De Nieuwe Taalgids. Jaargang 71
(1978)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 622]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
(Hij is)communist, nominale of adjectivische constituent?Sommige germaanse en romaanse talen bezitten constructies met de volgende structuur:
b.v. Piet is (een) communist Tal van grammatici noemen het predicaatsnomen zonder lidwoord adjectivisch (met variantenGa naar voetnoot2). De redenen waarom dit predicaatsnomen adjectivisch genoemd wordt of beschouwd als ‘lijkend op een adjectief’ zijn van semantische, functionele en/of formele (morfologisch-syntactische) aard. Op het semantisch vlak wordt gewezen op het betekenisverschilGa naar voetnoot3 tussen zinnen mét en zonder lidwoord (hij is communist / hij is een communist). Ik zal me hier verder beperken tot de formele en functionele aspecten van het probleem en zal bij de bespreking hiervan uitgaan van het werk waarin ze het uitvoerigst zijn besproken, nl. Kraak en Klooster 1968. Deze auteurs schrijven (p. 145): De bijzonderheid van zinnen als (67) b Zijn vader is communist is, dat in het predicaatsnomen geen lidwoord optreedt, terwijl communist een telbaar substantief is en in een nominale constituent volgens de analyse van hoofdstuk 5 dus met de of een zou moeten voorkomen, zoals het geval is in Zijn vader is de/een communist, (...). De vraag is dan ook of dit predicaatsnomen wel een nominale constituent is. (...) Om allerlei redenen blijkt een ontkennend antwoord de voorkeur te verdienen.. Ze geven voor deze voorkeur een hele reeks van argumenten, die we verder zullen bespreken samen met andere die (voor of tegen deze stelling) aangevoerd werden in | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
andere boeken of artikelenGa naar voetnoot4. Kraak en Klooster noemen nota bene nergens communist een adjectivische constituent, maar het is een voor de hand liggende conclusie dat het er voor hen een moet zijn als er maar twee soorten predicaatsnomina zijn, nl. nominale en adjectivische. Eerst moeten we enige aandacht besteden aan het problerem van de definitie van nominale en adjectivische constituenten. Het is een bekend feit, dat de TGG in haar eerste jaren nagelaten heeft de termen te definiëren die ze gebruikte. De stelling was, ook nog bij Kraak en Klooster (p. 52), dat ‘het ... niet noodzakelijk (is) een definitie van iets te hebben voordat er over kan worden gesproken of voordat de eigenschappen ervan onderzocht kunnen worden. Men kan zelfs het omgekeerde stellen: iets kan pas worden gedefinieerd wanneer zijn eigenschappen bekend zijn, en die eigenschappen moeten eerst door onderzoek worden vastgesteld.’Ga naar voetnoot5 Welke zijn dan volgens Kraak en Klooster de eigenschappen van een adjectivische constituent? Het enige wat we daarover vernemen is dat ‘de naam “adjectivisch predicaatsnomen” verband houdt met de traditionele categorie der BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN of ADJECTIVA,...’ en dat ‘aan deze categorie (...) de eigenschap ten grondslag ligt, dat de betreffende woorden op zichzelf optioneel optreden als BIJVOEGLIJKE of ATTRIBUTIEVE bepaling bij nominale constituenten’ (p. 49-50), een ongetwijfeld opzettelijk uiterst vaag gehouden aanduiding van wat een adjectivisch predicaatsnomen kan zijn. Wat een nominale constituent is, zou moeten blijken uit de opmerkingen in het begin van hoofdstuk 5 (De bouw van de naamwoordelijke constituent; 5.1. Terminologische opmerkingen): De zinsdelen ‘onderwerp’ en ‘gezegde’ verschillen onder meer van elkaar door de soort woorden die er in voorkomen. Voor het onderwerp zijn dat NAAMWOORDEN of NOMINA, voor het gezegde WERKWOORDEN of VERBA. Het onderwerp is, anders gezegd, een NAAMWOORDELIJKE of NOMINALE CONSTITUENT, ... (. 96). m.a.w. een nominale constituent is een constituent die (minimaal) een nomen bevat. Nu zijn er twee mogelijkheden: ofwel is dit geen algemene regel en zijn er ook nominale | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
constituenten zonder nomen (b.v. dat er morgen gestaakt wordt in Het is nu zeker dat er morgen gestaakt wordt) en dan is het ook niet nodig dat een adjectivische constituent een adjectief bevat (de adjectivische constituent communist kan dan ook gevormd zijn door het nomen communist), ofwel is dit wel een algemene regel en dan is communistGa naar voetnoot6 nomen én nominale constituent òf adjectief én adjectivische constituent! Het is niet duidelijk aan welke van de twee ‘adjectivische’ mogelijkheden Kraak en Klooster gedacht hebben. Ze willen in elk geval wel aantonen dat communist geen nominale constituent is. De rest van dit artikel bestaat uit een bespreking van hun argumenten, aangevuld met enkele andere, en een conclusie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
1.Woorden als communist komen ‘zonder lidwoord niet voor als subject, direct of indirect object en voorzetselvoorwerp, terwijl dat met substantivische constituenten wel het geval is’ (Kraak-Klooster, p. 146). Dit is ongetwijfeld juist, maar is dit een voldoende reden om ze niet-substantivisch te noemen? Er zijn nog andere telbare substantieven die zonder lidwoord gebruikt worden: op kantoor, aan tafel, naar bed, te voet, enz. Ook voor deze substantieven geldt dat ze in de boven genoemde functies in het enkelvoud een lidwoord voor zich moeten hebben en dat ze, zonder lidwoord, geen antecedent kunnen zijn van een betrekkelijke bijzin (zie verder 4.). Zijn kantoor, tafel, enz. in deze bepalingen dan ook geen nominale constituenten? Zie ook 6. over constructies met als en 8. over de nevenschikking. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
2.Een andere reden om woorden als communist zonder lidwoord niet op te vatten als nominale constituent is, dat op een vraag als Wie is de voorzitter met wie als subject, wel kan worden geantwoord met De advocaat, of Een advocaat, maar niet met Advocaat, (Kraak-Klooster, p. 146). Dit is geen andere reden dan de eerste, het is dezelfde. Als woorden als communist geen onderwerp of object kunnen zijn, dan ligt het voor de hand dat ze niet kunnen antwoorden op een vraag met wie als subject of object. Interessanter zou de opmerking geweest zijn dat met communist evenmin op een vraag met wie als predicaatsnomen kan worden geantwoord:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
3. CongruentieEen muggezifter, de broer van Ton zijn nominale constituenten en er is getalscongruentie in de volgende zinnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarnaast stelt men vast dat communist e.d. niet met het onderwerp congrueren:
Dit is inderdaad een belangrijk verschil tussen de types communist en een/de communist. Van Langendonck (1972) wil nog een stap verder gaan: hij spreekt van ‘de afwezigheid van typisch nominale features als /± definiet/, /± kategoriaal/, numerus, genus e.d.’ (p. 39). Dat hij in dit verband ook het genus vermeldt is eigenaardig. Er is nl. een duidelijke genuscongruentie tussen het onderwerp en een predicaatsnomen als communist:
Natuurlijk is deze congruentie alleen mogelijk waar voor een zeker(e) beroep, functie, titel, enz. mannelijke en vrouwelijke substantieven in de taal bestaan, dus niet bij zgn. gemeenslachtige (‘epicene’) substantieven als concierge en voor beroepen waar (nog) uitsluitend het mannelijke substantief gebruikt wordt als hoogleraarGa naar voetnoot7. Buiten deze gevallen is er wel genuscongruentie, wat een kenmerk is van nominale - en niet van adjectivische - constituenten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
4.Een sterk argument voor de stelling dat communist geen nominale constituent is, is het feit dat communist geen antecedent kan zijn van een betrekkelijke bijzin en geen adjectivische voorbepalingen kan hebben:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
5. GraadaanduidingenKraak en Klooster spreken niet over bepalingen van graad bij woorden als communist. Van den Toorn (1967, 203-5 en 1970, 34) daarentegen ziet in de mogelijkheid om dit soort constituenten te laten voorafgaan door zo, zo op en top, dermate een goede reden om communist op één lijn te plaatsen met ziek, achter, in z'n knollentuin. Voorbeelden hiervan zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij concludeert dat communist e.d. zich dus als echte adjectieven gedragen. Paardekooper (1971, 118) zegt dat er wel voorbepalingen mogelijk zijn als te veel, meer, te weinig, minder en genoeg en geeft als voorbeelden:
Meer en minder laat ik hier verder buiten beschouwing, omdat ze voor adjectieven en substantieven kunnen voorkomen. Te veel en te weinig daarentegen kunnen alleen voor substantieven (te veel geld, te veel bomen) en niet voor adjectieven (* te veel intelligent, * te veel sterk) gebruikt worden. Het bijwoord dat aangeeft dat een eigenschap ‘in hogere mate’ aanwezig is ‘dan wenselijk of behoorlijk is’ (Van Dale) is te en dit bijwoord is nu precies bij woorden als communist uitgesloten:
Paardekooper vermeldt ook genoeg als mogelijke voorbepaling, wat eerder een substantivisch kenmerk zou zijn (genoeg geld, * genoeg rijk), maar dat lijkt me een vergissing te zijn. Vergelijk:
Graadaanduidingen wijzen in elke geval niet ondubbelzinnig in de richting van een adjectivische constituent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
6.Kraak en Klooster bespreken ook de volgende zinnen met als:
Ze doen opmerken dat hij en Christen in (16)b geen gelijkwaardige constituenten zijn en dat Christen daar dus ook geen nominale constituent is. Op het eerste gezicht is dat een uiterst bevredigende conclusie: Christen is een NC noch in Hij is Christen, noch in Hij deed het als Christen. Het is echter niet zo evident. In de eerste plaats is er de toch enigszins verbazende vaststelling dat geen ‘echte’ adjectivische constituent na als kan voorkomen, b.v. in de volgende zinnen (18 en 19 naar Den Hertog):
Anderzijds is er ook de volgende moeilijkheid. Bepalingen van gesteldheid met als worden beschouwd als afgeleide structuren, m.a.w. in de dieptestructuur treden ze op als predicaatsnomen (Van Dort-Slijper, 1971, 46); Het is dan ook normaal dat Christen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
(van Hij is Christen) dezelfde vorm behoudt in (16)b. Maar naast (16)b hebben we ook
Echte Amsterdammer en mijn broer zijn volgens Kraak en Klooster dus geen gelijkwaardige constituenten, echte Amsterdammer kan niet voorkomen in de sub 1 genoemde functies. Is het dan eveneens een adjectivische constituent? Een adjectivische constituent die afgeleid is van een nominale constituent, die een adjectivische voorbepaling bevat (echte) en antecedent zou kunnen zijn van een betrekkelijke bijzin? Of is het een NC gebleven? Maar als echte Amsterdammer in (22), en ook muggezifter en dief in (20) en (21) nominale constituenten gebleven zijn, dan houdt dat op zijn minst in, dat noch het criterium van de (on)gelijkwaardigheid noch het functionele criterium dat we onder 1. besproken hebben, algemene geldigheid heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
7. NegatieMattens (1970) - en voor hem reeds Boone (1963) - heeft gewezen op het feit dat men, als woorden als communist adjectivische constituenten waren, zou verwachten dat de ontkenning niet zou zijn. De ontkenning met geen in:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
8. NevenschikkingNevenschikking is in principe alleen mogelijk tussen gelijkwaardige constituenten. Uit de onmogelijkheid van
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
concludeert Paardekooper (1971, 118) dan ook dat de twee types (zonder lidwoord/ met lidwoord) ‘daarmee ook hun grote verschillen (bewijzen)’. Met de nevenschikking moet men echter heel voorzichtig zijn, want het volstaat niet dat de twee nevengeschikte constituenten gelijkwaardig zijn, ze moeten ook nog een zekere semantische compatibiliteit bezitten (wat in 24. zeker niet het geval is). Bovendien moet men precies weten wat men onder gelijkwaardigheid verstaat. Als functionele gelijkwaardigheid volstaat, hier dus het predicaatsnomen-zijn, dan kan dit criterium niet dienen om nominale en adjectivische predicaatsnomina te onderscheiden. De volgende zinnen werden door de meeste informanten die ik daaromtrent ondervraagd heb, als correct beschouwd:
In een ander opzicht zijn nevenschikkende constructies misschien interessanter. In
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
9. PronominaliseringVan Langendonck (1972, 40) vergelijkt de volgende zinnen
De verschillende vorm van pronominalisering bewijst dus alleen dat de relatie tussen onderwerp en predicaatsnomen anders is in (30) - en in (33) - dan in (32). | ||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieHet feit dat een dief, de directeur in Jan is een dief, Jan is de directeur nominale constituenten zijn, wordt door niemand betwist. De vraag is: welk type constituent is | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
communist in Jan is communist. Er zijn drie mogelijkheden die ik achtereenvolgens bespreek: a. Communist is een adjectivische constituent, die gevormd wordt door het adjectief communist. Deze mogelijkheid moet m.i. verworpen worden, om de volgende redenen. In het lexicon zouden honderden (duizenden?) items die reeds tot de woordsoort ‘nomen’ behoren, daarnaast ook adjectief zijn: arts, leraar, lerares, communist (n.b. naast communistisch), optimist (naast optimistisch), vader, grootvader, lid, Turk (naast turks), Amsterdammer (naast amsterdams), enz.Ga naar voetnoot9 Al die adjectieven zouden de morfologische valentie (-e, -s, trappen van vergelijking) en ook een deel van de syntactische valentie van ‘echte’ adjectieven missen (ze kunnen b.v. niet als bijvoeglijke bepaling bij een zelfstandig naamwoord optreden). b. Communist is een adjectivische constituent die bestaat uit het nomen communist predicaatsnomen, bijstelling en bepaling van gesteldheid kan zijn (dat zijn, n.b., verklaring in zou kunnen vinden voor de adjectivische en de nominale kenmerken van deze constituenten. Maar: - het volstaat niet een beschrijfregel in de grammatica in te bouwen die AdjC o.a. herschrijft als N, want niet elk N met de functie predicaatsnomen is een AdjC (in dat is Jan, het is wijn, enz. zijn Jan en wijn nomina én nominale constituenten); m.a.w. we zouden een herschrijfregel nodig hebben die specificeert welke nomina wel (b.v. advocaat) en welke niet (b.v. dief) in aanmerking komen voor de te herschrijven constituent; - deze herschrijfregel zou alleen gemotiveerd worden door het optreden van nomina zonder lidwoord als predicaatsnomen (plus afgeleide functies en structuren), wat m.i. strijdig is met het principe dat categoriesymbolen soorten woordgroepen specificeren en niet functioneel gekenmerkte constituenten; - afgeleide functies voor adjectivische predicaatsnomina zijn b.v. bijstelling, bepaling van gesteldheid, bijvoeglijke bepaling; het is opvallend dat het type communist predicaatsnomen, bijstelling en bepaling van gesteldheid kan zijn (dat zijn, n.b., ook mogelijke functies van nominale constituenten) maar niet bijvoeglijke bepaling en dat het als bepaling van gesteldheid voorkomt in constructies waar het samenvalt met of lijkt op andere nominale constituenten en die uitgesloten zijn voor ‘adjectivische’ AdjC's. Om die redenen meen ik de voorkeur te moeten geven aan de derde mogelijkheid: c. Communist is dan én NC én nomen. Wat de grammatica in dat geval moet doen, is specificeren dat, als een NC predicaatsnomen isGa naar voetnoot10 en een nomen bevat dat bepaalde features heeft (telbaar, beroep-functie-nationaliteit, enz.), deze NC ofwel een persoon of een zaak aanduidt, ofwel meer de nadruk legt op het beroep, de functie, enz. In het tweede geval draagt de NC geen numeruskenmerk, krijgt hij geen lidwoord en kan hij geen antecedent zijn van een betrekkelijke bijzin. Het onderscheid persoon of zaak/beroep, functie, enz. moet in elk geval gemaakt worden, aangezien het ook de korte of de lange vorm van het adjectief (geen -e/wel -e) moet verklaren in | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
woordgroepen als een goed advocaat/een overtuigd communist/een goede jongen, enz. Voor de andere NC's zonder lidwoord (als echte Amsterdammer, te voet, koning en koningin, plaats maken voor,...) moeten op de gepaste plaatsen voorzieningen getroffen worden in de grammatica.
S. DE VRIENDT | ||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|