Arm werkwoord (II)
Tot nu toe hebben zes neerlandici met brieven en knipsels gereageerd op mijn ‘Arm werkwoord, waarheen gaat gij?’ (dit ts, 71, blz. 245). Zij hebben het aantal in mijn bezit zijnde exemplaren van ik zwoor, zij bezworen, zij bevolen doen toenemen. Ook met meette(n) en ervaarde(n) bleek het goed te gaan. Iemand schreef me zelfs: ‘In mijn omgeving hoor ik altijd meette zeggen’. Is voor meten het proces al zo ver voortgeschreden, dat we in het vervolg niet langer gevallen van de zwakke, maar van de sterke vorm bij elkaar moeten zoeken? En geldt dit ook voor ervaren?
Gesignaleerd zijn voorts: dunkte, pleegde (driemaal in verschillende publikaties), geweefde (driemaal in één artikel), spruitte voort, (het lidmaatschap wordt) aangeprijsd, gewreekt, zwem-de, gezwemd, denkte, bezinden, duikte, gestuifd, bezweerde, rijdde, zwelgde, graafden, schepte i.p.v. schiep (hoogleraar in de theologie). Sommige van deze vormen maken de indruk, uit de mond van een kleuter of een peuter te zijn opgevangen. Het zijn echter alle bijdragen van volwassenen, bijdragen tot de historische grammatica van onze moedertaal. Alleen dunkte heeft een plaats in een woordenboek gekregen. Van Dale leert ons: ‘dunken (mij dunkt, mij docht, dacht of dunkte, mij heeft gedocht of gedunkt)’. Koenen vermeldt dunkte niet.
Zelf gelezen: splijtte. Zelf gehoord (radio): voortgespruit, ingespuit.
Conclusie: ‘Neerlandicus, let op u saeck’.
Oegstgeest, Pres. Kennedylaan 503
C.F.P. STUTTERHEIM