De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft’ van Van Tricht c.s., dl.INaar de hierboven aangeduide editie wees W.Gs. Hellinga al in 1970 - in het Van-Haeringen-nummer van de NTg - vooruit, en hij noemde ze een uitgave, ‘'die elke filoloog [.. .] graag zo spoedig mogelijk van de pers zou willen zien komen’. In 1976 was het -na bijna 30 jaar van voorbereiding, de voorgeschiedenis immers dateert al van 1948, naar Van Tricht zelf in zijn Dankbetuiging mededeelt - zo ver: de editeur kon de eerste vrucht van het werk aan zijn in 1970 ontvangen opdracht: ‘de brieven van en aan P.C. Hooft, met toelichting, naar de handschriften, uit te geven’, presenteren. Het Ten Geleide (van dezelfde Hellinga), gewaagt van nieuwe rijkdom voor ‘een ruim lezerspubliek dat vóór alles de mens achter (deze brieven) zoekt’ (p. 5). Bij zo'n opmerking doet zich de vraag voor welk lezerspubliek de tekstverzorger nu eigenlijk voor ogen gestaan heeft. Wat geboden wordt kan immers slechts op zijn mérites beoordeeld worden, als men wéét voor wie het bestemd is. Opvallend is nu, dat Van Tricht nergens expliciet zijn lezerscategorie(ën) omschrijft. De veronderstelling dat hij in strikte zin heeft willen beantwoorden aan de verwachting waarvan Hellinga's hierboven allereerst geciteerde woorden schijnen te getuigen: d.w.z. het presenteren van een filologische teksteditie, blijkt ónjuist. De Briefwisseling biedt meer, heel veel meer zelfs, maar toch niet de palaeografische;en manuscriptologische aantekeningen die Hellinga bedoelde toen hij in dat Van-Haeringen-nummer van de NTg (p. 81) de editie voor zich zag als een ‘protocol (...) van een palaeografisch-manuscriptologisch onderzoek op semiologisch-linguistische grondslag’. Nu Van Tricht zelf in zijn Dankbetuiging naast zijn volgzaamheid t.a.v. Hellinga, óók zijn eigenzinnigheid signaleert, moet men wel veronderstellen dat deze laatste eigenschap genoemd wordt in verband met het verschil tussen de editie die Hellinga verwachtte, of althans waarop hij destijds hoopte, d.w.z. dat protocol, en de editie die hier geboden wordt. Eigenzinnig acht Van Tricht zich misschien ook, doordat hij in de omschrijving van de doelstelling die hij met zijn uitgave heeft, zo váág blijft. Hij zegt immers slechts dat hij zijn opdracht vanwege de minister heeft uitgevoerd, en zo tot stand heeft gebracht ‘deze uitgave (...) als een daad van culturele opvoeding’ (54). Iets méér over zijn werk en (impliciet) zijn lezers hoort men in het ‘Overzicht van inhoud en werkwijze’, met name daar waar hij spreekt over de ‘Grenzen van nauwkeurigheid der weergave’ (53-54). Hij blijkt geen diplomatisch editeur die voortdurend het gebied van het facsimileren wil betreden. Zowel soberheid als strakheid, ‘bij Hooft op hun plaats’, als ook ‘de begroting van de uitgever’, hebben hem geleid tot het afzien van inzicht-bieden in ‘the making of the text’, tot uniformering ook, omwille van de léésbaarheid. Maar toch hoeven zijn lézers zich niet tot alleen maar lectuur te beperken: studie-gelegenheid biedt hij met name op het gebied van ‘Hoofts interpunctie, die wetenschappelijke belangstelling verdient’: dáárom wordt deze strikt gevolgd, met maar één restrictie (54). Een tendens tot een diplomatische editie te naderen zonder dat dit tot transscriptie voert, bespeurt men ook in de behandeling van de afkortingen, zoals die verantwoord wordt op pag. 52-53. (Voor het onderscheid transscriptie-translitteratie zie Hellinga, a.w., p. 83). Met dit al wordt de beoogde lezer toch wel enigszins helder van contouren. Hij is iemand die eventueel de taal van Hoofts brieven wil bestuderen, maar toch primair een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lézer is, geïnteresseerd in de persoon van Hooft als exponent van een voorbije cultuurfase, waaruit personen en zaken commentaar vereisen. Daaruit volgt dat de taalbarrières via annotaties c.q. vertalingen (niet alléén van vreemdtalige teksten) geslecht en commentaar bij zaken, toestanden en personen geleverd moeten worden. Een deel van de Inleiding, met name de pags. 9-16, staat in dienst van dit laatste. Kort schetst Van Tricht er het functioneren van de postdienst in de 17e eeuw, de brief in het algemeen, en de stijleigenaardigheden van Hoofts brieven. De pags. 17-28 verhalen de lotgevallen van de hss. van Hoofts brieven. Op de pags. 29-46 wordt vervolgens omstandig gehandeld over de dislocatie van alle gebruikte hss., dus ook die der brieven aan en over Hooft, in deze editie gepresenteerd. De ‘herordening’ van enkele der katernen met minuten (ontwerpen, meestal in klad) van Hooft-brieven, laat zich als een detective lezen, en nauwelijks samenvatten. Wie zich over het aantal der hier geboden brieven - de voorgenomen drie delen tesamen tellen er in totaal 1336, blijkens de mededeling op pag. 4 - verwondert bij zijn herinnering aan de bijna 1000 die Van Vloten in het midden van de vorige eeuw publiceerde, en hij niet alléén, verneemt dat die toename te danken is aan het hier voor het eerst publiek maken van ‘Korte inhouden, uittreksels en memoranda’, alle in afschrift (42) en aan de (subjectieve) keuze van ‘passages uit brieven tussen tijdgenoten’ (46). De pags. 47-61 handelen over ‘De tekst en de commentaar’. Van Tricht blijkt alléén brieven (met eventueel toelichtende documenten als Bijlagen) in proza, dus ‘échte’ (verzonden, of als te verzenden bedoelde ontwerpen en net-exemplaren) uit te geven. De bekende Rijmbrief Aan de Camer In Liefd' Bloeyende. Wt Fiorenza 1600- de éérste in de editie-van Vloten - vindt men hier dus niet. Een randgeval (als zodanig ook gepresenteerd) is de opdracht in briefvorm aan Diedrick Bas van Henrick de Gróte (Br. 226a, 537-542). De rangschikking der brieven is chronologisch. De weinige gevallen waarin slechts tot een vage datering kon worden geconcludeerd, zijn gemakkelijk te herkennen: het briefnummer is dan voorzien van een asterisk ervóór, en de brief-zelf geplaatst na de laatste gedateerde brief van het (evt. vermoedelijke) jaar van ontstaanGa naar voetnoot1. De paragraaf over ‘de commentaar’ meldt het dilemma waarvoor de editeur en zijn taalkundig raadsman de Redactieraad hebben gesteld m.b.t. de uitvoerigheid der annotaties. Deze blijkt thans beperkt door het elimineren van algemene problematiek. De gebruiker van dit omvangrijke, maar dank zij voortreffelijke vormgeving en prima bindwerk, desondanks handzame en ‘werkbare’, boek kan daarmee gemakkelijk vrede hebben. Van Tricht attendeert tenslotte nog op het duister waarin de (hedendaagse) lezer en commentator rondtasten m.b.t. het gewone alledaagse leven uit die verre 17e eeuw. En hij verschaft, dank zij vooral archivarissen, nuttige wèl beschikbare informatie over topografie, historie en rechtstoestanden en gebruiken in met name het Gooise gebied. Het leeuwendeel van het boekwerk van 934 pags. wordt opgeëist door de 367 brieven, vergezeld van toelichtende tekst en annotaties, gevolgd door een 15-tal Bijlagen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaronder de nu voor het eerst uitvoerig becommentariëerde en geannoteerde discussie over de metra tussen Huygens en Hooft uit 1623. Het geheel wordt besloten met veelvuldig te raadplegen lijsten van frequente taal-verschijnselen (Memoranda), van Woorden, en Afkortingen. Stamboomdelen en de Lijst van illustraties - waarop een uitvoerige ingelegde opgave van corrigenda van toepassing is - omlijsten een en ander. Het sluitstuk wordt gevormd door twee registers: Ten eerste 10 pags. met een chronologisch register der gepresenteerde brieven, hun signaturen, en nummers in de bekende edities. Ten tweede: 12 pags. Alfabetisch register waarbij men in de voorafgegeven toelichting de mededeling mist dat de vetgedrukte Br.nrs. erin verwijzen naar de brieven met de belangrijkste informatie en/of toelichting op de persoon of zaak ‘van’ het lemmaGa naar voetnoot1. Na deze ‘presentatie’ van het geheel wil ik achtereenvolgens enkele algemene opmerkingen maken ten behoeve van de toekomstige gebruikers van het boek; voor hen noteerde ik ook een reeksje nagelaten, toch handige verwijzingen, en een lijst mogelijke wensen, waarvan sommige ter plaatse worden vervuld, andere, zowel hier als in het boek, wensen blijven; enkele gesignaleerde, ietwat hinderlijke drukfouten; en een verslag, in tabelvorm, van mijn bevindingen bij steekproefsgewijze controle op de nauwkeurigheid (binnen de door Van Tricht verantwoorde en in acht genomen beperkingen) der weergave van spelling en interpunctie dat wordt gevolgd door enkele afsluitende opmerkingen als resultaat van mijn omgang met deze Briefwisseling. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemene opmerkingenHet verdient aanbeveling bij de lectuur van een brief, in het geval dat men geïnteresseerd raakt in een der genoemde personen of aan de orde gestelde zaken het Alfabetisch register te raadplegen. Soms immers komt men via dat register aan informatie waarnaar in toelichting en/of annotatie van de bewuste brief niet verwezen wordt. In de meeste gevallen gebeurt dit laatste wel, maar niet altijd. Zo verwijst bij Br. 17 de annotatie bij r. 7 naar LSt I, maar via het register s.v. Lus, komt men bij Br. 48 uit, waar in de ann. bij r.9 de relevante informatie verstrekt wordt. De toelichting en annotatie van sommige samenhangende brieven - bijv. de correspondentie met Badovere - dient binnen die samenhang bestudeerd te worden. Op p. 78 bijv. wordt gesproken over ‘de genoemde R. Pintard’; de literatuuropgave in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toelichting bij de vórige brief, op pag. 74, vermeldt die auteur. Editeur en annotator blijken soms erg vast te vertrouwen op het geheugen van de lezer, die verondersteld wordt de Inleiding goed te hebben bestudeerd. Nergens meer wordt, na de bespreking ervan aldaar op pag. 11, resp., 47, bijvoorbeeld nog enige toelichting gegeven bij begrippen als Bodeloon, Loont en Inhout of Gedenkenis (dit laatste veelal afgekort tot G.; zie bijv. onder Br. 118 bij de signatuuropgave). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VerwijzingenIk volsta hier met de opsomming van de belangrijkste niet aangeduide, maar toch wel handige verwijzingen; omschrijving van de voordelen die men, ze nalopend, ervan heeft, zou niet voor elke lezer zinvol zijn, en bovendien te veel plaats eisen. Br. 69, r. 1 zie Br. 63, r. 22-23; Br. 69,5 zie Br. 58,17-18 èn Br. 54, 1-2; Br. 72 zie Br. 84 (vgl. Alf. reg. s.v. Basius); Br. 154 zie Br. 157; Br. 231 zie Br. 183; Br. 246,23 zie Br. 255, adres; Br. 268, 12 zie Br. 267, ann. r.8; Br. 290, r. 12 zie Br. 306 ann. 9, en Br. 335 ook via Alf. reg.!; Br. 356, 89-91 zie Br. 290, 5-9 en ann. (vgl. Alf. reg. s.v. Menecrates). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mogelijke wensenIn de volgende reeks plaatsen noteer ik wat mij wenselijk leek dat verklaard had moeten worden. In sommige gevallen kon de toelichting vrij gemakkelijk gevonden worden; die geef ik dan; in andere gevallen blijft mijn vraagteken staan. Br. 28,6 e.a.: Buirmeester(en): functionaris die bestuur of toezicht heeft over een buurt, een deel van stad of dorp; Br. 41 en 42: waarom die wederzijdse aanspreking in het Italiaans?; Br. 44: in welke situatie functioneert deze brief?; Br. 45,10: contraventie (vgl. Br. 70,5 en Br. 83,2): overtreding; Br. 98,17: onbeswaert: nl. omdat H. zou aantonen dat hij onvergelijkelijk slecht dichtte (ontl. aan V.Tr.'s ‘Bloemlezing v. Br. van H.’ in de Pantheonserie); Br. 122,2 laeghe bussen: Bussum (zie Inl., 58); Br. 131,34: voors es de:?; Br. 132,5-6: de saecken in Leijden:?; Br. 137,12: tegenste: lees: tegens [= tegen] te; Br. 153,11: interineren: in tweede instantie in toestemmen (vgl. Woordenlijst: interinement); Br. 154,1: coppel (schapen-) kudde (Vgl. Toelichting r. 3); Br. 164,10 regeleren: schikken (vgl. Woordenlijst: subreguleren); Br. 165,47: inbreck: inbreuk (niet: doorbraak; vgl. Br. 166,68 en ann.); Br. 168,8: van Schoonewal: Caron (vgl. Br. 167, toel.); Br. 176, 20 de Poeet:?; Br. 180, 2: verschooten: voorgeschoten; Br. 183,26: vgl. Matth. 7,1 (= Luc. 6,37); Br. 183,38-40: vgl. Matth. 6,5; Br. 198,5 d'Espargne:? (vgl. Br. 213 en Br. 310); Br. 228: hoe is D.v. Halewijn Hooft's neef?; Br. 245, 67: Wicht: het eiland Wight; Br. 257,12: welke plaats uit Euripides?; Br. 286,4: Fontan(us): Nicolaas Fonteyn, arts, en dichter, te Amsterdam (1600-ná 1644); Br. 292: wanneer kwam Reael nu wérkelijk vrij?; Br. 300,26: Fort van Noordam: fort Noordam op het eiland Ruygenhil, iets ten Westen van Moerdijk aan de noordkust van Staatsbrabant gelegen; Br. 301,7: onder de Preter zijn: berusten bij de weideopzichter, boswachter?; Br. 308,18: de bodewissel, het veranderen van dienstboden, vond normaliter op 1 mei plaats; Br. 310,1: tonne met traen: ton met vocht (wrsch. water?); Br. 316, toel.r.3: HgT 6,442: P.C. Hoofts Mengelwerken, ed. 1704 zoals gereproduceerd in Alle de gedrukte werken 1611-1738, deel 6 Amsterdam 1972, pag. 442.; Br. 322,5: waarom hoopt H. dat A. tot 1 nov. (= Allerheiligen) ongetrouwd blijft?; Br. 325,12: van deelen: van planken; Br. 360,3: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waerder: polder ten zuidwesten van Woerden; Br. 362,95: rechte zijde: debetzijde; Br. 364,47: dubbelt: duplicaat; Br. 366,88: boexken: welk? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DrukfoutenBelangrijker wellicht zijn de in meerdere of mindere mate hinderlijke drukfouten. Vóór het verstrekken van het volgende lijstje met de m.i. belangrijkste dient, als een eresaluut aan zetters en correctoren, nadrukkelijk vastgesteld te worden dat het boek opmerkelijk weinig zet- of drukfouten vertoont. Pag. 119, ann. 266, Memo 10, lees 8;155, opm. in kl. 1. blz. 57 v, lees 34 v; 229, ann. 15 Aeneis 1, 338, lees 1,348; 346 ann. 6 blz. 983, lees blz. 894; 476, r. 8 Lucanus, lees Lucianus [de ann. 8 (p. 477) dient overeenkomstig gewijzigd te worden. Er kan hier sprake zijn van een verschrijving door Hooft]; 578, ann. 55 m.b.t. Beemont hoort thuis bij Br. 246, r. 23, pag. 582; 644, toel. laatste zin: 332, lees 349, en (333) lees Bijlage 349; 754, sign. aant. 327). lees:?); 799 ann. 16 (vgl. 33), lees (vgl.?); 813, ann. 13 vgl., 348, lees vgl. 364; 837 sign. aant. verwijzing naar Inl. blz. 30, lees Inl. blz. 36; 846 in kop, datering maart, lees september. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nauwkeurigheid der weergave van spelling en interpunctieDe hiervolgende tabel spreekt voor zichzelf.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze tabel lijkt me het volgende geconcludeerd te mogen worden. Van de ruim 50 hier genoteerde gevallen waarin er een verschil tussen het handschrift en de weergave in druk bij Van Tricht te constateren valt, is er geen enkel dat de zin van de tekst aantast of zelfs maar onhelder maakt. Slechts in het éne geval waar - bij overname van een emendatie van Van Vloten, in Br. 191 - een duidelijke vergissing in het spel is, kan de niet controlerende lezer zich lichtelijk verbazen over de bewoording die Van Vloten voor Hooft lijkt te kiezen. In het merendeel der gevallen geeft, waar de Pantheon-bloemlezing de brief ook afdrukt, deanthologie het correcte beeld. De Briefwisseling geeft echter zoveel méér materiaal, en naar mijn indruk veelal ook een uitgebreider en juister toelichting en annotatie dat deze alleszins de voorkeur verdient boven al eerdere ‘volledige’ of gedeeltelijke brieven-edities. Slechts wie Hoofts spelling en interpunctie en zijn al dan niet aaneenschrijven van woorden nauwgezet wil bestuderen, zal - hetgeen toch een weinig schokkende constatering mag heten - tot de bronnen, d.w.z. het handschriftelijk materiaal moeten blijven gaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De annotatieMet de toelichtende teksten heeft de annotatie zeer zeker het meeste werk gevergd, van Van Tricht, Zwaan, Kuiper en Musarra. Ongetwijfeld zullen in detailkwesties deskundige lezers van mening kunnen gaan verschillen met wat door dit kwartet geboden wordt. Mijn indruk is dat de resultaten van hun gezamenlijke inspanning respect verdienen. De gemiddelde lezer zal - zeker als hij voortdurend de Memoranda en Woordenlijst in gedachten of voor ogen houdt - zelden met vragen blijven zitten. Enkele van zulke vragen die bij mij gerezen zijn tijdens mijn gang door het boek, kunnen de betrekkelijke onbelangrijkheid ervan illustreren; ik heb ze hier dan ook met geen andere bedoeling gegeven. Ze kwamen op méde tijdens de voor de hand liggende vergelijking van de ann. in de Pantheon-bloemlezing met die in de Briefwisseling. Deze vergelijking valt positief uit voor de laatste: heel vaak is hier een nauwkeuriger omschrijving gegeven, betrekkelijk zelden lijkt er iets niet helemaal terecht weggelaten. Dit laatste geldt m.i. voor Br. 15, r. 24: suffen, r. 84: mocht; r. 94: troonen; r. 107: driftich; r. 177: verzekeren, r. 181: dwingen; voor Br. 174 (= P. 15), r. 1: Verschiet, r. 7: ten aensien dat: r. 13-14 ten noesten bij; en Br. 359 (= P. 48), r. 16: bezonder, enr. 22: toorentje. Meer steekproeven geven lijkt me van weinig nut. Derhalve: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot besluit.Naar mijn mening mag en kan het hier geboden boek een ‘Fundgrube’ heten voor velen. Wie zich interesseert voor relaties, met anderen, óók via correspondentie, van Hooft als vriend, als dichter, als ambtenaar, kan hier praktisch alles - op pag. 45 wordt op de niet waarschijnlijke mogelijkheid van het tevoorschijnkomen van nog meer kopieën van brieven aan Hooft gewezen - wat van die briefwisseling tot ons is gekomen, vinden, en er uit putten. Wat hij eruit verzamelt zal, dankzij toelichting en annotatie, weinig duisters meer bevatten wat inhoud en vormgeving betreft. De literatuurhistoricus kan er van allerlei aantrekkelijks in vinden: bijv. van de eerste liefdesbrief aan Hooft, en voor hem geschreven dan wel gekozen liefdesgedichten af, tot de befaamde metrumdiscussie toe; correcties op de visie op Hoofts jeugdjaren en Italiëreis (pag. 101), enz. De lezer die zoekt naar de mens Hooft vindt overal iets van zijn gading, van de literaire Spielerei-briefjes aan met name Tesselschade, tot de ‘zakelijke’ als die aan Van Zuilen van Nievelt (Br. 67) - waarvan, het zij zonder zweem van kritiek gezegd, een illustratie van het minuuthandschrift de opmerking in de signatuuraantekening bijzonder verhelderen zou, te weten die over de doorhalingen en onderstrepingen. Wie iets wil proeven van het transscriptie- c.q. translitteratie-proces verzuime niet de ‘illustraties tussen de tekst’ te vergelijken met wat in druk daarvan gegeven wordt - daarom is het ietwat jammer dat bij de betreffende brieven niet naar die (in mijn exemplaar niet altijd goed dóórgekomen) illustraties verwezen is. Ook de pure filoloog zal Van Tricht en de zijnen dankbaar zijn dat hij bij zijn gang naar de bronnen deze weergaven met commentaar mee kan nemen. En voor elk van deze categorieën gebruikers van het boek zal gelden dat zij tot soms intrigerende verrassende ontdekkingen komen: topoi, Hooft kennelijk dierbare zinswendingen, geijkte formules, geliefde citaten, binnen betrekkelijk korte tijdsbestekken herhaald in brieven aan verschillende personen, enz. De studie van Hooft kan weer jaren vooruit, dank zij deze indrukwekkende Briefwisseling.
Haren, Achterberghof 3;- juli 1978 - P.E.L. VERKUYL |
|