog een of meer andere zinsdelen:
Doen enz. is ook zelf - net als blijft enz. - per se hoofdww en nooit hulpww. Het ontleent z'n grammatikale waarde aan het element in het voorafgaande ww-patroon waar het naar verwijst (zoals de maan z'n licht aan de zon), maar bij dat verwijzen bestaan beperkingen (de maan weerkaatst maar een deel van al het zonlicht). Het doen kan bv. niet naar elk hoofdww verwijzen en het kan niet de vollédige gramm. waarde van een hoofdww overnemen. We laten nu eerst een aantal beperkingen in de tweede zin zien, daarna enkele binnen de eerste. | |||||||||||
1. Beperkingen binnen de zin met het doen1.1. Het doen kan als onpers, ww optredenEnkele voorbeelden:
Dat zijn twee gevallen met een par.-loos ond. het (het tweede onderscheidt zich doordat dat doen nu in het eerste ww-patroon staat). - Een geval met een par.-loos lv het is:
| |||||||||||
1.2. Het kan als wkd. ww optredenEvenmin als het ‘gewone’ doen een onpers, ww kan zijn, kent het verbindingen met | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
zichzelf, zich enz.:
Bij sommige ww's is er zelfs helemaal geen mogelijkheid:
De laatste zin wordt pas mogelijk, als we zich weglaten. | |||||||||||
1.3. Het kan als vd in de echte lvm optredenZowel met worden als met zijn kunnen we gedaan verbinden:
Toch zijn er veel beperkingen:
| |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
Doet het of deed het kunnen nooit naar wordt geplaagd of werd geplaagd enz. verwijzen:
Bij de onechte lvm heeft het gedaan helemaal geen mogelijkheid:
| |||||||||||
1.4. Het kan sommige types lv bij zich krijgenIn 1.1 hebben we al een voorbeeld gezien - het laatste - waarin het doen door een par.-loos lv het vergezeld kon zijn: een bewijs dat het doen zelf niet met een lv het begint. In beginsel kan het doen ook een zn-patroon als lv krijgen:
Een ww-patroon als lv bij het doen is uitg. Een duidelijk voorbeeld levert een ww als begrijpen waarbij een zn-patroon als lv geen enkel probleem geeft:
Met samentrekking in een mv:
Twee zinnen met geven: de eerste met een eerste hoofdvorm en met de binnen het lv, de tweede met tweede hoofdvorm en met een binnen het lv. Waar ligt precies de grens tussen wat kan en wat niet? Die grens is vaag: wat in taal minder kritiek krijgt (herhaling) doet het dat wél in tekst; daarom hebben veel types met het doen
(dat herhaling vermijdt) een tekstkarakter waardoor ze in taal stroef gaan lopen; vgl. nog een variant van de laatste zin met dat boek, dat horloge en wou:
| |||||||||||
1.5. Het kan soms een mv + een lv krijgenErg vlot lopen de meeste voorbeelden hier óók niet:
Die kombinatie mv + lv is bij het ‘gewone’ doen even goed uitgesloten als alle vorige. | |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
1.6. Het kan een mv bij zich krijgenEerst een paar voorbeelden met samentrekking in het lv:
Verkopen en betalen kunnen een mv + een lv krijgen, aanstaan, bevallen enz. daarentegen enkel een mv; met zulke ww's gaan de voorbeelden veel minder vlot:
| |||||||||||
1.7. Het kan een vv bij zich krijgenOpnieuw zijn de mogelijkheden sterk beperkt:
De groep vn-bw + ww-patroon is volledig uitg.:
In het volgende nummer komen grensgevallen ter sprake tussen vv en nabep. bij een zn. | |||||||||||
1.8. Het kan een nabep. bij een zn bij zich krijgenEen nabep. binnen een lv of een mv lijkt nooit in aanmerking te kunnen komen:
Maar binnen bepaalde types niet-ww rest kan zo'n nabep. wel een verbinding vormen met het doen:
Naar groepen met hebben - de laatste zin - kan het doen zelden verwijzen zoals we nog zullen zien. Zo blijven de eerste drie zinnen dus over. Hebben we daar werkelijk | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
een nabep. bij een zn? De eenzinsdeelproef laat gevariëerde resultaten zien:
We hebben in die drie gevallen met par.-loze vzaz's te maken. Maar bij de moeilijke eenzinsdeelproef bij rekening met mij treft ons nog het feit dat met... uitg. is in zinnen zonder houden, terwijl opstand tegen ... en bezwaar tegen ... ook mogelijk zijn zonder komen resp. maken: (de opstand tegen m'n bewind) (is) {mislukt} (het bezwaar tegen punt één) (bleek) [ongegrond] M.a.w.: met mij kun je vv noemen bij rekening houden, en dan valt dit type onder 1.7. Maar tegen m'n bewind kun je beter nabep. noemen bij opstand en tegen punt één bij bezwaar. Het zijn evenwel tamelijk ‘losstaande’ nabep., zoals ook blijkt uit het feit dat ze bij splitsing vóór de rest kunnen staan, - in tegenstelling bv. met van Wim:
Vooral vrij ‘onafhankelijke’, ‘losstaande’ nabep. kennen dus een verbinding met het doen. Anders gezegd: dat heeft vooral verbindingen met nabep. die enigszins ‘tussen zinsdeel en zinsdeelstuk in’ staan. | |||||||||||
1.9. Het kan een bep. bij een bwbn bij zich krijgenDe meeste nabep. bij een bwbn zijn enkel mogelijk binnen een niet-ww rest, maar naar zijn enz. kan het doen evenmin vaak verwijzen als naar hebben; daarom kunnen we de meeste nabep. bíj een bwbn buiten beschouwing laten:
Sommige gevallen met moeten zijn enz. geven evenwel een mogelijkheid:
Ook bij voorbep. zit er alleen hier en daar een mogelijkheid:
Verbindingen met ‘tamelijk onafhankelijke’ voorbep. - elementen tussen zinsdeelstuk en zinsdeel - lijken vlotter te gaan als andere; vgl. weer gevallen als de volgen- | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
de waarin de voorbep. resp. niet en wel in z'n eentje vóór de rest van het bwbn-patroon kan staan:
| |||||||||||
2. Beperkingen binnen de zin waarnaar het doen verwijstHet doen verwijst per se naar het hoofdww uit die zin en niet naar een hulpww alleen of naar een niet-ww rest alleen. Het heeft een voorkeur voor groepen waarvan het hoofd-ww deel uitmaakt. Het kan zelden verwijzen naar hebben of zijn alleen of naar hebben of zijn + niet-ww rest. Dat het niet naar een lvm kan verwijzen hebben we al gezien in 1.3. | |||||||||||
2.1. Niet naar hebben of zijn enz. alléénDat het niet kan verwijzen naar hebben of zijn als hulpww, hebben we in 0 gezien, maar ik geef nu nog een paar voorbeelden als illustratie:
Ook als hebben of zijn een niet-ww rest bij zich hebben, kan het doen niet naar het hoofdww alléén verwijzen:
| |||||||||||
2.2. Niet naar hebben of zijn enz. + niet-ww restEnkele voorbeelden:
| |||||||||||
2.3. Wel met moeten enz. naar hebben/zijn enz. + niet-ww restGevallen met hebben:
Het valt op dat doet enz. hier een zware klemtoon heeft of kan krijgen, in tegenstelling met alle andere gevallen; je kunt met ons type bv. onmogelijk zeggen:
Dat is wel geen syntaktische eigenaardigheid, maar zo'n opvallende klemtoonkweste is een waarschuwing die een voorbehoud nodig maakt. In elk geval onderscheiden types met moeten enz. zich doordat het doen nu nietnaar de héle ww-groep verwijst maar naar alle ww's (+ soms een niet-ww rest) zonder | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
moeten enz. In onze zinnen dus resp. naar veel geduld hebben en naar drank in huis hebben. Ik geef nog een paar gevallen met zijn waarvoor hetzelfde geldt m.b.t. moeten enz.:
| |||||||||||
3. Besluit3.1. SamenvattingHet doen bevat een verwijzend doen dat per se hoofdww moet zijn, dat minstens naar een hoofdww in een andere zin (hoofd- of bijzin) verwijst, maar soms bovendien naar een of meer andere zinsdelen. Die andere zin gaat meestal vooraf, net als bij samentrekking waarmee de verwijzing door het doen sterk verwant is en waarmee die soms ook gepaard gaat. Het doen ontleent z'n grammatikale waarde aan het hoofdww waarnaar het verwijst. Zo kan het als onpers. ww optreden, als wkd. ww, als vd in een echte Ivm, als een ww met een lv, met een mv of met allebei, met een vv en met bep. bij een zn of een bwbn die ‘tussen zinsdeel en zin’ in staan. In de meeste van die gevallen vertoont het evenwel beperkingen: zo kent het geen enkele verbinding met een bijzin (bv. een lv- of een vv-zin). Een zn-patroon als lv enz. bij het doen kan meestal niet met een/ - of met geen beginnen. Ook het par. van het ww waar het naar verwijst vértoont beperkingen. Ik zie geen kans om een regelmaat te vinden. Hebben en zijn kennen de verwijzing bv. alleen als ze verbonden zijn met een ww als moeten, kunnen, willen of mogen, maar doet enz. is dan beklemtoonbaar, in tegenstelling met alle andere gevallen. | |||||||||||
3.2. Vergelijkbare typesIk zie drie vergelijkbare types: a. in als-groepen:
b. in de types niks doen als, niks anders doen als en niks liever doen als:
c. in het type ow (+ een of meer andere zinsdelen) + pv:
| |||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||
In type a en b kan doen niet vergezeld gaan van het of dat, in type c is het of dat bij aan-of uitloop onmisbaar; het laatste geval lijkt dus het meest op het type dat we beschreven hebben. Toch blijven de verschillen met type c nog aanzienlijk, vooral doordat het doen dáár niet die verbindingen met een lv enz. kan krijgen die in ons type juist zo uniek waren.
Kortrijk, Tacklaan 93 P.C. PAARDEKOOPER |
|